MASTERPROEF 2...by social networking platforms. The data obtained through the survey were analysed...

124
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in het Management en het Beleid van de Gezondheidszorg door Yentel Abbeloos; Emma Danneels; Dominique Vandijck en Melissa Desmedt Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Master of Science in het Management en het Beleid van de gezondheidszorg/masterjaar Academiejaar: 2017-2018 Student: Emma Danneels Aan De Bocht 20, 9840 De Pinte, Tel +32(0)496409644 Emma.Danneels@ Ugent.be Stamnummer: 01605375 Student: Yentel Abbeloos Guido Gezellestraat 7, 9880 Aalter, Tel +32(0)479/17.22.80 [email protected] Stamnummer: 01602666 Promotor: Prof. dr. Dominique Vandijck Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde UGent, De Pintelaan 185 P2, 9000 Gent, 09/332 50 47 [email protected] Copromotor: Dr. Melissa Desmedt Vakgroep Patiëntveiligheid, Gezondheidseconomie & Zorginnovatie Uhasselt Agoralaan, gebouw D BE- 3590 Diepenbeek [email protected] Aantal woorden: 16142 Sleuteltermen: systematische reviews, adverse drug event, adverse drug reaction, medication error, hospitalisatie, patiëntveiligheid, attitude, kennis, perceptie, rapporteren en verpleegkundigen Studielast: 350 uren MASTERPROEF 2 DE KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN TEN AANZIEN VAN MEDICATIEFOUTEN

Transcript of MASTERPROEF 2...by social networking platforms. The data obtained through the survey were analysed...

1

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in het Management en het Beleid van de

Gezondheidszorg door Yentel Abbeloos; Emma Danneels; Dominique Vandijck en Melissa Desmedt

Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen

Master of Science in het Management en het Beleid van de gezondheidszorg/masterjaar

Academiejaar: 2017-2018

Student: Emma Danneels

Aan De Bocht 20, 9840 De Pinte, Tel +32(0)496409644

Emma.Danneels@ Ugent.be

Stamnummer: 01605375

Student: Yentel Abbeloos

Guido Gezellestraat 7, 9880 Aalter, Tel +32(0)479/17.22.80

[email protected]

Stamnummer: 01602666

Promotor: Prof. dr. Dominique Vandijck

Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde UGent, De Pintelaan 185 P2, 9000 Gent,

09/332 50 47 [email protected]

Copromotor: Dr. Melissa Desmedt

Vakgroep Patiëntveiligheid, Gezondheidseconomie & Zorginnovatie Uhasselt Agoralaan, gebouw D BE-

3590 Diepenbeek

[email protected]

Aantal woorden: 16142

Sleuteltermen: systematische reviews, adverse drug event, adverse drug reaction, medication error,

hospitalisatie, patiëntveiligheid, attitude, kennis, perceptie, rapporteren en verpleegkundigen

Studielast: 350 uren

MASTERPROEF 2

DE KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN TEN

AANZIEN VAN MEDICATIEFOUTEN

2

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in het Management en het Beleid van de

Gezondheidszorg door Yentel Abbeloos; Emma Danneels; Dominique Vandijck en Melissa Desmedt

Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen

Master of Science in het Management en het Beleid van de gezondheidszorg/masterjaar

Academiejaar: 2017-2018

Student: Emma Danneels

Aan De Bocht 20, 9840 De Pinte, Tel +32(0)496409644

[email protected]

Stamnummer: 01605375

Student: Yentel Abbeloos

Guido Gezellestraat 7, 9880 Aalter, Tel +32(0)479/17.22.80

[email protected]

Stamnummer: 01602666

Promotor: Prof. dr. Dominique Vandijck

Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde UGent, De Pintelaan 185 P2, 9000 Gent,

09/332 50 47 [email protected]

Copromotor: Dr. Melissa Desmedt

Vakgroep Patiëntveiligheid, Gezondheidseconomie & Zorginnovatie Uhasselt Agoralaan, gebouw D BE-

3590 Diepenbeek

[email protected]

Aantal woorden: 16142

Sleuteltermen: systematische reviews, adverse drug event, adverse drug reaction, medication error,

hospitalisatie, patiëntveiligheid, attitude, kennis, perceptie, rapporteren en verpleegkundigen

Studielast: 350 uren

MASTERPROEF 2

DE KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN TEN

AANZIEN VAN MEDICATIEFOUTEN

3

Abstract

Introductie: Patiëntveiligheid is een belangrijke dimensie van kwaliteitsvolle zorg. Toch merken we

dat medicatiefouten nog vaak voorkomen. Jaarlijks zijn er een 150-tal doden door medicatiefouten te

betreuren. Incidenten worden nog te weinig gerapporteerd door verpleegkundigen.

Doelstelling: Deze duo masterproef onderzoekt de kennis, attitude en perceptie van

verpleegkundigen omtrent medicatiefouten.

Methodologie: Er werden cijfermatige gegevens verzameld aan de hand van een cross-sectioneel

surveyonderzoek. De deelnemers werden geselecteerd door middel van sociale netwerkplatformen.

De gegevens die verkregen werden door middel van de survey werden geanalyseerd in SPSS-versie

25. De Chi-kwadraattest werd uitgevoerd om de verbanden na te gaan tussen de variabele

tewerkstelling en de vragen over kennis, attitude en perceptie.

Resultaten: Er hebben 535 participanten deelgenomen aan de vragenlijst. Op basis van deze

vragenlijst komen volgende resultaten naar voor. Verpleegkundigen die medicatie aan de verkeerde

patiënt geven zijn voornamelijk tewerkgesteld in een universitair/algemeen ziekenhuis (38,5%) en de

ouderenzorg (38,5%). Ook de verpleegkundigen die een fout maakten bij het toedienen van medicatie

zijn voornamelijk tewerkgesteld in een universitair/algemeen ziekenhuis (39,4%) en de ouderenzorg

(31,5%). Er worden voornamelijk fouten gemaakt omwille van een hoge werkdruk in de ouderenzorg

(44,2%), thuiszorg (27,6%) en universitair/algemeen ziekenhuis (14,7%). Voornamelijk in een

algemeen/universitair ziekenhuis (29,1%), ouderenzorg (29,1%) en thuiszorg (27%) worden

medicatiefouten altijd gerapporteerd aan een collega. De betrokken patiënt/familieleden worden

zelden aangesproken in een universitair/algemeen ziekenhuis (57,1%) en ouderenzorg (25,4%).

Voornamelijk in een algemeen/universitair ziekenhuis (38%), ouderenzorg (33,3%) en thuiszorg

(20,4%) worden medicatiefouten altijd gerapporteerd in het incidentmeldsysteem. In de ouderenzorg

(30,4%) en thuiszorg (43,5%) wordt er meestal niet gereageerd door de leidinggevende(n). In een

algemeen/universitair ziekenhuis (42,5%) reageert de leidinggevende(n) door middel van een

gesprek met de betrokken medewerker. Voornamelijk in een universitair/algemeen ziekenhuis

(44,4%), ouderenzorg (25,7%) en thuiszorg (19%) is een meldsysteem aanwezig. Er is een procedure

voorhanden in de ouderenzorg (34,3%) en in universitair/algemeen ziekenhuis (30,6%). De procedure

wordt vooral gehanteerd in de ouderenzorg (35,9%) en universitair/algemeen ziekenhuis (28,3%).

Conclusie: Medicatiefouten komen frequent voor in iedere zorginstelling. We kunnen concluderen

dat er nog te weinig preventieve maatregelen voorhanden zijn. De meeste verpleegkundigen

beschikken over voldoende kennis omtrent patiëntveiligheid, toch rapporteren ze niet iedere

medicatiefout. Ook is er nog te weinig communicatie vanuit de organisatie over het

incidentmeldsysteem.

Aantal woorden: 16142

4

Abstract

Introduction: Patient safety is an important part of quality care. Unfortunately, we’ve noticed that

medication errors still occur frequently. Every year 150 people die because of medication errors.

Incidents are too few reported by nurses.

Aim: This duo master's thesis investigates the knowledge, attitude and perception of nurses towards

medication errors.

Methodology: Figures were collected using a cross-sectional survey. The participants were selected

by social networking platforms. The data obtained through the survey were analysed in SPSS version

25. The Chi square test was performed to investigate the relationships between employment and the

questions about knowledge, attitude and perception.

Results: 535 participants participated in the survey. The following results are presented by de results

of this survey.

Nurses who give medication to the wrong patient are mainly employed in a university/general hospital

(38.5%) and elderly care (38.5%). The nurses who made a mistake when administering medication

are also mainly employed in a university/general hospital (39.4%) and in care for the elderly (31.5%).

Mistakes are mainly causes by a high workload in elderly care (44.2%), home care (27.6%) and

university/general hospital (14.7%). In a general/university hospital (29.1%), elderly care (29.1%) and

home care (27%), medication errors are almost more often reported to a colleague. The patient/family

members are rarely addressed in a university/general hospital (57.1%) and elderly care (25.4%).

Mainly in a general/university hospital (38%), elderly care (33.3%) and home care (20.4%), medication

errors are reported in the incident reporting system. In older people's care (30.4%) and home care

(43.5%), the manager(s) do not respond often to a medication error. In a general/university hospital

(42.5%), the manager(s) shall respond by planning a conversation with the involved nurse. A reporting

system is mainly present in a university/general hospital (44.4%), care for the elderly (25.7%) and

home care (19%). A procedure is available for the care of the elderly (34.3%) and in

universities/hospitals (30.6%). The procedure is mainly used in elderly care (35.9%) and

university/general hospital (28.3%).

Conclusion: Medication errors occur frequently in every healthcare institution. We can conclude that

there are still too few preventive measures. Most nurses have sufficient knowledge of patient safety,

yet they don’t report every medication error. There is also still too little communication from the

organisation about the incident reporting system.

Number of words: 16142

5

Inhoudstabel

Woord Vooraf ............................................................................................................................. 10

Inleiding 11

Deel 1: Theoretische Kader ................................................................................................... 15

1.1 Theoretische kader: medicatiefouten ...................................................................... 15

1.1.1 Terminologische afbakening........................................................................................ 15

1.1.2 Human error problem .................................................................................................... 15

1.1.3 Swiss Cheese Model of system accidents ................................................................ 16

1.2 Theoretische kader: rapporteren van medicatiefouten .................................... 18

Deel 2: Systematische literatuurstudies ........................................................................... 21

Medicatiefouten in de ziekenhuissector: een systematische review van reviews21

2.1 Methode ............................................................................................................................... 21

2.1.1 Inclusiecriteria .................................................................................................................. 21

2.1.2 Data collectie ...................................................................................................................... 21

2.1.3 Data selectie en -analyse ............................................................................................... 22

2.1.4 Evaluatie literatuur .......................................................................................................... 23

2.1.5 Resultaten............................................................................................................................ 23

2.1.6 Kwaliteitsbeoordeling .................................................................................................... 24

2.1.7 Karakteristieken van de reviews ................................................................................ 25

2.2 Resultaten............................................................................................................................ 27

2.2.1 Adverse drug event (ADE) ............................................................................................ 27

2.2.2 Adverse drug reaction (ADR) ...................................................................................... 28

2.2.3 Medication error ............................................................................................................... 29

2.3 Conclusie .............................................................................................................................. 30

Attitude van verpleegkundigen ten opzichte van het rapporteren van

medicatiefouten: een systematische literatuurstudie ............................ 31

2.1 Methode ............................................................................................................................... 31

2.1.1 Inclusiecriteria .................................................................................................................. 31

2.1.2 Data collectie ...................................................................................................................... 31

2.1.3 Data selectie en analyse ................................................................................................. 32

6

2.1.4 Evaluatie literatuur .......................................................................................................... 32

2.1.5 Resultaten............................................................................................................................ 33

2.1.6 Kwaliteitsbeoordeling .................................................................................................... 33

2.1.7 Karakteristieken van de studies ................................................................................. 34

2.2 Resultaten............................................................................................................................ 35

2.2.1 Attitudes van verpleegkundigen ................................................................................ 35

2.2.2 Rapporteren van medicatiefouten ............................................................................. 35

2.2.3 Verschillen tussen artsen en verpleegkundigen .................................................. 36

2.2.4 Verschillen in leeftijd ...................................................................................................... 36

2.2.5 Belemmeringen voor rapporteren ............................................................................ 37

2.2.6 Facilitators voor rapporteren ...................................................................................... 37

2.2.7 Attitudes van verpleegkundigen ................................................................................ 38

2.3 Conclusie .............................................................................................................................. 39

Deel 3: Empirisch luik ............................................................................................................. 40

3.1 Probleem- en doelstelling/Vraagstelling ................................................................ 40

3.2 Onderzoeksmethode ....................................................................................................... 40

3.2.1 Design ................................................................................................................................... 40

3.2.2 Rekrutering van participanten .................................................................................... 41

3.2.3 Vragenlijst ........................................................................................................................... 41

3.2.4 Statistische analyse .......................................................................................................... 42

3.2.5 Ethische commissie ......................................................................................................... 43

3.3 Resultaten............................................................................................................................ 44

3.3.1 Kenmerken en omvang van de participanten ....................................................... 44

3.3.2 Medicatiefouten ................................................................................................................ 47

3.3.3 Kennis ................................................................................................................................... 51

3.3.4 Attitude ................................................................................................................................. 53

3.3.5 Perceptie .............................................................................................................................. 55

3.4 Discussie .............................................................................................................................. 57

3.5 Beperkingen ....................................................................................................................... 61

3.6 Toekomstig onderzoek ................................................................................................... 64

3.7 Conclusie .............................................................................................................................. 66

7

3.8 Implicaties voor de Management en/of Beleidspraktijk .................................. 68

3.9 Literatuurlijst ..................................................................................................................... 69

3.10 Bijlagen ................................................................................................................................. 78

8

Lijst van figuren

Figuur 1: Swiss Cheese Model (Reason, 2000) ......................................................... 177 Figuur 2: psychological framework on the factors influencing the willingness to report medical incidents (Desmedt Melissa, adapted from Pfeiffer et al. 2010) .................... 209 Figuur 3: geslacht ......................................................................................................... 43 Figuur 4: leeftijd ............................................................................................................ 43 Figuur 5: diploma .......................................................................................................... 44 Figuur 6: tewerkstelling ................................................................................................ 45 Figuur 7: afdeling .......................................................................................................... 45 Figuur 8: preventieve maatregelen ............................................................................... 47 Figuur 9: soort medicatiefout ........................................................................................ 47 Figuur 10: oorzaak medicatiefout ................................................................................. 48 Figuur 11: gevolg medicatiefout ................................................................................... 48 Figuur 12: klimaat ......................................................................................................... 49 Figuur 13: gevolg voor de verpleegkundige ................................................................. 49 Figuur 14: reactie leidinggevende(n) ............................................................................ 50 Figuur 15: potentiële oorzaken ..................................................................................... 51 Figuur 16: kennisvragen ............................................................................................. 552 Figuur 17: stellingen ..................................................................................................... 53 Figuur 18: incidentmeldingssysteem/procedure ........................................................... 53 Figuur 19: gebruik procedure ....................................................................................... 54 Figuur 20: belang voorkomen ....................................................................................... 55 Figuur 21: aandacht voor veiligheid .............................................................................. 55 Figuur 22: medicatiefouten ........................................................................................... 55 Figuur 23: gevoel bij medicatiefouten ........................................................................... 56 Figuur 24: PRISMA ...................................................................................................... 77 Figuur 25: Printscreen Pubmed .................................................................................... 78 Figuur 26: Vervolg ........................................................................................................ 78 Figuur 27: Printscreen Embase .................................................................................... 79 Figuur 28: Printscreen Web Of Science ....................................................................... 79 Figuur 29: Printscreen na invoegen referenties ............................................................ 80 Figuur 30: Printscreen verwijderen duplicaten.............................................................. 80 Figuur 31: PRISMA ...................................................................................................... 88 Figuur 32: Printscreen Embase .................................................................................... 89 Figuur 33: Printscreen Medline ..................................................................................... 89 Figuur 34: Printscreen endnote op basis titel ............................................................... 90 Figuur 35: Printscreen Endnote abstract ...................................................................... 90 Figuur 36: Printscreen Endnote fulltext ........................................................................ 91

9

Lijst van tabellen

Tabel 1: Kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde systematische reviews (1-7) a.d.h.v. AMSTAR 2 (Shea et al., 2017)……………………………………………………..81 Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde systematische reviews (8-15) a.d.h.v. AMSTAR 2 (Shea et al., 2017)……………………………………………………..83 Tabel 3: Karakteristieken van de geselecteerde reviews van de systematische literatuurstudie…………………………………………………………………………………84 Tabel 1: Overzicht geselecteerde studies…………………….…………………………….92 Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde artikels aan de hand van de Downs and Blacks Checklist……………………………………...………………………….94 Tabel 3: Overzicht gebruikte literatuur………………………………………………………97

Afkortingenlijst

ADE: Adverse Drug Event

ADR: Adverse Drug Reaction

IOM: Institute of Medicine

10

Woord Vooraf

In het kader van ons laatste jaar ‘Master in Management en Beleid van de

Gezondheidszorg’ aan de Universiteit Gent, hebben wij ervoor gekozen om een duo

masterproef te schrijven over de kennis, perceptie en attitude van verpleegkundigen ten

aanzien van medicatiefouten.

Het verwezenlijken van deze masterproef heeft ons geleerd hoe wij een thesis moeten

schrijven over een bepaald beleidsprobleem in de gezondheidszorg en hoe belangrijk

dergelijke studies zijn om in de praktijk tot een oplossing te komen.

Doordat wij een duo masterproef schreven, leerden we ook veel bij over “teamwork” en

het belang ervan.

Graag willen wij alle personen bedanken die ons gesteund en geholpen hebben bij het

verwezenlijken van onze thesis, in het bijzonder onze promotor prof. Dr. Dominique

Vandijck en copromotor dr. Melissa Desmedt.

Alsook willen wij alle kritische lezers van onze thesis bedanken.

Gent, 2018

Yentel Abbeloos

Emma Danneels

11

Inleiding

De Belgische gezondheidszorg staat bekend om haar goede toegankelijkheid. In de

Health Consumer Index (HCI) scoort België hierdoor een mooie 4de plaats. In deze HCI

worden Europese landen vergeleken op basis van onder meer wachttijden, resultaten en

toegankelijkheid (Health Consumer Index, 2016). Op vlak van preventie en resultaten

van behandelingen scoren we echter minder goed. Daarnaast wordt onze

gezondheidszorg geconfronteerd met enkele belangrijk uitdagingen, zoals het

waarborgen van kwaliteitsvolle en veilige zorg.

Met het verschijnen van de “Harvard Medical Practice Study” in 1991 en de rapporten

“To Err is Human” en “Crossing the Quality Chasm” van het Institute of Medicine in 1999

en 2001 is patiëntveiligheid internationaal een heel belangrijk onderwerp geworden. Zo

blijkt uit het rapport van het IOM dat er jaarlijks 44.000 tot 98.000 gehospitaliseerde

patiënten in de Amerikaanse ziekenhuizen overlijden ten gevolge van vermijdbare

incidenten. Bovendien krijgt 10% van de gehospitaliseerde patiënten te veel, te weinig of

de verkeerde zorg (Donaldson et al., 2000). Rekening houdend met het aantal

ziekenhuisopnames en bevolkingsgetallen, zouden er in België 4.000 vermijdbare

overlijdens voorkomen in de ziekenhuizen per jaar. Dit cijfer moet wel met enige

voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien het berekend is op basis van

Amerikaanse cijfers (Strategische Werkgroep voor Patiëntveiligheid van de Nationale

Begeleidingscommissie, 2007). Door genoemde publicaties werden ziekenhuizen,

beleidsmakers en zorgverleners zich ervan bewust dat de geleverde zorg niet altijd even

veilig is (Van Bogaert, 2003). Patiëntveiligheid is naast tijdigheid, bilijkheid, effectiviteit,

efficiëntie, patiëntgerichtheid, integratie en continuïteit een belangrijke dimensie van

kwaliteitsvolle zorg, (Donaldson, Corrigan, & Kohn, 2000). Zorgverleners en

zorginstellingen hebben als doel om kwalitatieve en dus ook veilige zorg te leveren

(Bering,2008). Volgens het Institute of Medicine Committee on Quality of Healthcare

wordt patiëntveiligheid omschreven als: “het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan

de patiënt toegebrachte lichamelijke schade en/of psychische schade die is ontstaan

door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door

tekortkoming van het zorgsysteem”. Het garanderen van veilige patiëntenzorg is

12

wereldwijd een uitdaging. Van de verschillende veiligheidsincidenten hebben

medicatiefouten het meeste invloed op de veiligheid van patiënten (Brady, Malone, &

Fleming, 2009). De National Coordinating Council for Medication Error Reporting and

Prevention definieert een medicatiefout als volgt: “een medicatiefout is elke vermijdbare

gebeurtenis die kan leiden tot onaangepast medicatiegebruik of letsel voor de patiënt

waarbij de medicatie onder controle is van de professional, de patiënt of de consument.

Zulke gebeurtenissen kunnen gerelateerd zijn aan professionele praktijken, producten,

of materialen, procedures en systemen, inbegrepen het voorschrijven, de

ordercommunicatie, de etikettering, verpakking, benaming, samenstelling of bereiding,

aflevering, distributie, toediening, opleiding, opvolging en gebruik” (Svitlica, Simin, &

Milutinovic, 2017).

In België zijn er jaarlijks zo’n 150-tal doden door medicatiefouten te betreuren. Nagenoeg

40% gebeurt tijdens de toediening van medicatie (UZ-magazine, 2014). In de literatuur

wordt de complexiteit en diversiteit van de oorzaken van medicatiefouten benadrukt.

Factoren die bijdragen tot medicatiefouten zijn talrijk en ontstaan door zowel individuele

als systeemproblemen. Deze problemen kunnen ontstaan door: medicatieafstemming,

soorten medicatieverdelingsystemen, kwaliteit van voorschriften en afwijkingen van

procedures, waaronder afleiding tijdens toediening, overmatige werkbelasting en kennis

van medicatie (Brady et al., 2009). Volgens Mayo en Duncan zijn de vijf meest

voorkomende oorzaken van medicatiefouten: moeilijk leesbaar handschrift van de arts,

afleiding, vermoeidheid, soortgelijke namen van geneesmiddelen en foutieve berekening

van de dosering (Jones & Treiber, 2010).

Medicatiefouten kunnen zowel voor de patiënt, de organisatie als voor de zorgverlener

directe en indirecte gevolgen hebben. Zo kunnen patiënten door medicatiefouten

complicaties opdoen die op hun beurt tot een langere hospitalisatieduur kunnen leiden

of in het ergste geval tot sterfte (Guchelaar et al., 2014). Indien er een medicatiefout

gemaakt werd, kan dit ook psychologische gevolgen hebben voor de zorgverleners, de

zogenaamde second victims (Brosens, 2015). Medicatiefouten zijn een significante

oorzaak van morbiditeit en mortaliteit bij gehospitaliseerde patiënten, die resulteren in

een kost (Brady et al., 2009). De gemiddelde kost per medicatiefout varieert tussen de

2,58 euro en 111.727,08 euro (Walsh et al., 2017). Medicatiefouten verhogen de kosten

13

voor de gezondheidszorg aanzienlijk, wat men, zeker in huidige budgettaire precaire

tijden, liever wenst te vermijden. Volgens onderzoek leidt een incident met schade tot

een meerkost van 5.600 euro per incident. Zo wordt de jaarlijkse meerkost van

vermijdbare schade geschat op minstens 1% van het volledige ziekenhuisbudget.

(Strategische Werkgroep voor Patiëntveiligheid van de Nationale

Begeleidingscommissie, 2007).

Verpleegkundigen moeten over voldoende theoretische en farmacologische kennis

beschikken om medicatiefouten te vermijden. Het is ook van belang dat

verpleegkundigen over genoeg informatie beschikken over zowel persoonlijke als

gezondheidsgerelateerde informatie van hun patiënten (Grandell-Niemi et al., 2001).

Deze competenties zijn van belang om de medicatie op een veilige en nauwkeurige

manier toe te dienen, om nevenwerkingen te evalueren en advies te geven aan patiënten

(Grandell-Niemi et al., 2006). Uit onderzoek blijkt dat onvoldoende kennis een belangrijke

oorzaak is van medicatiefouten. Er worden vaak fouten gemaakt bij accurate

berekeningen van medicatie en er is een gebrek aan farmacologische kennis (Grandell-

Niemi,2001).

Ziekenhuizen streven naar continue verbetering van de kwaliteitszorg en zorgverleners

worden dan ook aangespoord om (bijna-)incidenten te allen tijde te melden. Het is van

groot belang om medicatiefouten te melden, niet om de betrokken zorgverlener te

straffen, maar wel om de oorzaak van de fout te achterhalen en om na te gaan hoe een

eventuele herhaling voorkomen kan worden. Het voordeel van meldsystemen is dat

zowel zorgverleners als ziekenhuizen zelf moeten nadenken over de incidenten of bijna-

incidenten1 (Vincent, 2007). Op basis van de meldingen zorgt de organisatie voor

verbeteracties om gelijkaardige incidenten in de toekomst te vermijden (Medicatiefouten,

2014). Het rapporteren van incidenten is van groot belang om veiligere en dus ook

kwaliteitsvollere zorg te realiseren (Mayo & Duncan, 2004). De studie van Jones &

Treiber beschrijft de perceptie van verpleegkundigen over hoe en waarom

1 Een bijna-incident is elke onbedoelde gebeurtenis met kans op letsel aan de patiënt die tijdig werd

opgemerkt en gecorrigeerd voordat er schade ontstond aan de patiënt (Bering, 2008).

14

medicatiefouten optreden, alsook hun persoonlijke ervaring. Uit de resultaten blijkt dat

78% van de verpleegkundigen toegeven dat ze medicatiefouten maken. Echter, minder

dan 5% van de verpleegkundigen zou een medicatiefout rapporteren (Jones & Treiber,

2010).

Zoals eerder aangehaald komen medicatiefouten dus frequent voor in de ziekenhuizen

en worden deze nog te weinig gerapporteerd door verpleegkundigen. Bijgevolg werd een

duo thesis opgezet die gaat over de kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen

ten aanzien van medicatiefouten; metals onderzoeksvraag:

RQ: ‘Wat is de kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van

medicatiefouten?’.

Door middel van een vragenlijst werd de kennis, attitude en perceptie in kaart gebracht.

Deze vragenlijst werd verspreid via sociale netwerkplatformen. De doelpopulatie bestond

uit verpleegkundigen die tewerkgesteld zijn in diverse gezondheidszorgsettingen,

waaronder thuiszorg, ouderenzorg, geestelijke gezondheidszorg, algemeen/universitair

ziekenhuis, enz.

In deze duo thesis werd er door beide studenten een theoretisch kader over

medicatiefouten en over het rapporteren van medicatiefouten toegelicht. Als volgt,

werden er twee systematische literatuurstudies uitgevoerd. De eerste literatuurstudie is

een systematische review van reviews, die de incidentie van medicatiefouten in

ziekenhuizen in kaart brengt. Deze studie werd uitgewerkt door Yentel. De tweede

literatuurstudie is een systematische review die als doel heeft om de attitudes van

verpleegkundigen naar het rapporteren van medicatiefouten in kaart te brengen.

Zodoende kan worden ingespeeld op de onderliggende factoren waarom zorgverleners

al dan niet medische incidenten melden om zo de kwaliteit van zorg ook in de toekomst

te waarborgen. In deze review werd enkel gesproken over rapporteren in elektronische

meldsystemen, omdat dit systeem in bijna elk ziekenhuis in België wordt toegepast.

Vrijwillige, anonieme rapportagemethoden zijn ook moeilijk haalbaar in een op papier-

gebaseerd systeem. De tweede literatuurstudie werd uitgewerkt door Emma. Als laatste

deel volgt het empirisch luik. Hierin werd de probleemstelling, onderzoeksmethode,

15

resultaten en discussie toegelicht door beide studenten. Als laatste werden er ook enkele

aanbevelingen voor beleid/praktijk aan toekomstig onderzoek geformuleerd.

Deel 1: Theoretische Kader

1.1 Theoretische kader: medicatiefouten

1.1.1 Terminologische afbakening

Zoals eerder aangehaald wordt patiëntveiligheid volgens het Institute of Medicine

Committee on Quality of Healthcare omschreven als: “het (nagenoeg) ontbreken van (de

kans op) aan de patiënt toegebrachte lichamelijke schade en/of psychische schade die

is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners

en/of door tekortkoming van het zorgsysteem”.

De National Coordinating Council for Medication Error Reporting and Prevention

definieert een medicatiefout als volgt: “een medicatiefout is elke vermijdbare gebeurtenis

die kan leiden tot onaangepast medicatiegebruik of letsel voor de patiënt waarbij de

medicatie onder controle is van de professional, de patiënt of de consument. Zulke

gebeurtenissen kunnen gerelateerd zijn aan professionele praktijken, producten, of

materialen, procedures en systemen, inbegrepen het voorschrijven, de

ordercommunicatie, de etikettering, verpakking, benaming, samenstelling of bereiding,

aflevering, distributie, toediening, opleiding, opvolging en gebruik” (Svitlica, Simin, &

Milutinovic, 2017).

1.1.2 Human error problem

Human error wordt gedefinieerd als: “doing the wrong thing when meaning to do the right

thing” (Reason, 2000). Falen is menselijk en kan een grote bijdrage leveren tot medische

incidenten. Uit onderzoek blijkt dat gemiddeld 60 tot 80% van de fouten gerelateerd zijn

aan menselijk falen (Donaldson et al., 2000). Er zijn twee benaderingen voor human

error: de persoonsbenadering en de systeembenadering (Reason, 2000).

16

De persoonsbenadering focust zich op de individuele fouten van zorgverleners. Hierbij

vloeien de onveilige handelingen voort uit mentale oorzaken, zoals: vergeetachtigheid,

onoplettendheid, slechte motivatie, onzorgvuldigheid, nalatigheid en roekeloosheid. In de

gezondheidszorg wordt de verantwoordelijkheid van fouten meestal toegeschreven aan

het individu (Reason, 2000). De systeembenadering daarentegen gaat ervan uit dat

mensen nu eenmaal fouten maken. Er is dus de verwachting dat fouten kunnen optreden,

zelf in de beste organisaties. De fouten worden niet aanzien als een oorzaak, maar wel

als een gevolg. Bij het ontwikkelen van maatregelen ligt de focus op het veranderen van

de omstandigheden waarin mensen werken en niet op het veranderen van de menselijke

conditie. We moeten echter niet evolueren van een bestraffende naar een schuldenvrije

cultuur, maar wel naar een rechtvaardige cultuur. In deze rechtvaardige cultuur mogen

medewerkers niet gesanctioneerd worden, maar draagt men wel nog steeds een eigen

verantwoordelijkheid en wordt roekeloos gedrag (acohol- of druginname) niet getolereerd

(Reason, 2000).

1.1.3 Swiss Cheese Model of system accidents

Hoe ontstaan veiligheidsincidenten nu precies? Hoogtechnologische systemen hebben

veel defensieve lagen. Hun taak bestaat erin om potentiële slachtoffers en middelen te

beschermen tegen gevaren. Dit gebeurt meestal op een effectieve manier, maar er zijn

altijd zwakke punten. In een ideale wereld is iedere laag intact. In werkelijkheid is dit niet

het geval. De defensieve lagen zien eruit als plakken Zwitserse kaas met gaten in

(Reason, 2000). Deze gaten worden continu verplaatst en afgesloten. Een gaatje op zich

resulteert niet in een slechte uitkomst. Indien de gaten in de lagen op hetzelfde niveau

staan, dan is kans op een incident mogelijk. Het ontstaan van gaten in de defensieve

lagen gebeurt omwille van twee redenen: actieve fouten en latente condities. Merendeels

van de incidenten ontstaan door een combinatie van beiden.

Actieve fouten worden omschreven als: “De onveilige handelingen die door mensen

worden uitgevoerd, die in direct contact staan met de patiënt of het systeem”. De latente

condities worden omschreven als: “De onvermijdelijke inwendige pathogenen in het

systeem” (Reason, 2000).

17

Een voorbeeld uit de praktijk wordt gegeven om het ‘Swiss Cheese Model of system

accidents’ te illustreren.

Een 71-jarige vrouw krijgt per accident een anti-psychotische medicatie, die gegeven

wordt aan bipolaire of schizofreniepatiënten. Gedurende 3 maanden krijgt deze dame

anti-psychotische in plaats van haar anti-hypertensie medicatie toegediend. Er ontstaat

fysieke en psychologische schade, alsook ambulante stoornissen, tremors,

gemoedsstemmingen en persoonlijkheidsveranderingen. Ondanks dat verschillende

gezondheidszorgverleners haar behandelen, merkt niemand de symptomen op. Deze

fout is ontstaan op meerdere zorgniveaus: het voorschrijven, de apotheekafgifte, de

hospitalisatie en opeenvolgende poliklinische follow-up (Da Silva & Krishnamurthy,

2016).

Figuur 1: Swiss Cheese Model (Reason, 2000)

18

1.2 Theoretische kader: rapporteren van medicatiefouten

Meldsystemen zijn doeltreffende instrumenten om te leren uit medicatie-incidenten. Alle

incidenten en bijna-incidenten zouden gerapporteerd moeten worden om een optimale

zorg te bereiken (Brady et al., 2009; Harrison et al., 2014; Haw et al., 2014). Onderzoek

toont echter aan dat veel incidenten niet worden gemeld door zorgverleners. Medicatie-

incidenten worden door verpleegkundigen slechts in 37,4% à 67% van de gevallen

gemeld. Dit is dus nog steeds een uitdaging, want onderrapportage maakt het onmogelijk

om het proces achter medicatie-incidenten beter te analyseren en begrijpen (Vrbnjak,

Denieffe, O’Gorman & Pajnkihar, 2016). Daarnaast blijkt dat het merendeel van de

verpleegkundigen en artsen weet dat een meldsysteem bestaat (96,7%), maar slechts

80,8% van de verpleegkundigen en 53% van de artsen weet ook hoe ze het systeem

moeten gebruiken (AbuAlRub, Al-Akour, & Alatari, 2015). Verschillende factoren zorgen

ervoor dat zorgverleners incidenten niet melden. De belemmerende en ondersteunende

factoren werden door Pfeiffer et al. Samengevat. Er werd in de studie zowel gezocht naar

redenen waarom incidenten niet gerapporteerd worden als naar redenen waarom ze juist

wel gerapporteerd worden (Pfeiffer, Manser & Wehner, 2008).

Zowel individuele als organisatorische kenmerken kunnen een rol spelen in het al dan

niet rapporteren van incidenten. Een eerste individuele factor is rolidentiteit. De

zorgverlener neemt een bepaalde rol aan. Deze rolidentiteiten kunnen elkaar

tegenspreken, bijvoorbeeld: de algemene rolidentiteit van een zorgverlener suggereert

rapportage, maar de zorgverlener kan het gevoel hebben niet te mogen rapporteren,

omdat hij/zij zich toegewijd voelt en vreest voor de negatieve gevolgen voor zijn/haar

team. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de zorgverlener het incident niet rapporteert.

Een volgend kenmerk is foutoriëntatie. De (elektronische) meldsystemen2 zijn gericht op

het leren uit incidenten. De rapportage kan ook beïnvloed worden door de

positieve/negatieve houding van een persoon ten opzichte van het rapporteren van

incidenten. Drie kenmerken in de foutoriëntatie zijn belangrijk, namelijk:

1. De veronderstelling dat men kan leren van incidenten;

2 Elektronisch systeem waarin de zorgverleners incidenten kunnen melden

19

2. De neiging om incidenten al dan niet te verbergen;

3. De mate waarin iemand spanning waarneemt wanneer er incidenten optreden.

Ook organisatorische kenmerken kunnen een invloed uitoefenen op het al dan niet

rapporteren van incidenten door zorgverleners. Hier onderscheiden we psychologische

veiligheid, tolerantie van organisaties voor afwijkende meningen en de ondersteuningvan

het management met betrekking tot incidenten.

Psychologische veiligheid is de mate waarin het personeel zich voldoende ondersteund

voelt om fouten en ideeën te uiten. Ook de verwachting van een eerlijke behandeling

(tolerantie) bij het melden van een fout speelt hier een belangrijke rol. De mate waarin

de organisatie zich openstelt om te luisteren naar de mening van zorgverleners speelt

ook een rol in het rapporteergedrag. Meldsystemen bieden de mogelijkheid om

persoonlijke zorgen over veiligheidskwesties kenbaar te maken en kunnen dus dienen

als een formele afwijkingsprocedure.

Ook managementondersteuning in verband met patiëntveiligheid is een cruciale factor

bij het rapporteren van incidenten. Wanneer het management zich actief bezighoudt met

het verbeteren van patiëntveiligheid en het bevorderen van meldingen van incidenten,

heeft dit een positief effect op het rapporteren van incidenten (Pfeiffer et al, 2008).

Al deze individuele en organisatorische kenmerken oefenen een invloed uit op het

rapporteergedrag (Pfeiffer et al, 2008). Zorgverleners kunnen angst hebben voor de

negatieve gevolgen (bijvoorbeeld juridische sancties of ontslag) of om de schuld op zich

te krijgen. Het kan ook voorkomen dat de zorgverlener niet weet wat hij moet rapporteren,

of bijvoorbeeld geen tijd neemt om het incident te rapporteren, omdat hij het belang ervan

niet inziet.

20

Figuur 2: psychological framework on the factors influencing the willingness to report medical incidents (Desmedt Melissa, adapted from Pfeiffer et al. 2010)

21

Deel 2: Systematische literatuurstudies

Medicatiefouten in de ziekenhuissector: een systematische review

van reviews

2.1 Methode

Een systematische review van reviews volgens het Cochrane Handbook for Systematic

Reviews of Interventions (Higgins & Green, 2011). De review werd opgesteld volgens de

PRISMA checklist (Moher et al., 2015).

2.1.1 Inclusiecriteria

Enkel reviews in de Engelse taal die de incidentie van ‘adverse drug event’, ‘adverse

drug reaction’ en ‘medication error’ in de ziekenhuissector bestudeerden, werden

geïncludeerd. Er werden uitsluitend reviews na het jaar 2000 opgenomen.

2.1.2 Data collectie

Systematisch werd er gedurende week 40 in de elektronische databanken Medline,

Embase en Web Of Science gezocht naar systematische reviews aan de hand van

volgende zoekstring:

(((“Adverse Drug Event” OR “Medication Error” [Mesh]) AND Hospitalization [Mesh]) AND

Incidence [Mesh]).

22

2.1.3 Dataselectie en -analyse

De resultaten van bovenstaande zoekstrategie werden gescreend op basis van titel en

abstract. Vervolgens werden de reviews gescreend op basis van de full tekst. De reviews

die voldeden aan de inclusiecriteria werden geselecteerd voor verdere analyse. Ook

werden referentielijsten van de geselecteerde reviews gescreend. Bij de dataselectie en

-analyse werd gebruik gemaakt van de software voor referentiebeheer Endnote. Aan de

hand van de data abstraction form werd de data uit de studies gehaald. De data bestond

uit de incidentie van medicatiefouten (adverse drug reaction, adverse drug event en

medication error) bij gehospitaliseerde patiënten. Om homogeniteit te garanderen

worden de termen gedefinieerd. Een adverse drug reaction wordt gedefinieerd als: “Een

reactie op een geneesmiddel dat schadelijk en onbedoeld is en voorkomt bij dosissen

die normaal bij de mens worden gebruikt voor profylaxe, diagnose of behandeling van

ziekte of voor het aanpassen van de fysiologische functie” (Pintor-Marmol et al., 2012).

Een adverse drug event wordt gedefinieerd als: “Een letsel met betrekking tot het gebruik

van een geneesmiddel” (Pintor-Marmol et al., 2012). Een medication error wordt

gedefinieerd als: “Elke vermijdbare gebeurtenis die kan leiden tot onaangepast

medicatiegebruik of letsel voor de patiënt waarbij de medicatie onder controle is van de

professional, de patiënt of de consument. Zulke gebeurtenissen kunnen gerelateerd zijn

aan professionele praktijken, producten, of materialen, procedures en systemen,

inbegrepen het voorschrijven, de ordercommunicatie, de etikettering, verpakking,

benaming, samenstelling of bereiding, aflevering, distributie, toediening, opleiding,

opvolging en gebruik” (Pintor-Marmol et al., 2012). Figuur 24: PRISMA geeft een

schematisch overzicht van het selectieproces aan de hand van het Prisma Flow Diagram

(Moher et al., 2015).

23

2.1.4 Evaluatie literatuur

Voor het evalueren van de systematische reviews werd er geopteerd om de vernieuwde

AMSTAR (= Assessing the Methodological Quality of Systematic Reviews) tool te

gebruiken, namelijk AMSTAR 2 (AMSTAR 2, 2017). Er werden 15 systematische reviews

gelezen en kritisch beoordeeld aan de hand van 16 vragen. Enkele voorbeelden van de

vragen zijn: Bevatten de onderzoeksvraag en de inclusiecriteria de componenten van

PICO? Hebben de auteurs gebruik gemaakt van een uitgebreide zoekstrategie? Werd

de studieselectie in tweevoud uitgevoerd? Deze tool geeft geen score, waardoor de

onderzoeker zelf bepaalt of de systematische review voldoet. De AMSTAR tool is moeilijk

toe te passen bij narratieve reviews, aangezien de tool enkel gebruikt kan worden bij

systematische reviews. Hierdoor werd één review niet beoordeeld (Davies, Green,

Mottram, & Pirmohamed, 2007).

2.1.5 Resultaten

Het doorzoeken van de databanken PubMed, Embase en Web Of Science leverde

respectievelijk 264, 96 en 60 reviews op (n = 420). De duplicaten (n = 14) werden

verwijderd aan de hand van de functie ‘show duplicates’ op de software voor

referentiebeheer Endnote. Het screenen op basis van titel en abstract, resulteerde in een

exclusie van 381 reviews. Het screenen van de referentielijsten resulteerde in geen

nieuwe reviews. Er werden 9 reviews geëxcludeerd. Op basis van de full tekst 6, waarvan

2 omdat dit reviews waren over een medicatiefout in de gemeenschap met als gevolg

een hospitalisatie en 4 omdat het medical record reviews waren. Daarnaast werden er 3

geëxcludeerd doordat er geen full tekst beschikbaar was. Uiteindelijk werden 16 reviews

weerhouden in deze systematische review. Waarvan 1 narratieve review en 15

systematische reviews.

24

2.1.6 Kwaliteitsbeoordeling

Tabellen 1 en 2 bevatten de kwaliteitsbeoordeling van alle geïncludeerde reviews. De

methodologische kwaliteitsbeoordeling van de reviews was relatief gelijklopend. De

onderzoeksvraag werd bij geen enkele review in vraagvorm weergegeven (item 1). In

iedere review werd aangegeven welke studiedesigns er in de review werden opgenomen

(item 3), maar zelden werd aangegeven waarom (da Silva & Krishnamurthy, 2016;

Kongkaew, Noyce, & Ashcroft, 2008; Miguel, Azevedo, Araujo, & Pereira, 2012).

Bij merendeel van de reviews werd er een gedeeltelijke uitgebreide zoekstrategie

gebruikt. Hiermee wordt bedoeld dat er door middel van een zoekstrategie minstens twee

databanken geraadpleegd worden en dat er een taal of jaartal ingesteld wordt. (item 4)

(Alhawassi, Krass, Bajorek, & Pont, 2014; Baehr, Pena, & Hu, 2015; Boeker et al., 2013;

Bouvy, De Bruin, & Koopmanschap, 2015; Cano & Rozenfeld, 2009; Clavenna & Bonati,

2009b; da Silva & Krishnamurthy, 2016; Impicciatore et al., 2001; Kongkaew et al., 2008;

Lewis et al., 2009; Martins, Giordani, & Rozenfeld, 2014; Patel & Patel, 2016; Roughead,

Semple, & Rosenfeld, 2016; Smyth et al., 2012). Bij iedere review werden referentielijsten

handmatig bekeken (item 4). Ook werden het aantal en de reden van geëxcludeerde

artikels aangegeven. Doch werd hier bijna

altijd negatief op gescoord aangezien de artikels niet opgesomd werden (item 7). Slechts

één review scoorde hier positief op (Miguel et al., 2012).

Drie reviews hebben het aantal geïncludeerde studies in detail beschreven (item 8)

(Lewis et al., 2009; Miguel et al., 2012; Smyth et al., 2012). Bij merendeel van de reviews

wordt er niets vermeld over bias. Vaak wordt het niet letterlijk beschreven in de review,

waardoor dit moeilijk te interpreteren is voor de lezer (item 9, 12,13 en 15) (Baehr et al.,

2015; Boeker et al., 2013; Bouvy et al., 2015; Cano & Rozenfeld, 2009; Clavenna &

Bonati, 2009b; da Silva & Krishnamurthy, 2016; Impicciatore et al., 2001; Kongkaew et

al., 2008; Lewis et al., 2009; Martins et al., 2014; Patel & Patel, 2016; Roughead et al.,

2016).

Een systematische review met een meta-analyse werd kwalitatief beter beoordeeld dan

een systematische review zonder. Er werd vaak op item 11, 12 en 15 negatief gescoord,

omdat deze vragen enkel van toepassing zijn indien het een meta-analyse betreft. Bij

deze items wordt er gepeild naar de impact van bias op de resultaten, naar de impact

25

van publication bias en of er gebruik gemaakt wordt van methoden voor statistische

doeleinden. Slechts vier reviews scoorden positief (Impicciatore et al., 2001; Martins et

al., 2014; Miguel et al., 2012; Patel & Patel, 2016). Op item 16 werd telkens negatief

gescoord. Hierbij werd er gepeild naar het rapporteren van potentiële bronnen van

belangenconflicten, inclusief financiering voor het uitvoeren van de review.

Aangezien de 15 reviews als voldoende kwalitatief werden beoordeeld, werden er geen

reviews geëxcludeerd.

2.1.7 Karakteristieken van de reviews

De karakteristieken van de studies worden beschreven in tabel 3. De meerderheid van

de studies die geïncludeerd werden in de reviews werden uitgevoerd buiten Europa, met

name in: Verenigde Staten (Alhawassi et al., 2014; Baehr et al., 2015; Boeker et al.,

2013; Cano & Rozenfeld, 2009; da Silva & Krishnamurthy, 2016; Impicciatore et al., 2001;

Martins et al., 2014; Miguel et al., 2012; Smyth et al., 2012), Chili (Impicciatore et al.,

2001), Noorwegen (Bouvy et al., 2015; Clavenna & Bonati, 2009b; Kongkaew et al.,

2008; Miguel et al., 2012), Australië (Kongkaew et al., 2008; Lewis et al., 2009; Martins

et al., 2014; Miguel et al., 2012; Roughead et al., 2016), Canada (Alhawassi et al., 2014;

Cano & Rozenfeld, 2009; Kongkaew et al., 2008; Lewis et al., 2009; Martins et al., 2014),

Canarische Eilanden (Kongkaew et al., 2008), Sri Lanka (Kongkaew et al., 2008),

Zwitserland (Bouvy et al., 2015; Cano & Rozenfeld, 2009; Kongkaew et al., 2008; Miguel

et al., 2012), India (Cano & Rozenfeld, 2009; Kongkaew et al., 2008; Lewis et al., 2009;

Martins et al., 2014; Miguel et al., 2012; Patel & Patel, 2016; Smyth et al., 2012),

Verenigde Arabische Emiraten (Cano & Rozenfeld, 2009), Brazilië (Cano & Rozenfeld,

2009; Clavenna & Bonati, 2009b), Colombia (Cano & Rozenfeld, 2009; Martins et al.,

2014; Miguel et al., 2012), Zuid-Korea (Cano & Rozenfeld, 2009), Iran (Cano &

Rozenfeld, 2009; Martins et al., 2014; Miguel et al., 2012; Smyth et al., 2012), Noorwegen

(Bouvy et al., 2015; Clavenna & Bonati, 2009b; Kongkaew et al., 2008; Miguel et al.,

2012), Nigeria (Clavenna & Bonati, 2009b), Israël (Lewis et al., 2009), Thailand (Lewis

et al., 2009), Uruguay (Martins et al., 2014; Smyth et al., 2012), Japan (Alhawassi et al.,

2014; Boeker et al., 2013), China (Alhawassi et al., 2014), Mexico (Martins et al., 2014)

en Nieuw-Zeeland (Martins et al., 2014). De overige studies werden in Europa

26

uitgevoerd, met name in: Verenigd Koninkrijk (Alhawassi et al., 2014; Bouvy et al., 2015;

Cano & Rozenfeld, 2009; Davies et al., 2007; Impicciatore et al., 2001; Martins et al.,

2014; Smyth et al., 2012), Ierland (Alhawassi et al., 2014), Spanje (Boeker et al., 2013;

Bouvy et al., 2015; Cano & Rozenfeld, 2009; Impicciatore et al., 2001; Kongkaew et al.,

2008; Lewis et al., 2009; Martins et al., 2014; Miguel et al., 2012; Smyth et al., 2012),

Denemarken (Kongkaew et al., 2008; Lewis et al., 2009), Duitsland (Bouvy et al., 2015;

Cano & Rozenfeld, 2009; Clavenna & Bonati, 2009b; Kongkaew et al., 2008; Martins et

al., 2014; Miguel et al., 2012; Smyth et al., 2012), Zweden (Alhawassi et al., 2014;

Kongkaew et al., 2008), Frankrijk (Alhawassi et al., 2014; Bouvy et al., 2015; Cano &

Rozenfeld, 2009; Clavenna & Bonati, 2009a,

2009b; Kongkaew et al., 2008; Lewis et al., 2009; Martins et al., 2014; Miguel et al.,

2012), Italië (Alhawassi et al., 2014; Bouvy et al., 2015; Kongkaew et al., 2008),

Nederland (Bouvy et al., 2015; Lewis et al., 2009; Martins et al., 2014; Miguel et al.,

2012), Kroatië (Lewis et al., 2009), België (Alhawassi et al., 2014; Lewis et al., 2009;

Miguel et al., 2012), Slowakije (Alhawassi et al., 2014) en Roemenië (Bouvy et al., 2015;

Martins et al., 2014).

De oudste review dateert van 2001 (Impicciatore et al., 2001) en de meest recente van

2016 (da Silva & Krishnamurthy, 2016). De studies die werden opgenomen in de

verschillende reviews dateren van 1973 (Impicciatore et al., 2001) tot 2014 (Patel & Patel,

2016).

Deze systematische review van reviews includeerde één narratieve review (Davies et al.,

2007) en 15 systematische reviews (Alhawassi et al., 2014; Baehr et al., 2015; Boeker

et al., 2013; Bouvy et al., 2015; Cano & Rozenfeld, 2009; Clavenna & Bonati, 2009b; da

Silva & Krishnamurthy, 2016; Impicciatore et al., 2001; Kongkaew et al., 2008; Lewis et

al., 2009; Martins et al., 2014; Miguel et al., 2012; Patel & Patel, 2016; Roughead et al.,

2016; Smyth et al., 2012). Van de 15 systematische reviews waren er vier met meta-

analyse (Impicciatore et al., 2001; Martins et al., 2014; Miguel et al., 2012; Patel & Patel,

2016).

Het aantal geïncludeerde studies in de verschillende reviews varieerden van 6 (Clavenna

& Bonati, 2009b) tot 63 studies (Lewis et al., 2009). Iedere studie werd uitgevoerd bij

gehospitaliseerde patiënten (ouderen, volwassenen, chirurgische volwassenen,

27

intensieve patiënten, kinderen, Aziaten/zwarten/blanken en acute patiënten) in een

ziekenhuis.

2.2 Resultaten

2.2.1 Adverse drug event (ADE)

2.2.1.1 Algemene incidentie

De algemene incidentie van een ADE bij gehospitaliseerde patiënten varieert tussen

1.6% en 58.5%.

De incidentie van een ADE varieert echter sterk per review. Uit de systematische review

van Cano & Rozenfeld blijkt dat de incidentie van ADE varieert tussen 1.6% en 41.4% of

van 1.7 tot 51.8 events per 100 opnames (Cano & Rozenfeld, 2009). Uit een meta-

analyse (Martins et al., 2014) van 25 observationele studies bij volwassen

gehospitaliseerde patiënten komen dan weer volgende cijfers naar voor: 4.4 ADEs per

100 patiënten ligdagen, 3.6 ADEs per 100 patiënten en 8.5 ADEs per 100 patiënten

(Martins et al., 2014). Baehr et al. onderzocht de ras en etnische ongelijkheden bij ADEs.

Hieruit blijkt dat Aziaten een hoger risico hebben op een anticoagulantia ADE, patiënten

met een donkere huidskleur hebben meer risico op diabetica ADEs en blanken worden

meer geconfronteerd met opioïde ADEs (Baehr et al., 2015).

2.2.1.2 Incidentie naargelang chirurgische en niet-chirurgische patiënten

De incidentie bij chirurgische patiënten varieert tussen 2.0 en 27.7 ADEs per 100

opnames, tussen 4.7 en 8.9 per 1000 patiënten ligdagen of 8.9% van de patiënten. Bij

niet-chirurgische patiënten varieert de incidentie tussen 3.1 en 32.9 per 100 opnames,

tussen 3.1 en 32.9 per 1000 patiënten ligdagen of 11.6% van de patiënten. De incidentie

van ADE is significant hoger bij niet-chirurgische dan bij chirurgische patiënten (Boeker

et al., 2013).

28

2.2.2 Adverse drug reaction (ADR)

2.2.2.1 Algemene incidentie

De algemene incidentie van een ADR bij gehospitaliseerde patiënten varieert tussen

0.16% en 28.26%.

Ook bij ADR varieert de incidentie van een ADR sterk per review. Uit de narratieve review

van Davies et al. blijkt dat 6.5% van de gehospitaliseerde patiënten een ADR betreuren

(Davies et al., 2007). Uit een review van Europese studies blijkt daarentegen dat de ADR

gemiddeld 10.1% bedraagt (Bouvy et al., 2015) en uit een review van prospectieve

observationele studies blijkt dat de prevalentie varieert tussen 0.16% en 15.7%, met een

gemiddelde van 5.3% (Kongkaew et al., 2008). Uit een systematische review van

prospectiestudies in ziekenhuizen te India blijkt dan weer een gemiddelde van 6.34%.

De incidentie varieerde tussen 1.45% en 28.26%. Uit een systematische review van

studies over de ouderenpopulatie in de acute zorg blijkt dat de prevalentie van ADRs

11.5% is (Alhawassi et al., 2014). De meta-analyse van Miguel et al. rapporteerde dat bij

16.88% van de gehospitaliseerde patiënten een ADR ontstaat en dit met een

betrouwbaarheidsinterval van 13.56% en 20.21% (Miguel et al., 2012).

Huid en gastro-intestinale systemen waren de meest getroffen organen en antibiotica

werd het meest geassocieerd met een ADR (Clavenna & Bonati, 2009b). Volgens Smyth

et al. zijn anti-infectie en anti-epileptica medicatie het meest geassocieerd met ADRs

(Smyth et al., 2012). Bij minder dan 0.5% van de gehospitaliseerde patiënten resulteert

een ADR in een overlijden (Bouvy et al., 2015). Volgens Patel et al. overlijden 0.08% van

de patiënten ten gevolge van een ADR (Patel & Patel, 2016). In de Verenigde Staten

betreuren 0.32% van de patiënten een fatale ADR (Davies et al., 2007). De algemene

incidentie van een fatale ADR bij gehospitaliseerde patiënten varieert dus tussen 0.08%

en 0.5%.

29

2.2.2.2 Incidentie bij kinderen

De algemene incidentie van een ADR bij gehospitaliseerde kinderen varieert tussen

0.53% en 16.8%.

Uit onderzoek blijkt dat ADR ook een significant probleem zijn bij kinderen (Impicciatore

et al., 2001). Volgens een narratieve review zou bij 9.53% van de gehospitaliseerde

kinderen een ADR te betreuren zijn (Davies et al., 2007). Uit de meta-analyse van

Impicciatore et al. blijkt ook een incidentie van 9.53%. De meta-analytische regressie

geeft bovendien het verband weer tussen de blootstelling aan medicatie en de incidentie

van ADR weer. De regressiecoëfficiënt was 0.017, wat wijst op een toename van 1.7

ADRs per extra medicijn (Impicciatore et al., 2001). Een andere review geeft een

incidentie van 10.9% aan (Clavenna & Bonati, 2009b). Uit de systematische review van

Smyth et al. blijkt dat de incidentie varieert tussen 0.6% en 16.8% (Smyth et al., 2012).

Tot slot blijkt uit een onderzoek van verschillende pediatrische afdelingen verspreid over

Europa dat veel kinderen medicatie toegediend krijgen die niet gelabeld zijn voor

kindergebruik (Impicciatore et al., 2001).

2.2.3 Medication error

2.2.3.1 Algemene incidentie

De algemene incidentie van een medication error bij gehospitaliseerde patiënten varieert

tussen 7% en 30%, naargelang het soort medicatiefout.

Ook bij medication error varieert het aantal per review. Uit een review van da Silva &

Krishnamurthy blijkt dat de gemiddelde gehospitaliseerde patiënt op z’n minst één

medicatiefout per dag betreurt en bij ontslag betreuren minstens 30% van de patiënten

één medicatiefout. Ook blijkt dat het risico groter is bij medicatie zoals anticoagulantia,

opioïden, insuline en antidiabeticum (da Silva & Krishnamurthy, 2016). Ook werden

medicatiefouten meer betreurd bij volwassenen dan bij kinderen (Lewis et al., 2009). Een

andere review in de acute zorg geeft aan dat er meestal twee fouten ontstaan per drie

patiënten op moment van opname. Ook blijkt dat voorschrijffouten meer dan één keer

voorkomen per patiënt. Roughead et al. suggereert dat er rond de 9% fouten optreden

30

bij medicatietoediening en dat er op het moment van ontslag meer dan twee fouten per

patiënt voorkomen in de ontslagmedicatie (Roughead et al., 2016).

Een incorrecte dosering was de meest voorkomende medicatiefout. De meesten werden

gemaakt met antimicrobiële medicatie en kwamen meer voor bij volwassenen dan bij

kinderen (Lewis et al., 2009).

2.3 Conclusie

Deze systematische review van reviews toont aan dat de incidentie van medicatiefouten

(adverse drug event, adverse drug reaction en medication error) bij gehospitaliseerde

patiënten in de ziekenhuissector varieert tussen respectievelijk 1.6% - 58.5%, 0.16% -

28.26%, 0.53% - 16.8% en 7% - 30%.

De incidentie van fatale medicatiefouten varieert tussen 0.08% en 0.5%. Medicatiefouten

komen meer voor bij volwassenen dan bij kinderen. Ook is de incidentie hoger bij niet-

chirurgische dan bij chirurgische patiënten. De meest voorkomende medicatiefouten zijn

gerelateerd aan antibiotica, anti-infectie en anti- epileptica. Een incorrecte dosering met

antimicrobiële medicatie is de meest voorkomende fout. De resultaten van de

systematische review tonen aan dat medicatiefouten in de ziekenhuissector frequent

voorkomen en de incidentie ervan vermoedelijk verder zal stijgen door onder meer de

stijgende levensverwachting, de vergrijzing, het aantal toenemende chronische patiënten

en de daaraan gekoppelde verschuiving naar een transmurale focus.

31

Attitude van verpleegkundigen ten opzichte van het rapporteren van

medicatiefouten: een systematische literatuurstudie

2.1 Methode

Er werd systematische review uitgevoerd volgens het Cochrane Handbook for

Systematic Reviews of Interventions (Higgins & Green, 2011) . De review werd nadien

opgesteld volgens de PRISMA checklist (Moher et al., 2015).

2.1.1 Inclusiecriteria

Het afbakenen van het aantal zoekresultaten gebeurde door het toevoegen van twee

exclusiecriteria in elke databank. Deze exclusiecriteria waren datum & taal. Er werd

gekozen om enkel recente artikels, vanaf het jaar 2012, te includeren. De mogelijkheid

om de incidenten digitaal te melden bestaat ook slechts enkele jaren. Gezien de

populariteit van het topic, bracht dit geen problemen met zich mee en werden er nog

steeds ruim voldoende artikels gevonden. Bovendien werden er ook enkel Engelstalige

artikels geïncludeerd om verkeerde interpretaties door taal tegen te gaan.

2.1.2 Data collectie

Bij het zoeken naar geschikte literatuur werd gebruik gemaakt van de wetenschappelijke

databanken: Embase, Medline en Web of Science. Volgende zoekstring werd

gehanteerd: “medical errors”[MeSH] OR “medication error” [MeSH] AND “hospital” OR

“Hospitalization” [MeSH] OR “inpatient care” OR “secondary care” AND “nurses” AND

"reporting medication error" OR "reporting medical error"[MeSH] AND “attitude” [MeSH].

32

2.1.3 Data selectie en analyse

De resultaten van bovenstaande zoekstrategie werden gescreend op basis van titel en

abstract (Figuur 34: Printscreen endnote op basis titel; Error! Reference source not

found.). Vervolgens werden de artikels gescreend op basis van de full tekst (Error!

Reference source not found.). De papers die voldeden aan de inclusiecriteria, werden

geselecteerd voor verdere analyse. Ook werden referentielijsten van de geïncludeerde

artikels gescreend. Bij de dataselectie en -analyse werd gebruik gemaakt van de

software voor referentiebeheer Endnote. Aan de hand van een data abstraction form

werd volgende data uit de artikels gehaald: (1) karakteristieken van de studies (namelijk:

landen, methodologie, sample size, …) en (2) resultaten van de studies (namelijk:

attitudes, obstakels voor het melden en de verschillen tussen de zorgverleners onderling

uit de studies gehaald). Figuur 31: PRISMA geeft een schematisch overzicht van het

selectieproces aan de hand van het PRISMA Flow Diagram (Moher et al., 2015).

2.1.4 Evaluatie literatuur

Voor de methodologische kwaliteitsbeoordeling van de individuele artikels werd gebruik

gemaakt van de Downs and Black checklist (Downs, & Black, 1998). In deze checklist

worden 27 kwaliteitscriteria gebruikt waarop elk artikel beoordeeld wordt. Enkele

voorbeelden hiervan zijn: “werden de belangrijkste resultaten van de studie duidelijk

omschreven in het abstract of in de methodesectie?”, “werd er gebruik gemaakt van

randomisatie om de participanten toe te wijzen aan een interventiegroep?”, en “waren de

deelnemers van de studie representatief ten opzichte van de populatie waar men een

uitspraak over wilde doen?”. Deze 27 criteria werden gescoord op een nominale schaal

(ja, nee, niet mogelijk om te bepalen). Studies met een score hoger dan 20 worden als

‘goed’ beschouwd, met een score tussen 15 en 19 als ‘behoorlijk’ en met een score onder

14 als ‘voldoende’ (Kennely, 2011). Artikels die een score hadden van minder dan 13

werden door de lage kwaliteitsscore niet weerhouden in deze review.

33

2.1.5 Resultaten

In Medline leverde de zoekstring 230 artikels op waarvan er 53 werden weerhouden op

basis van titel (Figuur 32: Printscreen Medline). In de databank Embase leverde de

zoekstring 312 resultaten op. Hiervan werden er 22 weerhouden (Figuur 33: Printscreen

Embase). In Web Of Science leverde de zoekstring een groot aantal resultaten op,

namelijk 1.396 artikels (Error! Reference source not found.).Op basis van titel werden

er 81 zoekresultaten weerhouden (Figuur 34: Printscreen endnote op basis titel). Op

basis van abstract werden er 29 artikels weerhouden (Error! Reference source not

found.). Uiteindelijk werden er op basis van full text nog 25 artikels weerhouden(Error!

Reference source not found.).

2.1.6 Kwaliteitsbeoordeling

Tabel 1 geeft een overzicht van de kwaliteitsevaluatie van de 25 geselecteerde artikels.

Uit de kwaliteitsbeoordeling bleek dat in de meeste artikels de doelstelling, de

meetresultaten, de interventies en de belangrijkste bevindingen duidelijk omschreven

waren (“Is the hypothesis/aim/objective of the study clearly described?”, “Are the

interventions of interest clearly described?” & “Are the main findings of the study clearly

described?”). Over het algemeen werd er bijna altijd met exacte P-waarden gewerkt bij

het beschrijven van de resultaten (“Have actual probability values been reported for the

main outcomes except where the probability value is less than 0.001?”). De steekproef

was bij de meeste studies representatief voor de populatie waarover men uitspraak wilde

doen (“Were those subjects who were prepared to participate representative of the entire

population from which they were recruited?”).

In de meeste studies werden de mogelijke confounders3 niet omschreven (“Are the

distributions of principal confounders in each group of subjects to be compared clearly

described?”). Het viel op dat er in bijna geen enkele studie aan blindering werd gedaan

(“Was an attempt made to blind study subjects to the intervention they have received ?”).

De oorzaak hiervan ligt in alle waarschijnlijkheid bij het feit dat de meeste studies met

3 Een kenmerk dat een (deel van het) verband tussen andere kemerken verklaart.

34

enquêtes werkten. De meeste studies behaalden een score tussen de 16 en 18. Voor de

kwaliteitsbeoordeling was een minimumscore van 14/27 op de Downs & Back checklist

vereist voor het weerhouden van de artikels. Na deze beoordeling werden er 18 artikels

weerhouden. Vijf artikels werden niet weerhouden omwille van de lage kwaliteitsscore

(Alqubaisi et al, 2016; Oguz et al, 2014; Pazokian et al, 2015; Heib et al, 2015; Chreim &

Hewitt, 2013 & Kiguba et al, 2015).

2.1.7 Karakteristieken van de studies

De weerhouden studies variëren op verschillende vlakken. De overgrote meerderheid

van de studies hadden een cross sectioneel design (Alqubaisi et al, 2016; Chakravarty,

2013; Chiang et al, 2009; Hung et al, 2013; Hung et al, 2016; Jeanmonod et al, 2012; Lin

et al, 2009; Maddineshat et al, 2016; Mobarakabadi et al, 2017; Sarvadikar et al, 2010;

Wilson et al, 2008 & Yung et al, 2016). Enkele andere studies hadden een kwantitatief

beschrijvend design (Albolino et al,2010; Gunes et al, 2014; Hajibabaee et al, 2014; Kim

et al, 2007; Kim et al, 2011 & Kreckler et al, 2008). De studies kwamen uit verschillende

landen, namelijk: Italië (Albolino et al,2010; Alqubaisi et al, 2016), Taiwan (Chiang et al,

2009; Chiang et al 2010; Lin et al, 2009). , Abu Dhabi, India (Chakravarty, 2013) Turkije

(Gunes et al, 2014), Japan (Hung et al, 2013; Hung et al, 2016), Teheran (Hajibabaee

et al, 2014), Schotland (Jeanmonod et al, 2012), Korea (Kim et al, 2007; Kim et al, 2011),

Verenigd Koninkrijk (Kreckler et al, 2008; Sarvadikar et al, 2010; Wilson et al, 2008),

Taiwan (Yung et al, 2016) & Iran (Maddineshat et al, 2016; Mobarakabadi et al, 2017).

Er werd bij twee artikels gewerkt met interviews (Jeanmonod et al, 2012; Wilson et al,

2008). Bij alle andere artikels werd gewerkt met schriftelijke of online enquêtes. Het

aantal participanten varieert afhankelijk van de onderzochte populatie en het

onderzoeksdesign. Dit lag tussen de 50 en de 5000 deelnemers, het gemiddeld aantal

deelnemers is 500 participanten. Een uitgebreid overzicht over de karakteristieken per

studie is te vinden in tabel 2 in bijlage.

35

2.2 Resultaten

De meest voorkomende medicatiefouten zijn gerelateerd aan: (1) het toedienen van

geneesmiddelen die niet voorgeschreven zijn door een arts, toedienen van medicatie

aan de verkeerde patiënt en toedienen van een verkeerde dosis of verkeerde medicatie

aan een patiënt (Gunes, Gurlek & Sonmez, 2014).

2.2.1 Attitudes van verpleegkundigen

Volgens Singer, et al (2003) werd vastgesteld dat de meeste verpleegkundigen zich

zorgen maakten over patiëntveiligheid in hun werksituatie en de coördinatie tussen de

verschillende eenheden. Hoewel zij het belang van het melden van medische fouten

onderkennen, weten ze vaak onvoldoende welke fouten moeten worden gemeld (Gunes

et al, 2014). Over het algemeen voelen ze zich niet op hun gemak om kwesties te

bespreken en vragen te stellen met betrekking tot patiëntveiligheid. Verpleegkundigen

beschouwen medicatiefouten nog steeds eerder als menselijke fouten dan

systematische fouten. Wanneer er dus fouten optreden, zullen individuen de schuld

krijgen en moeten ze de verantwoordelijkheid voor de fout op zich nemen (Jeongeun et

al, 2007). Ook hebben verpleegkundigen vaak het gevoel dat ze weinig informatie krijgen

over patiëntveiligheid en rapportage van medicatiefouten in de organisatie waar ze

tewerkgesteld zijn (Koczmara, Dueck & Jelincic, 2006).

2.2.2 Rapporteren van medicatiefouten

Volgens Albolina et al (2010) bleek dat 70% van de zorgverleners uit Italiaanse

ziekenhuizen al in aanraking was gekomen met medicatiefouten, maar slechts 40% had

deze ook gerapporteerd. Uit een andere studie waarin 838 verpleegkundigen deelnamen

uit vijf verschillende ziekenhuizen gaf 47% van de verpleegkundigen toe dat hij/zij al

medicatiefouten gemaakt zou hebben, maar deze niet gerapporteerd heeft. (Chiang et

al, 2010). Verpleegkundigen weten vaak niet altijd hoe ze een medicatiefout moeten

rapporteren. Ruim 29.6% van 243 verpleegkundigen uit 2 Turkse ziekenhuizen wist niet

hoe ze een medicatiefout moesten rapporteren. 41,6% van deze verpleegkundigen wist

36

niet dat er in hun ziekenhuis een procedure was om medicatiefouten te melden (Gunes,

Gurlek & Sonmez, 2014).

2.2.3 Verschillen tussen artsen en verpleegkundigen

Verpleegkundigen zijn zich meer bewust zijn van het incidentmeldingssysteem dan

artsen. (Yung, Yu, Chu, Hou & Tang, 2016). Uit een studie waaraan verpleegkundigen

en 144 artsen deelnamen bleek dat artsen minder geneigd waren om elk incident te

melden. Er was ook een significant verschil tussen het aantal incidenten dat werd

aangegeven. Van de verpleegkundigen had 42,2% een incident gemeld in de laatste

maand terwijl dit bij de artsen slechts 24,6% was (Yung, Yu, Chu, Hou & Tang, 2016).

Volgens Yung et al (2016) worden 88,9% van de medicatiefouten mondeling gemeld,

terwijl 19,0% via het meldsysteem van het ziekenhuis werd gemeld. De houding van

verpleegkundigen ten aanzien van het melden van fouten in medicatie toedieningsfouten

is over het algemeen positief (Yung et al, 2016). Artsen zijn minder snel geneigd om

medicatiefouten te rapporteren ten opzichte van verpleegkundigen (95% vs. 80%). Uit

onderzoek blijkt ook dat verpleegkundigen meer kennis hebben van het elektronisch

meldsysteem. Ze hebben over het algemeen ook een positievere attitude ten opzichte

van het meldsysteem dan artsen. (Wilson, Bekker & Fylan, 2007; Kreckler et al, 2008).

2.2.4 Verschillen in leeftijd

Over het algemeen zijn zorgverleners eerder geneigd om een fout te melden indien er

schade is voor de patiënt (Sarvadikar, Prescott, & Williams, 2010; Yung et al, 2016).

Jonge verpleegkundigen zijn minder geneigd om medicatiefouten te melden dan oudere

verpleegkundigen en hoofdverpleegkundigen. Oudere verpleegkundigen hebben vaak

meer ervaring met medicatiefouten en weten beter hoe je toegang krijgt tot het

meldsysteem en hoe het in zijn werk gaat (Jeanmonod et al, 2012). Het blijkt ook dat

senior verpleegkundigen en hoofdverpleegkundigen positievere attitudes hebben ten

opzichte van het melden van medicatiefouten (Chiang & Pepper, 2006).

37

2.2.5 Belemmeringen voor rapporteren

De grootse drempels voor het niet melden van medicatiefouten zijn: (1) de perceptie dat

incidentmeldingssystemen niet effectief zijn, (2) het gebrek aan feedback en informatie

en (3) de angst voor mogelijke disciplinaire maatregelen. (Abu Al-Rub et al, 2015). Angst

kan verschillende vormen aannemen: angst voor de reactie van de leidinggevenden of

angst voor de reactie van collega’s. Het komt vaak voor dat verpleegkundigen bang zijn

om als incompetent bestempeld te worden en om gewantrouwd te worden door

patiënten, collega’s en leidinggevenden. Ook is er de angst voor juridische sancties,

zoals het verlies van hun job (Yung et al, 2016; Kreckler et al, 2008). Soms worden

medicatiefouten niet gerapporteerd omwille van intra-persoonlijke barrières. Hieronder

verstaat men de persoonlijke attitudes, waarden, normen & ervaringen van de

zorgverlener (Yung et al, 2016). Deze kenmerken hebben een belangrijke invloed op de

perceptie. Wanneer de verpleegkundige congruente gevoelens heeft ten opzichte van

medicatiefouten, is de kans op niet rapporteren 0,28 keer groter. (Chiang, Lin, Hsu & Ma,

2009). Ook interpersoonlijke barrières kunnen een invloed uitoefenen op het

rapporteergedrag. Dit heeft te maken met de relatie tussen de zorgverlener en de

patiënten en de relatie tussen de zorgverleners onderling (Perez et al, 2016). Daarnaast

is ook gebrek aan communicatie tussen teamleden een belangrijke factor die leidt tot

ongewenste voorvallen (Chakravarty, 2013). Indien de verpleegkundige al ervaring heeft

met het niet rapporteren van medicatiefouten, is de kans groot dat de volgende

medicatiefout ook niet gerapporteerd wordt (Chiang et al, 2009). Zelfbeschuldiging is het

algemene gevoel van verpleegkundigen na melding van een medicatiefout (Yung et al,

2016).

2.2.6 Facilitators voor rapporteren

Het rapporteergedrag van zorgverleners kan ook positief beïnvloed worden. Voldoende

kennis omtrent patiëntveiligheid, goed ontwikkelde vaardigheden en voldoende

feedback, ondersteuning en motivatie van de leidinggevenden kunnen er voor zorgen

dat de drempel naar rapporteren minder groot wordt (Alqubaisi, Strath & Stewart, 2016).

38

2.2.7 Attitudes van verpleegkundigen

In meer dan de helft van de gevallen worden medicatiefouten niet gerapporteerd door

verpleegkundigen (Hajibabaee et al, 2014). De meeste verpleegkundigen maken zich

zorgen over patiëntveiligheid in hun werksituatie en de coördinatie tussen de

verschillende eenheden. Hoewel zij het belang van het melden van medische fouten

onderkennen, weten ze vaak onvoldoende welke fouten moeten worden gemeld (Singer

et al., 2003). Over het algemeen voelen verpleegkundigen zich niet op hun gemak om

kwesties te bespreken en vragen te stellen met betrekking tot patiëntveiligheid.

Verpleegkundigen beschouwen de medicatiefouten nog steeds eerder als menselijke

fouten dan systematische fouten. Wanneer er dus fouten optreden zullen individuen de

schuld krijgen en moeten ze de verantwoordelijkheid voor de fout op zich nemen

(Jeongeun et al, 2007). Ook hebben verpleegkundigen vaak het gevoel dat ze weinig

informatie krijgen over patiëntveiligheid en rapportage van medicatiefouten in de

organisatie waar ze tewerkgesteld zijn (Koczmara, Dueck & Jelincic, 2006). Het belang

en de doelstellingen omtrent rapporteren zou duidelijk moeten worden uitgelegd. Zo kan

het kennisniveau worden verhoogd en een positieve impact hebben op het

rapporteergedrag. (Fernandez & Ring 2003).

39

2.3 Conclusie

“To err is human, to share is divine”. Rapporteren van medicatiefouten is cruciaal om

patiëntveiligheid te verbeteren en herhalingen te vermijden (Koczmara, et al, 2006). Het

merendeel van medicatiefouten wordt nog steeds niet gerapporteerd. De belangrijkste

oorzaken hiervan zijn: gebrek aan feedback & kennis, angst en een negatieve attitude

ten opzichte van rapporteren. Verpleegkundigen moeten in vertrouwen hun

medicatiefouten kunnen melden om hun angst voor de gevolgen te minimaliseren.

Effectieve, eenvoudige en niet-tijdrovende meldsystemen zijn nodig om de last voor

verpleegkundigen te reduceren. Het is belangrijk dat zowel verpleegkundigen als

leidinggevenden en managers zich bewust zijn van het belang van het melden van

medicatiefouten. De kans dat de medicatiefout gerapporteerd wordt is afhankelijk van

drie fasen. Ten eerste moet het personeel op de hoogte zijn van een

incidentenmeldingssysteem en weten hoe het te gebruiken. Ten tweede moeten zij de

medicatiefouten herkennen. Tot slot moeten zij een aantal psychologische en praktische

belemmeringen (bv: angst overwinnen, belang inzien van het rapporteren, tijd vinden om

het incident te melden,…) doorstaan die hen kunnen beletten een rapport op te stellen

(Kreckler, 200). Door te focussen op het leren uit fouten in plaats van een schuldige aan

te wijzen, zou het aantal meldingen van medicatiefouten kunnen toenemen en zou het

gemakkelijker zijn om fouten te delen, te bespreken en oorzaken te achterhalen

(Fernandez & Ring 2003).

40

Deel 3: Empirisch luik

3.1 Probleem- en doelstelling/Vraagstelling

Zoals eerder vermeld, is patiëntveiligheid een belangrijk onderdeel van kwaliteitsvolle

zorg (Donaldson et al., 2000). Toch merken we op dat medicatiefouten nog vaak

voorkomen in de ziekenhuissector. Op basis van resultaten van een grootschalig

onderzoek in Amerikaanse ziekenhuizen in 1999, werd een inschatting voor de Belgische

ziekenhuizen gemaakt. Hieruit blijkt dat er jaarlijks zo een 150-tal doden door

medicatiefouten te betreuren zijn. Zo’n 40% van die incidenten zou volgens

literatuuronderzoek gebeuren tijdens de toediening van medicatie (UZ-magazine, 2014).

Bovendien worden medicatiefouten nog te weinig gerapporteerd door verpleegkundigen

(Jones & Treiber, 2010). Deze duo masterproef onderzoekt de kennis, attitude en

perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van medicatiefouten. Dit leidt tot volgende

onderzoeksvraag:

RQ: ‘Wat is de kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van

medicatiefouten?’

3.2 Onderzoeksmethode

3.2.1 Design

Het onderzoeksdesign is een kwantitatief onderzoek. Er werden cijfermatige gegevens

verzameld aan de hand van een cross-sectioneel surveyonderzoek4.

4 Gestructureerde dataverzamelingsmethode aan de hand van vragenlijsten.

41

3.2.2 Rekrutering van participanten

De deelnemers werden geselecteerd door middel van convenience sampling. Ook wel

accidental sampling genoemd. De deelnemers werden geselecteerd via sociale

netwerkplatformen (Facebook en Twitter), met als doel om zoveel mogelijk participanten

te bereiken en aangezien de meeste verpleegkundigen over een sociaal netwerkaccount

beschikken. Via deze rekrutering is de snowball sampling ook van toepassing, aangezien

de deelnemers andere deelnemers kunnen uitnodigen om de vragenlijst in te vullen. Dit

gebeurt door middel van “delen” via Facebook. Ook worden de deelnemers geselecteerd

via e-mail. Convenience sampling is zeer economisch. Toch zijn we er ons van bewust

dat dit zelden representatief is.

3.2.3 Vragenlijst

Er werd geen gebruik gemaakt van een bestaande vragenlijst. De vragenlijst werd zelf

ontwikkeld (zie Vragenlijst). De vragen werden opgesteld op basis van

wetenschappelijke artikels, vragen uit reeds bestaande gevalideerde vragenlijsten en

zelfgeformuleerde vragen. De vragenlijst bestaat uit vijf delen. In het eerste deel wordt

er gepeild naar de kenmerken van de participanten (voorbeeld: ‘Uw geslacht?’). In deel

twee worden kennisvragen gesteld (voorbeeld: ‘Moeten fouten in de toediening van de

medicatie altijd gemeld worden in het incidentmeldingssyteem?’). Hiermee wordt er

gepeild naar de kennis van verpleegkundigen ten opzichte van medicatiefouten, maar

ook hoeveel belang men hecht aan patiëntveiligheid. Deel drie bestaat uit schaalvragen

in verband met de oorzaken van medicatiefouten (voorbeeld: ‘Geef aan op een schaal

van 0 tot 10 in welke mate u al dan niet akkoord bent, dat gebrekkige samenwerking

tussen zorgprofessionals een potentiële oorzaak van medicatiefouten is in uw

werksituatie.’). Hierbij wordt er gevraagd om aan te geven in welke mate de participanten

al die niet akkoord zijn omtrent potentiële oorzaken van medicatiefouten in hun

werksituatie. Deel vier bestaat uit stellingen die betrekking hebben op het rapporteren

van medicatiefouten (voorbeeld: ‘Als ik een medicatiefout maak, dan rapporteer ik dit aan

mijn leidinggevende’). De bedoeling is dat de participanten aangeven wat er in hun

werksituatie van toepassing is. Deel vijf bestaat uit meerkeuzevragen die peilen naar

42

medicatiefouten (voorbeeld: ‘Hoe vaak komen medicatiefouten voor in uw

werkomgeving?’). Na de ontwikkeling van de enquête werd er een piloottest uitgevoerd.

De e-mail die verstuurd werd in het kader van de piloottest is terug te vinden in bijlage

3.10.3. De respons op de piloottest was beperkt. De opmerkingen die we gekregen

hadden waren persoonlijk, zoals voorkeuren van gebruik van bepaalde woorden. Hier

werd er dan ook niet op geanticpeerd. De pretest werd uitgevoerd door enkele

verpleegkundigen die gelijktijdig met ons zijn afgestudeerd gedurende de

bacheloropleiding. Nadat de piloot- en pretest uitgevoerd werd en er een goedkeuring

van de ethische commissie was, konden we onze enquête verspreiden. We hebben er

bewust voor gekozen om onze vragenlijst digitaal via sociale media en e-mail te

verspreiden. We maakten gebruik van Qualtrics om onze vragenlijst digitaal te maken.

Gedurende twee maanden werd onze vragenlijst opengesteld voor derden.

3.2.4 Statistische analyse

Voor de analyse van de gegevens werd er gebruik gemaakt van SPSS-versie 25. Bij het

opstellen van de vragenlijst werd er rekening gehouden dat de gegevens op een

efficiënte manier geanalyseerd konden worden. De gegevens die verkregen werden door

middel van de survey werden geëxporteerd naar SPSS-versie 25. Vervolgens werden de

variabelen gedefinieerd en werd er een label toegevoegd. Ook werd de data

gecontroleerd. Daarna werd de Chi-kwadraattest uitgevoerd om de verbanden na te

gaan tussen de variabele tewerkstelling en de vragen over kennis, attitude en perceptie

van de verpleegkundigen. De tewerkstelling werd gehanteerd bij de analyse, aangezien

het interessant was om de verschillen te zien tussen de verschillende settingen. Deze

settingen bestaan uit: universitair/algemeen/psychiatrisch ziekenhuis, geestelijke

gezondheidszorg, ouderenzorg en thuiszorg. Indien er significante verbanden gevonden

werden, werden de gegevens verder geanalyseerd.

43

3.2.5 Ethische commissie

Er werd een adviesaanvraagformulier D voorbereid en gemaild naar Prof. dr. Rubens,

alsook de vragenlijst. Na enkele aanpassingen aan de documenten werd er gemaild naar

Bimetra Clinics. Na feedback van Bimetra werden de documenten aangepast en

vervolgens opnieuw ingediend bij Bimetra Clinics. Nadien werd een projectnummer

toegekend door het ethische comité van het UZ Gent. Na gunstig advies van de ethische

commisie werd de vragenlijst verspreid. Het adviesaanvraagformulier D is terug te vinden

in bijlage (Adviesaanvraagformulier D).

Om de privacy en integriteit van de deelnemers te bewaken, hielden we rekening met

enkele zaken. Als eerste vonden we het belangrijk dat de deelnemers op de hoogte

waren van de inhoud en doelstelling van het onderzoek. In het begin van de vragenlijst

werd het onderzoek en het doel ervan volledig verklaard en stelden we onszelf voor.

Hierna werd aan de respondenten gevraagd om aan te vinken dat ze de informatie

gelezen en goedgekeurd hadden. Pas na deze stap kon men verder gaan met het

invullen van de vragenlijst.

Alsook verzekerden we de respondenten dat hun gegevens volledig anoniem verwerkt

werden en dat er betrouwbaar werd omgegaan met de data.

We maakten gebruik van een ‘informed consent’5 om al deze informatie nog eens

duidelijk te maken (Informed consent). Deze werd bij de vragenlijst gevoegd en de

respondenten dienden deze digitaal te ondertekenen. Deze kan u terugvinden in bijlage.

Dit formulier verzekert de vrijwillige deelname van de respondent en beschermt de

respondent en de onderzoeker wat betreft publiceerbaarheid en vertrouwelijkheid

(Cambré & Waege,2006).

5 Formulier geïnformeerde toestemming

44

3.3 Resultaten

3.3.1 Kenmerken en omvang van de participanten

Onze vragenlijst werd gedurende twee maanden opengesteld voor potentiële

respondenten. Uit het rapport van Qualtrics blijkt dat er 535 respondenten onze

vragenlijst ingevuld hebben. Desondanks blijkt dat niet iedere respondent iedere vraag

doorlopen heeft. Dit duidt op missings. Van de respondenten waren 90% (n=320) vrouw

en 10% (n=34) man (Figuur 3: geslacht). De variabele leeftijd werd ingedeeld in

categoriëen: 36% (n=130) was onder de 25 jaar, 26% (n=92) tussen de 26 en 35 jaar,

16% (n=58) tussen de 36 en 45 jaar, 16% (n=58) tussen de 46 en 55 jaar, slechts 5%

(n=19) tussen de 56 en 65 jaar en 1% (n=2) was ouder dan 65 jaar (Figuur 4: leeftijd).

Verpleegkundigen met verscheidene diploma’s namen deel aan het onderzoek. Iets

meer dan de helft van de respondenten had een HBO5 diploma, 40% (n=141) had een

professionele bachelor in de verpleegkunde, 6% (n=21) had een master en 0,5% (n=2)

had een doctoraat (Figuur 5: diploma).

Figuur 3: geslacht

90%

10%

vrouw

man

45

Figuur 4: leeftijd

Figuur 5: diploma

De meeste verpleegkundigen werkten in een universitair/algemeen ziekenhuis (40%,

n=143), 4% (n=15) in een psychiatrisch ziekenhuis, 2% (n=7) in de geestelijke

gezondheidszorg, 27% (n=97) in de ouderenzorg, 20% (n=73) in de thuiszorg en 7%

(n=23) in een andere setting, zoals bijvoorbeeld het onderwijs (Figuur 6: tewerkstelling).

Bijna de helft van de respondenten waren niet tewerkgesteld in een ziekenhuis, 57%

(n=162). Van de respondenten die wel in een ziekenhuis tewerkgesteld waren werkt er

13% (n=36) op heelkunde, 15% (n=44) op interne, 2% (n=5) op pediatrie, 11% (n= 32)

op intensieve zorgen/spoedgevallen/operatiekwartier, 1% (n=2) op medisch

ondersteunende diensten en 1% (n=2) op dagziekenhuis/polikliniek (Figuur 7: afdeling).

0

20

40

60

80

100

120

140

≤ 25 26 - 35 36 - 45 46 - 55 56 - 65 ≥ 65

0

50

100

150

200

250

HBO5 Bachelor Master Doctoraat

46

Figuur 6: tewerkstelling

Figuur 7: afdeling

0 50 100 150 200

universitair/algemeenziekenhuis

psychiatrisch ziekenhuis

geestelijkegezondheidszorg

ouderenzorg

thuiszorg

andere

0 50 100 150 200

ik werk niet in een…

heelkunde

interne

pediatrie

IZ/spoedgevallen/OK

medisch…

dagziekenhuis/poliklin…

47

3.3.2 Medicatiefouten

Bij de vraag of er preventieve maatregelen worden genomen om medicatiefouten te

voorkomen, antwoordde 39% (n=82) van niet. Ongeveer 24% (n=49) wist niet of er

maatregelen worden genomen. Bij 37% (n=77) van de respondenten worden er wel

preventieve maatregelen genomen zoals: bijscholingen, dubbelchecken,

teamvergaderingen, enz. (Figuur 8: preventieve maatregelen). Er is geen significant

verband tussen de tewerkstelling en preventieve maatregelen die genomen worden om

medicatiefouten te voorkomen. Dit wijst erop dat de mate van het nemen van preventieve

maatregelen niet afhankelijk is van de organisatie waarin je tewerkgesteld bent. De ene

organisatie neemt niet per se meer preventieve maatregelen dan de andere.

Ongeveer de helft van de respondenten (n=96) maakte ooit een fout bij het lezen van

een voorschrift en 58% (n=121) maakte ooit een fout bij het voorbereiden van de

medicatie. Van de respondenten gaf 60% (n=27)) aan dat ze al eens fouten hadden

gemaakt bij de toediening van medicatie en 38% (n=81) gaf al eens medicatie aan de

verkeerde patiënt (Figuur 9: soort medicatiefout). Uit de statistische analyse blijkt dat er

een significant verband is tussen de tewerkstelling van de verpleegkundigen en het

geven van medicatie aan de verkeerde patiënt (P=0,002 & X2=19,059) De

verpleegkundigen die medicatie aan de verkeerde patiënt gaven waren voornamelijk

tewerkgesteld in een universitair/algemeen ziekenhuis (38,5%) en in de ouderenzorg

(38,5%). Ook is er een trend tot significantie tussen de tewerkstelling en het maken van

medicatiefouten bij het toedienen van medicatie (P=0,088 & X2=9,593). Hierbij zijn het

ook voornamelijk de verpleegkundigen die tewerkgesteld zijn in een

universitair/algemeen ziekenhuis (39,4%) en in de ouderenzorg (31,5%) die

medicatiefouten maken bij het toedienen van medicatie. Er is geen significant verband

tussen de tewerkstelling en een medicatiefout bij het lezen van een voorschrift en bij het

voorbereiden/klaarmaken van medicatie. Door een gebrek aan kennis ontstond er bij

18% (n=38) van de verpleegkundigen al eens een medicatiefout. Ongeveer 48% (n=99)

van de respondenten hadden al eens een medicatiefout gemaakt omwille van

gebrekkige communicatie tussen de zorgverleners. Medicatiefouten zijn bij 37% (n=78)

van de respondenten al eens ontstaan door vermoeidheid en bij 48% (n=100) omwille

van afleiding. Door onvolledige overdracht van patiënteninformatie ontstond bij 46%

(n=96) van de respondenten al eens een medicatiefout. Iets meer dan 50% (n= 112) gaf

aan een medicatiefout gemaakt te hebben omwille van een hoge werkdruk (Figuur 10:

48

oorzaak medicatiefout). Uit de statistische analyse blijkt dat er enkel een significant

verband is tussen de tewerkstelling en medicatiefouten omwille van een hoge werkdruk

(P=0,003 & X2=19,059). Er werden voornamelijk fouten gemaakt omwille van een hoge

werkdruk in de ouderenzorg (44,2%), in de thuiszorg (27,6%) en in een

universitair/algemeen ziekenhuis (14,7%). De medicatiefout had bij 80% (n=177) van de

respondenten geen gevolgen voor de patiënt, bij 10% (n=20) ontstond er een

nevenwerking en bij 5% (n=13) leidde de medicatiefout tot verlies van vertrouwen. Bij

0,5% (n=1) leidde de medicatiefout tot langere hospitalisatie en bij 0,5% (n=1) tot

overlijden (Figuur 11: gevolg medicatiefout).

Figuur 8: preventieve maatregelen

Figuur 9: soort medicatiefout

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

ja nee ik weet het niet

0 50 100 150

lezen van een voorschrit

voorbereiden/klaarmaken

toedienen

verkeerde patiënt

nee ja

49

Figuur 10: oorzaak medicatiefout

Figuur 11: gevolg medicatiefout

Van de respondenten gaf 87% (=181) aan dat er een ondersteunend klimaat heerst in de

organisatie waar ze tewerkgesteld zijn, 13% (n=26) gaf aan dat er een bestraffende

cultuur heerst (Figuur 12: klimaat). Er werd geen significant verband gevonden tussen de

tewerkstelling en het klimaat in de organisatie. Er werd nagevraagd wat de gevolgen zijn

van medicatiefouten in hun werkomgeving. Bij 39% (n=98) van de respondenten heeft

een medicatiefout geen gevolgen, bij 16% (n=40) leidt het tot een sanctie, bij 17% (n=44)

worden er extra opleidingen voorzien bij het maken van medicatiefouten en bij 5% (n=12)

leidt een medicatiefout tot ontslag (Figuur 13: gevolg voor de verpleegkundige).

Er werd geen significant verband gevonden tussen de tewerkstelling en de gevolgen van

een medicatiefout.

0 50 100 150 200

gebrek aan kennis

gebrekkige communicatie

vermoeidheid

afleiding

onvolledige overdracht

hoge werkdruk

nee ja

0 50 100 150 200

geen

nevenwerking

langere hospitalisatie

verlies van vertrouwen

overlijden

andere

50

Figuur 12: klimaat

Figuur 13: gevolg voor de verpleegkundige

Er werd ook gevraagd hoe de leidinggevende(n) op medicatiefouten reageren. Bij 11%

(n=23) van de respondenten wordt er niet gereageerd door de leidinggevenden. Bij 2%

(n=4) door middel van sancties, bij 80% (n=167) wordt de medicatiefout besproken met

de verpleegkundige en een kleine 10% (n=14) van de respondenten gaf aan niet te weten

hoe de leidinggevende(n) reageren bij medicatiefouten (Figuur 14: reactie

leidinggevende(n)). Er werd een significant verband (P=0,04 & X2=33,218) gevonden

tussen de tewerkstelling en hoe de leidinggevende(n) op medicatiefouten reageren. Uit

de statistische analyse blijkt dat er voornamelijk in de ouderenzorg (30,4%) en in de

thuiszorg (43,5%) niet gereageerd wordt door de leidinggevende(n). In een

algemeen/universitair ziekenhuis (42,5%) reageert de leidinggevende(n) door middel van

een gesprek met de betrokken medewerker.

0 50 100 150 200

ondersteunend

bestraffend

0 20 40 60 80 100 120

geen

sanctie

opleiding

ontslag

andere

51

Figuur 14: reactie leidinggevende(n)

3.3.3 Kennis

De respondenten werden gevraagd om een score te geven aan de factoren die zij als

potiëntiele oorzaken zagen van medicatiefouten. Er werd een schaal gebruikt van nul tot

tien, met nul als geen potentiële oorzaak en tien als een sterke potentiële oorzaak. De

potiëntiele oorzaken die het hoogst gescoord werden zijn: hoge werkdruk met gemiddeld

8/10 (n=227), en personeelstekort met ook een gemiddelde van 8/10 (n=228).

Gebrekkige samenwerking tussen zorgprofessionals kreeg gemiddeld 7/10 (n=229),

gebrekkige samenwerking tussen verpleegkundigen scoorde men gemiddeld 6/10

(n=227). Vermoeidheid bij zorgverleners scoorde men gemiddeld 7 (n=226), en afleiding

bij zorgverleners scoorde men gemiddeld 7/10 (n=230). Factoren die een iets lagere

score kregen zijn: moeilijk leesbaar handschrift van de arts scoorde met gemiddeld 5/10

(n=222), en foutieve berekening van dosering van medicatie scoorde met gemiddeld 5/10

(n=226). Hieruit blijkt dat de participanten hoge werkdruk, personeelstekort, gebrekkige

samenwerking tussen zorgprofessionals, vermoeidheid, afleiding, gebrekkige

samenwerking tussen verpleegkundigen en gebrekkige communicatie tussen

verpleegkundigen zien als sterke potentiële oorzaken van medicatiefouten. Een moeilijk

leesbaar handschrift van de arts en een foutieve berekening van de dosering van

medicatie werd eerder gezien wordt als minder potentiële oorzaak (Figuur 15: potentiële

oorzaken).

Van de respondenten kon 67% (n=164) de correcte beschrijving van het begrip:

“patiëntveiligheid” aanduiden en 81% (n=202) wist wat een medicatiefout precies was.

Ongeveer 3% (n=8) dacht dat een medicatiefout altijd leidt tot schade voor de patiënt en

020406080

100120140160180

52

15% (n=38) dacht dat de schade enkel gaat om zichtbare letsels. Volgens een rapport

van het Institute of Medicine zorgen incidenten in Amerikaanse ziekenhuizen voor meer

vermijdbare overlijdens als auto-ongelukken. De meerderheid van de respondenten

(n=125) wist dit niet en 40% (n=98) van de respondenten dacht dat medicatiefouten maar

voor half zoveel vermijdbare overlijdens zorgen dan auto-ongelukken. Van de acute

ziekenhuisopnames zijn 5 tot 10% het gevolg van medicatiefouten in de thuissituatie. De

helft van de verpleegkundigen (n=119) had hier correct op geantwoord. De

standaardmaatregelen waren door 72% (n=180) van de verpleegkundigen gekend. Dit

zijn: het wassen van de handen voor en na patiëntencontact, het controleren van de

identiteit van de patiënt voor medicatietoediening en een grondige motivering voor elke

test of een behandeling die men wil uitvoeren. Fouten in de toediening van medicatie

moeten altijd gemeld worden in het meldsysteem. Ongeveer 96% (n=241) van de

respondenten was hiervan op de hoogte (Figuur 16: kennisvragen).

Figuur 15: potentiële oorzaken

Figuur 16: kennisvragen

0 2 4 6 8 10

gebrekkige…

gebrekkige…

gebrekkige communicatie

hoge werkdruk

personeestekort

vermoeidheid

afleiding

moeilijk leesbaar…

foutieve berekening van…

0

50

100

150

200

250

300

1 2 3 4 5 6

juist fout

53

3.3.4 Attitude

Bij het maken van een medicatiefout, rapporteert 60% (n=138) van de respondenten altijd

aan de direct leidinggevende(n), 23% (n=52) vaak, 7% (n=16) zelden, en 3%(n=6) nooit.

Ook 60% (n=137) rapoorteert altijd de fout in het incidentmeldingssysteem, 20% (n=46)

vaak, 7% (n=17) zelden, en 3% (n=6) nooit. Meer dan 60% (n=141) rapporteert de fout

altijd aan een directe collega(‘s), 31% (n=70) vaak, 4% (n=9) zelden, en slechts 1% (n=3)

nooit. Slechts 24% (n=54) van de respondenten spreekt de betrokken

patiënt/familieleden aan over de medicatiefout, 40% (n=90) vaak, 28% (n=63) zelden, 5%

(n=11) nooit en bij 5% (n=11) niet van toepassing. Indien er een medicatiefout ontdekt

wordt van een collega spreekt bijna 60% (n=134) van de respondenten hun collega hier

altijd over aan, 34% (n=77) vaak, 5% (n=12) zelden, en minder dan 1% (n=2) nooit.

Slechts 15% (n=35) van de respondenten rapporteert altijd de fout aan de

leidinggevende(n), 20% (n=46) vaak, 40% (n=91) zelden, en 14% (n=32) nooit (Figuur

17: stellingen). Uit de statitistische analyse blijkt dat er een significant verband is tussen

de tewerkstelling en het rapporteren aan een directe collega(s) (P=0,047 & X2=31,656).

Voornamelijk in een algemeen/universitair ziekenhuis (29,1%), ouderenzorg (29,1%) en

thuiszorg (27%) wordt er altijd gerapporteerd aan een collega. Ook was er een significant

verband tussen de tewerkstelling en het aanspreken van de betrokken

patiënt/familieleden (P=0,002 & F=43,430). De patiënt/familieleden worden zelden

aangesproken in een universitair/algemeen ziekenhuis (57,1%) en in de ouderenzorg

(25,4%). Ook is er een trend tot significantie tussen de tewerkstelling en het rapporteren

in het incidentmeldingssysteem (P=0,084 & X2=29,207). Voornamelijk in een

algemeen/universitair ziekenhuis (38%), ouderenzorg (33,3%) en de thuiszorg (20,4%)

worden medicatiefouten altijd gerapporteerd in het incidentmeldsysteem. Dit wijst erop

dat verpleegkundigen in de ene organisatie minder snel fouten rapporteren dan in de

andere organisatie.

Er is bij 11% (n=23) van de respondenten geen incidentmeldsysteem aanwezig op de

werkvloer, bijna 3% (=6) weet niet of er een meldsysteem is. Bij iets meer dan de helft

(n=108) van de verpleegkundigen is er een standaardprocedure ter beschikking bij het

maken van medicatiefouten, meer dan 40% (n=92) gebruikt deze procedure ook. Bij 25%

(n=52) is er geen procedure en 23% (n=48) weet niet of er één voorhanden is (Figuur 18:

incidentmeldingssysteem/procedure;Figuur 19: gebruik procedure). Er is een significant

verband tussen de tewerkstelling en de aanwezigheid van een incidentmeldingssysteem

54

(P<0,001 & X2=31,880). Voornamelijk in een universitair/algemeen ziekenhuis, in de

ouderenzorg (25,7%) en in de thuiszorg (19%) is een meldsysteem aanwezig (44,4%),

Er is een trend tot significantie tussen de tewerkstelling en de beschikking van een

procedure bij het maken van medicatiefouten (P=0,063 & X2=17,568). Er is voornamelijk

een procedure voorhanden in de ouderenzorg (34,3%) en universitair/algemeen

ziekenhuis (30,6%). Er is een significant verband tussen de tewerkstelling en het gebruik

van de procedure (P=0,033 & X2=19,610). De procedure wordt voornamelijk gebruikt in

de ouderenzorg (35,9%) en in een universitair/algemeen ziekenhuis (28,3%).

Figuur 17: stellingen

Figuur 18: incidentmeldingssysteem/procedure

0

20

40

60

80

100

120

140

160

1 2 3 4 5 6

nooit zelden vaak altijd niet van toepassing

0

50

100

150

200

ja nee ik weet het niet

incidentmeldingssysteem procedure

55

Figuur 19: gebruik procedure

3.3.5 Perceptie

Er werd tevens bevraagd met behulp van een schaal van 0 tot 10 hoeveel belang de

verpleegkundigen hechten aan patiëntveiligheid in de zorg. Gemiddeld scoort men

patiëntveiligheid met een 9 op 10. Er werd een minimum van 2 gescoord en een

maximum van 10. Bij 90% (n=186) van de respondenten vinden hun collega-

verpleegkundigen het voorkomen van medicatiefouten belangrijk (Figuur 20: belang

voorkomen). Volgens bijna 34% (n=70) wordt er niet voldoende aandacht besteed aan

medicatieveiligheid in hun werkomgeving (Figuur 21: aandacht voor veiligheid). Volgens

81% (n=169) van de verpleegkundigen komen medicatiefouten dagelijks voor in de

gezondheidszorg. Bij 42% (n=89) van de respondenten komen medicatiefouten

maandelijks voor in hun eigen werkomgeving, bij 29% (n=62) wekelijks en bij 8% (n=17)

dagelijks (Figuur 22: medicatiefouten). Er werd geen significant verband teruggevonden

tussen de tewerkstelling en de perceptie van medicatiefouten in de eigen werkomgeving.

Bij het maken van medicatiefouten gaven de verpleegkundigen aan dat 44% (n=91) zich

schuldig, 26% (n=53) zich ongerust, 10% (n=20) zich angstig en 8% (n=17) zich

teleurgesteld voelde (Figuur 23: gevoel bij medicatiefouten).

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

ja nee niet vantoepassing

56

Figuur 20: belang voorkomen

Figuur 21: aandacht voor veiligheid

Figuur 22: medicatiefouten

ja90%

nee 3%

ik weet het niet7%

ja 66%

nee34%

020406080

100120140160180

gezondheidszorg werkomgeving

57

Figuur 23: gevoel bij medicatiefouten

3.4 Discussie

Ondanks dat patiëntveiligheid een belangrijke dimensie is van kwaliteitsvolle zorg komen

medicatiefouten nog vaak voor. Incidenten worden nog te weinig gerapporteerd door

verpleegkundigen. Deze duo masterproef onderzoekt de kennis, attitude en perceptie

van verpleegkundigen omtrent medicatiefouten. Uit de vragenlijst blijkt dat

medicatiefouten in de verschillende settings vaak voorkomen. Er worden nog steeds te

weinig preventieve maatregelen genomen om ze te vermijden. Er werd geen significant

verband gevonden tussen de tewerkstelilng en de preventieve maatregelen. Een groot

aantal verpleegkundige was niet op de hoote van een incidentmeldsysteem of een

procedure met betrekking tot medicatiefouten.

De vragenlijst werd ingevuld door 535 verpleegkundigen. Desondanks blijkt dat niet

iedere respondent iedere vraag doorlopen heeft. Dit duidt op missings. Het is niet

mogelijk is om een respons rate te berekenen op basis van het rapport in qualtrics.

Uit de resultaten van de systematische review van reviews ‘Medicatiefouten in de

ziekenhuissector’ kunnen we concluderen dat de algemene incidentie van een ADE bij

gehospitaliseerde patiënten varieert tussen 1.6% en 58.5%. Tevens blijkt dat Aziaten

meer kans hebben op een ADE met anticoagulantia, mensen met een donkere huidskleur

op diabetica en blanken op opioïde medicatie (Baehr et al., 2015; Cano & Rozenfeld,

2009; Martins et al., 2014). Bij de chirurgische patiënten bedraagt de incidentie 8.9% en

bij niet-chirurgische patiënten 11.6%. De incidentie is dus significant hoger bij niet-

chirurgische patiënten (Boeker et al., 2013).

angstig10%

schuldig45%

boos3%

teleurgesteld

8%

droevig2%

verwonderd

1%

verbaasd2%

ongerust26%

andere3%

58

De algemene incidentie van een ADR bij gehospitaliseerde patiënten varieert tussen

0.16% en 28.26% (Alhawassi et al., 2014; Bouvy et al., 2015; Davies et al., 2007;

Kongkaew et al., 2008; Miguel et al., 2012). Huid en gastro-intestinale systemen waren

de meest getroffen organen en antibiotica werd het meest geassocieerd met een ADR

(Clavenna & Bonati, 2009b). Volgens Smyth et al. zijn anti-infectie en anti- epileptica

medicatie het meest geassocieerd met ADRs (Smyth et al., 2012). De algemene

incidentie van een fatale ADR bij alle gehospitaliseerde patiënten varieert tussen 0.08%

en 0.5% gedurende hospitalisatie (Bouvy et al., 2015; Davies et al., 2007; Patel & Patel,

2016). Bovendien krijgen veel kinderen in Europa medicatie toegediend die niet gelabeld

zijn voor kindergebruik (Impicciatore et al., 2001). De algemene incidentie van een ADR

bij gehospitaliseerde kinderen varieert tussen 0.53% en 16.8% (Clavenna & Bonati,

2009b; Davies et al., 2007; Impicciatore et al., 2001; Smyth et al., 2012).

De algemene incidentie van een medication error bij gehospitaliseerde patiënten varieert

naargelang het soort medicatiefout. De incidentie varieert tussen 7% en 30% (da Silva &

Krishnamurthy, 2016; Lewis et al., 2009; Roughead et al., 2016). Het risico is groter bij

medicatie zoals anticoagulantia, opioïden, insuline en antidiabeticum (da Silva &

Krishnamurthy, 2016) Een incorrecte dosering was de meest voorkomende

medicatiefout. De meesten werden gemaakt met antimicrobiële medicatie en kwamen

meer voor bij volwassenen dan bij kinderen (Lewis et al., 2009).

Het is moeilijk om een concreet cijfer te vormen over het aantal medicatiefouten

aangezien de resultaten binnen de reviews telkens op een andere manier weergegeven

werden: per 100 opnames, per 100 patiënten, per 1000 ligdagen of een percentage. Dit

zorgt er uiteraard voor dat het moeilijker is om de omvang in te schatten. Hierdoor werd

er telkens een range gegeven. De incidentie van medication error, ADE en ADR variëren

bovendien per review. Dit kan verklaard worden door de verschillende factoren die

verband houden met de karakteristieken van de studies zoals bijvoorbeeld de populatie.

Zo blijkt dat medicatiefouten meer voorkomen bij volwassenen dan bij kinderen (Lewis et

al., 2009). De incidentie van ADE blijkt ook hoger te zijn bij niet-chirurgische patiënten

dan bij chirurgische patiënten (Boeker et al., 2013). Martins et al. stelt dat de variëteit

tussen de reviews te maken heeft met de manier waarop de incidenten geïdentificeerd

en gedefinieerd worden (Martins et al., 2014).

De meest voorkomende fouten werden niet in iedere review aangegeven. De meest

voorkomende ADRs zijn gerelateerd aan antibiotica (Clavenna & Bonati, 2009b), anti-

infectie en anti-epileptica (Smyth et al., 2012). De meest voorkomende medicatiefout is

59

een incorrecte dosering met antimicrobiële medicatie (Lewis et al., 2009). Over de meest

voorkomende fout bij ADE werd niets teruggevonden.

De detectie van fatale fouten werd ook niet bij iedere populatie of review gerapporteerd.

Zo blijkt dat reviews over gehospitaliseerde kinderen geen fatale ADRs rapporteren

(Bouvy et al., 2015). In tegenstelling tot een review over de ouderenpopulatie waarbij

minder dan 0.5% resulteert in een overlijden (Bouvy et al., 2015). Bij een andere review

over de ouderenpopulatie resulteert 0.08% in een overlijden (Patel & Patel, 2016). In de

Verenigde Staten betreuren 0.32% van de patiënten een fatale ADR (Davies et al., 2007).

Het doel van de systematische literatuurstudie ‘Attitude van verpleegkundigen ten

opzichte van het rapporteren van medicatiefouten’ was om de attitudes van

verpleegkundigen naar medicatiefouten toe in kaart te brengen. Uit de studie blijken

volgende obstakels voor het melden van medicatiefouten zijn: (1) de perceptie dat

incidentmeldingssystemen niet effectief zijn, (2) het gebrek aan feedback en informatie

en (3) de angst voor mogelijke disciplinaire maatregelen. Verpleegkundigen beschouwen

medicatiefouten nog steeds eerder als menselijke fouten dan systematische fouten,

hetgeen resulteert in een enorm schuldgevoel bij het maken van fouten. Hoewel zij het

belang van het melden van medische fouten onderkennen, weten ze vaak onvoldoende

welke fouten moeten worden gemeld. Deze resultaten komen overeen met hetgeen

beschreven werd in het conceptueel kader, waaruit blijkt dat zowel individuele als

organisatorische kenmerken een rol kunnen spelen in het al dan niet rapporteren van

medicatiefouten. Uit de resultaten bleek ook dat deze individuele en organisatorische

kenmerken een invloed uitoefenen op de persoonlijke attitude van zorgverleners en de

perceptie omtrent meldsystemen. Zo bleek angst een groot obstakel te zijn voor het

melden van medicatiefouten.

Het blijkt ook dat senior verpleegkundigen en hoofdverpleegkundigen positievere

attitudes hebben ten opzichte van het melden van medicatiefouten. Dit zou verklaard

kunnen worden uit het feit dat jonge verpleegkundigen vaak direct betrokken zijn bij de

medicatietoediening. Wanneer zij fouten maken zullen de negatieve gevolgen hun

waarschijnlijk beïnvloeden en zijn ze minder snel geneigd om de fouten te rapporteren

(Chiang & Pepper, 2006).

Uit het ene onderzoek blijkt dat het werkelijke percentage van rapporteren slechts 19,0%

bedraagt (Yung et al, 2016). Een andere studie toonde aan dat percentage 40% bedraagt

(Albolina et al, 2010). Nog een andere studie sprak over 53% foutenrapportage (Chiang

60

et al, 2010). Dergelijke resultaten weerspiegelen een inconsistentie tussen de houding

ten aanzien van het melden van fouten en het werkelijke meldpercentage.

Verpleegkundigen hebben over het algemeen een positieve houding en erkennen dat

fouten moeten worden gerapporteerd. In de praktijk zijn ze omwille van de barrières

eerder terughoudend om medicatiefouten te melden. Het land en de cultuur zouden ook

een invloed kunnen hebben op de houding van de verpleegkundigen. In China en Japan

bestaat er bijvoorbeeld heel veel angst om te falen en gezichtsverlies te lijden. Het belang

en de doelstellingen omtrent rapporteren zou duidelijk moeten worden uitgelegd. Zo kan

het kennisniveau worden verhoogd en een positieve impact hebben op het

rapporteergedrag. (Fernandez & Ring 2003).

Uit de vragenlijst blijkt dat de respondenten een moeilijk leesbaar handschrift van de arts

en een foutieve berekening van de dosering van medicatie eerder zien als een minder

potentiële oorzaak van medicatiefouten. Desondanks blijkt uit de literatuur dat de vijf

meest voorkomende oorzaken van medicatiefouten een moeilijk leesbaar handschrift van

de arts, afleiding, vermoeidheid, soortgelijke namen van geneesmiddelen en foutieve

berekening van de dosering zijn (Jones & Treiber, 2010).

Ook blijkt dat een aantal respondenten nooit een medicatiefout gemaakt hebben. Hierbij

zijn we er ons van bewust dat de kans bestaat dat de participanten de vragen sociaal

wenselijk beantwoord hebben. Ook komt er duidelijk naar voor dat de participanten hun

eigen fouten dikwijls rapporteren aan de leidinggevende(n), maar dat men de fouten van

collega’s zelden rapporteert aan de leidinggevende(n) (Figuur 32: stellingen).

Uit de studie van Yung et al. (2016) blijkt dat slechts 19% van de verpleegkundigen

rapporteren. Een andere studie toonde aan dat 40% rapporteert (Albolina et al, 2010).

Volgens de studie van Chiang et al (2010) blijkt dat 53% rapporteert (Chiang et al, 2010).

Dergelijke resultaten weerspiegelen een inconsistentie in het meldpercentage. Ook in de

enquête zien we variatie in het rapporteren van medicatiefouten (Figuur 32: stellingen).

Uit onderzoek blijkt dat meldsystemen doeltreffende instrumenten zijn om te leren uit

medicatiefouten. Volgens onderzoek wordt slechts iets minder dan de helft van de

medicatiefouten gerapporteerd. In onze enquete werden de medicatiefouten door 60%

van de verpleegkundigen altijd gerapporteerd (Figuur 32: stellingen). Dat is dus iets meer

dan wat we in de literatuur vonden maar nog steeds onvoldoende. Alle medicatiefouten

en bijna-incidenten zouden gerapporteerd moeten worden om een optimale zorg te

bereiken (Brady et al., 2009; Harrison et al., 2014; Haw et al., 2014).

61

Het opbouwen van een veiligheidscultuur is ook belangrijk om de rapportage van

medicatiefouten te verhogen en zo medicatiefouten te vermijden. Het is een sfeer van

vertrouwen waarin mensen worden aangemoedigd, en zelf beloond worden voor het

leveren van essentiële veiligheid zoals het rapporteren van de medicatiefouten (Reason,

2000). In onze vragenlijst gaf 87% aan dat er een ondersteunde cultuur heerst (Figuur

23: klimaat in de organisatie). Desondanks was er bij 16% van de respondenten een

sanctie ten gevolge van een medicatiefout en bij 5% een ontslag (Figuur 24: gevolg van

medicatiefout). Er zou een ondersteunde cultuur moeten heersen in iedere organisatie.

Uit de literatuur blijkt dat het van belang is om bijscholingen te organiseren ter preventie

van medicatiefouten (Brady et al., 2009; Harrison et al., 2014; Haw et al., 2014). Uit onze

enquête blijkt dat er slechts bij 37% preventieve maatregelen genomen werden ter

preventie van medicatiefouten en 29% wist niet of er maatregelen genomen worden

(Figuur 11: preventieve maatregelen).

3.5 Beperkingen

De grootste beperking in de systematische review van reviews ‘Medicatiefouten in de

ziekenhuissector’ is de heterogeniteit in de uitkomsten van de verschillende reviews.

Volgende uitkomsten werden aangegeven: het aantal incidenten per 100 opnames, het

aantal per 1000 patiënten, het aantal per 1000 ligdagen of het percentage. Hierdoor

kunnen de resultaten niet samengevoegd worden tot een concreet cijfer.

Studies over ADR bij gehospitaliseerde patiënten kunnen opgesplitst worden in twee

categorieën: degene die een ADR in de gemeenschap betreuren met een opname tot

gevolg en degene die een ADR betreuren gedurende hun opname. In deze

systematische literatuurstudie werd er uitsluitend ingegaan op de tweede categorie

(Davies et al., 2007).

In deze systematische review is er niet ingegaan op ‘preventable adverse drug events’.

Uit een review van Cano & Rozenfeld blijkt echter dat het aantal vermijdbare incidenten

varieert tussen de 14.8% en 59% (Cano & Rozenfeld, 2009).

Bij veel van de termen die gebruikt worden in het kader van patiëntveiligheid in verband

met medicatie is er een gebrek aan homogeniteit. Voorbeelden hiervan zijn: medication

errors, adverse drug events en adverse drug reactions. Dit gebrek aan homogeniteit

maakt het moeilijk om de omvang van medicatiefouten in te schatten (Pintor-Marmol et

al., 2012). Zo zijn er reviews die de term ‘adverse drug reaction’ hanteren (Alhawassi et

62

al., 2014; Bouvy et al., 2015; Clavenna & Bonati, 2009b; Davies et al., 2007; Impicciatore

et al., 2001; Kongkaew et al., 2008; Miguel et al., 2012; Patel & Patel, 2016; Smyth et al.,

2012). Andere reviews hanteren de term ‘adverse drug event’ (Baehr et al., 2015; Boeker

et al., 2013; Cano & Rozenfeld, 2009; Martins et al., 2014). En andere reviews spreken

over ‘medication error’ (da Silva & Krishnamurthy, 2016; Lewis et al., 2009; Roughead et

al., 2016).

De de systematische literatuurstudie ‘Attitude van verpleegkundigen ten opzichte van het

rapporteren van medicatiefouten’ maakte enkel gebruik van de meest recente artikels.

De artikels die werden gepubliceerd vóór 2012 werden niet geïncludeerd. Het doel van

deze studie was om een literatuuronderzoek te doen van recente artikels. Dit om een

beeld te krijgen van de huidige attitudes van verpleegkundigen naar medicatiefouten toe.

Daarnaast werd van sommige artikels geen full text gevonden waardoor deze ook niet

geïncludeerd werden, maar wel relevant zouden kunnen geweest zijn voor dit onderzoek.

Deze studie bevat eveneens een geografische beperking. Er werden slechts vier

Europese studies weerhouden. Hierdoor is het noodzakelijk om de resultaten met de

nodige voorzichtigheid te interpreteren.

Er was niet altijd homogeniteit van de resultaten: in het ene onderzoek wordt gezegd dat

82% van de artsen en slechts 60% van de verpleegkundigen zich verantwoordelijk voelen

om medicatiefouten te rapporteren (Chakravarty, 2013; Wilson et al, 2007). Uit andere

onderzoeken blijkt dat verpleegkundigen meer belang hechten aan het rapporteren van

medicatiefouten dan artsen (Yung, Yu, Chu, Hou & Tang, 2016; Kingston et al. 2004).

Binnen gezondheidsonderzoek wordt er nog niet zoveel gebruik gemaakt van

socialenetwerksites. Uit een literatuuronderzoek van van der Meer et al. (2012) is

gebleken dat in het bedrijfsleven sociale media veelal gezien worden als een extra

communicatiemiddel. Ze worden ingezet voor het creëren van merkbekendheid,

merkwaardering en klantbetrokkenheid. De meerwaarde van sociale media in

(gezondheids)onderzoek is het kunnen bijdragen aan de kwaliteit doordat ze de

mogelijkheid bieden eenvoudig methodologische informatie uit te wisselen.

Onderzoekers kunnen via sociale media onderling kennis, adviezen, vragen en

ervaringen delen. Ook kunnen sociale media gehanteerd worden bij het werven van

respondenten, het uitzetten van een vragenlijst, maar ook bij het zoeken naar benodigde

interviewers, enquêteurs of ander personeel. Binnen projecten gericht op

63

gezondheidsbevordering worden sociale media steeds vaker als communicatiemiddel

gehanteerd. Sociale media zijn dus doorlopend goed in te zetten als

communicatiemiddel. Het voordeel van sociale media is dat ze toelaten om eenvoudig en

snel informatie en documenten uit te wisselen en te verspreiden. Er zijn echter ook

nadelen aan verbonden. Bij werving van een onderzoekspopulatie via sociale media is

er altijd sprake van een bepaalde selectiebias. Dit wijst erop dat de onderzoeksresultaten

niet altijd representatief zijn voor de totale doelgroep omdat in geval van toegang tot

sociale media niet voor ieder individu even groot is. Om deze selectiebias te beperken

werd er ook geselecteerd via e-mail (van der Meer et al., 2012).

Er werd bij de vragenlijst gepeild naar het maken van medicatiefouten, waarbij de kans

op een response set bias (zoals social desirabality bias) mogelijk is. Wij hebben er geen

zicht op in welke mate de respondenten deze vraag sociaal wenselijk beantwoord

hebben, net zoals de andere vragen. Ook is er de kans op extreme response set bias.

Hierbij hebben de respondenten de neiging om steeds de uitersten te kiezen, zoals

bijvoorbeeld bij de schaalvragen.

Verpleegkundigen hebben over het algemeen een positieve houding en erkennen dat

fouten moeten worden gerapporteerd. Desondanks in de praktijk zijn ze omwille van de

barrières eerder terughoudend om medicatiefouten te melden. De belangrijkste oorzaken

hiervan zijn: gebrek aan feedback & kennis, angst en een negatieve attitude ten opzichte

van rapporteren (Koczmara, et al, 2006). In de vragenlijst werd er niet gepeild naar de

reden waarom verpleegkundigen eerder terughoudend zijn om medicatiefouten te

melden. Wat een beperking inhoudt voor deze studie.

Een andere beperking bestaat uit de indeling van de vragenlijst. De vragen werden

ingedeeld op de soort van vragen. Bij nader inzien hadden we deze beter ingedeeld

volgens kennis, perceptie en attitude. Aangezien dit ons veel tijd heeft gekost om de

vragen te analyseren. Ook had dit voor de respondent een beter beeld van de studie

gevormd. Alsook hadden we de vragenlijst langer willen open stellen voor de

respondenten, maar wegens tijdsdruk was dit niet mogelijk.

Er werden een aantal persoonsgegevens bevraagd, maar deze werden niet allemaal

gebruikt bij de statistische analyse. Er werden uitsluitend verbanden nagegaan tussen de

tewerkstelling en de antwoorden op de vragen over kennis, attitude en perceptie.

Eventueel konden we ook nog verschillen nagaan tussen geslacht of op basis van

64

diploma. Dit hebben we niet gedaan, maar dit sluit niet uit dat dit in de toekomst mogelijk

is.

3.6 Toekomstig onderzoek

Uit een review van da Silva & Krishnamurthy blijkt dat er tegen 2020 157 miljoen

Amerikanen aan meer dan één chronische aandoening zullen lijden. Hierdoor zal men

maar liefst 16 artsen zien. Dit zorgt voor een groot risico op medicatiefouten. Ook door

de hogere levensverwachting en vergrijzing zullen medicatiefouten toenemen (da Silva

& Krishnamurthy, 2016). Er is dus nood aan meer verbeterstrategieën om het aantal

medicatiefouten te reduceren. Alvorens deze strategieën te ontwikkelen is het echter

belangrijk om de onderliggende oorzaken van medicatiefouten in kaart te brengen, alsook

het rapporteren van medicatiefouten. Tevens is er nood aan homogeniteit over de termen

die gehanteerd worden bij onderzoek naar medicatiefouten. Na het ontwikkelen van

dergelijke strategieën zal de effectiviteit ervan onderzocht moeten worden. Ook is het

aangewezen deze onderzoeken te verrichten in andere settingen zoals thuiszorg,

psychiatrie, woonzorgcentra, ambulante zorg, … gezien de toenemende focus op meer

transmurale zorg.

Patiëntveiligheid is een continu proces. De afgelopen jaren is patiëntveiligheid in

ziekenhuizen enorm veel verbeterd. Dit neemt niet weg dat er nog steeds voldoende

uitdagingen zijn. Toekomstig onderzoek zou zich vooral moeten richten op de

veiligheidscultuur die heerst in het ziekenhuis omtrent patiëntveiligheid en hoe deze

cultuur kan aangepast worden. Er moet onderzocht worden of de werksituatie een actieve

leeromgeving creëert waarin leden van een organisatie actief kunnen leren en openlijk

fouten bespreken zonder angst voor sancties. Het is belangrijk voor de verpleegkundigen

dat er een ondersteunende cultuur heerst, we kunnen niet verwachten dat

verpleegkundigen open zijn over hun medicatiefouten als het onduidelijk is wat de

gevolgen zullen zijn van de rapportage.

Vervolgens is er verder onderzoek nodig naar de emotionele problemen rond

medicatierapportage. De studies spreken elkaar vaak tegen. Het percentage

medicatiefouten dat effectief gerapporteerd wordt is in elk onderzoek verschillend. Verder

toekomstig onderzoek is dus zeker aangewezen, en eventueel dient een eenduidige

methodologie aangereikt te worden om dergelijke onderzoeken in de toekomst te kunnen

voeren zodat er meer kans is op een één-op-één-vergelijking van de resultaten.

65

Aangezien medicatiefouten een frequent fenomeen zijn is er nood aan toekomstig

onderzoek, zoals de interactie tussen een verpleegkundige die een medicatiefout heeft

gemaakt en de zorginstelling, hoe men hiermee omgaat. Ook kan er onderzoek gedaan

worden naar verbetermogelijkheden, hoe de maatschappij in een tijd van vergrijzing

medicatiefouten kan tegengaan.

Ook kan er onderzoek verricht worden naar hoe patiënten staan ten opzichte van

medicatiefouten, in welke mate appreciëren patiënten eerlijkheid over het maken van een

fout. Toekomstig onderzoek zou zich ook moeten richten op de cultuur die heerst in het

ziekenhuis omtrent patiëntveiligheid en hoe deze cultuur kan aangepast worden. Het is

belangrijk voor de verpleegkundigen dat er een ondersteunende cultuur heerst.

66

3.7 Conclusie

Zoals eerder aangehaald kunnen we concluderen dat de incidentie van medicatiefouten

(adverse drug event, adverse drug reaction en medication error) bij gehospitaliseerde

patiënten in de ziekenhuissector varieert tussen respectievelijk 1.6% - 58.5%, 0.16% -

28.26%, 0.53% - 16.8% en 7% - 30%. De incidentie van fatale medicatiefouten varieert

tussen 0.08% en 0.5%. Medicatiefouten komen meer voor bij volwassenen dan bij

kinderen. Ook is de incidentie hoger bij niet-chirurgische dan bij chirurgische patiënten.

De meest voorkomende medicatiefouten zijn gerelateerd aan antibiotica, anti-infectie en

anti- epileptica. Een incorrecte dosering met antimicrobiële medicatie is de meest

voorkomende fout. Medicatiefouten in de ziekenhuissector komen frequent voor en de

incidentie ervan vermoedelijk verder zal stijgen door onder meer de stijgende

levensverwachting, de vergrijzing, het aantal toenemende chronische patiënten en de

daaraan gekoppelde verschuiving naar een transmurale focus.

Ook kunnen we concluderen dat het rapporteren van medicatiefouten cruciaal is om

patiëntveiligheid te verbeteren en herhalingen te vermijden (Koczmara, et al, 2006). Dat

het merendeel van medicatiefouten nog steeds niet gerapporteerd wordt. De

belangrijkste oorzaken hiervan zijn: gebrek aan feedback & kennis, angst en een

negatieve attitude ten opzichte van rapporteren. Verpleegkundigen moeten in vertrouwen

hun medicatiefouten kunnen melden om hun angst voor de gevolgen te minimaliseren.

Effectieve, eenvoudige en niet-tijdrovende meldsystemen zijn nodig om de last voor

verpleegkundigen te reduceren. Het is belangrijk dat zowel verpleegkundigen als

leidinggevenden en managers zich bewust zijn van het belang van het melden van

medicatiefouten. De kans dat de medicatiefout gerapporteerd wordt is afhankelijk van

drie fasen. Ten eerste moet het personeel op de hoogte zijn van een

incidentenmeldingssysteem en weten hoe het te gebruiken. Ten tweede moeten zij de

medicatiefouten herkennen. Tot slot moeten zij een aantal psychologische en praktische

belemmeringen (bv: angst overwinnen, belang inzien van het rapporteren, tijd vinden om

het incident te melden,…) doorstaan die hen kunnen beletten een rapport op te stellen

(Kreckler, 200). Door te focussen op het leren uit fouten in plaats van een schuldige aan

te wijzen, zou het aantal meldingen van medicatiefouten kunnen toenemen en zou het

gemakkelijker zijn om fouten te delen, te bespreken en oorzaken te achterhalen

(Fernandez & Ring 2003).

67

Medicatiefouten komen dus vaak voor in een universitair/algemeen/psychiatrisch

ziekenhuis, in de geestelijke gezondheidszorg, in de ouderenzorg en in de thuiszorg. We

kunnen concluderen dat er nog te weinig preventieve maatregelen voorhanden zijn in de

zorginstellingen. Er zou vaker gebruik moeten worden gemaakt van bijscholingen,

dubbelchecken en teamvergaderingen. Dit bij het voorbereiden/toedienen van medicatie

en bij het lezen van een voorschrift. Medicatie wordt ook soms aan de verkeerde patiënt

toegediend. Ook kunnen we concluderen dat medicatiefouten ontstaan door gebrek aan

kennis, gebrekkige communicatie tussen zorgprofessionals, vermoeidheid, afleiding,

onvolledige overdracht van patiënten informatie en als laatste door een te hoge werkdruk.

Deze medicatiefouten kunnen voor de patiënt onder andere resulteren in

nevenwerkingen, langere hospitalisatie, verlies van vertrouwen en overlijden. Sommige

medicatiefouten hebben ook geen gevolgen. Leidinggevenden bespreken vaak de

medicatiefouten met de verpleegkundigen maar verder wordt er weinig mee gedaan. De

meeste verpleegkundigen beschikken over voldoende kennis inzake patiëntveiligheid,

toch rapporteren ze niet iedere medicatiefout. Er is ook nog te weinig communicatie

vanuit de organisatie over het incidentmeldsysteem en de procedure. Een aantal

verpleegkundigen wist niet of deze zaken aanwezig waren in hun werksituatie.

Verpleegkundigen hechten veel belang aan patiëntveiligheid in de zorg, dus ook aan het

vermijden van medicatiefouten.

68

3.8 Implicaties voor de Management en/of Beleidspraktijk

Heel wat literatuur handelt over de incidentie, de oorzaken, het rapporteren en systemen

die ervoor zorgen dat fouten gereduceerd worden, desondanks toch nog een frequent

fenomeen. Er is dus zeker nog nood aan wetenschappelijke evidentie, zoals aangegeven

werd bij ‘toekomstig onderzoek’. Medicatiefouten kunnen gereduceerd worden door

middel van automatische controles of bedside scanning. Bij de verschuiving naar een

transmurale focus is het ook van belang dat zorgverleners vanuit verschillende

instellingen met elkaar kunnen communiceren via eenzelfde patiëntendossier. Ook is het

van belang dat manuele doktersvoorschriften vervangen worden door elektronische,

zodat leesfouten vermeden worden. Indien medicatiefouten grotendeels vermeden

worden, komen middelen vrij. Deze middelen kunnen beleidsmedewerkers gebruiken

voor andere gezondheidszorgproblemen of ze kunnen aangewend worden om verder te

investeren in een veilige zorg voor de patiënt. Belangrijk is dat zorgverleners er zich van

bewust zijn dat we niet werken met producten maar wel met mensen. Het zorgt ervoor

dat we met de nodige voorzichtigheid moeten handelen om kwaliteitsvolle zorg te

verlenen.

In de praktijk wordt er niet altijd voldoende gecommuniceerd over patiëntveiligheid. Zo

hebben we zelf ondervonden in bepaalde zorginstellingen dat er niet gesproken wordt

over de procedure van medicatiefouten. Wij impliceren dat bij aanvang van een job er

gecommuniceerd wordt over procedures die voorhanden zijn inzake patiëntveiligheid.

Ook dat er bepaalde systemen ontwikkeld worden die een veilige zorg kunnen

garanderen.

69

3.9 Literatuurlijst

AbuAlRub, R. F., N. A. Al-Akour, and N. H. Alatari. "Perceptions of Reporting Practices

and Barriers to Reporting Incidents among Registered Nurses and Physicians in

Accredited and Nonaccredited Jordanian Hospitals." J Clin Nurs 24, no. 19-20 (Oct 2015):

2973-82. http://dx.doi.org/10.1111/jocn.12934.

Albolino, S., R. Tartaglia, T. Bellandi, A. M. Amicosante, E. Bianchini, and A. Biggeri.

"Patient Safety and Incident Reporting: Survey of Italian Healthcare Workers." Qual Saf

Health Care 19 Suppl 3 (Oct 2010): i8-12. http://dx.doi.org/10.1136/qshc.2009.036376.

Alhawassi, T. M., Krass, I., Bajorek, B. V., & Pont, L. G. (2014). A systematic review of

the prevalence and risk factors for adverse drug reactions in the elderly in the acute care

setting. Clin Interv Aging, 9, 2079-2086. doi:10.2147/cia.s71178.

Alqubaisi, M., A. Tonna, A. Strath, and D. Stewart. "Exploring Behavioural Determinants

Relating to Health Professional Reporting of Medication Errors: A Qualitative Study Using

the Theoretical Domains Framework." Eur J Clin Pharmacol 72, no. 7 (Jul 2016): 887-95.

http://dx.doi.org/10.1007/s00228-016-2054-9.

Alqubaisi, M., A. Tonna, A. Strath, and D. Stewart. "Quantifying Behavioural Determinants

Relating to Health Professional Reporting of Medication Errors: A Cross-Sectional Survey

Using the Theoretical Domains Framework." Eur J Clin Pharmacol 72, no. 11 (Nov 2016):

1401-11. http://dx.doi.org/10.1007/s00228-016-2124-z.

AMSTAR TOOL 2 (2017). Amstar instrument. Geraadpleegd op 18 oktober 2017 via

https://amstar.ca/docs/AMSTAR-2.pdf.

Baehr, A., Pena, J. C., & Hu, D. J. (2015). Racial and Ethnic Disparities in Adverse Drug

Events: A Systematic Review of the Literature. Journal of Racial and Ethnic Health

Disparities, 2(4), 527-536. doi:10.1007/s40615-015-0101-3.

Bering, R. KIZ: Patiëntveiligheid moet je organiseren. Deventer: Uitgeverij Kluwer, 2008.

70

Boeker, E. B., de Boer, M., Kiewiet, J. J., Lie, A. H. L., Dijkgraaf, M. G., & Boermeester,

M. A. (2013). Occurrence and preventability of adverse drug events in surgical patients:

a systematic review of literature. BMC Health Serv Res, 13, 364. doi:10.1186/1472-6963-

13-364.

Bon, A. van, Molendijk, A., Als het misgaat. Over openheid na een incident. Centrum

Patiëntveiligheid Isala, 2009.

Bouvy, J. C., De Bruin, M. L., & Koopmanschap, M. A. (2015). Epidemiology of adverse

drug reactions in Europe: a review of recent observational studies. Drug Saf, 38(5), 437-

453. doi:10.1007/s40264-015-0281-0.

Brady, A. M., Malone, A. M., & Fleming, S. (2009). A literature review of the individual

and systems factors that contribute to medication errors in nursing practice. J Nurs

Manag, 17(6), 679-697. doi:10.1111/j.1365-2834.2009.00995.x.

Cano, F. G., & Rozenfeld, S. (2009). Adverse drug events in hospitals: a systematic

review. Cad Saude Publica, 25 Suppl 3, S360-372.

Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap. Onderzoek naar patiëntveiligheid

in de Belgische ziekenhuizen, met bijzondere aandacht voor de reductie van het risico

op medicatiefouten. 2007.

Chakravarty, A. "A Survey of Attitude of Frontline Clinicians and Nurses Towards Adverse

Events." Med J Armed Forces India 69, no. 4 (Oct 2013): 335-40.

http://dx.doi.org/10.1016/j.mjafi.2013.01.009.

Chiang, H. Y., S. Y. Lin, S. C. Hsu, and S. C. Ma. "Factors Determining Hospital Nurses'

Failures in Reporting Medication Errors in Taiwan." Nurs Outlook 58, no. 1 (Jan-Feb

2010): 17-25. http://dx.doi.org/10.1016/j.outlook.2009.06.001.

Clavenna, A., & Bonati, M. (2009a). ADR epidemiology in paediatrics. Medico e Bambino,

28(8), 503-504.

71

Clavenna, A., & Bonati, M. (2009b). Adverse drug reactions in childhood: a review of

prospective studies and safety alerts. Arch Dis Child, 94(9), 724-728.

doi:10.1136/adc.2008.154377.

Crisp, H. (2016). The future of patient safety. Geraadpleegd op 12 november 2017 via:

http://health.gov.ie/wp-content/uploads/2016/01/Presentation-2-PDF- Helen-Crisp-The-

future-of-patient-safety.pdf.

da Silva, B. A., & Krishnamurthy, M. (2016). The alarming reality of medication error: a

patient case and review of Pennsylvania and National data. Journal of Community

Hospital Internal Medicine Perspectives, 6(4). doi:10.3402/jchimp.v6.31758.

Data abstraction form (2017). The Community Guide. Geraadpleegd op 19 november

2017 via

https://www.thecommunityguide.org/sites/default/files/assets/abstractionform.pdf.

Davies, E. C., Green, C. F., Mottram, D. R., & Pirmohamed, M. (2007). Adverse drug

reactions in hospitals: a narrative review. Curr Drug Saf, 2(1), 79-87.

Desmedt, M., S. Vertriest, J. Hellings, J. Bergs, E. Dessers, P. Vankrunkelsven, H.

Vrijhoef, L. Annemans, N. Verhaeghe, M. Petrovic, and D. Vandijck. "Economic Impact

of Integrated Care Models for Patients with Chronic Diseases: A Systematic Review."

Value Health 19, no. 6 (Sep - Oct 2016): 892-902.

http://dx.doi.org/10.1016/j.jval.2016.05.001.

Dias, S. (2013). Retrospectieve analyse van medicatiegerelateerde incidenten.

Geraadpleegd op 12 november 2017 via:

https://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/289/RUG01-001459289_2011_0001_AC.pdf.

Donaldson, M. S., Corrigan, J. M., & Kohn, L. T. (2000). To err is human: building a

safer health system (Vol. 6): National Academies Press.

Grandell-Niemi, H., Hupli,M., & Leino-Kilpi,H., (2001). Medication calculation skills of graduating nursing students in Finland. Advances in Health Sciences Education, 6(1), 15-24.

72

Grandell-Niemi, H., Hupli,M., Puukka, P., & Leino-Kilpi,H., (2006). Finnish nurses and nursing students mathematical skills. Nurse Education Today, 26, 151-161.

Gunes, U. Y., O. Gurlek, and M. Sonmez. "Factors Contributing to Medication Errors in

Turkey: Nurses' Perspectives." J Nurs Manag 22, no. 3 (Apr 2014): 295-303.

http://dx.doi.org/10.1111/jonm.12216.

Hajibabaee, F., S. Joolaee, H. Peyravi, H. Alijany-Renany, N. Bahrani, and H. Haghani.

"Medication Error Reporting in Tehran: A Survey." J Nurs Manag 22, no. 3 (Apr 2014):

304-10. http://dx.doi.org/10.1111/jonm.12226.

Heib, Z., P. Vychytil, and D. Marx. "Adverse Event Reporting in Czech Long-Term Care

Facilities." Int J Qual Health Care 25, no. 2 (Apr 2013): 151-6.

http://dx.doi.org/10.1093/intqhc/mzt014.

Hellings, J. (2006). Patiëntveiligheid in ziekenhuizen: Enkele inzichten, een blik op de

organisatiecultuur en een globale stand van zaken vanuit de literatuur. Geraadpleegd op

23 november 2017 via:

http://www.zol.be/Internet/uploadedFiles/Patientveiligheid/Referenties/patiëntveiligheid

%20paper.pdf.

Hewitt, T. A. and S. Chreim. "Fix and Forget or Fix and Report: A Qualitative Study of

Tensions at the Front Line of Incident Reporting." BMJ Qual Saf 24, no. 5 (May 2015):

303-10. http://dx.doi.org/10.1136/bmjqs-2014-003279.

Higgins, J. P., & Green, S. (2011). Cochrane handbook for systematic reviews of

interventions (Vol. 4): John Wiley & Sons.

Hung, C. C., B. O. Lee, H. F. Liang, and T. P. Chu. "Factors Influencing Nurses' Attitudes

and Intentions toward Medication Administration Error Reporting." Jpn J Nurs Sci 13, no.

3 (Jul 2016): 345-54. http://dx.doi.org/10.1111/jjns.12113.

Hung, C. C., T. P. Chu, B. O. Lee, and C. C. Hsiao. "Nurses' Attitude and Intention of

Medication Administration Error Reporting." J Clin Nurs 25, no. 3-4 (Feb 2016): 445-53.

http://dx.doi.org/10.1111/jocn.13071.

73

Impicciatore, P., Choonara, I., Clarkson, A., Provasi, D., Pandolfini, C., & Bonati, M.

(2001). Incidence of adverse drug reactions in paediatric in/out-patients: a systematic

review and meta-analysis of prospective studies. Br J Clin Pharmacol, 52(1), 77-83.

Institute of Medicine. To err is human: building a safer health system. Washington, DC:

National Academies Press, 1999.

Jeanmonod, R. and B. Katz. "Error Reporting in the Emergency Department: Do We Do

What We Say We Do?" World J Emerg Med 3, no. 4 (2012): 261-4.

http://dx.doi.org/10.5847/wjem.j.1920-8642.2012.04.004.

Jones, J. H., & Treiber, L. (2010). When the 5 rights go wrong: medication errors from the

nursing perspective. J Nurs Care Qual, 25(3), 240-247.

doi:10.1097/NCQ.0b013e3181d5b948.

Kiguba, R., P. Waako, H. B. Ndagije, and C. Karamagi. "Medication Error Disclosure and

Attitudes to Reporting by Healthcare Professionals in a Sub-Saharan African Setting: A

Survey in Uganda." Drugs Real World Outcomes 2, no. 3 (Sep 01 2015): 273-87.

http://dx.doi.org/10.1007/s40801-015-0032-7.

Kim, J., K. An, M. K. Kim, and S. H. Yoon. "Nurses' Perception of Error Reporting and

Patient Safety Culture in Korea." West J Nurs Res 29, no. 7 (Nov 2007): 827-44.

http://dx.doi.org/10.1177/0193945906297370.

Kim, K. S., S. H. Kwon, J. A. Kim, and S. Cho. "Nurses' Perceptions of Medication Errors

and Their Contributing Factors in South Korea." J Nurs Manag 19, no. 3 (Apr 2011): 346-

53. http://dx.doi.org/10.1111/j.1365-2834.2011.01249.x.

Koczmara, C., Dueckn C., Jelincic, V. “To err is human, to share is divine”. Dynamics

17(3):22-5. 2006. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17009570.

Kongkaew, C., Noyce, P. R., & Ashcroft, D. M. (2008). Hospital admissions associated

with adverse drug reactions: A systematic review of prospective observational studies.

Annals of Pharmacotherapy, 42(7-8), 1017-1025. doi:10.1345/aph.1L037.

74

Kreckler, S., K. Catchpole, P. McCulloch, and A. Handa. "Factors Influencing Incident

Reporting in Surgical Care." Qual Saf Health Care 18, no. 2 (Apr 2009): 116-20.

http://dx.doi.org/10.1136/qshc.2008.026534.

Lewis, P. J., Dornan, T., Taylor, D., Tully, M. P., Wass, V., & Ashcroft, D. M. (2009).

Prevalence, incidence and nature of prescribing errors in hospital inpatients: a systematic

review. Drug Saf, 32(5), 379-389. doi:10.2165/00002018- 200932050-00002.

Ligneel, C. (2013). Registratie, analyse en opvolging van medicatiefouten. Geraadpleegd

op 22 oktober 2017 via:

http://www.vza.be/UserFiles/Uploads/Images/PUO/2013/20130903_-_ligneel.pdf.

Lin, Y. H. and S. M. Ma. "Willingness of Nurses to Report Medication Administration

Errors in Southern Taiwan: A Cross-Sectional Survey." Worldviews Evid Based Nurs 6,

no. 4 (2009): 237-45. http://dx.doi.org/10.1111/j.1741-6787.2009.00169.x.

Maddineshat, M., A. H. Rosenstein, A. Akaberi, and M. Tabatabaeichehr. "Disruptive

Behaviors in an Emergency Department: The Perspective of Physicians and Nurses." J

Caring Sci 5, no. 3 (Sep 2016): 241-49. http://dx.doi.org/10.15171/jcs.2016.026.

Martins, A. C. M., Giordani, F., & Rozenfeld, S. (2014). Adverse drug events among adult

inpatients: a meta-analysis of observational studies. Journal of Clinical Pharmacy and

Therapeutics, 39(6), 609-620. doi:10.1111/jcpt.12204.

Medicatiefouten (2017). UZ Leuven. Geraadpleegd op 15

juni 2017 via

https://www.uzleuven.be/sites/default/files/Centraal/Over_ons/Publicaties/uzmagazin

e/uz-magazine-2014-09-september-bedside-scannen-niet-slikken-zonder- scannen.pdf.

Miguel, A., Azevedo, L. F., Araujo, M., & Pereira, A. C. (2012). Frequency of adverse drug

reactions in hospitalized patients: a systematic review and meta-analysis.

Pharmacoepidemiol Drug Saf, 21(11), 1139-1154. doi:10.1002/pds.3309.

75

Mobarakabadi, S. S., H. Ebrahimipour, A. V. Najar, R. Janghorban, and F. Azarkish.

"Attitudes of Mashhad Public Hospital's Nurses and Midwives toward the Causes and

Rates of Medical Errors Reporting." J Clin Diagn Res 11, no. 3 (Mar 2017): QC04-QC07.

http://dx.doi.org/10.7860/jcdr/2017/23958.9349.

Moher, D., Shamseer, L., Clarke, M., Ghersi, D., Liberati, A., Petticrew, M., . . . Stewart,

L. A. (2015). Preferred reporting items for systematic review and meta-analysis protocols

(PRISMA-P) 2015 statement. Systematic reviews, 4(1), 1.

Oguz, E., B. Alasehirli, and A. T. Demiryurek. "Evaluation of the Attitudes of the Nurses

Related to Rational Drug Use in Gaziantep University Sahinbey Research and Practice

Hospital in Turkey." Nurse Educ Today 35, no. 2 (Feb 2015): 395-401.

http://dx.doi.org/10.1016/j.nedt.2014.10.011.

P. (2017). Economic impact of medication error: a systematic review. Pharmacoepidemiol

Drug Saf, 26(5), 481-497. doi:10.1002/pds.4188.

Patel, T. K., & Patel, P. B. (2016). Incidence of Adverse Drug Reactions in Indian

Hospitals: A Systematic Review of Prospective Studies. Curr Drug Saf, 11(2), 128-136.

Patiëntveiligheid ( 2017). FOD Volksgezondheid. Geraadpleegd op 2 oktober 2017 via

https://www.health.belgium.be/sites/default/files/uploads/fields/fpshealth_theme_file/f

aq_-_9_vragen_missie_patient_safety.pdf.

Pazokian, M., M. Zagheri Tafreshi, and M. Rassouli. "Iranian Nurses' Perspectives on

Factors Influencing Medication Errors." Int Nurs Rev 61, no. 2 (Jun 2014): 246-54.

http://dx.doi.org/10.1111/inr.12086.

Pintor-Marmol, A., Baena, M. I., Fajardo, P. C., Sabater-Hernandez, D., Saez-Benito, L.,

Garcia-Cardenas, M. V., . . . Faus, M. J. (2012). Terms used in patient safety related to

medication: a literature review. Pharmacoepidemiology and Drug Safety, 21(8), 799-809.

doi:10.1002/pds.3296.

Reason, J. (2000). Human error: models and management. BMJ: British Medical Journal,

320(7237), 768.

76

Roughead, E. E., Semple, S. J., & Rosenfeld, E. (2016). The extent of medication errors

and adverse drug reactions throughout the patient journey in acute care in Australia. Int

J Evid Based Healthc, 14(3), 113-122. doi:10.1097/xeb.0000000000000075.

Sarvadikar, A., G. Prescott, and D. Williams. "Attitudes to Reporting Medication Error

among Differing Healthcare Professionals." Eur J Clin Pharmacol 66, no. 8 (Aug 2010):

843-53. http://dx.doi.org/10.1007/s00228-010-0838-x.

Smyth, R. M. D., Gargon, E., Kirkham, J., Cresswell, L., Golder, S., Smyth, R., &

Williamson, P. (2012). Adverse drug reactions in children-A systematic review. PLoS

One, 7(3). doi:10.1371/journal.pone.0024061.

Strategische Werkgroep voor Patiëntveiligheid van de Nationale Begeleidingscommissie

voor Ziekenhuisperformantie. (2007). Patiëntveiligheid in actie: Het vermijdbare

vermijden. Strategische nota patiëntveiligheid. Geraadpleegd op 22 november 2017 via:

http://www.patientsafety.be

Svitlica, B. B., Simin, D., & Milutinovic, D. (2017). Potential causes of medication errors:

perceptions of Serbian nurses. Int Nurs Rev, 64(3), 421-427. doi:10.1111/inr.12355.

Vlaanderen in cijfers 2010. (2014). Geraadpleegd op 3 november 2017 via:

https://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/vlaanderen-in-cijfers-2014-1.

Van Der Meer, E., Plantinga,L. &amp; Toet, J. (2012). Kansen voor social media in

(gezondheid)onderzoek. Forum, 90(4), 216-217.

Vrbnjak, D., S. Denieffe, C. O'Gorman, and M. Pajnkihar. "Barriers to Reporting

Medication Errors and near Misses among Nurses: A Systematic Review." Int J Nurs Stud

63 (Nov 2016): 162-78. http://dx.doi.org/10.1016/j.ijnurstu.2016.08.019.

Walsh, E. K., Hansen, C. R., Sahm, L. J., Kearney, P. M., Doherty, E., & Bradley, C.

Wilson, B., H. L. Bekker, and F. Fylan. "Reporting of Clinical Adverse Events Scale: A

Measure of Doctor and Nurse Attitudes to Adverse Event Reporting." Qual Saf Health

Care 17, no. 5 (Oct 2008): 364-7. http://dx.doi.org/10.1136/qshc.2006.021691.

77

Yung, H. P., S. Yu, C. Chu, I. C. Hou, and F. I. Tang. "Nurses' Attitudes and Perceived

Barriers to the Reporting of Medication Administration Errors." J Nurs Manag 24, no. 5

(Jul 2016): 580-8. http://dx.doi.org/10.1111/jonm.12360.

78

3.10 Bijlagen

3.10.1 Medicatiefouten in de ziekenhuissector: een systematische

review van reviews

Figuur 24: PRISMA

79

Figuur 25: Printscreen Pubmed

Figuur 26: Vervolg

80

Figuur 27: Printscreen Embase

Figuur 28: Printscreen Web Of Science

81

Figuur 29: Printscreen na invoegen referenties

Figuur 30: Printscreen verwijderen duplicaten

82

Tabel 1: Kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde systematische reviews (1-7) a.d.h.v. AMSTAR 2 (Shea et al., 2017)

Items

Impicciatore et

al. (2001)

Italy

Kongkaew et al.

(2008)

England

Cano et

al.(2009)

Brazil

Clavenna et

al.(2009)

Italy

Lewis et al.

(2009)

England

Miguel et al.

(2012)

Portugal

Smyth et al.

(2012)

England

1. Did the research questions and inclusion criteria for the review include

the components of PICO?

Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes

2. Did the report of the review contain an explicit statement that the

review methods were established prior to the conduct of the review and did the report justify any significant deviations from the protocol?

Yes Yes Partial yes Yes Partial yes Yes Partial yes

3. Did the review authors explain their selection of the study designs for inclusion in the review?

No Yes No No No Yes No

4. Did the review authors use a comprehensive literature search strategy?

Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Yes Partial yes

5. Did the review authors perform study selection in duplicate? No Yes No No No Yes Yes

6. Did the review authors perform data extraction in duplicate? Yes No Yes No Yes No Yes

7. Did the review authors provide a list of excluded studies and justify the

exclusions?

No No No No No Yes No

8. Did the review authors describe the included studies in adequate detail?

Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Yes Yes Yes

9. Did the review authors use a satisfactory technique for assessing the risk of bias (RoB) in individual studies that were included in the review?

No No No No No Yes Yes

10. Did the review authors report on the sources of funding for the studies included in the review?

No No No No No No No

11. If meta-analysis was performed did the review authors use appropriate methods for statistical combination of results?

Yes No meta-analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No meta-alaysis

conducted

No

meta-

analysi

s

conducted

Yes No meta-

analysis

Conducted

12. If meta-analysis was performed, did the review authors assess the potential impact of RoB in individual studies on the results of the meta- analysis or other evidence synthesis?

Yes No meta-analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No

meta-

analysi

s

conducted

Yes No meta-

analysis

Conducted

13. Did the review authors account for RoB in individual studies when interpreting/ discussing the results of the review?

Yes Yes No No No Yes Yes

14. Did the review authors provide a satisfactory explanation for, and discussion of, any heterogeneity observed in the results of the review?

Yes No No No No Yes No

83

15. If they performed quantitative synthesis did the review authors carry out an adequate investigation of publication bias (small study bias) and discus sits likely impact on the results of the review?

Yes No meta-analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No

meta-

analysi

s

conducted

no No meta-

analysis

conducted

16. Did the review authors report any potential sources of conflict of interest, including any funding they receive for conducting the review?

No No No No No No No

Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde systematische reviews (8-15) a.d.h.v. AMSTAR 2 (Shea et al., 2017)

Items Boeker et al.

(2013)

Netherlands

Alhawassi et

al. (2014)

Australia

Martins et

al. (2014)

Brazil

Baehr et al.

(2015)

USA

Bouvy et al.

(2015)

Netherlands

Patel et

al.

(2016)

India

Roughead

BPharm et al.

(2016)

Australia

da Silva et al.

(2016)

USA

1. Did the research questions and inclusion criteria for the review include the components of PICO?

Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes Yes

2. Did the report of the review contain an explicit statement that the review methods were established prior to the conduct of the review and did the report justify any significant deviations from the protocol?

Partial yes Partial yes Yes Partial yes Partial yes Yes Partial yes No

3. Did the review authors explain their selection of the study designs for inclusion in the review?

No No No No No No No No

4. Did the review authors use a comprehensive literature search strategy? Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Partial

yes

Partial yes No

5. Did the review authors perform study selection in duplicate? Yes Yes Yes Yes Yes Yes No No

6. Did the review authors perform data extraction in duplicate? No No No No Yes Yes Yes No

7. Did the review authors provide a list of excluded studies and justify the exclusions?

No No No No No No No No

8. Did the review authors describe the included studies in adequate detail? Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Partial yes Partial

yes

Partial yes No

9. Did the review authors use a satisfactory technique for assessing the risk of bias (RoB) in individual studies that were included in the review?

No Yes No No No No No No

10. Did the review authors report on the sources of funding for the studies included in the review?

No No No No No No No No

11. If meta-analysis was performed did the review authors use appropriate methods for statistical combination of results?

No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

Yes No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

Yes No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

12. If meta-analysis was performed, did the review authors assess the potential impact of RoB in individual studies on the results of the meta- analysis or other evidence synthesis?

No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

Yes No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

13. Did the review authors account for RoB in individual studies when interpreting/ discussing the results of the review?

No Yes Yes No No No No No

14. Did the review authors provide a satisfactory explanation for, and discussion of, any heterogeneity observed in the results of the review?

Yes Yes Yes Yes No Yes No No

15. If they performed quantitative synthesis did the review authors carry out an adequate investigation of publication bias (small study bias) and discus sits likely impact on the results of the review?

No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

No No meta-

analysis

conducted

No meta-

analysis

conducted

16. Did the review authors report any potential sources of conflict of interest, including any funding they receive for conducting the review?

No No No No No No No No

Tabel 3: Karakteristieken van de geselecteerde reviews van de systematische literatuurstudie

Auteur (jaar) Tijdschrift Land van de auteur

Land van de studie Taal Tijdsframe Geïncludeerde studies

Design Setting Populatie Incidentie van medicatiefouten (ADE, ADR en medication

error)

Impicciatore

et al. (2001)

The British Journal of Clinical Pharmacology

Italië - Verenigde Staten

- Verenigd Koninkrijk

- Spanje

- Chili

Engels 1973-1999 17 prospectieve studies

Systematische review, meta-

analyse

Ziekenhuis Gehospitaliseerde kinderen - ADRs zijn een significant gezondheidsprobleem bij kinderen

- ADR bij gehospitaliseerde kinderen: 9,53%

- Incidentie varieert tussen 4.37% en 16.78% %

- Een regressie coëfficiënt 0.017

- Veel medicatiegebruik zonder label voor

kindergebruik

Davies et al.

(2007) Bentham Science Engeland Verenigd Koninkrijk Engels 1986-2004 11 studies Narratieve review Ziekenhuis Gehospitaliseerde

kinderen/ouderen/patiënten - 6,5% van de patiënten

betreuren een ADR

- ADR bij gehospitaliseerde kinderen: 9.53%

- Fatale ADR: 0.32%

Kongkaew

et al. (2008)

The Annals of Pharmacotherapy

Engeland - Spanje

- Noorwegen

- Australië

- Canada

- Denemarken

- Duitsland

- Canarische Eilanden

- Sri Lanka

- Zwitserland

- India

- Zweden

- Frankrijk

- Italië

Engels 1983-2002 25 prospectieve observationele

studies

Systematische review

Ziekenhuis 106 586 gehospitaliseerde patiënten

ADRs: varieert tussen 0.16% en 15.7%, met gemiddelde van 5.3%

86

Cano et al.

(2009)

Cadernos de Saúde Pública

Brazilië - Frankrijk

- Zwitserland

- Duitsland

- Verenigde Staten

- India

- Canada

- Spanje

- Verenigde Emiraten

- Brazilië

- Engeland

- Colombia

- Zuid-Korea

- Iran

Engels 2000-2009 29 studies Systematische review

Ziekenhuis Gehospitaliseerde patiënten ADEs: tussen 1.6% en 41.4% of

van 1.7 tot 51.8 events/100 opnames

Clavenna et al. (2009)

Archives of Disease in Childhood

Italië - Noorwegen

- Frankrijk

- Brazilië

- Duitsland

- Nigeria

Engels 1996-2006 6 prospectieve studies

Review Ziekenhuis Gehospitaliseerde kinderen - ADRs: 10.9%

- Meeste effect op: hui den gastro-intestinaal system

- ADRs meest geassocieerd met antibiotica

Lewis et al.

(2009)

Drug Safety Engeland - Canada

- Nederland

- India

- Australië

- Israël

- Kroatië

- België

- Frankrijk

- Denemarken

- Thailand

- Spanje

Engels 1985-2007 63 studies Systematische review

Ziekenhuis Gehospitaliseerde patiënten: volwassenen of kinderen

- ME: bij 7% van de voorschriften, 52 fouten per 100 opnames en 24 fouten per 1000 patiënten ligdagen

- Fouten komen meer voor bij volwassenen dan bij kinderen

- Meest gemaakte fout: incorrecte dossering

- Meest gemaakte medicatiefout: met antimicrobiële medicatie

Miguel et al.

(2012)

Pharmacoepidemiology and Drug Safety

Portugal - Verenigde Staten

- Frankrijk

- Iran

- Spanje

- Nederland

- Zwitserland

- Noorwegen

- Duitsland

- India

- België

- Brazilië

- Colombia

Engels 1993-2009 22 prospectieve studies

Systematische review en meta-

analyse

Ziekenhuis Gehospitaliseerde patiënten ADR’s: 16.88% van de patiënten (CI95%: 13.56,20.21%)

87

Smyth et al.

(2012) PLoS ONE Engeland - Duitsland

- Iran

- Verenigde Staten

- Uruguay

- Verenigd Koninkrijk

- India

- Spanje

Engels 1989-2010 51

observationele studies

Systematische review

Ziekenhuis Gehospitaliseerde kinderen - ADR: tussen 0.6% en 16.8%

- ADR met anti-infectie en anti-epileptica werden het meest gerapporteerd

Boeker et al. (2013)

BMC Health Services Research

Nederland - Verenigde Staten

- Spanje

- Japan

Engels 1989-2007 6 studies Systematische review

Ziekenhuis Chirurgische en niet-chirurgische volwassen patiënten

- Chirurgische ADEs: tussen 2.0 en 27.7 per 100 opnames, tussen 4.7 en 8.9 per 1000 patiënten ligdagen of 8.9%

- Non-chirurgische ADEs: tussen 3.1 en 32.9 per 100 opnames, tussen 4.7 en

8.9 per 1000 patiënten

ligdagen of or 11.6%

- De incidentie is significant hoger bij niet-chirurgische patiënten dan bij

chirurgische

Alhawassi

et al. 2014)

Clinical Interventions in Aging

Australië - Italië

- België

- Zweden

- Japan

- Frankrijk

- China

- Verenigde

Staten

Engels 1994-2011 14

observationele studies

Systematische review

Ziekenhuis Oudere patiënten in de acute zorg ADRs: 11.5%

- Ierland

- Canada

- Verenigd

Koninkrijk

- Slowakije

Martins et al., 2014

Journal of Clinical Pharmacy and Therapeutics

Brazilië - Duitsland

- Frankrijk

- Verenigde Staten

- India

- Canada

- Mexico

- Verenigd Koninkrijk

- Spanje

- Colombia

- Nieuw-Zeeland

- Iran

- Uruguay

- Roemenië

- Brazilië

- Nederland

Engels 2000-2013 25 observationele

studies

Systematische review

Ziekenhuis Volwassen gehospitaliseerde patiënten

- 4.4 ADEs per 100 patiënten ligdagen

- 3.6 ADEs per 100 patiënten

- 8.5 ADEs per 100 patiënten

- Verschillende proporties, maar er is een heterogeniteit tussen de studies met een BI van > 95%

88

Baehr et al.

(2015)

Journal of Racial and Ethnic Health Disparities

Verenigde Staten

Verenigde Staten Engels 2015 27 studies Systematische review

Ziekenhuis Aziaten Zwarte patiënten Blanke patiënten

- Aziaten hebben meer risico op ADEs met

anticoagulantia

- Zwarte patiënten hebben meer risico

op ADEs met diabetica

- Blanke patiënten hebben meer risico op ADEs met

opioïden

Bouvy et al.

(2015) Drug Safety Nederland - Zwitserland

- Nederland

- Noorwegen

- Duitsland

- Spanje

- Frankrijk

- Verenigd Koninkrijk

- Roemenië

- Italië

Engels 1996-2009 13 studies Review Ziekenhuis Gehospitaliseerde patiënten - ADR: 10.1%

- Fatale ADR is < 0.5%

Patel et al.

(2016)

Bentham Science India India Engels 1975-2014 21 prospectieve studies

Systematische review

Ziekenhuis Gehospitaliseerde patiënten - Gemiddelde ADR: 6.34%. Varieert tussen: 1.45% en 28.26%.

- Fatale ADR: 0.08%

Roughead BPharm et al. (2016)

International Journal of Evidence-Based

Healthcare

Australië Australië Engels 2008-2012 12 studies Review Ziekenhuis Patiënten in acute zorg - 2 fouten per 3 patiënten

- > 1 voorschrijffout per patiënt

- Fouten bij de toediening ontstaan bij ongeveer 9%

- Bij ontslag zijn er meer dan 2

fouten per patiënt

da Silva et al. (2016)

Journal of Community Hospital Internal Medicine

Perspectives

Verenigde Staten

Verenigde Staten Engels 2016 Case Review Ziekenhuis Gehospitaliseerde patiënt - Op z’n minst 1 medicatiefout per dag per patiënt en bij ontslag minstens 30% van de patiënten 1 medicatiefout

- Hoge risico medicatie: anticoagulantia, opioïden,

insuline en antidiabetica

89

3.10.2 Attitude van verpleegkundigen ten opzichte van het

rapporteren van medicatiefouten: een systematische

literatuurstudie

Figuur 31: PRISMA

90

Figuur 32: Printscreen Medline

Figuur 33: Printscreen Embase

91

Figuur 34: Printscreen endnote op basis titel

Figuur 35: Printscreen Endnote abstract

92

Figuur 36: Printscreen Endnote fulltext

93

Titel artikel

Nurse Perceptions of Medication Errors

Patient safety and incident reporting: survey of Italian healthcare workers

Exploring behavioural determinants relating to health professional reporting ofmedication errors: a qualitative study using the Theoretical Domains Framework

Quantifying behavioural determinants relating to health professional reporting ofmedication errors: a cross-sectional survey using the Theoretical Domains Framework

A survey of attitude of frontline clinicians and nurses towards adverse events

Factors determining hospital nurses' failures in reporting medication errors in Taiwan

Factors contributing to medication errors in Turkey: nurses’ perspectives

Medication error reporting in Tehran: a survey

Auteur Ann M. Mayo, DNSc, RN; Denise Duncan, RN

Albolino, S. Tartaglia, R. Bellandi, T. Amicosante, A. M. Bianchini, E. Biggeri, A.

Alqubaisi, M. Tonna, A. Strath, A. Stewart, D.

Alqubaisi, M. Tonna, A. Strath, A. Stewart, D.

Chakravarty, A.

Chiang, H. Y. Lin, S. Y. Hsu, S. C. Ma, S. C.

Gunes, U. Y. Gurlek, O. Sonmez, M.

Hajibabaee, F. Joolaee, S. Peyravi, H. Alijany-Renany, H. Bahrani, N. Haghani, H.

Nummer 1 2 3 4 5 6 7 8

Titel artikel

Factors influencing incident reporting in surgical care

Willingness of Nurses to Report Medication Administration Errors in Southern Taiwan: A Cross-Sectional Survey

Disruptive Behaviors in an Emergency Department: the Perspective of Physicians and Nurses

Attitudes of Mashhad Public Hospital's Nurses and Midwives toward the Causes and Rates of Medical Errors Reporting

Evaluation of the attitudes of the nurses related to rational drug use in Gaziantep University Sahinbey Research and Practice Hospital in Turkey

Iranian nurses' perspectives on factors influencing medication errors

Attitudes to reporting medication error among differing healthcare professionals

Reporting of Clinical Adverse Events Scale: a measure of doctor and nurse attitudes to adverse event reporting

Auteur Kreckler, S. Catchpole, K. McCulloch, P. Handa, A.

Lin, Y. H. Ma, S. M.

Maddineshat, M. Rosenstein, A. H. Akaberi, A. Tabatabaeichehr, M.

Mobarakabadi, S. S. Ebrahimipour, H. Najar, A. V. Janghorban, R. Azarkish, F.

Oguz, E. Alasehirli, B. Demiryurek, A. T.

Pazokian, M. Zagheri Tafreshi, M. Rassouli, M.

Sarvadikar, A. Prescott, G. Williams, D.

Wilson, B. Bekker, H. L. Fylan, F.

Nummer 9

10 11 12 13 14 15 16

Titel artikel

Adverse event reporting in

Fix and forget or fix and

Nurses’ attitude and intention of

Factors influencing nurses’

Error reporting in the

Medication Error Disclosure

Nurses’ Perception of Error

Nurses perceptions of medication

Tabel 1: Overzicht geselecteerde studies

94

Czech long-term care facilities

report: a qualitative study of tensions at the front line of incident reporting

medication administration error reporting

attitudes and intentions toward medication administration error reporting

emergency department: do we do what we say we do?

and Attitudes to Reporting by Healthcare Professionals in a Sub-Saharan African Setting: A Survey in Uganda

Reporting and Patient Safety Culture in Korea

errors and their contributing factors in South Korea

Auteur Heib, Z. Vychytil, P. Marx, D.

Hewitt, T. A. Chreim, S.

Hung, C. C. Chu, T. P. Lee, B. O. Hsiao, C. C.

Hung, C. C. Lee, B. O. Liang, H. F. Chu, T. P.

Jeanmonod, R. Katz, B.

Kiguba, R. Waako, P. Ndagije, H. B. Karamagi, C.

Kim, J. An, K. Kim, M. K. Yoon, S. H.

Kim, K. S. Kwon, S. H. Kim, J. A. Cho, S.

Nummer 17

18 19 20 21 22 23 24

Titel artikel

Nurses' attitudes and perceived barriers to the reporting of medication administration errors

Auteur Yung, H. P. Yu, S. Chu, C. Hou, I. C. Tang, F. I.

Nummer 25

95

Tabel 2: Kwaliteitsbeoordeling van de geselecteerde artikels aan de hand van de Downs and Blacks Checklist

Checklist Downs and Blacks Reporting

Artikel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25

Is the hypothesis/aim/objective of the study clearly described?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Are the main outcomes to be measured clearly described in the Introduction or Methods section?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Are the characteristics of the patients included in the study clearly described ?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Are the interventions of interest clearly described? ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Are the distributions of principal confounders in each group of subjects to be compared clearly described?

✓ ✓

Are the main findings of the study clearly described?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Does the study provide estimates of the random variability in the data for the main outcomes?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Have all important adverse events that may be a consequence of the intervention been reported?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Have the characteristics of patients lost to follow-up been described?

/ / / / / / / / / ✓ / / / / / / / / / / / / / / /

96

Have actual probability values been reported( e.g. 0.035 rather than <0.05) for the main outcomes except where the probability value is less than 0.001?

✓ / ✓

✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓

✓ ✓

External validity

Were the subjects asked to participate in the study representative of the entire population from which they were recruited?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

✓ ✓

✓ ✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓

Were those subjects who were prepared to participate representative of the entire population from which they were recruited?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓ ✓

✓ ✓ ✓

Were the staff, places, and facilities where the patients were treated, representative of the treatment the majority of patients receive?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

✓ ✓

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Internal validity - bias

Was an attempt made to blind study subjects to the intervention they have received ?

/

/

/ / / / / / / ✓ / / / / / / / /

/ / / / / / /

Was an attempt made to blind those measuring the main outcomes of the intervention?

/

/ / / / / / / /

/ / / / / / / /

/ / / / / / /

If any of the results of the study were based on “data dredging”, was this made clear?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

In trials and cohort studies, do the analyses adjust for different lengths of follow-up of patients, or in case-control studies, is the time period between the intervention and outcome the same for cases and controls ?

/ / / / / / / / / ✓ / / / / / / / / / / / / / / /

Were the statistical tests used to assess the main outcomes appropriate?

✓ ✓ / ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Was compliance with the intervention/s reliable? ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Were the main outcome measures used accurate (valid and reliable)?

✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Were the patients in different intervention groups (trials and cohort studies) or were the cases and controls (case-control studies) recruited from the same population?

/ ✓ ✓ ✓ / / / / / / / / / ✓ / / / / /

Were study subjects in different intervention groups (trials and cohort studies) or were the cases and controls (case-control studies) recruited over the same period of time?

/ / / ✓ / / / / / / / / / / / /

Were study subjects randomised to intervention groups?

✓ ✓ / ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Was the randomised intervention assignment concealed from both patients and health care staff until recruitment was complete and irrevocable?

/ / / / / / / / / / / / / / / /

97

Was there adequate adjustment for confounding in the analyses from which the main findings were drawn?

/ ✓ / / / / / / / / / / / / / / / / / /

Were losses of patients to follow-up taken into account?

/ / / / / /

/ ✓ / / / / / / / / / / / / / / /

power

Did the study have sufficient power to detect a clinically important effect where the probability value for a difference being due to chance is less than 5%?

✓ / ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓

Eindresultaat op 27 10 19 7 18 18 17 17 17 16 15 17 16 9 11 16 16 12 10 18 17 17 11 16 16 17

98

Tabel 3: Overzicht gebruikte literatuur

Referentie Sample, methode en afkomst

Studie design

Doel Resultaten

Albolino, S., R. Tartaglia, T. Bellandi, A. M. Amicosante, E. Bianchini, and A. Biggeri. "Patient Safety and Incident Reporting: Survey of Italian Healthcare Workers.

De deelnemers werden geselecteerd door middel van een steekproefprocedure die in verhouding stond tot de grootte van het ziekenhuis waartoe zij behoorden. Het onderzoek vond plaats in Italië. Er werd schriftelijke enquête met behulp van een zelfevaluatietechniek afgenomen. De gegevens werden verzameld aan de hand van twee verschillende 16-item vragenlijsten. De vragenlijsten richtten zich op twee kwesties: (1) de ervaring van werknemers met incidenten en (2) hun verwachtingen ten aanzien van incidentenmelding.

Quantitative, descriptive

Onderzoek naar het rapporteren van incidenten.

70% van de respondenten bevestigde betrokkenheid bij een patiëntveiligheidsincident, maar slechts 40% gebruikte een IRS om het incident formeel te melden. Uit de gegevens blijkt dat informatie over patiëntveiligheidsincidenten niet binnen de hele organisatie wordt gecommuniceerd.

Alqubaisi, M., A. Tonna, A. Strath, and D. Stewart. "Quantifying Behavioural Determinants Relating to Health Professional Reporting of Medication Errors: A Cross-Sectional Survey Using the Theoretical Domains Framework.

Alle artsen, verpleegkundigen en apothekers die binnen de drie ziekenhuizen werkzaam waren, werden in de studie opgenomen. Het totale aantal artsen, verpleegkundigen en apothekers werd op ongeveer 5000 geschat. Een reactie vanaf 370 was nodig om een foutenmarge van 5% en betrouwbaarheidsintervallen van 95% te behalen. Er werden gegevens verzameld van juni tot september 2014. De personeelsafdelingen in elk ziekenhuis stuurden e-mailuitnodigingen naar alle artsen, verpleegkundigen en apothekers. De e-mail bevatte een link naar de informatiefolder van het onderzoek en de elektronische vragenlijst. Het onderzoek is afkomstig uit Italië. Een enquête werd afgenomen bij artsen, verpleegkundigen en apothekers in drie grote ziekenhuizen van Abu Dhabi, de UAE. Een online vragenlijst werd ontwikkeld op basis van het Theoretical Domains Framework (TDF, een raamwerk van gedragsveranderings-theorieën).

A cross-sectional survey of health professionals.

Het doel van deze studie was het kwantificeren van de gedragsdeterminanten die invloed hebben op het melden van medicatiefouten door gezondheidsdeskundigen.

Er werden 294 reacties ontvangen. Vragenlijsten waren verdeeld in zes componenten: kennis en vaardigheden, feedback en ondersteuning, actie en impact, motivatie, inspanning en emoties. Respondenten gaven over het algemeen weer dat kennis en vaardigheden, feedback en ondersteuning en actie- en impactcomponenten hun meldgedrag positief beïnvloeden. De antwoorden waren neutraler voor de motivatie- en inspanningscomponenten.

Chakravarty, A. "A Survey of Attitude of Frontline Clinicians and Nurses Towards Adverse Events."

De onderzoekssteekproef werd geselecteerd door eenvoudige aselecte steekproeven van twee populaties van frontlinie clinici en verpleegkundigen van het ziekenhuis: om in aanmerking te komen voor inclusie moesten alle respondenten de laatste zes maanden voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst in acute zorggebieden van ziekenhuizen hebben gewerkt. Dit onderzoek vond plaats in India. De studie werd gedaan over een periode van één jaar aan een medische hogeschool en zijn aangesloten ziekenhuizen. Het onderzoeksinstrument was een anonieme, vrijwillige 5-punten Likert schaal vragenlijst met 5 punten. De deelnemers werden geselecteerd door middel van eenvoudige aselecte steekproeven in twee groepen van eerstelijnsartsen en verpleegkundigen. De vragenlijst werd geanalyseerd op betrouwbaarheid, constructie en inhoudelijke geldigheid. Vervolgens werden de gegevens in een Excel Spreadsheet ingevoerd en verder geanalyseerd met behulp van statistische software SPSS versie 16.

cross-sectional design

Attitudes nagaan van artsen en verpleegkundigen ten opzichte van het rapporteren van medicatiefouten.

In totaal hebben 175 front-line clinici en 60 verpleegkundigen de enquête afgerond (respons van 96%). De enquêtedeelnemers werden geselecteerd door middel van een steekproefprocedure die in verhouding stond tot de grootte het ziekenhuis. Statistisch significante verschillen werden waargenomen tussen al dan niet melden van ongewenste voorvallen en het comfortniveau bij de melden van ongewenste voorvallen. Gebrek aan communicatie tussen teamleden werd geïdentificeerd als een belangrijke factor die leidde tot ongewenste voorvallen.

Chiang, H. Y., S. Y. Lin, S. C. Hsu, and S. C. Ma. "Factors Determining Hospital Nurses' Failures in Reporting Medication Errors in Taiwan."

Dit is een onderzoek uit Taiwan. Er werden vragenlijsten afgenomen bij 838 eerstelijnsverplegers uit 5 ziekenhuizen in Taiwan. Deze studie is afkomstig uit Taiwan. Elke verpleegkundige met meer dan 3 maand ervaring in het ziekenhuis kwam in aanmerking. Elke verpleegkundige kreeg een vragenlijst met een retourenvelop. Ze konden deze vrijwillig en anoniem invullen. De respons varieerde tussen de volgende percentages van 79,3-93,3% in de 5 ziekenhuizen.

A cross-sectional design using self-administered questionnaires.

In deze studie werden factoren onderzocht die zijn bepaald om leidt tot storingen in de rapportage van medicatiefouten.

Resultaten toonden aan dat 337 (47%) deelnemende verpleegkundigen had nagelaten om incidenten van zichzelf of collega's te melden. De sterkste voorspellers van niet rapporteren waren: ervaring met het maken van medicatiefouten, verschillen in houding ten opzichte van zelfrapportering en zelfrapportage en angst.

Gunes, U. Y., O. Gurlek, and M. Sonmez. "Factors Contributing to Medication Errors in Turkey: Nurses' Perspectives.

Deze studie is uitgevoerd bij 243 verpleegkundigen die werkzaam zijn in twee staatsziekenhuizen in Turkije. De gegevens werden verzameld door middel van een vragenlijst die door de onderzoekers werd ontwikkeld. Er werden geneesmiddelenfouten onderzocht op drie gebieden: soorten fouten, bijdragende factoren en het melden van fouten.

A descriptive cross-sectional study.

Het doel van deze studie was om de ervaringen van verpleegkundigen met betrekking tot medicatiefouten te beschrijven.

De meest voorkomende soorten fouten waren toediening van geneesmiddelen die niet door een arts werd voorgeschreven, toediening van een geneesmiddel dat door iemand anders werd bereid en toediening van een geneesmiddel aan de verkeerde patiënt.

99

Hajibabaee, F., S. Joolaee, H. Peyravi, H. Alijany-Renany, N. Bahrani, and H. Haghani. "Medication Error Reporting in Tehran: A Survey."

Het onderzoek vond plaats in Teheran. Verpleegkundigen werkzaam in medische, chirurgische, orthopedische, gynaecologische en verloskundige afdelingen in ziekenhuizen die verbonden waren aan de Iraanse universiteit van medische wetenschappen, werden geselecteerd. De gegevens zijn tussen november 2008 en mei 2009 verzameld met behulp van een vragenlijst. De gegevens werden beschreven en onderzocht met behulp van Kruskal-Wallis test.

Quantitative, descriptive

Het doel van deze studie was het evalueren van de melding van medicatiefouten door verpleegkundigen.

De respons was 93% (n = 286). Geen van de gemelde individuele en organisatorische kenmerken hield significant verband met het melden van medicatiefouten. Het niet opnemen van vitale signalen (bijv. polsslag, bloeddruk etc.) voor en na toediening van bepaalde geneesmiddelen was de meest gemelde medicatiefout.

Hung, C. C., T. P. Chu, B. O. Lee, and C. C. Hsiao. "Nurses' Attitude and Intention of Medication Administration Error Reporting.

In totaal werden 596 stafverpleegkundigen die werkzaam waren in algemene afdelingen en intensive care afdelingen in een ziekenhuis uitgenodigd om deel te nemen aan deze studie. De onderzoekers gebruikten de instrumenten voor het meten van de houding van verpleegkundigen, de houding van verpleegkundigenmanagers en collega' s, rapportcontrole en de intentie van verpleegkundigen om het feitelijke meldgedrag van verpleegkundigen te voorspellen. Van september tot november 2013 zijn gegevens verzameld. Voor het onderzoek van het veronderstelde model zijn “path analyses” gebruikt. Dit onderzoek vond plaats in Japan.

A cross-sectional design with self-administered questionnaire.

Het doel van deze studie was om de effecten te onderzoeken van de houding en intenties van verpleegkundigen met betrekking tot het melden van medicatiefouten bij toediening van medicatie.

Van de 596 verpleegkundigen die werden uitgenodigd om deel te nemen, hebben 548 (92%) een geldige vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. De bevindingen wezen uit dat de houding van verpleegkundigenmanagers en collega's voorspellend is voor de houding van verpleegkundigen ten opzichte van het melden van medicatiegebruiksfouten. Ook de persoonlijke houding van verpleegkundigen was van invloed op hun voornemen om medicatiefouten te melden; er werd echter geen verband gevonden tussen intentie en feitelijk meldgedrag.

Hung, C. C., B. O. Lee, H. F. Liang, and T. P. Chu. "Factors Influencing Nurses' Attitudes and Intentions toward Medication Administration Error Reporting.

Dit is een onderzoek uit Japan. In totaal werden 596 verpleegkundigen die minstens 3 maanden in een regionaal ziekenhuis werkten uitgenodigd om aan deze studie deel te nemen. De onderzoekers gebruikten de verkennende factoranalyse om de psychometrische eigenschappen van elke meetschaal te testen. De gegevensverzamelingsperiode van 1 week liep van september tot november 2013. Er werden beschrijvende statistieken gebruikt om de demografische en functiekenmerken van de deelnemers te onderzoeken en er werd gebruik gemaakt van meervoudige lineaire regressie om de hypothesen te testen.

A cross-sectional design.

Doel van dit onderzoek was de factoren te onderzoeken die de houding en intenties van verpleegkundigen ten aanzien van het melden van medicatie toedieningsfouten beïnvloeden.

Van de 596 verpleegkundigen die werden uitgenodigd om deel te nemen, hebben 548 (92%) een geldige vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. De bevindingen wezen erop dat altruïsme en de houding van verpleegkundigen, managers en collega's van verpleegkundigen voorspellende factoren zijn voor de houding van verpleegkundigen ten opzichte van hun rapporteergedrag, en dat de houding van collega’s invloed heeft op de intentie van de verpleegkundige om een fout al dan niet te melden.

Jeanmonod, R. and B. Katz. "Error Reporting in the Emergency Department: Do We Do What We Say We Do?”

Dit onderzoek vond plaats in Scholtand. Er werden enquêtes afgenomen en interviews uitgevoerd bij verpleegkundigen die werken op spoedgevallen. Alle gegevens werden geanalyseerd aan de hand van beschrijvende statistieken, de Chi-Square test en de Fishers exact test.

A cross-sectional design with self-administered questionnaire.

Attitudes nagaan van verpleegkundigen ten opzichte van het rapporteren van medicatiefouten.

52 enquêtes zijn teruggestuurd. Voor de meeste fouten waren zorgverleners eerder geneigd om hun leidinggevende in te lichten dan de patiënt zelf. 17% van de respondenten vond niet dat het melden van fouten hun werk was. Slechts 31% van de respondenten was op de hoogte van systemen om fouten te melden. 23% van de respondenten maakt zich zorgen over de negatieve gevolgen van het melden van fouten.

Kim, J., K. An, M. K. Kim, and S. H. Yoon. "Nurses' Perception of Error Reporting and Patient Safety Culture in Korea."

Een vragenlijst werd gemaild naar 960 verpleegkundigen uit acht universitaire ziekenhuizen in Seoel, Korea. Alle acht ziekenhuizen waren ziekenhuizen in de tertiaire zorg, waarin de organisatiestructuur en cultuur vergelijkbaar waren. Statistische analyse werd uitgevoerd met SPSS voor Windows 11.0. Beschrijvende statistieken werden gebruikt om de kenmerken van de proefpersonen en hun percepties van de patiëntveiligheidscultuur op de plaatsen waar ze werkten samen te vatten. Eenrichtings-ANOVA's werden uitgevoerd om de mogelijke relatie te onderzoeken tussen de perceptie van de verpleegkundigen van elk en hun kenmerken, zoals leeftijd, werktijden, positie, werkeenheid en werkervaring in het huidige ziekenhuis, afdeling en speciale ruimte.

A descriptive correlational study

Het doel was om de frequentie van foutmeldingen bij bijna-incidenten. Alsook het beschrijven van de beleving van de patiënt-veiligheidscultuur van verpleegkundigen in hun werkeenheid en ziekenhuis en de houding van hun leidinggevenden ten aanzien van patiëntveiligheid.. Ook ging men na of de perceptie van verpleegkundigen in belangrijke mate geassocieerd is met hun werkervaring, functie, type eenheid, leeftijd en werktijden.

In totaal hebben 886 verpleegkundigen hun enquêtes (92,3% van de respondenten) teruggestuurd, die voor analyses zijn gebruikt. We stelden vast dat de meeste verpleegkundigen zich zorgen maakten over patiëntveiligheid in hun werkeenheid en de coördinatie tussen de eenheden. Een hoger percentage van de Koreaanse verpleegkundigen vond dat problemen met patiëntveiligheid problematischer waren dan de Amerikaanse verpleegkundigen.

Kim, K. S., S. H. Kwon, J. A. Kim, and S. Cho. "Nurses' Perceptions of Medication Errors and Their Contributing Factors in South Korea."

Er werden enquêtes afgenomen bij 220 verpleegkundigen uit zeven ziekenhuizen. Er werd gebruikt gemaakt van de sneeuwbalmethode. Aan de deelnemers werd gevraagd om factoren te identificeren die bijdragen aan medicatiefouten, rapportage en strategieën ter voorkoming van medicatiefouten

A convenient snowballed sample.

Het doel van deze studie was de percepties van medicatiefouten te identificeren bij Koreaanse verpleegkundigen.

In totaal werden 224 van 330 (67,9%) vragenlijsten teruggestuurd. Ruim de helft (63,6%) van de deelnemers was in de afgelopen maand één of meer keren betrokken geweest bij medicatiefouten. Slechts 13,5% van de deelnemers informeerde patiënten en hun familie over medicatiefouten en 28,3% van de deelnemers diende een incidentrapport in. Medicatiefouten deden zich het vaakst voor tijdens de dagploeg.

100

Kreckler, S., K. Catchpole, P. McCulloch, and A. Handa. "Factors Influencing Incident Reporting in Surgical Care."

Van de 203 personeelsleden die in aanmerking kwamen voor het onderzoek namen 55 (76,4%) artsen en 82 (62,6%) verpleegkundigen deel. Tussen januari en maart 2007 is een vragenlijstenquête gehouden onder de vier afdelingen die verantwoordelijk zijn voor chirurgische opnames in een academisch ziekenhuis in het Verenigd Koninkrijk. In totaal kwamen 203 opgeleide personeelsleden in aanmerking voor deelname (72 artsen en 131 verpleegkundigen). De vragenlijst werd anoniem ingevuld via een webapplicatie.

Anonymous web-based questionnaire survey. Quantitative design.

Het doel van deze studie is om de attitudes na te gaan van artsen en verpleegkundigen ten opzichte van medicatiefouten.

Verpleegkundigen hadden aanzienlijk meer kennis van het lokale meldsysteem dan artsen. De ernst van de schade, het incidenttype en het beroep hebben invloed op het al dan niet melden van het incident. De kans was het grootst dat medewerkers een incident meldden wanneer er schade optrad. De artsen waren beduidend minder vaak geneigd om chirurgische complicaties te melden dan andere soorten incidenten. Angst was een aanzienlijk minder belangrijke hindernis voor verslaglegging dan andere redenen.

Lin, Y. H. and S. M. Ma. "Willingness of Nurses to Report Medication Administration Errors in Southern Taiwan: A Cross-Sectional Survey."

Er werd een studie uitgevoerd waarbij 14 medische chirurgische ziekenhuizen in Zuid-Taiwan werden geïnventariseerd. Verpleegkundigen hebben vrijwillig aan deze studie deelgenomen. 605 deelnemers hebben een gestructureerde vragenlijst ingevuld. Van 1 februari 2005 tot en met 15 maart 2005 zijn gegevens verzameld met behulp van de volgende instrumenten: MAEs Unwillingness to Report Scale, Medication Errors Etiology Questionology Questionnaire en Personal Features Questionnaire. Eén aanvullende vraag werd gebruikt om de bereidheid van verpleegkundigen om medicatiefouten te melden vast te stellen:"Als er medicatiefouten optreden moeten deze dan worden gemeld aan de afdeling?" Deze vraag heeft geholpen om de bereidheid of het gebrek daaraan te achterhalen, om incidentenfouten te melden.

Cross- sectional study

Het doel van deze studie was om de prevalentie van MAE's 6 en de bereidheid van verpleegkundigen te onderzoeken.

De resultaten gaven aan dat 66,9% van de verpleegkundigen al MAE’s ervaren hadden en 87,7% van de verpleegkundigen waren bereid om de MAE's te melden als er geen gevolgen waren. De bereidheid van de verpleegkundigen om MAE's te melden verschilde per functie, ziekenhuistype en ziekenhuisfinanciering. Het uiteindelijke logistieke regressiemodel toonde aan dat ziekenhuisfinanciering de enige statistisch significante factor was. De kans op aangiftebereidheid nam toe met 2,66 % in particuliere ziekenhuizen en met 3,28 % in ziekenhuizen zonder winstoogmerk in vergelijking met openbare ziekenhuizen.

Maddineshat, M., A. H. Rosenstein, A. Akaberi, and M. Tabatabaeichehr. "Disruptive Behaviors in an Emergency Department: The Perspective of Physicians and Nurses."

Aan deze studie namen in totaal 45 artsen en 110 verpleegkundigen deel, werkzaam op de spoedafdeling van vijf algemene ziekenhuizen in Bojnurd in Iran. De gegevens werden verzameld met behulp van een vertaalde, gewijzigde en gevalideerde vragenlijst (25 items). De verzamelde gegevens werden geanalyseerd door SPSS.

cross-sectional study

Het doel van deze studie was om na te gaan hoe verstorend gedrag invloed heeft op de kwaliteit van de zorg.

Uit de bevindingen bleek dat artsen in vergelijking met verpleegkundigen meer belang hechten aan de relaties tussen verpleegkundigen en artsen in de ED7. In deze studie vertoonde 81% van de artsen en 52% van de verpleegkundigen verstorend gedrag. Volgens de deelnemers kan dit gedrag leiden tot negatieve resultaten, zoals stress (97%), ontevredenheid over het werk en kan het de Patiëntveiligheid (53%), kwaliteit van zorg (72%) en fouten (70%) in gevaar brengen.

Mobarakabadi, S. S., H. Ebrahimipour, A. V. Najar, R. Janghorban, and F. Azarkish. "Attitudes of Mashhad Public Hospital's Nurses and Midwives toward the Causes and Rates of Medical Errors Reporting."

De studiepopulatie bestond uit 140 verloskundigen en verpleegkundigen in dienst van Mashhad Public Hospitals. De gegevensverzameling werd gedaan aan de hand van een vragenlijst. SPSS 11,5 software werd gebruikt voor gegevensanalyse. Voor het analyseren van gegevens werden beschrijvende en analytische statistieken gebruikt. Standaarddeviatie en relatieve frequentieverdeling, beschrijvende statistieken werden gebruikt voor de berekening van het gemiddelde en de resultaten werden aangepast als uitgeschreven in tabellen en grafieken. De Chi-square test werd gebruikt voor de infertiele data analyse.

cross-sectional observational study

Het doel was om de houding van verpleegkundigen en verloskundigen te evalueren ten aanzien van medicatiefouten.

De meeste verloskundigen en verpleegkundigen (39,4%) lagen in de leeftijdscategorie 25 tot 34 jaar en het laagste percentage (2,2%) in de leeftijdscategorie 55-59 jaar. Het hoogste aantal medicatiefouten had betrekking op werknemers met drie tot vier jaar werkervaring, terwijl het laagste aantal vooral voorkwam bij verpleegkundigen die één tot twee jaar werkervaring hadden. Gemiddeld waren er het meest medicatiefouten tijdens de avonddienst en het laagste aantal tijdens de nachtdienst. Drie hoofdoorzaken van medische fouten waren: onleesbare doktersvoorschriften, gelijkenis van namen in verschillende geneesmiddelen en vermoeidheid van verpleegkundigen.

Sarvadikar, A., G. Prescott, and D. Williams. "Attitudes to Reporting Medication Error among Differing Healthcare Professionals."

Het onderzoek werd uitgevoerd bij 50 zorgprofessionals die werkzaam waren in een tertiair doorverwijsziekenhuis met 900 bedden. Er werd gebruik gemaakt van een vragenlijst.Deze studie vond plaats in het Verenigd Koninkrijk. Een Likert-schaal variërend van 1 (onwaarschijnlijk) tot 5 (waarschijnlijk) werd gebruikt om de kans op het melden van een medicatiefout te beschrijven.

A cross-sectional survey of health professionals.

Deze studie was gericht op het onderzoeken van attitudes van zorgprofessionals (artsen, verpleegkundigen en apothekers) bij het melden van medicatiefouten.

Het totale responspercentage bedroeg 57% (43% voor artsen, 68% voor verpleegkundigen en 64% voor apothekers). Uit de resultaten bleek dat het onwaarschijnlijk is dat artsen minder ernstige medicatiefouten zullen melden (mediaanwaarde 2 op de schaal van Likert). Verpleegkundigen en apothekers waren meer geneigd om minder zware en ernstige medicatiefouten, ondanks hun vrees voor disciplinaire maatregelen, te melden. Alle zorgprofessionals waren eerder geneigd een fout te melden wanneer er schade was voor de patiënt.

6 Medication administering errors

7 Emergency department

101

Wilson, B., H. L. Bekker, and F. Fylan. "Reporting of Clinical Adverse Events Scale: A Measure of Doctor and Nurse Attitudes to Adverse Event Reporting."

De deelnemers van de studie waren 201 artsen en verpleegkundigen die postkwalificatieopleiding volgden aan de universiteiten in Leeds, York en Hull in 2003. . Het meetinstrument was een vragenlijst met 73 items uit interviews met professionals.

Cross-sectional survey with follow-up.

Het doel van de studie was het ontwikkelen van een gevalideerde maatstaf voor de houding van professionals ten aanzien van het melden van klinische ongewenste voorvallen.

De resulterende vragenlijst had een bevredigende interne consistentie (Cronbach's a=0,83) en externe betrouwbaarheid (Spearman's correlatie=0,65). Uit het onderzoek bleek dat artsen minder positieve houdingen hebben ten opzichte van CAER 8dan verpleegkundigen.

Yung, H. P., S. Yu, C. Chu, I. C. Hou, and F. I. Tang. "Nurses' Attitudes and Perceived Barriers to the Reporting of Medication Administration Errors."

Er werd een driedelige vragenlijst opgesteld. Deel één daarvan was gericht op het begrijpen van de houding van verpleegkundigen ten opzichte van het melden van MAE' s. Deel twee was gericht op het begrijpen van de barrières die verpleegkundigen ervaren om MAE's te melden. Deel drie was gericht op het analyseren van bekende MAE's om inzicht te krijgen in de feitelijke rapportagesituaties. De beoogde deelnemers waren verpleegkundigen werkten in het groot academisch ziekenhuis in Taipei in Taiwan (>2900 bedden).

A cross-sectional, descriptive survey with a self-administered questionnaire.

Het doel van de studie was het onderzoeken van de attitudes en barrières voor het melden van medicatiefouten bij toediening en het begrijpen van gevoelens van verpleegkundigen tegenover incidentiemeldingen.

In totaal hebben 306 verpleegkundigen aan de studie deelgenomen. De houding van verpleegkundigen ten aanzien van het melden van fouten in medicatie toedieningsfouten neigde naar positief. De belangrijkste ervaren barrière was angst voor de gevolgen na rapportage. De resultaten toonden aan dat 88,9% van de medicatie toedieningsfouten mondeling werden gemeld, terwijl 19,0% via het meldsysteem van het ziekenhuis werd gemeld. Zelfbeschuldiging was het algemene gevoel van verpleegkundigen na melding van een medicatiefout.

8 attitudes towards clinical adverse event reporting

102

3.10.3 Empirisch luik

3.10.3.1 Adviesaanvraagformulier D

Document D (scripties of Z-lijn)

VERZOEK TOT ADVIES VAN HET ETHISCH COMITE BETREFFENDE EEN

prospectief observationeel ONDERZOEKSPROJECT en/of retrospectief onderzoeksproject

OP GEZONDHEIDSGEGEVENS voor het maken van een scripties of Z-lijn

(enkel verzameling van patiëntengegevens, vragenlijsten en interviews)

1. TITEL VAN DE SCRIPTIE :

KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN TEN AANZIEN VAN

MEDICATIEFOUTEN RETROSPECTIEF X PROSPECTIEF

2. ONDERZOEK IN FUNCTIE VAN:

BACHELOR SCRIPTIE ▪ NAAM STUDENT: ▪ OPLEIDING: ▪ NAAM HOGESCHOOL: ▪ EMAIL STUDENT: ▪ TEL. STUDENT:

X MASTERSCRIPTIES OF Z-LIJN

▪ NAAM STUDENT: EMMA DANNEELS YENTEL ABBELOOS

▪ OPLEIDING: MASTER IN MANAGEMENT EN BELEID VAN DE GEZONDHEIDSZORG

▪ NAAM FACULTEIT: FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

▪ EMAIL STUDENT: [email protected] [email protected]

▪ TEL. STUDENT: EMMA: 0496 40 96 44 YENTEL: 0479 17 22 80

ETHISCH COMITE

Universitair Ziekenhuis

De Pintelaan 185

9000 Gent

[email protected]

tel. +32 9 332 33 36 - +32 9 332 26 88 -

+32 9 332 6854

fax +32 9 332 49 62

103

INDIEN WERKSTUDENT: ▪ VOOROPLEIDING: ▪ HOOGST BEHAALD DIPLOMA: ▪ WERKERVARING:

3. GEGEVENS VAN DE HOOFDONDERZOEKER (PROMOTOR)[de eerste onderzoeker

moet een persoon zijn die vast verbonden is aan de dienst UZ (geen ASO) of universiteit]

▪ NAAM: PROF.DR. DOMINIQUE VANDIJCK ▪ FUNCTIE: HOOFDDOCENT ▪ UZ DIENST: /

OF FACULTEIT/VAKGROEP: MAATSCHAPPELIJKE GEZONDHEIDSKUNDE GENEESKUNDE EN LEVENSWETENSCHAPPEN/ FYSIOLOGIE-BIOCHEMIE-IMMUNOLOGIE

▪ TELEFOONNUMMER: 09 332 50 47 ▪ FAX: 09 332 49 94 ▪ E-MAIL:[email protected]/

[email protected] ▪ NAAM UZ DIENSTHOOFD: /

OF NAAM VAKGROEPVOORZITTER: PROF. DR. KOEN VAN HERCK

4. GEGEVENS VAN DE MEDEWERKER(S) AAN HET ONDERZOEK ▪ NAAM: DRS. MELISSA DESMEDT ▪ FUNCTIE: DOCTORAATSSTUDENT ▪ UZ DIENST: /

OF FACULTEIT/VAKGROEP: FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN

▪ VAKGROEP PSYCHOANALYSE EN RAADPLEGINGSPSYCHOLOGIE

TELEFOONNUMMER: 0474 68 62 99 ▪ FAX: 09 264 64 88 ▪ E-MAIL: [email protected]/ [email protected] ▪ NAAM UZ DIENSTHOOFD:

OF NAAM VAKGROEPVOORZITTER /

5. GEGEVENS VAN DE PROMOTOR + AFFILIATIE:

▪ NAAM: PROF. DR. DOMINIQUE VANDIJCK ▪ FUNCTIE: HOOFDDOCENT ▪ UZ DIENST : /

OF FACULTEIT/VAKGROEP: MAATSCHAPPELIJKE GEZONDHEIDSKUNDE

GENEESKUNDE EN LEVENSWETENSCHAPPEN/ FYSIOLOGIE-BIOCHEMIE-IMMUNOLOGIE GENEESKUNDE EN LEVENSWETENSCHAPPEN/ FYSIOLOGIE-BIOCHEMIE-IMMUNOLOGIE

▪ TELEFOONNUMMER: 09 332 50 47 ▪ FAX: 09 332 49 94 ▪ E-MAIL:[email protected]/

[email protected] ▪ NAAM UZ DIENSTHOOFD: /

OF NAAM VAKGROEPVOORZITTER: PROF. DR. KOEN VAN HERCK

6. SOORT ONDERZOEK

VERZAMELEN VAN PATIENTENGEGEVENS DIE KLINISCH STANDAARD GEGEVENS ZIJN (=

GEEN ENKEL AANVULLEND ONDERZOEK, BLOED- OF ANDERE STAALAFNAME)

GEGEVENSVERZAMELING VAN PATIËNTEN DOOR HOOFDONDERZOEKER PERSOONLIJK

BEHANDELD

GEGEVENSVERZAMELING VAN EEN GROEP PATIËNTEN OP DE DIENST VAN DE

104

HOOFDONDERZOEKER MET EEN BEPAALDE PATHOLOGIE

X VRAGENLIJSTEN (GELIEVE DEZE EVENEENS VOOR TE LEGGEN AAN HET EC)

INTERVIEW (GELIEVE DE VRAGEN EVENEENS VOOR TE LEGGEN AAN HET EC

ZUIVER RETROSPECTIEF ONDERZOEK (NIET VERGETEN OM PER STUDENT EEN

ONDERTEKEND INFORMATIE- EN WAARSCHUWINGSNOTA MEE IN TE DIENEN)

7. GEEF EEN KORTE SAMENVATTING VAN HET ONDERZOEKSPROJECT (MINIMUM 30

ZINNEN/EEN HALVE PAGINA) VERSTAANBAAR VOOR MENSEN NIET

GESPECIALISEERD IN DE MATERIE, VERWIJS NIET ALLEEN NAAR EEN

BIJGEVOEGD PROTOCOL.

ONZE GEZONDHEIDSZORG BEHOORT TOT ÉÉN VAN DE BESTE TER WERELD. DESONDANKS IS

EEN (PATIËNT) VEILIGE ZORG GEEN EVIDENTIE. UIT CIJFERS BLIJKT BIJVOORBEELD DAT ER

IN DE ZIEKENHUIZEN JAARLIJKS MEER MENSEN OVERLIJDEN DAN IN AUTO-ONGEVALLEN.

BOVENDIEN ZIJN ZO’N 150-TAL MEDISCHE INCIDENTEN TOE TE SCHRIJVEN AAN

MEDICATIEFOUTEN. EEN GROOT MERENDEEL (40%) DAARVAN GEBEURT TIJDENS DE

TOEDIENING VAN MEDICATIE.

HEEL WAT VAN DIE MEDICATIEFOUTEN ZIJN GERELATEERD AAN INEFFICIËNTE

COMMUNICATIE, ONVOLDOENDE ONDERLINGE AFSTEMMING TUSSEN ZORGVERLENERS EN

INADEQUATE DIAGNOSTIEK.

TOCH HEBBEN WE ONVOLDOENDE CIJFERS/GEGEVENS TER BESCHIKKING OMTRENT

MEDICATIEFOUTEN IN BELGIË. BIJGEVOLG WILLEN WE (EMMA EN YENTEL) EEN

GROOTSCHALIG ONDERZOEKSPROJECT OPSTELLEN MET ALS DOEL TE PEILEN NAAR DE

KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN TEN AANZIEN VAN

MEDICATIEFOUTEN IN DE VLAAMSE ZORGSECTOR. DIT AAN DE HAND VAN EEN VRAGENLIJST

VOOR VERPLEEGKUNDIGEN. DEZE KAN U IN BIJLAGE TERUGVINDEN. DE ONDERZOEKSVRAAG IS: “WAT IS DE KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN

VERPLEEGKUNDIGEN TEN AANZIEN VAN MEDICATIEFOUTEN?”. DE DOELPOPULATIE ZAL OP

DE HOOGTE WORDEN GEBRACHT VAN HET ONDERZOEK VIA SOCIALE NETWERK

PLATVORMEN ZOALS FACEBOOK & TWITTER.

8. GEGEVENS OVER

X VOLWASSENEN IN STAAT TOESTEMMING TE GEVEN VOLWASSENEN NIET IN STAAT TOT TOESTEMMING MINDERJARIGEN STUDIE IN URGENTIESITUATIE GEGEVENSVERZAMELING VAN PATIËNTEN DIE NIET LANGER IN FOLLOW UP NAAR DE

ARTS OF HET ZIEKENHUIS KOMEN EN/OF ONDERTUSSEN OVERLEDEN ZIJN. (MEERDERE KEUZES ZIJN MOGELIJK)

9. GEGEVENS OVER GEZONDEN ZIEKEN LIJDEND AAN:DIVERSE PATHOLOGIE X PERSONEEL, STUDENTEN NADER OMSCHRIJVEN:

105

VERPLEEGKUNDIGEN GESLACHT X MAN X VROUW 10. HOE WORDEN DEZE DEELNEMERS GERECRUTEERD? DE VRAGENLIJST IS UITSLUITEND VOOR VERPLEEGKUNDIGEN. DE VRAGENLIJST ZAL

VERSPREID WORDEN VIA SOCIALE MEDIA (FACEBOOK) EN E-MAIL. ER ZAL OOK GEBRUIK

GEMAAKT WORDEN VAN KANALEN ZOALS: THINK4NURSES, ZORGNET-ICURO, ENZ. MET

ALS DOEL ZOVEEL MOGELIJK RESPONDENTEN TE REKRUTEREN VANUIT VERSCHILLENDE

ZORGSETTINGEN, ZODAT WE DE KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN

TEN AANZIEN VAN MEDICATIEFOUTEN IN KAART KUNNEN BRENGEN.

11. TOTAAL AANTAL DEELNEMERS IN DE STUDIE IN BELGIE?

VEEL VERPLEEGKUNDIGEN MAKEN GEBRUIK VAN SOCIALE MEDIA EN DE MEERDERHEID

HEEFT EEN E-MAIL ACCOUNT, MAAR DIT IS GEEN EVIDENTIE DAT MEN DEELNEEMT AAN DE

STUDIE. EEN INSCHATTING MAKEN VAN HET TOTAAL AANTAL DEELNEMERS IN DE STUDIE IN

BELGIË IS DUS NIET GEMAKKELIJK. WIJ WILLEN PROBEREN OM ZOVEEL MOGELIJK

VERPLEEGKUNDIGEN TE SENSIBILISEREN OM ONZE VRAGENLIJST IN TE VULLEN. HIERBIJ

GEVEN WE EEN MAXIMUM VAN 20 000 DEELNEMERS. X IN HET UZ GENT:

X ANDERE LOCATIE: VERPLEEGKUNDIGEN UIT ALLE ZIEKENHUIZEN IN BELGIË

OPGELET: HET EXPERIMENT IS ENKEL VERZEKERD VOOR HET HIER OPGEGEVEN

AANTAL. INDIEN MEN EXTRA DEELNEMERS WIL INCLUDEREN, ZAL MEN DIT VIA EEN

AMENDEMENT MOETEN AANVRAGEN

12. PERIODE VAN HET ONDERZOEK (BEGIN- EN EINDDATUM MAAND/JAAR) VANAF DE GOEDKEURING DOOR DE EC -30/06/2018

13. WORDT DIT ONDERZOEKSPROJECT FINANCIEEL ONDERSTEUND DOOR DE

INDUSTRIE? X NEEN JA: FARMACEUTISCHE INDUSTRIE NAAM: ANDERE:

14. WIE IS DE OPDRACHTGEVER? UZ GENT X UGENT ANDERE

15. VERZEKERING: DOOR WELKE VERZEKERINGSPOLIS BENT U GEDEKT?

(WANNEER HET GEEN VERZEKERING IS AFGESLOTEN DOOR HET UZ/UGENT

106

GELIEVE DAN DE VERZEKERINGSPOLIS BIJ TE VOEGEN)

X UGENT NO FAULT

ZUIVER DOSSIER ONDERZOEK ZONDER ENIG CONTACT MET DE PATIËNT OVER

GEGEVENS VOOR INDIENING VAN DE AANVRAAG VERZAMELD (= RETROSPECTIEF

NON-INTERVENTIONEEL ONDERZOEK) – GEEN VERZEKERING NODIG

16. HET ONDERZOEK IS MONOCENTRISCH:

X JA

NEEN WELKE CENTRA NEMEN NOG HIERAAN DEEL?

ZORGNET-ICURO Guimardstraat 1, 1040 Brussel

02 511 80 08

THINK4NURSES

NAAM, ADRES, TEL., FAX EN E-MAIL VAN ANDERE ETHISCHE COMITÉ DIE MEEWERKEN

AAN HET ONDERZOEK + NAAM VAN DE LOKALE ONDERZOEKER:

17. WORDT VOOR DIT ONDERZOEK EEN INFORMED CONSENT GEVRAAGD AAN DE

PATIËNT VOOR INZAGE VAN DOSSIER, AFNEMEN VRAGENLIJSTEN/INTERVIEW

(STEEDS HET IC TER GOEDKEURING AAN HET EC VOORLEGGEN) X JA NEEN (ARGUMENTEREN WAAROM NIET)

107

IK VERKLAAR DE GEHELE VERANTWOORDELIJKHEID VAN HET

HIERBOVEN VERMELD PROJECT OP MIJ TE NEMEN EN BEVESTIG DAT

VOOR ZOVER DE HUIDIGE KENNIS HET TOELAAT, DE GEGEVEN

INLICHTINGEN MET DE WERKELIJKHEID OVEREENSTEMMEN.

DE HOOFDONDERZOEKER HET U.Z. DIENSTHOOFD OF DE VAKGROEPVOORZITTER (VOOR AKKOORD)

DATUM : 07/03/2018 DATUM : 07/03/2018 NAAM :DOMINIQUE VANDIJCK NAAM : KOEN VAN HERCK HANDTEKENING :

HANDTEKENING :

PROMOTOR VAN DE SCRIPTIE

(ZO VERSCHILLEND VAN DE HOOFDONDERZOEKER) DATUM:07/03/2018 NAAM + AFFILIATIE: MELISSA DESMEDT HANDTEKENING:

NAAM STUDENTEN

DATUM : 07/03/2018 NAAM: EMMA DANNEELS

HANDTEKENING:

108

3.10.3.2 Vragenlijst

Kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van medicatiefouten

Onze gezondheidszorg behoort tot één van de beste ter wereld. Desondanks is een (patiënt) veilige zorg geen evidentie. Zo blijkt uit cijfers dat er in de ziekenhuizen jaarlijks meer vermijdbare overlijdens voorkomen dan in auto-ongevallen. Naast inefficiënte communicatie, inadequate diagnose, en voorvallen tijdens heelkunde is het merendeel van de medische incidenten toe te schrijven aan medicatiefouten (waarvan 40% tijdens de medicatietoediening). Desalniettemin zijn er tot op heden onvoldoende cijfers/gegevens ter beschikking omtrent medicatiefouten in België. Bijgevolg werd een grootschalig onderzoeksproject opgesteld met als doel te peilen naar de kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van medicatiefouten in de Vlaamse zorgsector. Wij willen u hierbij vriendelijk verzoeken om onderstaande vragenlijst in te vullen. Het invullen van deze enquête neemt maximaal 10 minuten van uw tijd in beslag. Dit onderzoeksprotocol werd voorgelegd aan een commissie voor medische ethiek. Deelname aan dit onderzoek gebeurt op vrijwillige basis. U kunt weigeren om deel te nemen en u kunt zich op elk ogenblik terugtrekken uit de studie. Uw deelname is anoniem, confidentieel en uw persoonlijke resultaten worden niet teruggekoppeld aan uw werkomgeving.

De onderzoekers wensen u oprecht te danken voor uw deelname. Voor vragen kunt u contact opnemen op het e-mailadres: [email protected] of op het nummer: 09 332 50 47.

109

Deel 1: Persoonsgegevens

1. uw geslacht?

vrouw

man 2. uw leeftijd?

≤ 25 jaar

26 – 35 jaar

36 – 45 jaar

46 – 55 jaar

56 – 65 jaar

≥ 65 jaar

3. uw hoogst behaalde diploma?

HBO5 / A2 verpleegkundige

professionele Bachelor in de Verpleegkunde / A1 verpleegkundige

master

doctoraat

4. uw hoogst bijkomend behaalde diploma?

geen

postgraduaat

bachelor-na-bachelor

master

doctoraat

5. Uw belangrijkste tewerkstelling?

universitair/algemeen ziekenhuis

psychiatrisch ziekenhuis

geestelijke gezondheidszorg

ouderenzorg

thuiszorg

andere, namelijk:

6. u bent tewerkgesteld in?

West-Vlaanderen

Oost-Vlaanderen

Antwerpen

Limburg

Vlaams-Brabant

Waals-Brabant

Henegouwen

Namen

Luik

110

Luxemburg

andere, namelijk:

7. Op welke afdeling bent u hoofdzakelijk tewerkgesteld?

ik werk niet in een ziekenhuis

heelkunde

interne

pediatrie

intensievezorgen / spoedgevallen / operatiekwartier

medisch ondersteunende diensten

dagziekenhuis

polikliniek

andere, namelijk:

8. uw arbeidsregime?

fulltime

parttime

9. uw anciënniteit?

≤ 5 jaar

6 tot 10 jaar

11 tot 20 jaar

21 tot 30 jaar

≥ 31 jaar

111

Deel 2: Kennisvragen

1. Patiëntveiligheid is …?

het nagenoeg ontbreken van de kans dat aan de patiënt lichamelijke en/of

psychische schade wordt toegebracht door het niet volgens de professionele

standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkomingen van het

zorgsysteem.

patiëntveiligheid gaat over alle activiteiten die zijn gericht op het juist

voorschrijven, afleveren en gebruik van medicatie.

schade vermijden die het (logische) gevolg is van ziekte of van het vooraf

ingeschatte risico op een complicatie bij het stellen van een diagnose en/of

het instellen van een behandeling. In dien zin staat patiëntveiligheid gelijk aan

risicoloze zorg.

2. Een medicatiefout is …?

een fout die ontstaat bij de toediening van medicatie en altijd leidt tot schade.

elke vermijdbare gebeurtenis die kan leiden tot onaangepast

medicatiegebruik of schade voor de patiënt waarbij de medicatie onder

controle is van de professional, de patiënt of de consument.

elke onvermijdbare gebeurtenis die kan leiden tot onaangepast

medicatiegebruik of letsel voor de patiënt waarbij de medicatie onder controle

is van de professional, de patiënt of de consument.

3. Volgens een rapport van het Institute of Medicine, zorgen incidenten in

Amerikaanse ziekenhuizen voor ongeveer half zoveel vermijdbare

overlijdens als auto-ongelukken.

juist

fout

ik weet het niet

4. Welk percentage van de acute ziekenhuisopnames zijn het gevolg van medicatiefouten in de thuissituatie?

<5%

5-10%

11-15%

>15%

112

5. Welke van onderstaande maatregelen standaard zijn voor artsen en

verpleegkundigen ?

het wassen van de handen voor en na patiëntencontact

het controleren van de identiteit van de patiënt vóór medicatietoediening

grondige motivering voor elke test of een behandeling die men wil uitvoeren

alle bovenstaande

geen van bovenstaande

6. Fouten in de toediening van de medicatie moeten altijd worden gemeld in het incidentenmeldingssysteem.

Waar

Niet waar

Ik weet het niet

7. Hoeveel belang hecht u persoonlijk aan (patiënt)veiligheid van zorg. Geef aan op een schaal van 0 tot 10?

0 = patiëntveiligheid is niet belangrijk 10 = patiëntveiligheid is belangrijk

113

Deel 3: Schaalvragen in verband met oorzaken van medicatiefouten

Geef aan in welke mate u al dan niet akkoord bent met volgende criteria omtrent de

potentiële oorzaken van medicatiefouten in uw werksituatie?

• Gebrekkige samenwerking tussen zorgprofessionals (bv: artsenen

verpleegkundigen)

• Gebrekkige samenwerking tussen verpleegkundigen onderling

• Gebrekkige communicatie tussen verpleegkundigen

• Hoge werkdruk

• Personeelstekort

• Vermoeidheid bij zorgverleners

• Afleiding bij zorgverleners (bv: afleiding door collega’s, afleiding door

patiënten,…)

114

• Moeilijk leesbaar handschrift van de arts

• Foutieve berekening van dosering van medicatie

115

Deel 4: Stellingen

Onderstaande stellingen hebben betrekking op het rapporteren van medicatiefouten. Geef aan in welke mate deze stellingen van toepassing zijn op uw werksituatie?

Stellingen met betrekking op het rapporteren van medicatiefouten

No

oit

Ze

lde

n

Va

ak

Alt

ijd

Nie

t v

an

toe

pa

ss

ing

1. Als ik een medicatiefout maak, dan rapporteer ik dit aan mijn direct leidinggevende..

2. Als ik een medicatiefout maak, dan rapporteer ik dit in het incidentmeldingssysteem.

3. Als ik een medicatiefout maak, dan rapporteer ik dit aan mijndirecte collega(s).

4. Als ik een medicatiefout maak, dan spreek ik de betrokken patiënt/familieleden hierover aan.

5. Indien ik een medicatiefout ontdek van een collega, dan spreek ik mijn collega rechtstreeks aan.

6. Indien ik een medicatiefout ontdek van een collega, dan rapporteer ik dit aan mijn leidinggevende(n).

116

Deel 5: Medicatiefouten

Deel 5 bestaat uit meerkeuzevragen.

Naar uw oordeel …

1. Hoe vaak komen medicatiefouten voor in uw werkomgeving?

dagelijks

wekelijks

maandelijks

jaarlijks

nooit

2. Hoe vaak komen medicatiefouten voor in de gezondheidszorg?

dagelijks

wekelijks

maandelijks

jaarlijks

niet voorkomend

3. Heeft u zelf ooit een medicatiefout gemaakt bij het lezen van een voorschrift?

ja

nee

4. Heeft u zelf ooit een medicatiefout gemaakt bij het voorbereiden/klaarmaken van medicatie?

ja

nee

5. Heeft u zelf ooit een medicatiefout gemaakt bij het toedienen van medicatie?

ja

nee

6. Heeft u zelf ooit medicatie gegeven aan de verkeerde patiënt?

ja

nee

7. Heeft u ooit een medicatiefout gemaakt omwille van een gebrek aan kennis over medicatie?

ja

nee

8. Heeft u ooit een medicatiefout gemaakt omwille van gebrekkige communicatie tussen zorgverleners?

ja

nee

117

9. Heeft u ooit een medicatiefout gemaakt omwille van vermoeidheid?

ja

nee

10. Heeft u ooit een medicatiefout gemaakt omwille van afleiding?

ja

nee

11. Heeft u ooit een medicatiefout gemaakt omwille van onvolledige overdracht van patiënteninformatie?

ja

nee

12. Heeft u ooit een medicatiefout gemaakt omwille van hoge werkdruk?

ja

nee

13. Wat was uw belangrijkste gevoel bij deze medicatiefout(en)?

angstig

schuldig

boos

teleurgesteld

droevig

verwonderd

verbaasd

ongerust

andere, namelijk:

14. Wat was het gevolg van deze medicatiefout(en) voor de patiënt (meerdere antwoorden mogelijk)?

geen

nevenwerking

langere hospitalisatie

verlies van vertrouwen

overlijden

andere, namelijk:

15. Vinden uw collega-verpleegkundigen op de werkvloer het voorkomen van medicatiefouten belangrijk?

ja

nee

ik weet het niet

16. Wordt er op uw werk voldoende aandacht besteed aan medicatiefouten?

ja

nee

118

17. Worden er preventieve maatregelen (bv. bijscholing over het voorkomen van medicatiefouten) genomen om medicatiefouten te vermijden? Indien ja, wat houden deze in?

ja, namelijk:

nee

ik weet het niet

18. Is er een incidentmeldingssysteem aanwezig in uw werksituatie?

ja

nee

ik weet het niet

19. Is er in uw werksituatie een procedure (bijvoorbeeld: stappenplan, protocol, …) ter beschikking bij het maken van medicatiefouten?

ja

nee

ik weet het niet

20. Gebruikt u deze procedure?

ja

nee

niet van toepassing

21. Indien een verpleegkundige medicatie aan de verkeerde patiënt toedient, heeft dit dan gevolgen voor de verpleegkundige?

ja

nee

ik weet het niet

22. Wat zijn de gevolgen van medicatiefouten in uw werksituatie? (meerdere antwoorden mogelijk) geen

sanctie

opleiding

ontslag

andere …?

23. Welk klimaat heerst er in uw organisatie indien u een medicatiefout

rapporteert?

een ondersteunend/stimulerend klimaat

een bestraffend klimaat

119

24. Hoe wordt er gereageerd door de leidinggevende(n) op gerapporteerde

medicatiefouten?

niet

door middel van sancties

de medicatiefout wordt met de betrokken medewerker(s) besproken

andere …?

U bent klaar. Wij willen u hartelijk danken voor uw deelname aan dit onderzoek. Dominque Vandijck Melissa Desmedt Emma Danneels Yentel Abbeloos

120

3.10.3.3 Informed consent

Informatie voor de deelnemer Project: ONDERZOEK: WAT IS DE KENNIS, ATTITUDE EN PERCEPTIE VAN VERPLEEGKUNDIGEN TEN

AANZIEN VAN MEDICATIEFOUTEN? Beschrijving en doel van het project. Onze gezondheidszorg behoort tot één van de beste ter wereld. Desondanks is een (patiënt) veilige zorg geen evidentie. Zo blijkt uit cijfers dat er in de ziekenhuizen jaarlijks meer vermijdbare overlijdens voorkomen dan in auto-ongevallen. Naast inefficiënte communicatie, inadequate diagnose, en voorvallen tijdens heelkunde is het merendeel van de medische incidenten toe te schrijven aan medicatiefouten (waarvan 40% tijdens de medicatietoediening). Desalniettemin zijn er tot op heden onvoldoende cijfers/gegevens ter beschikking omtrent medicatiefouten in België. Bijgevolg werd een grootschalig onderzoeksproject opgesteld met als doel te peilen naar de kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van medicatiefouten in de Vlaamse zorgsector. Wij willen u hierbij vriendelijk verzoeken om onderstaande vragenlijst in te vullen. Het invullen van deze enquête neemt maximaal 10 minuten van uw tijd in beslag. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan dit ziekenhuis, en zal worden uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies. Deze verzameling wordt uitgevoerd onder supervisie van Prof. Dr. Dominique Vandijck. Toestemming en weigering Het staat u volkomen vrij om deel te nemen of niet. U kunt weigeren de vragenlijsten in te vullen zonder dat u hiervoor een reden moet opgeven. Als u toestemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. Voordelen Deze studie biedt geen voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten kunnen leiden tot betere inzichten omtrent de attitudes van verpleegkundigen naar medicatiefouten toe. Hierdoor kan er nagedacht worden over oplossingen om het aantal medicatiefouten te reduceren. Kosten Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen financieel voordeel. Vertrouwelijkheid Als u akkoord gaat om aan deze studie deel te nemen, zullen uw persoonlijke en klinische gegevens tijdens deze studie worden geanonimiseerd (hierbij is er totaal geen terugkoppeling meer mogelijk naar uw persoonlijke dossier). In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn.

121

Verzekering: De experimentenwet van 7/05/2004 verplicht ons om deelnemers aan wetenschappelijke projecten te verzekeren voor de deelname en het risico (hoe klein ook) dat men loopt. De waarschijnlijkheid dat u door deelname aan deze studie enige schade ondervindt, is extreem laag. Indien dit toch zou voorkomen, wat echter zeer zeldzaam is, werd er een verzekering afgesloten conform de Belgische wet van 7 mei 2004, die deze mogelijkheid dekt.

Toestemmingsverklaring Ik verklaar hierbij op een voor mij begrijpelijke wijze mondeling en schriftelijk te zijn ingelicht over de aard, de methode en het doel van deze studies. Ik stem erin toe deel te nemen aan het wetenschappelijk onderzoek. Ik ben er mij van bewust dat dit project ter beoordeling en controle aan het Ethisch Comité van het UZ Gent werd voorgelegd en ik deze goedkeuring niet moet beschouwen als een motivatie tot deelname aan deze studie. Ik ben ervan op de hoogte dat deelname aan deze studies geen bijkomende kosten meebrengen en dat er geen financieel voordeel aan verbonden is. De deelnemer kan zich op elk moment terugtrekken tot op het ogenblik dat de gegevens in de database worden bewaard zonder hiervoor een verklaring te hoeven afleggen. Gelezen en goedgekeurd, Naam onderzoeker: Dominique Vandijck Naam deelnemer: Datum: 07/03/2018 Datum:

Handtekening: Handtekening:

122

3.10.3.4 E-mail piloottest

Geachte Onze gezondheidszorg behoort tot één van de beste ter wereld. Desondanks is een (patiënt) veilige zorg geen evidentie. Patiëntveiligheid is een belangrijke dimensie van kwaliteitsvolle zorg. Uit cijfers blijkt bijvoorbeeld dat er in de ziekenhuizen jaarlijks meer mensen overlijden dan in auto-ongevallen. Waarvan er jaarlijks zo’n 150-tal toe te schrijven zijn aan medicatiefouten. Een groot merendeel (40%) van die fouten gebeurt tijdens de toediening van medicatie. Heel wat van die medicatiefouten zijn toe te schrijven aan inefficiënte communicatie, onvoldoende onderlinge afstemming tussen zorgverleners en inadequate diagnostiek. Toch hebben we onvoldoende cijfers/gegevens ter beschikking omtrent medicatiefouten in België. Bijgevolg werd een grootschalig onderzoeksproject opgesteld met als doel te peilen naar de kennis, attitude en perceptie van verpleegkundigen ten aanzien van medicatiefouten in de Vlaamse zorgsector. Alvorens we onze vragenlijst verspreiden hadden we deze graag laten valideren door een expert, i.f.v. de piloottest. Wij willen u vriendelijk verzoeken om onderstaande vragenlijst kritisch te lezen en uw opmerkingen aan ons door te spelen. Graag horen wij uw suggesties, zodat we een gevalideerd instrument kunnen verspreiden. De onderzoekers wensen u oprecht te danken voor uw deelname. Voor vragen kunt u contact opnemen op het e-mailadres: [email protected] of op het nummer: 09 332 50 47. Met vriendelijke groeten Emma Danneels Yentel Abbeloos Dr. Dominique Vandijck Drs. Melissa Desmedt

123