Thesis 22-05 def - Tilburg University
Transcript of Thesis 22-05 def - Tilburg University
Masterthesis
The Need for Street
Els Desmares
Masterthesis The Need for Street
Peu d'hommes sont doués de la faculté de voir; il y en a moins encore qui
possèdent la puissance d'exprimer.
—Charles Baudelaire (La Peintre de la Vie Moderne, 1863: 17)
Masterthesis The Need for Street
The Need for Street
De flâneur en The Sartorialist en hun bijzondere relatie tot de stad
Els Desmares
800453
Datum
27-05-2014
Tilburg School of Humanities Kunst- en cultuurwetenschappen
Master: Kunsten, publiek en samenleving
Masterthesis The Need for Street
Voorwoord Deze thesis vormt de afsluiting van mijn masteropleiding Kunst- en
Cultuurwetenschappen met als specialisatie ‘Kunsten, Publiek en
Samenleving’ aan de faculteit Humanities van Tilburg University. In 2012
maakte ik een start met deze masteropleiding na het voltooien van mijn
bacheloropleiding Algemene Cultuurwetenschappen aan de Radboud
Universiteit Nijmegen in datzelfde jaar. Na drie jaar studeren in Nijmegen
wilde ik graag een verandering van omgeving voor het afronden van mijn
studie. De master aan Tilburg University sloot het beste aan bij mijn interesse
voor wat kunst en cultuur hebben betekend en kunnen betekenen voor de
maatschappij.
In maart 2013 begon ik aan de voorbereidingen van mijn thesis door
het volgen van het vak Reflectie op Cultuurwetenschap, waarvoor ik een
onderzoeksvoorstel schreef. Daarna volgde een lange moeizame periode als
gevolg van persoonlijke omstandigheden, waarin mijn thesis op een laag pitje
bleef staan. Eind 2013 pakte ik de draad weer op en mijn thesis kreeg
eindelijk steeds meer vorm. In februari 2014, toen ik in de eindfase van mijn
thesis was, kreeg mijn moeder een hersenbloeding, waardoor mijn thesis
wederom een tijd bleef liggen. Nu, in mei 2014 heb ik mijn thesis af kunnen
ronden in de vorm waarin deze nu voor u ligt.
Een groot woord van dank gaat uit naar mijn ouders, die mij op alle
mogelijke manieren altijd hebben gesteund tijdens mijn studietijd. Tevens
bedank ik mijn vriend Lucas, die mij op de juiste momenten de moed gaf die ik
nodig had om door te zetten. Tot slot wil ik mijn begeleider Jan Jaap de Ruiter
bedanken voor zijn geloof in mijn kunnen, het ‘in stukken hakken’ van mijn
thesis en Geertjan de Vugt voor zijn bereidheid tweede lezer te zijn.
Ik wens u veel plezier met het lezen van mijn thesis.
Els Desmares
Goirle, mei 2014
Masterthesis The Need for Street
Inhoudsopgave
1. INLEIDING 1
2. DE FLÂNEUR IN AL ZIJN GEDAANTES 5
2.1. DE ORIGINELE FLÂNEUR, 1830-1840 5
2.2. DE TOCH HERREZEN FLÂNEUR, 1850 9
2.2.1. BAUDELAIRE ONDER DE LOEP 10
2.2.2. DE AVANT-GARDE FLÂNEUR 15
2.3. DE LAATSTE REÏNCARNATIE, 1930 19
2.3.1. DE NEERGANG 20
2.3.2. DE REDDING 23
3. FLÂNERIE ANNO 2014 26
3.1. DE METROPOOL 26
3.1.1. GLOBALISERING 26
3.1.2. INDIVIDUALITEIT EN MODE 26
3.1.3. HET FALEN VAN FLÂNERIE 28
3.2. THE SARTORIALIST: EEN MOGELIJKE FLÂNEUR 30
3.2.1. EEN VERDERE KENNISMAKING 30
3.2.2. VISIE EN WERKWIJZE 33
3.2.3. HET BELANG VAN STRAATMODE 35
4. TOEN & NU 37
4.1. WANDERLUST 37
4.1.1. MELANCHOLIE VERSUS ONTEMBAAR VERLANGEN 37
4.1.2. SCHOONHEID OP ANDERE PLEKKEN 40
Masterthesis The Need for Street
4.2. IMAGO 41
4.2.1. COMMERCIE EN KUNSTENAARSCHAP 41
4.2.2. IJDELTUITEN 43
4.3. UNIVERSALITEIT 46
4.3.1. DE SUPERFLÂNEUR 46
4.3.2. VRIJHEID 49
5. CONCLUSIE 51
6. BIBLIOGRAFIE 53
7. DIGITALE BRONNEN 59
8. AFBEELDINGEN 60
Masterthesis The Need for Street
1
1. Inleiding
Parijs is van oudsher een stad die bedoeld is om te worden bekeken door de
wandelaar. Alleen een slenterende tred kan er namelijk voor zorgen dat de
wandelaar alle details die de stad rijk is, in zich opneemt. Deze treuzelaar,
deze observeerder, oftewel de ‘flâneur’ heeft dan ook een lange en
aanzienlijke voorgeschiedenis in Frankrijk (White 2001: 34). Het flaneren, de
slenterende en observerende activiteit die bovenal de figuur van de flâneur
karakteriseert, is een terugkerend motief in de literatuur, sociologie en de
kunst en cultuur van de straat en de metropolis. Oorspronkelijk, gedurende de
late negentiende eeuw, was de flâneur een plaats- en tijdgebonden figuur. In
de eeuw daarna heeft de flâneur mogen afwijken van de geijkte Parijse paden
en is hij een personage geworden dat in het sociale en culturele veld wordt
gebruikt om grip te krijgen op moderne en postmoderne condities (Tester
2003: 1). De flâneur werd in de negentiende eeuw gezien als een belangrijk
‘artiest’, een kunstenaar. De flâneur is tegenwoordig echter meer dan alleen
een artiest. Hij is het gezicht van het modernisme, een metafoor voor alle
veranderingen in die tijd en als krachtig en evocatief figuur is hij
alomtegenwoordig in studies naar het modernisme (Williams 2000: 5).
Een van de vele capaciteiten die de flâneur bezat, was zijn oog voor
het zien van de schoonheid van de stad. De flâneur der flâneurs, Charles
Baudelaire (1821-1876), schreef al in 1863 over het belang van marginale
schoonheid:
“[…] et, enfin, que pour tant aimer la beauté générale, qui est exprimée par les
poètes et les artistes classiques, on n'en a pas moins tort de négliger la beauté
particulière, la beauté de circonstance et le trait de moeurs”. (Baudelaire
1863/1964: 1)
Een flâneur is in staat om schoonheid op andere plekken te zien. Plekken die
andere mensen wellicht niet zouden opmerken. Schrijver en essayist Edmund
Masterthesis The Need for Street
2
White schrijft treffend in zijn boek The Flâneur: A Stroll Through the
Paradoxes of Paris:
“[…] a Paris that is efficient, clean, modern and always impressive. But in the cracks
are those little forgotten places that appeal to the flâneur, the traces left by people in
the margin […] or mementoes of an earlier, more chaotic and medieval France”. (White 2001: 191)
De afgelopen jaren zie ik fotografen en andere kunstenaars zich weer op
straat begeven om inspiratie op te doen en hun beroep uit te oefenen. Ze
verplaatsen zich vanuit de studio en de fashionshows weer naar de straat
(Eskildsen 2008). Niet al deze mensen zijn vanwege die uitwaartse beweging
flaneurs. Een flaneur zijn heeft meer om het lijf dan simpelweg vertoeven op
straat. Het is een visie, een levensstijl (Tester 2003: 29). Iemand in wie ik een
mogelijke flâneur van de 21e eeuw zie en de casus is binnen deze thesis, is
Scott Schuman, of ‘The Sartorialist’. Voor deze mode- en straatfotograaf
speelt de kunst van het observeren en het kunnen zien van esthetiek op
straat een belangrijke rol in zijn leven en werk; capaciteiten die de figuur van
de flâneur niet vreemd zijn. Schuman is tevens een van de pioniers op het
gebied van alternatieve en originele modefotografie, hij beheert een van de
succesvolste modeblogs ter wereld—thesartorialist.com—en is in dat opzicht,
net als de flâneur, naast zeer invloedrijk, meer dan alleen een artiest. Naast
het uitbrengen van persoonlijke en journalistieke publicaties en het bijhouden
van zijn persoonlijke blog, is Schuman actief op het gebied van social media.
Door middel van platformen als Facebook, Twitter en Instagram brengt hij zijn
blog en daarmee zijn werk continu bij zijn vele volgers onder de aandacht.
De interessante, vermogende figuur van de flâneur roept bij mij de
volgende vraag op die ik in mijn thesis wil beantwoorden: indien er anno 2014
sprake is van een revival van de flâneurs, hoe manifesteert deze zich?
Masterthesis The Need for Street
3
Het onderzoek binnen mijn thesis richt zich voor een groot gedeelte op de
manier waarop de flâneur de ‘cracks’ in de stad ziet, hoe hij te werk gaat en
waaruit zijn visie bestaat.
De ‘cracks’ zijn de bijzonderheden in een stad, de dingen die niet iedereen
ziet, die tijd nodig hebben om gezien te worden en waar de slenterende tred
van de flâneur perfect voor is. De flâneur weet dat de stad voor iedereen wat
wils heeft; de eenzaamheid in de massa, de rust in een hardwerkende
metropolis en de mogelijkheid tot het verzamelen van impressies op een druk
marktplein. Dit zijn allemaal factoren waar de flâneur zelf zo naar verlangt.
Alle smaken zijn verzameld in een stad. Tevens zijn er ook de mentale
snapshots, de ogenblikken van een vluchtig leven, zoals wapperende
vlaggen, gelakte deuren, de koude lege kades langs een rivier als de Seine
waar, onder een brug, iemand saxofoon speelt. Juist dit zijn de onbetaalbare
momenten die voor het grijpen liggen, die enkel en alleen wachten op de
flâneur die ze zich eigen maakt (White 2001: 193). Het concept ‘urban space’,
Figuur 1: Quote over het belang van 'cracks' Figuur 1: Quote over het belang van ‘cracks’ Bron: Tumblr
Masterthesis The Need for Street
4
uiteengezet door George Simmel, is een belangrijk aspect binnen mijn thesis,
omdat de stad in al haar aspecten het terrein van de flâneur is. De stad heeft
de flâneur alles gegeven wat hij nodig had om te bestaan, maar heeft hem
ook bijna volledig vernietigd, waarover beneden meer. Na deze inleiding volgt een hoofdstuk waarin ik de geschiedenis en
achtergrond van de flâneur uiteenzet tot en met zijn verschijningsvorm in het
midden van de twintigste eeuw. In hoofdstuk 3 breng ik de metropool onder
de aandacht en leg ik uit wat de opkomst van dermate grote steden heeft
betekend voor individualiteit en flânerie. Tevens bespreek ik uitgebreid het
fenomeen The Sartorialist. Hoofdstuk 4 bevat een analyse van de verschillen
en overeenkomsten tussen het flaneren van The Sartorialist en van zijn
voorgangers. In hoofdstuk 5 sluit ik af met de conclusie.
Masterthesis The Need for Street
5
2. De flâneur in al zijn gedaantes
2.1. De originele flâneur, 1830-1840
De ‘populaire’ flâneur die zich manifesteerde in de jaren ’30 en ’40 van de
negentiende eeuw bezat als kenmerk de nauwe en vasthoudende associatie
met het publieke landschap van Parijs. Visuele representaties uit de jaren ’40
van die eeuw tonen de flâneur in een zwarte geklede jas en hoge hoed. Met
een sigaar in de mond en een wandelstok of paraplu in de hand voldeed de
flâneur aan het perfecte beeld van de stadse bourgeoisie. Volgens
overgeleverde mondelinge bronnen bevond de flâneur zich altijd op de
boulevards, in de winkelgalerijen, de parken en de horeca van de stad.
Daarnaast was het voor veel mensen ondenkbaar zich de flâneur voor te
stellen in binnenruimtes zoals salons en theaters, uitgezonderd de
theaterfoyer, waarin hij het publiek kon observeren (Gluck 2003: 55). De
flâneur uit 1840 was geen geïsoleerde en zwijgzame toeschouwer van het
stadse leven. Integendeel, hij bood aangenaam gezelschap in de straten van
Parijs. Als vriendelijke verhalenverteller deelde hij zijn kennis over de stad
met iedereen die het wilde horen en toenadering tot hem zocht (Gluck 2003:
56).
De verschijning en aanwezigheid van de flâneur in de straten van
Parijs hebben een gecompliceerdere achtergrond dan op het eerste gezicht
het geval lijkt. De essentie van de flâneur als een cultureel figuur zit in het feit
dat zijn ‘openbaarheid’ geen empirische waarheid is, maar een heldhaftig
streven, bedacht als tegenhanger van de pragmatische en moralistische
tijdsgeest van de negentiende eeuw (Gluck 2003: 57). Zo had het gebruik van
de bourgeoisie-dresscode van de flâneur een fundamenteel verschillende
betekenis dan die van de bourgeoisie zelf. De zwarte jas en hoge hoed van
de flâneur functioneerden als een zelfbewust kostuum en spiegel die hij de
bourgeoisie voorhield bij wijze van ironische distantiëring van hun
maatschappij. Dit ironische statement van de flâneur vormde een subtiel
protest tegen bourgeoisie-normen als fatsoen, discipline en aanpassing.
(Gluck 2003: 61). Op deze manier trok de flâneur bepaalde conventionele
Masterthesis The Need for Street
6
bourgeoisie-definities van het moderne leven in twijfel en problematiseerde
deze. Die definities transformeerden zo in een aantal vragen en aspiraties
waar nog geen antwoorden op waren gevonden. Vragen als: wat was de
betekenis van moderniteit in relatie tot de oudheid en de antieke cultuur? Of:
kon de dynamische en gefragmenteerde wereld van een stads bestaan
zonder meer worden overgedragen worden op de inwoners van de moderne
stad (Gluck 2003: 61)?
Het voorgaande maakt tevens duidelijk dat de flâneur een onbegrijpelijk
fenomeen is buiten de context van de negentiende-eeuwse tijdsgeest. De
unieke culturele prestatie van de flâneur was het geven van positieve
antwoorden op vragen en twijfels uit zijn tijd. Hij slaagde erin volledig modern
Figuur 2: De originele flâneur Bron: Huart (1841:8)
Masterthesis The Need for Street
7
te zijn en tegelijkertijd onbetwistbaar heroïsch (Gluck 2003: 64). Hij maakte op
een heldere en transparante manier de verbijsterende heterogeniteit van het
stadse leven duidelijk en creëerde in datzelfde proces een levensvatbaar
model voor een epische verbeeldingskracht binnenin de moderniteit. De
eigenaardige combinatie van innerlijke en uiterlijke kwaliteiten die de flâneur
bezat, onderscheidde hem van andere heroïsche figuren. De figuur van de
flâneur bleef onzichtbaar en onherkenbaar, zelfs wanneer andere sociale
figuren wel zichtbaar en herkenbaar waren (Gluck 2003: 65).
De moeilijkheid van het onderscheiden van de flâneur van zijn
oppervlakkige dubbelgangers, is niet alleen het startpunt, maar ook de
essentie van de leer van flânerie. Het verschil zit ‘m dan ook in de nuances
(Gluck 2003: 66-67). De fysieke ongrijpbaarheid van de flâneur was
omgekeerd evenredig aan de zichtbaarheid van de sociale types en het
publieke leven van de stad (Gluck 203: 68). Hoe onzichtbaarder de flâneur
werd, hoe duidelijker de sociale en professionele identiteiten van anderen
werden (Gluck 2003: 68-69). In de gedaante van een observeerder die zelf
niet geobserveerd kon worden, bezette de flâneur een bevoorrechte,
transcendentale positie binnen de stedelijke moderniteit. Hij was de enige in
de Parijse populaire cultuur die het labyrint-achtige stedelijke landschap op
duidelijke en betekenisvolle wijze kon overbrengen op tijdgenoten (Gluck
2003: 69).
Door zijn unieke capaciteiten als observeerder steeg hij boven alle
andere sociale types uit en werd hij een cultureel archetype. Zijn complexe
vorm van visualiteit werd zijn kerneigenschap die hem in staat stelde zijn
heroïsche functie in de moderne wereld te vervullen. Zeer belangrijk hierbij
was dat door de ogen van de flâneur alles wat op het eerste gezicht
betekenisloos en onbelangrijk lijkt, juist een focuspunt en zichtbaar werd. Hij
bracht het alledaagse vluchtige Parijse bestaan tot leven en onderzocht
daarbinnen alles wat normale mensen niet opmerkten. Voor een flâneur
hadden alle objecten schoonheid en genot in zich en zeker niet alleen de
artefacten die met hoge cultuur te maken hadden. Belangrijk was dan ook de
Masterthesis The Need for Street
8
originaliteit van de observeerder en niet zozeer de locatie waar het culturele
object zich bevond (Gluck 2003: 69).
Figuur 3: De originele fláneur Bron: deLaCroix (1841:63)
De observerende eigenschappen van de flâneur uitten zich onder andere in
het urenlang gefocust kunnen blijven op een bepaald object, nadenkend over
materiaal en herkomst, terwijl andere voetgangers er aan voorbij liepen. Het
hebben van een rijke fantasie stelde de flâneur in staat om door het
oppervlakkige heen te dringen en de verborgen essentie van culturele
objecten te ontdekken. Deze unieke relatie tussen de flâneur en de stad kan
om die reden metaforisch worden gezien als de stad als een tekst en de
Masterthesis The Need for Street
9
flâneur als lezer van die tekst. Daarnaast was de flâneur ook zelf een
producent van teksten (Gluck 2003: 70). Het vermogen van de flâneur om de
stad te lezen als een tekst is onlosmakelijk verbonden met het vermogen van
de flâneur om teksten over de stad te creëren (Buck-Morss 1986: 111-112).
Deze schrijversachtige identiteit van de flâneur veroorzaakte
uiteindelijk een herformulering van de definitie van de flâneur als anonieme,
heroïsche observeerder van het moderne leven. Het accent kwam meer te
liggen op de verschillende vaardigheden en activiteiten van de flâneur als
artiest, zowel in literatuur als in afbeeldingen. De heroïsche natuur van de
flâneur veranderde in die van een geniale, almachtige, artistieke schepper
(Gluck 2003: 72). De verschillende vormen van de stedelijke cultuur van de
populaire, epische flâneur verdwenen echter, mede door de revolutie van
1848, naar de achtergrond en hielden uiteindelijk geen stand (Gluck 2003:
72). Doordat deze vormen naar de achtergrond verdwenen, verloor ook de
figuur van de flâneur zelf zijn relevantie. De ‘artiest’ uit de late jaren ’40 werd
niet langer afgebeeld als een heroïsche en vruchtbare schepper, maar als
een eenzaam en geïsoleerd individu (Gluck 2003: 73).
2.2. De toch herrezen flâneur, 1850
De flâneur verdween na 1848 niet compleet van het Parijse toneel. Laat in de
jaren ’50 van diezelfde eeuw dook er een nieuwe versie van de flâneur op, de
avant-garde flâneur, en opnieuw veranderde de definitie van flânerie (Gluck
2003: 73). Rond het midden van de negentiende eeuw was de Franse dichter
en kunstcriticus Charles Baudelaire de volmaakte versie van deze avant-
garde flâneur (White 2001: 35). Hij wordt gezien als de invloedrijkste Franse
dichter aller tijden en een van de grootste dichters van de negentiende eeuw.
Daarnaast was Baudelaire vertaler, essayist en criticus. Hij was het archetype
van de moderne kunstenaar en leefde een bohémien leven dat veel andere
kunstenaars uit de negentiende eeuw ook gingen navolgen. 1 Hij was
1 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/ 2 http://www.gbacg.org/costume-resources/original/articles/dandy.pdf
Masterthesis The Need for Street
10
misschien wel de eerste ‘performance artist’ in de geschiedenis. In ieder geval
was hij de eerste die leefde naar zijn eigen ‘schoonheidsleer’, die hij uitte via
zijn huis, zijn kleren en zelfs via zijn manier van bewegen. Zo gebruikte
Baudelaire de kleur zwart omvangrijk in zijn kledingkeuze, lang voordat het de
dominante kleur in het uniform van de bourgeoisie werd. Hij was van mening
dat zwart, de kleur van rouw, de meest geschiktst kleur was voor de tijd
waarin hij leefde (doelend op de veranderingen die de moderniteit met zich
meebracht) en maakte daar goed werk van. Hij was meestal van top tot teen
zwart: van zijn zijden hoed tot zijn lange rechte jas, van zijn stijve stropdas
helemaal tot aan zijn perfect gepoetste schoenen. Zelfs zijn bedlinnen was
zwart.2 Overal maakte hij als het ware een decor, een podium van, dit alles in
lijn met zijn poëzie.3 Of, zoals de portretfotograaf Nadar ooit zei:
“Monsieur Baudelaire was gloved in pink and proceeded in his walk by little jerks, like
a wooden marionette, seeming to choose each place where he would step, as if
walking between eggs”. (White 2001: 126)
2.2.1. Baudelaire onder de loep
Baudelaire werd geboren op 9 april 1821 in Parijs en stierf daar ook 46 jaar
later. Al op jonge leeftijd kwam hij in aanraking met kunst vanwege zijn vader,
die, naast ambtenaar bij het burgerlijk bestuur, amateurkunstenaar was. Zijn
vader overleed toen Baudelaire zes was en het tweede huwelijk van zijn
moeder dreef Baudelaire dermate tot wanhoop dat hij erg lastig te hanteren
werd. Daarom werd hij naar een militaire kostschool gestuurd in Lyon, de
nieuwe woonplaats van de familie, waar hij een zeer intelligent student bleek,
maar ook regelmatig rebelleerde tegen de autoriteiten. Bij terugkomst in Parijs
in 1936 ging hij naar het Lycée Louis-le-Grand, maar het schijnt dat hij werd
weggestuurd vlak voor hij eindexamen kon doen. Hij was daarna niet langer
geïnteresseerd in het volgen van een studie en besloot schrijver te worden.
2 http://www.gbacg.org/costume-resources/original/articles/dandy.pdf 3 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/
Masterthesis The Need for Street
11
Tijdens zijn jonge jaren voelde Baudelaire zich het meeste thuis in het
Quartier Latin. Hij leefde zonder enige vorm van schaamte, stak zich in
torenhoge schulden en bezocht veel prostituees. Zeer waarschijnlijk liep hij
tijdens deze jaren geslachtsziektes op, die hem later zijn gezondheid zouden
kosten. Een erfenis van zijn oom, die hij ontving op 21-jarige leeftijd
verschafte hem de mogelijkheid zich volledig over te geven aan zijn luxe
bohémien, maar ook zelfdestructieve levensstijl.4
Baudelaire was tevens een fervent aanhanger van het dandyisme: de studie
naar persoonlijke elegantie en verfijning. Een dandy was iemand die zocht
naar de perfectie in zichzelf. Net zoals een schilder, begrijpt een dandy de
principes van de esthetische vergelijking: lijn, kleur, textuur en vorm. Verfijning
4 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/
Figuur 4: Charles Baudelaire, gefotografeerd in 1854 door portretfotograaf Felix Nadar
Figuur 5: Charles Baudelaire c. 1863 Bron: http://journal.adriancooke.ie/tag/constantin-guys/
Masterthesis The Need for Street
12
is zeer belangrijk voor de dandy als het gaat om zijn eigen persoon: zijn
kleren, zijn bewegingen, zijn verstand en zijn smaak. De dandy en het
dandyisme zijn al gedurende twee eeuwen bestaande krachten binnen de
maatschappij, vooral in Engeland en Frankrijk. De dandy veranderde altijd
mee met de wereld om zich heen, doch bleef standvastig in zijn waardering
en toepassing van de persoonlijke esthetiek. Soms was een dandy een
bohémien zoals Baudelaire, soms een exclusieveling, soms een rebel, maar
altijd had hij een plek in de samenleving waar hij zijn sporen naliet. Niet altijd
avant-garde, maar altijd aanwezig.5
Geheel in lijn met het dandyisme ging veel van Baudelaires geld op
aan merkwaardig middeleeuws meubilair, Rijnwijn, smaragdgroene bokalen,
luchtige mantels en goed voedsel (White 2001: 126). Daarnaast
experimenteerde hij met hasjiesj en opium en beschouwde het als zijn
‘verplichting’ om veel van zijn dagen door te brengen met het bezoeken van
kunstenaars en cafés. Zo ontmoette Baudelaire Jeanne Duval, een exotische
danseres en actrice, die voor lange tijd zijn minnares zou blijven.6 Er is weinig
bekend over Jeanne Duval, die Baudelaires muze en femme fatale was.
Zowel Baudelaire als zijn minnares raakte op dat moment verslaafd aan
drugs, drank en een wild uitgaansleven en beiden lijden aan
geslachtsziektes.7
In 1844 namen Baudelaires moeder en stiefvader de rechten over zijn
erfenis over, omdat hij binnen een paar jaar bijna de helft van zijn fortuin
erdoorheen had gejaagd.8 Hij gaf dusdanig veel van zijn geld uit, dat hij op het
moment van zijn overlijden in 1867 nog steeds schulden had aan
winkeleigenaren voor uitspattingen tijdens zijn twintiger jaren (White 2001:
126).
5 http://www.gbacg.org/costume-resources/original/articles/dandy.pdf 6 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/ 7 http://www.antiqbook.info/nl/tips/Charles_Baudelaire.phtml 8 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/
Masterthesis The Need for Street
13
Na een mislukte zelfmoordpoging in 1845 legt Baudelaire zich toe op het
schrijven en op de politiek. De revolutie van 1848, waaraan hij kort deelnam,
gevolgd door Napoleons staatsgreep in 1852, waren een dermate desillusie
voor Baudelaire dat hij zich terugtrok in zijn werk, waarin zijn groeiende
bewustwording van het modernistische gevoel van ‘vervreemding’ steeds
meer doorschemerde. Rond deze tijd ontdekte hij de dichter Edgar Allan Poe
(1809-1849) en zag in hem zijn zielsverwant. Later bracht hij diverse
publicaties rondom Poe’s werk uit.
Baudelaire behaalde zijn eerste succes in 1845 met een kunstkritiek
over de grote Parijse kunsttentoonstelling ‘De Salon’. Het was vooral in de
negentiende eeuw voor kunstenaars belangrijk hier te exposeren als zij
naamsbekendheid wilden genereren. In 1857 kwam de eerste editie van zijn
dichtbundel Les Fleurs du Mal uit, een publicatie waar Baudelaire bijna
obsessief mee bezig was geweest. Sommige gedichten hadden zo’n obscene
inhoud, dat ze werden verboden door het Ministerie van Binnenlandse zaken.
Alhoewel Les Fleurs du Mal vooral aandacht kreeg vanwege het schandalige
karakter, werd het ook meteen geloofd en geprezen door grote Franse
schrijvers als Gustave Flaubert en Victor Hugo, die de genialiteit van het werk
erkenden. Het werk was schokkend en modern zowel in inhoud, als in
juxtaposities en toon. Les Fleurs du Mal toont dat Baudelaire uit de
romantische traditie komt, maar zijn poëzie raakt het randje van de
moderniteit. Baudelaire geeft met zijn sublieme en mooie poëzie een nieuwe,
felle en directe stem aan de straf van het bestaan in een wereld van
verdorven industriële expansie. Een wreed bestaan dat hij tijdens zijn dagen
steeds meer zag in de steegjes en riolen van de stad en in de salons van de
bourgeoisie. Les Fleurs du Mal verkreeg meer bekendheid doordat het een
gevoel van diepte creëerde: het ging om gevoelens van intimiteit, wanhoop,
verlies en nostalgie die Baudelaire zelf ook ervoer. De melancholische en
seksuele inhoud van sommige gedichten en zijn destructieve levensstijl
verschaften Baudelaire de titel ‘poète maudit’ (vervloekte dichter). Baudelaire
Masterthesis The Need for Street
14
deed uiteraard geen moeite die titel tegen te spreken, maar moedigde
iedereen aan hem zo te noemen door zijn uitzonderlijke gedrag.9
In het jaar 1859 stelde Baudelaire zijn essay La Peintre de la Vie
Moderne samen en deze werd voor het eerst gepubliceerd in 1863. Dit essay
is zeer bekend geworden als het gaat om het definiëren van de figuur van de
flâneur die de moderne tijd karakteriseert en het heeft generaties kunstenaars
en schrijvers tot diep in de twintigste eeuw beïnvloed. Een van de
belangrijkste aspecten die Baudelaire bespreekt, is de relatie tussen
kunstenaar en schoonheid. Volgens Baudelaire lijkt de kunstenaar van de
negentiende eeuw op een dandy; een wereldlijke observeerder met de
nieuwsgierigheid van een kind. Voor Baudelaire was de dandy meer dan
alleen een goedgeklede man in de stad. Hij vereerde de dandy als een
esthetisch en filosofische ‘bezigheid’.10 Baudelaires dandy-zijn vloeide voort
uit een protest tegen een trend die rond 1830 was overgewaaid uit Engeland:
het idealiseren van de praktische zaak waarbij middelmatigheid als een
grotere deugd werd gezien dan genialiteit en talent. Uitblinken werd gezien als
iets slechts. Uit protest gingen alle artiesten, dichters en schrijvers zich kleden
als een dandy en zich hooghartig gedragen. Ze creëerden een nieuwe
bohémien ‘aristocratie’ die gebaseerd was op een afwijzing van de
bourgeoisie en een vertrouwen in hun eigen superioriteit als artiesten.11 Een
dandy zijn was in de ogen van Baudelaire een protest, zowel in zijn als in
zien, tegen de democratisering van de samenleving waar hij zo’n hekel aan
had en tegen de uitbreiding van de bourgeoisie.12 Flânerie en dandyisme
gingen bij Baudelaire hand in hand.
In de jaren na de publicatie van La Peintre de la Vie Moderne begon
Baudelaires luxe leven als dandy zijn tol te eisen en zijn gezondheid ging
sterk achteruit. Hij schreef nog steeds poëzie, maar experimenteerde ook met
9 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/ 10 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/ 11 http://www.gbacg.org/costume-resources/original/articles/dandy.pdf 12 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/
Masterthesis The Need for Street
15
proza. Dit resulteerde in 1896 in de publicatie van Le Spleen de Paris. Spleen
is een melancholisch gevoel, gekarakteriseerd door een afgunst en walging
voor alles (Van Dale 1984: 2682).
In 1866 was Baudelaire na vele beroertes verlamd geraakt. Baudelaire
stierf uiteindelijk in de armen van zijn moeder, nog maar 46 jaar oud.13
2.2.2. De avant-garde flâneur
De flâneur van 1850 speelt logischerwijs de meest prominente rol in het proza
en de poëzie van Baudelaire (Tester 2003: 1). Het beeld van de avant-garde
flâneur, zoals dat naar voren komt in Baudelaires essays uit de jaren ‘50 van
de negentiende eeuw was in vele opzichten een verminderd figuur in
vergelijking met zijn populaire voorgangers uit de jaren ’40. De populaire
versie van de flâneur uit die tijd bood de mogelijkheid tot een synthese van
wetenschap en fantasie. Zijn reïncarnatie van de jaren ‘50 had juist tot doel
die fantasie te verdedigen tegenover een bekrompen wetenschappelijke
opvatting van moderniteit. Het ideaal van flânerie was in 1850 uiteengevallen
in twee onverenigbare versies van moderniteit (Gluck 2003: 74). De
moeilijkheid was niet langer de flaneur te onderscheiden van andere sociale
figuren, maar hem als echte artiest te onderscheiden van de fotograaf of de
wetenschappelijke realist.
Baudelaire noemde de avant-garde flâneur ‘de schilder van het
moderne leven’. In La Peintre de la Vie Moderne (1863) kaart Baudelaire het
probleem van de op dat moment aanwezige versies van moderniteit aan die
niet met elkaar te verenigen waren (Gluck 2003: 75). In de kern van
Baudelaires essay zit een verzoek aan zijn tijdgenoten verborgen om om
eigentijds te zijn. Hij roept hen op het materiaal voor hun kunstbeoefening te
zoeken in de realiteit en levensstijl van hun eigen historische context.
Baudelaire nomineerde tijdgenoot Constantin Guys, een relatief minder
bekende illustrator als ‘held van het moderne leven’—de artiest waarvan
Baudelaire vond dat hij de tijdsgeest en vreemde schoonheid van het snel
13 http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/
Masterthesis The Need for Street
16
moderner wordende Parijs kon vangen. Tevens was Baudelaire van mening
dat andere artiesten Monsieur G. (zoals Baudelaire anoniem naar hem
refereerde) moesten nastreven, omdat hij meer dan een artiest was. Hij was
een ‘man van de wereld’ wiens ruwe en primitieve werk op een koele manier
het verbijsterende stadse leven in al haar schoonheid en lelijkheid weergaf
(Cooke 2013).
Door middel van zijn werk geeft Baudelaire een duidelijk inzicht in wat
de avant-garde flâneur precies doet (Tester 2003: 1). In La Peintre de la Vie
Moderne doet hij dit dus door het naar voren brengen van Guys, en daarmee
het naar voren brengen van een kunstenaarsblik op de publieke plekken en
ruimtes van Parijs (Tester 2003: 2). Guys was in staat om esthetische
betekenis te onttrekken aan het spektakel van de wemelende massa–het
zichtbare publiek—van de metropolis-achtige omgeving (Tester 2003: 2).
Deze tekst wordt dan ook algemeen beschouwd als de beste definitie van de
avant-garde flâneur van midden negentiende eeuw (Gluck 2003: 75).
Figuur 6: Constantin Guys, gefotografeerd door Felix
Nadar Bron: http://www.wikipaintings.org/en/constantin-guys
Masterthesis The Need for Street
17
Een omschrijving van een flâneur als Guys was echter zelfs voor Baudelaire
niet eenvoudig te geven. Hij geeft toe dat hij Guys misschien een dandy had
kunnen noemen en dat hij over verschillende goede redenen beschikte. Het
woord ‘dandy’ impliceert namelijk het hebben van een specifiek karakter en
het beschikken over een subtiel begrip van het gehele morele mechanisme
van deze wereld. Een andere kant van de natuur van de dandy pretendeert
echter juist ongevoelig te zijn. Het is juist dit laatste kenmerk van het
dandyisme waarvan Guys zich distantieert en hem meer een flâneur maakt,
aangezien hij een onverzadigbaar persoon is met een passie voor zien en
voelen. De dandy is blasé en Guys heeft een hekel aan mensen die blasé zijn
(Baudelaire 1964: 9) In La Peintre de la Vie Moderne definieert Baudelaire de
bewegingen van de flâneur als volgt:
“La foule est son domaine, comme l'air est celui de l'oiseau, comme l'eau celui du
poisson. Sa passion et sa profession, c'est d'épouser la foule. Pour le parfait flâneur,
pour l'observateur passionné, c'est une immense jouissance que d'élire domicile
dans le nombre, dans l'ondoyant dans le mouvement, dans le fugitif et l'infini. Etre
hors de chez soi, et pourtant se sentir partout chez soi; voir le monde, être au centre
du monde et rester caché au monde, tels sont quelques-uns des moindres plaisirs de
ces esprits indépendants, passionnés, impartiaux, que la langue ne peut que
maladroitement définir". (Baudelaire 1964: 14)
Baudelaires avant-garde flâneur is, net als de originele flâneur, een man die
uit het private naar het publieke wordt getrokken vanwege zijn eigen
zoektocht naar betekenis. Hij is alleen existentieel thuis als hij niet fysiek thuis
is. De avant-garde flâneur is vrijwel onzichtbaar voor het publiek. Hij is altijd
van huis en voelt zich tegelijkertijd overal thuis. Tussen de menigte in de stad
is hij in zijn element (Baudelaire 1964: 9). De avant-garde flâneur bevindt zich
altijd midden in de eb en vloed van de beweging in een stad, in het midden
van zowel het vluchtige als het oneindige. Hij wil de wereld zien, in het midden
van de wereld staan en toch relatief onzichtbaar blijven. Hij is nieuwsgierig,
kijkt continu om zich heen, neemt in zich op wat hij ziet en verwerkt dit later.
Masterthesis The Need for Street
18
Hij gedraagt zich als een man van de wereld. Hij wil weten, voelen, begrijpen
en heeft respect voor alles wat er op aarde gebeurt (Baudelaire 1964: 7). De
avant-garde flâneur is: “[…] le peintre de la circonstance et de tout ce qu’elle
suggère d’éternel” (Baudelaire 1964: 4). Hij legt een voorbijgaand moment
vast, zodat dat moment voor eeuwig zal bestaan. Het beeld dat hij creëert
heeft zijn persoonlijke signatuur, namelijk zijn ziel, zijn essentie, zijn passie
(Baudelaire 1964: 4). De avant-garde flâneur is allesbehalve onverschillig en
uitstekend in staat de dingen om hem heen van elkaar te onderscheiden
(Baudelaire 1964: 9).
Dat Constantin Guys dus in esthetisch opzicht overeenkomsten had
met zijn populaire voorganger, de originele flâneur, wordt nog duidelijker uit
de sterke associaties met de basale definitie van flânerie (Gluck 2003: 76).
Net als de originele flâneur, was ook hij een stads wezen wiens passie en
broodwinning één werden met de massa. Ook hij was een hartstochtelijk
toeschouwer die zich in het midden van de wereld bevond en tegelijkertijd
toch verborgen bleef (Baudelaire 1964: 9). Deze definities hadden echter niet
dezelfde functie in de wereld van de avant-garde flâneur als in die van de
populaire flâneur (Gluck 2003: 76). De avant-garde flâneur was niet zozeer
een sociaal type, maar een uniek individu dat stond voor het principe van
differentiatie en originaliteit. Achter welke façade hij zich ook verschool, deze
was altijd samengesteld vanuit de buitenwereld. Dit verschafte de avant-garde
flâneur een kernloos en mobiel ‘zelf’, in staat om de veelheid en intensiteit van
zijn ervaringen te verwerken, juist omdat hij over de capaciteit beschikte de
wereld vanuit verschillende perspectieven te bekijken (Gluck 203: 77).
Net als de populaire flâneur, genoot de avant-garde flâneur een
heroïsche status, maar, en hier zit een belangrijk verschil, dan wel direct
gerelateerd tot zijn radicale kunstzinnigheid en zijn mogelijkheden tot het
creëren van zichzelf en de wereld op allerlei nieuwe manieren. De moderniteit
van de avant-garde flâneurs bestond niet langer als een objectieve realiteit of
mogelijkheid die onafscheidelijk verbonden was met de aard van de
werkelijkheid. Zijn moderniteit ontstond pas nadat de verschijningen uit de
Masterthesis The Need for Street
19
empirische wereld waren ontmanteld in verschillende onderdelen en opnieuw
in elkaar gezet als een kunstwerk. Zo is het niet verrassend dat de stadse
moderniteit in de ogen van de avant-garde flâneur fundamenteel verschilde
van die van de populaire flâneur. Moderniteit ging niet langer over de
verschillende sociale types en het samenstellen van het moderne leven aan
de hand van bestaande, stadse elementen (Gluck 2003: 77). De moderniteit
van de avant-garde flâneur was juist opzettelijk selectief als het ging om
focus, capaciteiten en mooie technieken (Gluck 2003: 77-78).
De stad was niet langer een labyrint of een mysterie waarvan de
betekenis werd ontcijferd en onthuld door de beschrijving van de stadse
observeerder. Het was een plek van esthetische ervaring en een bepaalde
moderne vorm van schoonheid die plotseling werd onthuld door abrupte
ingevingen die door middel van de creatieve geest van de artiest werden
doorgegeven. De avant-garde flâneur associeerde moderniteit niet langer met
diepe sociale structuren, maar met culturele artefacten die binnen handbereik
waren. Dit bracht met zich mee dat de avant-garde flâneur niet langer alleen
in Parijs kon bestaan, in de zin dat hij niet meer onlosmakelijk verbonden was
met de Franse hoofdstad. Zoals Baudelaire over Constantin Guys zegt, was
de avant-garde flâneur een man van de wereld geworden en omdat hij een
groot reiziger was zou zij zich overal de wereld thuis kunnen voelen. De
esthetische visie van de moderne artiest was bevrijd van de beperkingen van
geografie, sociale condities en nationale tradities. Hij was een kosmopolitisch
figuur geworden en verkreeg de eigenschap om niet slechts zijn eigen stad,
maar de hele wereld te bewonen (Gluck 2003: 78).
2.3. De laatste reïncarnatie, 1930
Door middel van zijn monumentale studie naar negentiende-eeuws Parijs
herstelde Walter Benjamin, filosoof, rond 1930 vrijwel eigenhandig de figuur
van de flâneur, die in zijn tijd bijna volledig verdwenen was. Hij maakte van de
flâneur een interessant wetenschappelijk object in de twintigste eeuw (Gluck
2003: 54). Benjamins flâneur leefde voornamelijk op schrift. Flânerie ging
Masterthesis The Need for Street
20
altijd al gepaard met mythe en fantasie en Benjamin refereert dan ook zeer
weinig aan werkelijke flaneurs in zijn tijd (Shields 2003: 62,65). Voor Benjamin
was de flâneur desalniettemin een krachtig symbool. Hij belichaamde de
figuur van de artiest-dichter die zich scherp bewust was van de drukte die het
moderne leven met zich meebracht. Hij was een amateur-detective en een
onderzoeker van de stad, maar ook een teken van de vervreemding van de
stad en van het kapitalisme. Benjamin was ervan overtuigd dat de flâneur zijn
lot ontmoette in de triomf van het consumptiekapitalisme (Shaya 2004: 47).
2.3.1. De neergang
Benjamins monumentale studie staat bekend als het Passagen-Werk. Hierin
heeft Benjamin zijn aantekeningen en alles wat verder belangrijk was
achtergelaten. Het Passagen-Werk bestaat uit een commentaar op zowel
‘teksten’ als op de ‘werkelijkheid’ (Buck-Morss 1986: 99). In het Passagen-
Werk maakt Walter Benjamin zo onder andere een begin met het aanstippen
van het probleem van de flâneur in zijn tijd, hieronder treffend weergegeven in
een quote van schrijver Edmund White:
“The flâneur is the creation of Paris. […] For it is not the foreigners but they
themselves, the Parisians, who made Paris into the Promised Land of flâneurs, into
‘a landscape made of living people’, […]. Landscape—this is what the city becomes
for the flâneur. Or more precisely, the city splits into its dialectical poles. It becomes a
landscape that opens up to him and a parlour that encloses him.” (White 2001: 46)
Volgens Benjamin is een flâneur geen buitenlandse toerist die alle
hoogtepunten en bezienswaardigheden van een stad bekijkt en deze afvinkt
op zijn lijstje. Hij is een Parijzenaar die op zoek is naar een moment voor
zichzelf, naar een bepaalde ervaring, niet naar kennis, want kennis
veroorzaakt geen kippenvel. Hij is zelfs meer dan slechts een Parijzenaar,
want Parijs heeft hem gemaakt. Dankzij deze redenering van Benjamin wordt
de flaneur vaak gezien als een figuur die alleen leefde en stierf in de straten
van Parijs, zodat elke generalisatie en activiteit van de flaneur historisch
Masterthesis The Need for Street
21
bekeken twijfelachtig zijn (Tester 2003: 13). De meeste ervaringen eindigen
voor de meeste mensen uiteindelijk in kennis, maar voor de flâneur blijft een
ervaring altijd puur, onbruikbaar en rauw (White 2001: 47).
Tot 1870 domineerden koetsen de straten van Parijs. Daarom speelde
het flaneren zich af in de relatief rustige omgeving van de winkelgalerijen. Al
dralend bekeek de flâneur allerhande luxe spullen die tentoon waren gesteld
en de talloze rijkelui die voorbij liepen (Buck-Morss 1986: 102). Dit ‘werkveld’
van de flâneur werd hem echter al snel afgenomen door de toenemende
drukte aan het einde van de negentiende eeuw. Deze drukte werd onder
andere veroorzaakt door Napoleon III, die rond 1850 besloot Parijs te
moderniseren. De architect Hausmann ontwierp brede trottoirs, die flaneren
op de boulevards op zich nog wel mogelijk maakten, maar het verwijderen
van veel moderne elementen uit de zuilengalerijen zorgde voor een
bespoediging van het verval van diezelfde galerijen (Buck-Morss 1986: 103).
De flâneur werd dankzij Napoleons grondige renovatie van Parijs gedwongen
om zijn tijd voortaan te besteden in het warenhuis, zijn allerlaatste
verblijfplaats (Buck-Morss 1986: 105).
Voor de flâneur was het ook die opkomst van het verkeer in de stad dat hem
de das omdeed. In Benjamins tijd was het voor de flâneur te gevaarlijk
geworden om zijn ‘beroep’ van rustig slenteren en observeren uit te oefenen.
Figuur 7: Hausmanns renovatie van parijs Bron: http//journal.adriancooke.ie/tag/constantin-guys/
Masterthesis The Need for Street
22
De versnelling van de massaproductie was overgeslagen naar de straten en
voerde daar oorlog met flânerie. Op het moment dat auto’s het publieke leven
gingen overheersen werd het aura van de stad zo routineus van deze nieuwe
ontwikkeling doordrongen dat deze geen tijd had om mee te veranderen en uit
elkaar viel. Met het verdwijnen van het aura, verdween het publieke werkveld
van de flâneur. Hij werd weggestopt in reservaten zoals de kunstmatig
gecreëerde omgeving van voetgangersstraten, stadsparken en ondergrondse
doorgangen (Buck-Morss 1986: 102).
Het warenhuis speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van de
flâneur, maar wel een negatieve: de opkomst van deze grote winkelparadijzen
markeerde namelijk het begin van zijn ondergang. De toename van het
verkeer van de stad deed de flâneur uiteindelijk de das om, maar zijn
aandacht voor de schoonheid van de stad, en daarmee zijn unieke kijk op de
wereld, verdwenen al eerder. De etalages van de nieuwe warenhuizen in
Parijs, waar hij noodgedwongen slechts nog kon verblijven, leidden zijn blik
af, waardoor wandelen en flaneren veranderde in ‘window shopping’ (Shaya
2004: 47).
Het verdwijnen van de zuilengalerijen en de opkomst van de
warenhuizen dreven de flâneur niet alleen naar binnen, maar verjaagden hem
ook naar de drukke boulevards waar toen eigenlijk geen plaats meer voor
hem was. Afgeleid door alle uitspattingen van de massaconsumptie en
geconfronteerd met de nu duidelijk zichtbare armoede in de straten van Parijs,
kon de flâneur slechts een onsamenhangend beeld van het moderne bestaan
vasthouden en dat alleen met de hulp van zijn verbeeldingskracht. Benjamin
noemt een aantal kenmerken van de flâneur die duidelijk maken dat de
flâneur rond 1930 aan het einde van zijn Latijn is. Zo is hij in de eerste plaats
besluiteloos, onzeker over de plek van bestemming en schaamtevol over de
rijkdom van zijn kleren. Daarnaast is de flâneur vaak moe en vergeet hij te
eten en te drinken ondanks de ontelbare cafés die hem uitnodigen voor wat
ontspanning. Benjamin zegt: “Like an ascetic animal he roams through
Masterthesis The Need for Street
23
unknown neighbourhoods until he collapses, totally exhausted, in the foreign,
cold room that awaits him” (White 2001: 48).
Aan het begin van de carrière van de flâneur fantaseerde deze zichzelf
als individu de wereld in, maar tegen het einde was flânerie nog slechts een
ideologische poging om de sociale ruimtes te herprivatiseren. In Benjamins
tijd bevond zelfs deze ideologische vorm van flânerie zich dus aan de rand
van de afgrond en was de flâneur een verdacht figuur geworden (Buck-Morss
1986: 103).
2.3.2. De redding
Net zoals het warenhuis de laatste noodgedwongen verblijfplaats van de
flâneur was, zo was de ‘detective’, in de breedste zin van het woord, de
laatste reïncarnatie van de flâneur. Benjamins analyse van flânerie in zijn
Passagen-Werk verplaatst de focus van de negatieve opvatting van de
flâneur als een relatief nutteloze wandelaar en producent van onschuldige
aangezichten naar het idee van de flâneur als een meer directe waarnemer
en onderzoeker van de betekenisaanduidingen in de stad (Frisby 1994: 89).
Benjamin trekt een vergelijking tussen de flâneur en de detective. Deze relatie
brengt de mogelijkheden naar voren van flânerie als een positieve activiteit
van individuen die niet compleet zijn ondergedompeld in de massa (Frisby
1994: 89-90). Daarnaast doorbreekt deze nieuwe relatie de begrenzende
identificatie met flânerie uit de tijd van Baudelaire (Frisby 1994: 91).
Voor Benjamin was de flâneur de voorloper van de detective. Zo nu en
dan werd de flâneur zelf al tegen zijn wil een detective, zoals bij een politieke
of sociale crisis of tijdens een periode van terreur, waarbij waakzaamheid en
wantrouwen belangrijke factoren zijn. Deze rol komt het best tot zijn recht in
het slenteren, dat in dergelijke situaties een politiek geladen activiteit is
(Frisby 1994: 92). Zijn ogenschijnlijke lusteloosheid, zijn incognito, verbergt
zijn scherpzinnige observatie. Achter deze indolentie schuilt de permanente
waakzaamheid van een geconcentreerd waarnemer. Hij ontwikkelt een
manier van reageren die aansluit bij het ritme van een grote stad. Hij grijpt
Masterthesis The Need for Street
24
dingen die in vlucht zijn; dit stelt hem in staat te dromen dat hij een artiest is
(Frisby 1994: 92).
Deze ‘waakzaamheid van een waarnemer’ kan niet alleen een
eigenschap zijn van een detective, maar ook van de artiest van de
moderniteit, de journalist en de stadssocioloog. De flâneur als een stedelijk
waarnemer die stadsbeelden, sociale interacties en typeringen verzamelt en
optekent, is dus iemand die zich duidelijk thuis voelt in een metropolis. Tevens
is hij in staat om observatie, waakzaamheid en het behouden van zijn
incognito te combineren. Benjamin vormde zijn eigen ‘dialectiek van de
flâneur’ door de focus van de flâneur als trage wandelaar te verplaatsen naar
de flâneur als detective. Hij versmelt Baudelaires incognito avant-garde
flâneur met de wantrouwige persoon die hij rond 1930 werd. Zo is hij aan de
ene kant de man die zich door alles en iedereen bekeken voelt, de zeer
achterdochtige persoon en aan de andere kant de compleet onzichtbare en
verborgen persoon (Frisby 1994: 92).
Deze onzichtbare figuur die zich thuis voelt in het stedelijk milieu
beschikt over de eigenschap om tekens te kunnen lezen die te vinden zijn in
de drukke impressies van de metropolis, de vele gezichten inbegrepen.
Flânerie is een activiteit geworden die, naast een bepaalde training—om zo
niet het overduidelijke in zijn eigen stad over het hoofd te zien en een
betekenisvolle collectie van beelden aan te leggen—een bepaalde sociale
habitus vereist. Benjamins flâneur was niet langer voornamelijk een passieve
toeschouwer, maar een inheemse stedeling of inboorling; een ontworteld
persoon die zich noch in zijn milieu, noch in zijn geboorteplaats thuis voelt,
maar alleen in de massa. Deze marginaliteit creëert een afstand tussen de
flâneur en datgene wat hij observeert. Evenzo gaat zijn ‘waakzaamheid’ en
vermogen om ‘dingen in vlucht te grijpen’ gepaard met een noodzakelijke
terughoudendheid met betrekking tot zijn bedoelingen. Deze combinatie van
eigenschappen die de flâneur uit Benjamins tijd bezit, maakt hem tot een
getalenteerd lezer van de complexe en ontelbare tekens in het labyrint van de
moderniteit (Frisby 1994: 92-93).
Masterthesis The Need for Street
25
Dit zorgt er echter wel voor dat de flâneur ‘zijn’ stad niet langer meer als zijn
thuis ziet. Voor hem representeert de stad nu een ‘showplace’. Hij is
geïnteresseerd in de sociale ruimte van de metropolis. Het sensationele
fenomeen van ‘ruimte’ is de fundamentele ervaring van de flâneur. Zich
bevinden in de straten en hun architectuur vormt in de optiek van Benjamin de
flâneurs hoofdbezigheid. Dit is een verdere vorm van de dialectiek van
flânerie: het interieur als straat (luxe), de straat als interieur (armoede). Het
zijn echter niet alleen de ruimtes en structuren (stations, musea, warenhuizen)
van de metropolis die de flâneur aantrekken. Hij onderzoekt ook het labyrint
van de bevolking, de metropolitaanse massa. Dit menselijke labyrint
onderzoekt de flâneur op verschillende wijzen; als fysioloog, als journalist, als
novellist en als sociaal onderzoeker (Frisby 1994: 94).
Benjamin ziet de flâneur als een figuur die in staat is een concrete
historische ervaring te grijpen en niet slechts zijn eigen doorleefde ervaring
(Frisby 1994: 96). Deze allerlaatste reïncarnatie van de flâneur bezat
uiteindelijk de capaciteiten om de tekens en aanwijzingen van de massa in de
straten van de stad te kunnen lezen (Shields 1994: 63).
Masterthesis The Need for Street
26
3. Flânerie anno 2014
3.1. De metropool
3.1.1. Globalisering
De grote stedelijke veranderingen van de 20e eeuw zijn een aanloop geweest
naar een proces van globalisering dat anno 2014 nog steeds niet op haar
hoogtepunt lijkt. Een belangrijk gevolg van deze veranderingen is het feit dat
de inwoners van de veranderende stad zich anders gingen gedragen,
waardoor de sfeer in de stad omsloeg. In plaats van flaneren op straat tussen
de mensen, trok het individu zich terug in zijn veilige interieur. Er was sprake
van ‘capsularisering’: de afsluiting van binnen tegenover buiten. Zoals in de
laatste paragraaf van het vorige hoofdstuk genoemd, werkt ‘de straat als
interieur’ wederkerig: ‘het interieur als straat’. Dit verschijnsel heeft, volgens
Benjamin, de ‘tussenin-positie’ van de flâneur vernietigd: hij is noch binnen
noch buiten en tegelijkertijd is hij beide. De laatste plek waar de flâneur
‘tussenin’ kon zijn, waren de verdwijnende zuilengalerijen; deze waren nog
steeds straten, maar zonder gevaarlijk verkeer. Ook waren zij eigenlijk al
interieur, vol met koopwaar (Vandermeersche 2007: 38-39).
Met de hermodernisering van de stad en het toenemende verkeer op
straat, kozen de stedelingen met hun beweging naar binnen tevens voor een
beweging naar veiligheid en geborgenheid. De publieke ruimtes
functioneerden vooral nog als tussenruimte of restruimte waarin men zich
noodzakelijk moest verplaatsen. Binnenruimtes worden een belangrijke plaats
om te ontsnappen aan de realiteit van buiten: het opkomende kapitalisme en
de toenemende anonimiteit gepaard met de angst voor het gevaar op straat
die de groeiende stad met zich meebracht (Vandermeersche 2007: 39). Deze
verschijnselen vormden de basis van het nieuwe leven in de opkomende
metropool.
3.1.2. Individualiteit en mode
Leven in een metropool vergt van mensen een bepaalde instelling. Het snel
kunnen verwerken van beelden, het kunnen omgaan met onderbroken blikken
Masterthesis The Need for Street
27
en het verrassingseffect van een stormloop aan indrukken is een must
(Simmel 1997: 175). Toch hebben al die snel wisselende indrukken meestal
tot gevolg dat de stadsmens een blasé-houding ontwikkelt. Dit houdt in dat de
zenuwen gedurende lange tijd zo intens gestimuleerd worden, dat deze
uiteindelijk helemaal nergens meer op reageren. De stadsmens raakt
oververzadigd. Het ontbreekt hem aan energie om te reageren op nieuwe
prikkels (Simmel 1997: 178). Het menselijke brein ontwikkelt een reactie
tegen deze houding waarbij het zich in feite aanpast aan de oververzadigde
toestand van het brein. Dit resulteert in een zekere terughoudendheid en
onverschilligheid ten behoeve van zelfbehoud (Simmel 1997: 179). De
publieke ruimtes van de metropool vormen voor een individu, zoals al eerder
aangegeven, namelijk een bron van angst. Angst leidt tot capsularisering en
capsularisering leidt tot angst (Vandermeersche 2007: 35). Men is altijd bang
voor een ontmaskering; voor het te veel tonen en afstaan van het eigen
innerlijke leven. Om te kunnen overleven in de intense en heftige metropool is
het tevens noodzakelijk dat een individu buigzaam, flexibel en sluw is. Naast
terughoudendheid verstaat de stadsmens dan ook de kunst van het
vermommen en de veinzerij. Dit houdt in dat achter het publiekelijk
voorkomen, er zich altijd een restant van de eigen ‘ik’ schuilhoudt (Wilson
1985: 137).
Diezelfde terughoudendheid schenkt aan de stadsmens echter een
zekere mate van individualiteit en persoonlijke vrijheid (Simmel 1997: 180).
Vrijheid en individualiteit ontwikkelden zich nadat er grotere sociale cirkels in
de menselijke gemeenschap ontstonden (Simmel 1997: 180). Zo kwam er
ruimte voor het ontwikkelen van een diepere bewustwording van iemands
eigen individualiteit. Kleding speelt een belangrijke rol bij het uiten van deze
individualiteit en vrijheid (Wilson 1985: 138). De meeste mensen zijn zich ten
volle bewust van de kleding die zij dragen (Simmel 1997: 184). Ze willen zich
goed voelen in hun kleding en vinden hun voorkomen belangrijk; het is een
deel van hun identiteit en kleding is essentieel bij het achterlaten van een
eerste indruk. Door middel van kleding kunnen mensen het meest
Masterthesis The Need for Street
28
persoonlijke van zichzelf laten zien in een stad waar de rest van de massa er
toch vrijwel hetzelfde uitziet. Hun persoonlijke element moet worden
uitvergroot en worden overdreven, want zo voelt iemand zich uniek en
bijzonder (Simmel 1997: 184). Mensen kijken naar elkaar op straat; ze
vergelijken, bekritiseren, spotten met of bewonderen de kleding die ze zien. In
de stad is er een constante wisselwerking tussen een ‘ik’ en de anderen en
door zelfmanipulatie is het mogelijk overeind te blijven (Wilson 1985: 138).
Mode is, net zoals in voorgaande eeuwen, belangrijk in het dagelijks leven
van de 21e eeuw. Mode moet worden beschouwd als een symptoom van een
hang naar het ideale. Mode is als het ware een geconstrueerde, culturele laag
die over de ruwe, aardse en soms ook walgelijke natuur ligt die zich in het
menselijk brein bevindt (Baudelaire 1863/1964: 33).
3.1.3. Het falen van flânerie
De instelling die Simmel noodzakelijk acht om te kunnen (over)leven in een
metropool—het snel kunnen verwerken van beelden, het kunnen omgaan met
onderbroken blikken en het verrassingseffect van een stormloop aan
indrukken—lijkt in eerste instantie aan de flâneur wel besteed. Het zijn dan
ook eigenschappen die de flâneur, zoals hij uiteindelijk door Benjamin werd
beschreven, bezit. Het lukt de flâneur in eerste instantie goed om de
dynamische realiteit van de metropolis te vangen door het verkennen van de
kruispunten van Simmels sociale kringen en de grotere processen van
socialisatie en differentiatie in de metropolis (Frisby 1994: 102).
Dit is echter de keerzijde van flânerie die zich het duidelijkst openbaart
in de 21e eeuw waarin anonimiteit en onverschilligheid elkaar meer dan ooit
versterken, flânerie is een sociale activiteit van één persoon. Het is een
opgesplitste vorm van ‘eniging’ waarbij individuen zich bewegen in een
anonieme massa van willekeurig kuierende mensen. Ondanks hun nabijheid
bewaren ze een sociale afstand tot elkaar en behouden ze een discrete
vervreemding. De flâneur is de personificatie van deze vervreemding. In
drievoud zelfs: binnenin zichzelf, tussen zichzelf en de wereld en tussen
Masterthesis The Need for Street
29
zichzelf en andere mensen (Shields 1994: 77). Dit ‘falen van flânerie’ houdt in
dat het de vervreemding binnen de flâneur zelf niet oplost (Shields 1994: 77).
Dit geldt echter niet alleen voor de flâneur in de metropool van de 21e
eeuw, maar gold ook voor de Parijse flâneur van de negentiende eeuw. Ook
Baudelaire ondervond al dit ‘falen van de flânerie’, noemde het ‘spleen’ en
beschreef deze nare gemoedstoestand uitvoerig in zijn werk. Baudelaire
verkeerde namelijk vrijwel altijd in een ellendige en melancholische toestand
van ‘spleen’; een logisch gevolg van zijn zelfdestructieve aard en
bijbehorende gedrag. Hij schreef er vier gedichten over (Spleen I,II,III en IV)
die gepubliceerd werden in Les Fleurs du Mal. Hieronder Spleen III:
Spleen
Je suis comme le roi d'un pays pluvieux,
Riche, mais impuissant, jeune et pourtant très vieux,
Qui, de ses précepteurs méprisant les courbettes,
S'ennuie avec ses chiens comme avec d'autres bêtes.
Rien ne peut l'égayer, ni gibier, ni faucon,
Ni son peuple mourant en face du balcon.
Du bouffon favori la grotesque ballade
Ne distrait plus le front de ce cruel malade;
Son lit fleurdelisé se transforme en tombeau,
Et les dames d'atour, pour qui tout prince est beau,
Ne savent plus trouver d'impudique toilette
Pour tirer un souris de ce jeune squelette.
Le savant qui lui fait de l'or n'a jamais pu
De son être extirper l'élément corrompu,
Et dans ces bains de sang qui des Romains nous viennent,
Et dont sur leurs vieux jours les puissants se souviennent,
II n'a su réchauffer ce cadavre hébété
Où coule au lieu de sang l'eau verte du Léthé
Ook Benjamins flâneur had last van een bepaalde leegte, die hem in eerste
instantie bijna fataal werd. De leegheid van de consumptiegoederen en de
Masterthesis The Need for Street
30
holheid van de egoïstische individuen van het kapitalisme werden
weerspiegeld in de flâneur. Flânerie was een wanhopige poging tot het vullen
van die leegte, al was het uiteindelijk een laatste overgave (Tester 2003: 13).
Niet alleen levert Spleen de flâneur niets op, het zorgt er ook voor dat
hij het contact met zijn directe omgeving verliest. Zelfs in het proces van
meedoen in de massa, omdat zijn besef van ‘er zijn’ wordt ingehouden. De
flâneur is zowel aanwezig als niet aanwezig. Zijn ellende is er een van
tijdelijke en plaatselijke aan- en afwezigheid. Flânerie is de belichaming van
een plaats-tijd psychose waarbij de flâneur gedesoriënteerd raakt door de
steeds uitbreidende cirkels van sociale relaties (Shields 1994: 77).
3.2. The Sartorialist: een mogelijke flâneur
Nu het duidelijk is geworden dat flânerie in de 21e eeuw van de metropolis
nog steeds mogelijk lijkt, maar ook serieuze complicaties met zich meebrengt,
is het des te interessanter om te kijken hoe deze activiteit zich tegenwoordig
manifesteert. Gezien het feit dat ‘mode’ een sleutelterm is als het gaat om
presenteren en observeren in de 21e eeuw, is het een logische keuze om een
mogelijke flâneur te zoeken in die richting. Modefotograaf Scott Schuman,
a.k.a. ‘The Sartorialist’ is kandidaat voor de positie van het voorbeeld voor de
flâneur van de 21 eeuw.
3.2.1. Een verdere kennismaking
‘The Sartorialist’ is een indrukwekkend klinkende titel, die echter niet bij veel
mensen direct een duidelijk beeld zal oproepen. De Van Dale geeft voor het
woord ‘sartorial’ als Nederlandse vertaling: 1) kleermakers- of 2) m.b.t./van
(heren)kleding, met als voorbeelduitdrukking ‘sartorial elegance’). 14 Een
‘sartorialist’ zou volgens de letterlijke vertaling en de uitdrukking waarschijnlijk
iets te maken hebben met het kleermakersvak en met een bepaalde tak van
de mode-industrie, namelijk de op maat gemaakte, gedistingeerde
herenkleding. Verder online-onderzoek leidt naar het woord ‘sartorialism’.
14 https://www.vandale.nl/zoeken/sartorial
Masterthesis The Need for Street
31
Volgens Wiktionary is de definitie van ‘sartorialism’: “an interest in matters of
or relating to the tailoring of clothing”.15 Deze definitie komt sterk overeen met
de uitleg die de van Dale geeft bij het woord ‘sartorial’. Wiktionary geeft
uiteindelijk met de definitie van het woord ‘sartorialist’ de bevestiging: a
person who practices or is interested in sartorialism).16 Vrij geïnterpreteerd is
een sartorialist iemand die geïnteresseerd is in en gevoel heeft voor mode
met een zekere elegantie en bijzonderheid, afkomstig van een
modeontwerper.
Scott Schuman noemt zichzelf een ‘sartorialist’ en zegt daarmee in
feite dat hij grote belangstelling heeft voor mode, modeontwerpers en de
mode-industrie. Schuman is zelf modefotograaf en tevens online blogger. Hij
zegt zelf dat zijn zelfgekozen titel op verschillende manieren geïnterpreteerd
kan worden. Zo kan het staan voor de eeuwige zoektocht naar elegantie of
naar een lijst van mensen die een zekere sartorieel referentiekader neerzetten
(Elsener 2011). Tevens kan zijn titel ook letterlijk worden genomen, want
wanneer Schuman naar kleding kijkt, let hij op details: proporties,
mouwlengtes, stoffen (Henderson 2012). Zijn website in de vorm van een
blog, ‘The Sartorialist’—www.thesartorialist.com—wordt maandelijks door
miljoenen mensen bekeken (Amed 2011). Vanaf de start in 2005 is zijn blog
een van de drijvende krachten in de mode- en blogwereld (Li 2009). Het werk
van Schuman reikt verder dan de gegeven definitie van ‘sartorialist’. Hij is zijn
blog ooit begonnen omdat hij graag meer interactie wilde wat betreft zijn werk.
De inspiratie voor het opzetten van een blog kwam nadat hij onderzoek had
gedaan naar een serie foto’s die hij had genomen van een aantal stijlvolle
jongens in New York (Amed 2011).
Voor die tijd werkte Schuman in New York in de modegroothandel. Dit
resulteerde in de opening van een eigen showroom waarin hij de kleding van
verschillende modeontwerpers huisvestte. Vanwege de recessie door toedoen
van de nasleep van 9/11, moest hij zijn zaal sluiten en tevens besloot hij thuis 15 http://en.wiktionary.org/wiki/sartorialism 16 http://en.wiktionary.org/wiki/sartorialist
Masterthesis The Need for Street
32
Figuur 8: Scott Schuman
Bron: Fantastic Man
Masterthesis The Need for Street
33
te blijven en te zorgen voor zijn dochter. In diezelfde tijd begon hij met het
fotograferen van zijn kinderen. Het volgen van lessen aan het International
Centre of Photography in New York inspireerde hem om meer uitdaging te
zoeken in het fotograferen. Zodoende ging hij de straat op en plaatste hij zijn
foto’s dagelijks online. Het blog van Schuman viel op bij de editors van
men.style.com en zij stuurden hem naar Europa, om de sfeer en de mode
scene rondom de modeshows vast te leggen. Hierdoor werd zijn blikveld
wijder en zijn liefde voor mensen die ‘high-fashion’ en ‘in-season’ kleding
droegen groeide en groeide. Tevens verbeterde de kwaliteit van zijn foto’s
(Larocca 2011: 54).
Schuman heeft bewezen dat blogs uitermate succesvol kunnen zijn en
daarom is hij ook een van de eerste blogberoemdheden. Hippe tijdschriften
publiceren interviews met hem, topmerken huren hem in voor fotosessies en
zijn advertentieopbrengsten hebben hem miljonair gemaakt. Sindsdien geeft
zijn blog een esthetisch, maar ook een artistiek fotografisch beeld van
verschillende steden. Dat laatste element is uiteindelijk de richting die hij is
opgegaan met zijn blog (Amed 2011).
3.2.2. Visie en werkwijze
In een interview zegt Schuman over zijn manier van werken: "I grab my
camera, jump on my bicycle and ride through the streets looking for subjects
and moments that inspire me" (Elsener 2011). Schuman kijkt niet alleen naar
mensen en zelfs niet alleen naar kleding wanneer hij de straat opgaat om te
fotograferen. Bij hem gaat het om een gevoel bij een persoon op een bepaald
moment (Li 2009). Hij zegt dat hij zelf niet precies weet wat datgene is wat
hem prikkelt of wat hem aantrekt in de mensen die hij fotografeert. Het gaat er
bij hem om dat hij elke dag weer verliefd wordt en zich laat verleiden door zijn
omgeving en de mensen op straat (Manson 2011).
“On Mercer Street, a tall handsome guy in jeans, a crew-neck-sweater, a down vest,
and a pair of horn-rimmed glasses walks by, and Schuman stops. ‘Do you mind if I
take your picture?’ There is nothing revolutionary about this guy’s look, but it’s
Masterthesis The Need for Street
34
certainly successful: everything fits nicely, his smile is sweet. The whole interaction
takes about two minutes and then Schuman turns the corner onto Prince Street.” (Larocca 2011: 6).
Als iemand er wel goed uitziet, maar net niet datgene heeft wat Schuman op
een bepaald moment zoekt zegt hij in een interview met New York Magazine:
“If he looked more cool, I would have shot him. But he didn’t look that cool”
(Larocca 2011: 56).
Dingen die hem behagen, vallen hem op. Zelfverzekerdheid vindt hij hierbij
belangrijk: de persoon moet de kleding dragen en niet gedragen worden door
de kleding. Schuman fotografeert mensen die de essentie van mode
belichamen (Li 2009). In een interview in ‘The Brander’ zegt hij: "I find my
inspiration in simple things–good, hand-tailored clothes and garments that are
Figuur 9: Schuman op de fiets aan het werk Bron: The Brander
Masterthesis The Need for Street
35
not overly extravagant or outrageously expensive, but that can be worn by
everyone" (Elsener 2011).
Schuman maakt tijdens een van zijn sessies op straat niet honderden
foto’s die hij later bewerkt, zoals veelal gebruikelijk. Wanneer hij niet zeker
weet of zijn foto’s gebruikt zullen worden neemt hij niet eens de moeite een
foto te nemen, dus meestal eindigt zijn sessie terwijl hij maar een of twee
foto’s heeft gemaakt (Larocca 2011: 56).
3.2.3. Het belang van straatmode
Dankzij zijn jarenlange werkervaring in verschillende steden over de hele
wereld is er bij Schuman een duidelijk beeld ontstaan van elke stad. Volgens
hem heeft elke stad een andere identiteit. Er is een bepaalde ‘look’ in elke
stad, omdat de inwoners zich anders kleden. Parijs is niet hetzelfde als New
York, Londen niet hetzelfde als Florence en zelfs Florence is weer anders dan
Milaan of Rome (Li 2009).
“Every city is unique. Milan really defines Italian style: slim pants with deep cuffs
cropped at the ankle, slim jackets in pastel colours, it’s a very narrow look but it has a
million variations. What’s unique about London is the tailored look. Here the tailored
guys look different from the tailored guys in every other city, it’s down to the weight of
the shirts they wear, the fact that they wear pink shirts and the way they knot a tie.”
(Esquire 2009)
Toch geeft Schuman toe dat mode niet plaatsgebonden is: “Fashion is fluid; it
doesn't necessarily stay within the prescribed boundaries, especially one so
arbitrary as national borders” (Li 2009). Schuman is van mening dat
straatmode een veel beter inzicht geeft in de modewereld dan bijvoorbeeld
‘haute couture’, maar ook in eigentijdse gebeurtenissen, zoals de
economische crisis. Natuurlijk is dit te zien in de designercollecties en -shows,
maar ook aan individuele mensen in de stad. Straatmode vertoont een
bepaalde waarheid die de kloof die er heerst tussen mode en maatschappij
kan dichten.
Masterthesis The Need for Street
36
Een van de leukste dingen aan het fotograferen van straatmode is volgens
Schuman dat hij kan zien hoe designerstukken die hij tijdens de shows ziet
worden vertaald in dagelijkse prêt-a-porter ensembles (Li 2009). “What I like
about street photography is the extemporaneous nature of it” (Li 2009).
Het modeblog van Schuman met daarop zijn foto’s die hij genomen
heeft aan de hand van zijn unieke, artistieke geest en ervaringen, creëert een
beeld van een bepaalde stad. Het is zijn blik op de inwoners, de sfeer en de
architectuur die bepaalt hoe miljoenen mensen op dezelfde manier, via de
foto’s op zijn blog, kijken naar Londen of New York of welke stad waar dan
ook ter wereld.
Figuur 10: Schuman aan het werk Bron: www.thesartorialist.com
Masterthesis The Need for Street
37
4. Toen & nu
4.1. Wanderlust
4.1.1. Melancholie versus ontembaar verlangen
In 2012 bundelde Schuman een grote selectie foto’s in zijn anthologie Closer.
Het is de opvolger van zijn eerdere boek The Sartorialist en Schuman is naar
eigen zeggen met Closer een stap dichterbij de niche gekomen van het type
mensen dat hij voor ogen heeft (Pieri 2012: 1). In het voorwoord van zijn
boek, waarin hij de titel van het boek uitlegt, zegt The Sartorialist het
volgende:
“I developed a sense of isolation and distance from people. This didn’t affect me in a
negative way—I actually became more curious about people. I wasn’t interested in
knowing the facts about them, but in creating my own vision of how I thought they
might be. This emotional distance was at the core of my development as a
photographer.” (Schuman 2012: 4).
Deze opmerking toont de paradox die binnenin Schumann zit,
overeenkomstig met de al eerder genoemde, drievoudige vervreemding die
de flâneur voelt (Shields 1994: 77). Tegelijkertijd bevat deze opmerking ook
een belangrijk verschil. Schuman heeft geen last van de vervreemding in
hemzelf, want hij zegt dat het hem niet op een negatieve manier beïnvloedde,
integendeel, hij raakte juist geïnteresseerd in de mensen om hem heen. Even
verderop in het voorwoord van Closer zegt hij dan ook:
“[…], in the process of shooting thousands of people for my blog over the last seven
years, I have found the imaginary wall between me and my subjects dissolving. I find
myself wanting to understand these individuals better”. (Schuman 2012: 4)
De publicatie van Closer, een kleurrijk en levendig boek vol met foto’s waar
Schuman duidelijk trots op is, is het resultaat van zijn positieve mind-set.
Masterthesis The Need for Street
38
Een flâneur als Baudelaire voelde de innerlijke vervreemding echter wel heel
duidelijk, in tegenstelling tot Schuman. Hij had zelfs dermate last van het
melancholische gevoel dat het zijn leven beheerste. Zijn beroemde, al eerder
vermelde, dichtbundel Les Fleurs du Mal is dan ook een representatie van
Baudelaires lijdende geest. Hij was, zoals al eerder naar voren is gekomen,
een ‘verdoemde dichter’ (poète maudit). Een titel die een geuzennaam was en
die voor het eerst gebruikt was door toneelschrijver Alfred de Vigny in 1832.
Hij duidde er het soort dichter mee aan dat zich ophoudt in de marges van de
samenleving, ‘vervloekt door de machtigen der aarde’. Een kwarteeuw later
zou Baudelaire zich in Les Fleurs du Mal uitdrukken als zo’n dichter: levend
aan de zelfkant, één met de hoeren, misdadigers en alcoholisten van Parijs.17 17 http://pietersteinz.com/2014/03/09/poetes-maudits-verdoemde-dichters/
Figuur 11: Pagina’s uit Closer Bron: Closer
Masterthesis The Need for Street
39
Doordat Schuman een andere ontwikkeling heeft doorgemaakt, lijkt zijn
spleen zich niet zozeer te uiten in vervreemding en marginaliteit, maar
manifesteert zich in ‘Wanderlust’. Wanderlust betekent volgens de van Dale
‘reislust’ of ‘treklust’.18 Dit is een vrij enge definitie, want Wanderlust heeft,
vooral in de periode van de romantiek, in de verschillende kunstdisciplines
een zeer bepalende rol gespeeld met name doordat het begrip perfect
aansloot bij het melancholische karakter van de late achttiende en vroege
negentiende eeuw. De definitie van The Free Dictionary raakt om die reden
meer de essentie van het begrip: ‘a very strong and irresistible impulse to
travel’).19 In deze definitie komt veel duidelijker naar voren dat iemand met
Wanderlust een intens verlangen heeft om te reizen. The Sartorialist ervaart
geen spleen omdat hij van binnen verdeeld is, zoals de flâneur, maar spleen
houdt voor hem in dat hij elke dag opnieuw het onbedwingbaar verlangen
voelt om de straat op te gaan, om verschillende steden te bezoeken. En elke
dag moet hij op zoek naar prikkels, naar plekken, naar dingen en mensen die
hem opvallen. Tijdens deze zoektocht hoopt hij maar op één resultaat dat zijn
‘spleen’ zou kunnen wegnemen: het perfecte shot. Schuman vindt het dan
ook verschrikkelijk als hij dat aan het einde van de dag niet heeft kunnen
schieten (Elsener 2011).
De flâneur in zijn laatste reïncarnatie lijdt ook onder Wanderlust, want
hij is in feite, zonder dat hij dit beseft, continu op zoek naar het geluk in
zichzelf dat hij niet kan vinden. Dit inmiddels bekende ‘falen van flânerie’,
mede ten gevolge van de toenemende globalisering, heeft de laatste flâneur
van de straat, via de zuilengalerijen, het warenhuis in gedreven
(Vandermeersche 2007: 26). Schumans Wanderlust drijft hem echter naar
buiten, de publieke ruimtes in. Hierin heeft The Sartorialist meer
overeenkomsten met de originele flâneur en een flâneur als Baudelaire, die
nog vrijelijk en trots over straat paradeerden.
18 https://www.vandale.nl/zoeken/wanderlust 19 http://www.thefreedictionary.com/wanderlust
Masterthesis The Need for Street
40
4.1.2. Schoonheid op andere plekken
Dankzij zeven jaren uiterst fanatiek fotograferen en bloggen heeft Schuman
veel goed betaalde fotocampagnes mogen doen voor onder andere Burberry,
DKNY Jeans en Nespresso. Dit lijkt misschien een louter zakelijke zet van
deze merken, maar er is een reden voor hun keuze voor The Sartorialist. Aan
Schumans werk valt zijn oog voor kleur, vorm en detail meteen op. Op elke
willekeurige locatie is hij in staat die mensen te spotten die ‘het’ volgens hem
hebben. Bij grote modeshows in Parijs en New York lukt hem dit, maar ook
en vooral als hij verder afdwaalt in een stad (Koning 2013: 3).
Juist Schumans Wanderlust drijft hem weg van de plaatsen waar mode
een vanzelfsprekendheid is en stelt hem in staat op andere plekken van een
stad schoonheid te zien. Door zijn manier van fotograferen is iedereen die hij
op straat vraagt voor zijn lens mooi. Hij ziet niet louter schoonheid zoals die in
de modebladen en de trends te zien is, maar ziet schoonheid op een heel
eigen en natuurlijke manier (Koning 2013: 3). Zijn baanbrekende visie werd in
Figuur 12: Baudelaire over Spleen Bron: Tumblr
Masterthesis The Need for Street
41
2012 beloond met de Amerikaanse CFDA Media Award, een prijs die lijnrecht
tegenover Baudelaires titel ‘poète maudit’ staat. Voor Schuman was dit een
bevestiging van het feit dat de wereld zich aangesproken voelt door zijn werk
en dan vooral door de eerlijkheid die in zijn werk verweven zit. De eerlijkheid
van The Sartorialist ontstaat doordat hij mensen fotografeert die in zijn ogen
ruimdenkend zijn en dit terug laten komen in hun kleding. Zijn subjecten delen
zijn standpunt over mode (Koning 2013: 2).
Schuman heeft heel goed door dat juist de mensen op straat, de ‘echte’
mensen, de ziel van een bepaalde stad laten zien. Net zoals Benjamins
flâneur heeft Schuman een talent voor het lezen van de tekens van een stad
en hun betekenis, of die zich nou op drukbezochte of juist op ongewone
plekken bevinden. Hij is waakzaam en alert en bezit een scherpzinnige
observatie. Wanneer Schuman in een stad aan het werk is, is hij zowel een
inheems figuur als iemand die zich alleen tussen de mensenmassa op zijn
plek voelt. Schumans oplettendheid en zijn vermogen om met behulp van zijn
camera dingen in vlucht te grijpen gaat, net zoals bij de flâneur, gepaard met
een zekere terughoudendheid met betrekking tot zijn subjecten. Deze
eigenschappen verschaffen hem het talent de schoonheid van een stad te
‘doorzien’.
4.2. Imago
4.2.1. Commercie en kunstenaarschap
Het merk ‘The Sartorialist’ is een belangrijke commerciële troef geworden,
mede gezien Schumans keuze om te fotograferen voor grote, bekende
merken. Hij is zelf echter ook niet lang buiten de schijnwerpers gebleven. Het
wereldje van de modefotografie is erg lang heel, misschien zelfs schokkend
klein gebleven. Er zijn een paar fotografen die onder contract staan bij
verschillende magazines en die vaak zowel de covers, de editorials als de
advertenties voor hun rekening nemen. Het internet veranderde veel van dat
alles en zorgde ervoor dat de wereld van de modefotografie groter en
toegankelijker werd. Schuman was op het juiste moment op de juiste plek,
Masterthesis The Need for Street
42
buiten en later ook binnen bij de modeshows met een camera om zijn nek.
Door het plaatsen van zijn geschoten foto’s op zijn blog, werden deze snel
opgepikt door de mode-industrie. Het concept van mode in combinatie met
straatfotografie heeft Schuman niet uitgevonden—Bill Cunningham, die veel
fotografeerde voor The New York Times, deed dat al tientallen jaren eerder—
maar hij introduceerde wel de laatste nieuwe commerciële mogelijkheden aan
de wereld (Larocca 2011: 2). Tevens vult Schuman de laatste, lang
opengebleven, maar cruciale schakel binnen de mode-industrie in; mooie
stukken van de catwalks die eerst gedoemd waren catwalkstukken te blijven,
kwamen door Schumans foto’s en blog onder de aandacht bij het publiek. Hij
zegt hier zelf over: “I saw beautiful images, but not how you can put a coat on
for life.” Schuman bezit het talent om zo te fotograferen dat ‘ongrijpbare’ mode
wordt omgezet in draagbare, modebewuste trends. Op deze manier bekeken
vormt Schumans blog een revolutie (Larocca 2011: 5).
Wat The Sartorialist met Baudelaires flâneur gemeen heeft, is dat zij
beiden artiesten zijn; ze willen zich onderscheiden van de rest en zich
concentreren op het kunnen uitdrukken van wat zij waarnemen. Door hun
talent om te kunnen zien en het kunnen verwerken van hun observaties, is
hun werk van esthetische kwaliteit. De foto’s die in Schumans recentste boek
Closer zijn gepubliceerd, zijn een goed voorbeeld van zijn artistieke talent en
representeren zijn blik op de wereld, maar laten ook Schumans commerciële
talent zien. Mede door het blog dat Schuman runt, heeft hij een grote invloed
op de modewereld en de maatschappij en dat is niet lang onopgemerkt
gebleven. Anno 2014 is Schuman dan ook een van de meest gevraagde
fotografen in de mode-industrie. Zijn unieke kijk op mode en mensen vormt
een inspiratiebron voor velen. Schumans subtiele manier om de dingen net
iets anders te bekijken en aan te pakken, eigenschappen die alle flâneurs
bezitten, is een belangrijk deel van zijn succesformule. Net even iets anders
zijn dan de massa heeft altijd goed gewerkt voor hem. Succes kwam snel
omdat hij zich kon onderscheiden van de rest door zelf zowel fotograaf als
editor te zijn (Blanks 2008: 70).
Masterthesis The Need for Street
43
Maar ook Baudelaire heeft zijn invloedrijke sporen nagelaten. Zijn dichtbundel
Les Fleurs du Mal wordt nog steeds gezien als een onbetwist hoogtepunt uit
de wereldliteratuur. De zwarte romantiek van zijn gedichten had een
onuitwisbare invloed op iedere dichter na hem die, net als Baudelaire, zich
graag begaf in de wereld van de verdoemenis. 20 Maar, verder dan het
publiceren van zijn werk ging de flâneur commercieel gezien niet. De flâneur
wilde zich afzetten tegen de bourgeoisie en de maatschappij en de problemen
binnen de moderniteit aankaarten. Vanuit commercieel oogpunt zou een te
rebelse houding dodelijk zijn voor het merk The Sartorialist. Toch
onderscheidt hij zichzelf wel van de traditionele modefotografie. In plaats van,
net zoals de grote modebladen, de wereld de schoonheid van de jeugd en
gedistingeerde kleding voor te schotelen, fotografeert Schuman ook de
schoonheid van volwassenheid. Bij hem draait het om de schoonheid in veel
facetten van het leven, een onbetwist flâneuristisch gedachtegoed dat
Baudelaire, ook al is Schuman misschien niet zo extravagant als hij,
ongetwijfeld goedgekeurd zou hebben (Koning 2013: 2).
4.2.2. IJdeltuiten
Uit een van de vele interviews die Schuman heeft gegeven komt naar voren
dat hij een korte, blonde man is en fysiek in uitstekende conditie. Hij straalt
dan ook vitaliteit uit en zijn blauwe ogen zijn betoverend (Elsener 2011). Een
andere interviewer beschrijft Schuman, 41 jaar oud, als een compacte man
met ijsblauwe ogen en perfect geknipt haar. Zijn kleding klopt. Altijd. Door
zichzelf ook nog eens te kleden met flair stijgt zijn geloofwaardigheid (Avins
2009). Hij kleedt zichzelf zoals hij andere mensen graag ziet verschijnen, dat
is erg belangrijk voor hem. Schuman vindt zijn inspiratie in simpele dingen,
goede handgemaakte kleding die niet extravagant is en ook niet extreem
duur, maar juist door iedereen gedragen zouden kunnen worden. Goede stijl
hoeft volgens hem namelijk helemaal niet duur te zijn (Elsener 2011). Zijn
verschijning doet sterk denken aan die van een dandy zoals Baudelaire en
20 http://pietersteinz.com/2014/03/09/poetes-maudits-verdoemde-dichters/
Masterthesis The Need for Street
44
niet zozeer aan een flaneur, voor wie kleding op zich niet belangrijk was,
tenzij hij er een statement mee kon maken.
Schumans ontembare verlangen naar de straat en zijn flâneuristisch
talent voor het kunnen zien wat anderen niet zien, biedt de wereld een andere
kijk op het concept ‘straatmode’. Ooit suggereerde het idee ‘straatmode’
outfits die afwijken van het mode-ideaal, of ze nou recht tegenover de
ontwerpen van de catwalk stonden of juist een verlengstuk waren. Schumans
‘oog’ kijkt echter allerminst op deze manier naar straatmode. In plaats van het
zoeken naar iets dat heel raar of anders is, het zoeken naar ‘freaks’, kijkt
Schuman, zoals bekend, naar details die hem opvallen. In een interview met
New York Magazine zegt hij dan ook: “I’d take a picture of a guy in a suit, and
people would say, ‘That’s not street style,’ and I say, ‘But he was on the
street!’” (Larocca 2011: 2).
Deze insteek van Schuman, die een direct resultaat is van zijn Wanderlust,
zorgt ervoor dat zijn blog veel meer subtiliteit biedt dan andere modeblogs.
Wat hij in feite doet is een laagje fantasie verwijderen van een anders zo
typische editorial fotoshoot. De mensen die hij fotografeert stralen nog steeds
glamour uit, maar zij zijn zelden modellen. Zij bevinden zich op Sixth Avenue
of Rue de Rivoli in plaats van in een onberispelijke witte studio (Larocca 2011:
Figuur 13: Pagina uit Closer Bron: Closer
r
Masterthesis The Need for Street
45
2). Straatmode heeft voor Schuman een veel simpelere betekenis dan het
oorspronkelijke concept inhield; het is mode die hij op straat ziet en die eruit
springt vanwege een bepaalde kwaliteit en uitstraling. Hetgeen The
Sartorialist zo populair maakte is dan ook het feit dat Schuman laat zien wat
mensen dragen die echt in mode geïnteresseerd zijn en daarom mooi gekleed
zijn (Blanks 2008: 71).
Bij zowel de originele als de avant-garde flâneur als The Sartorialist
speelt mode een belangrijke rol, zowel bij de manier waarop zij zichzelf kleden
als bij de dingen die hen op straat opvallen. Toch moet nu vastgesteld worden
dat het uiterlijk van een avant-garde flaneur als Baudelaire, meer gevormd
werd door zijn dandy-zijn, dan door zijn flaneurschap. Kleding en uiterlijk zijn
dus niet zozeer een eigenschap van flânerie. Bij de flâneur verandert de
interesse voor zijn uiterlijk naarmate de functie van flânerie verandert.
Uiteindelijk verbergt hij, volgens Benjamin, zijn flâneur-zijn achter een masker
van lusteloosheid en onopvallendheid. Voor een dandy staat innerlijke en
uiterlijke perfectie altijd op de eerste plaats. Schumans levensverhaal en visie
doen vermoeden dat hij vooral op zoek is naar schoonheid in anderen, maar
in feite is zijn eigen uiterlijk net zo belangrijk geworden als dat voor een dandy
destijds was. Het jaar 2009, ten tijde van Schumans eerste boeklancering,
was het jaar waarin hij een online persoonlijkheid werd en zich daar ook naar
ging gedragen. Hij was immers net zo belangrijk geworden als de mensen die
hij fotografeert. Schuman kleedt zich graag net zoals zijn subjecten en plaatst
ook regelmatig foto’s van zichzelf op zijn blog en andere social media-
platformen (Larocca 2011:4).
Een van de uitgangspunten van flânerie is echter zien zonder echt
gezien te worden. Een voorwaarde waaraan The Sartorialist niet langer meer
kan voldoen, verleid door de commerciële mogelijkheden die de maatschappij
van de 21e eeuw hem biedt en zijn ijdeltuiterij (Duffield 2010: 7).
Masterthesis The Need for Street
46
4.3. Universaliteit Anno 2014 zou de flâneur als slenteraar niet het beste voorbeeld zijn van
snelheid of mobiliteit. Technologische vooruitgang heeft het leven aanzienlijk
versneld en heeft ervoor gezorgd dat tegenwoordig iedereen in beweging en
onderweg is. Mobiliteit is een vast onderdeel geworden van de menselijke
autonomie en de vooruitgang van de maatschappij (Vandermeersche 2007:
36).
4.3.1. De superflâneur
Schumans Wanderlust uit zich niet alleen in zijn dagelijkse zoektocht naar het
perfecte shot, maar ook in zijn verlangen de wereld rond te reizen. Waar de
oorspronkelijke flâneur plaats en tijdgebonden was, is The Sartorialist dat
absoluut niet. New York is weliswaar zijn uitvalsbasis, maar in principe kan hij
in elke stad ter wereld zijn beroep uitoefenen. Natuurlijk heeft dit grotendeels
te maken het feit dat het leven in de 21e eeuw veel mobieler is en de
globalisering op een top is. Urban en social space beperken zich niet tot een
bepaalde stad, maar zijn een wereldwijd fenomeen. Tevens is het zo dat
Schuman door het succes van zijn werk en blog niet langer afhankelijk is van
mensen die hem op pad sturen. Hij kan nu zelf bepalen of hij naar
bijvoorbeeld Marokko of Spanje wil, waardoor zijn werk—duidelijk te zien in
zijn laatste anthologie Closer—een grote diversiteit aan mensen, culturen en
stijlen laat zien (Pieri 2012: 1). Daarnaast draagt Schumans blog, dankzij het
internet, bij aan een wereldwijde verspreiding van zijn visie en ideeën, iets dat
voor de flâneur uit de negentiende en zelfs voor Benjamins flâneur slechts in
beperkte mate mogelijk was. Hierdoor is The Sartorialist fysiek een
universeler figuur dan zijn voorgangers.
The Sartorialist is wellicht existentieel universeel en voorgaande
flâneurs zijn dat niet, maar het gedachtegoed en de levensstijl van de flâneurs
voor hem, kunnen uiteindelijk als universeel worden beschouwd en zijn onder
andere terug te vinden in de flâneurs van nu. De flâneurs van nu zijn
mobieler, flexibeler, bereiken met een muisklik de gehele wereld en maken
daar gebruik van. Het lijken een soort ‘superflâneurs’ die de basisprincipes
Masterthesis The Need for Street
47
van flânerie nog steeds hanteren en optimaliseren dankzij de mogelijkheden
die de 21e eeuw hen biedt.
Zo schreeuwt alles wat Schuman doet: ‘Vive la différence!’. Schumans
optimisme in een snelle, vluchtige en onpersoonlijke wereld brengt
verandering (Blanks 2008: 71). Verandering die de flâneur, in elke vorm, ook
in zijn maatschappij teweeg heeft willen brengen. Met zijn actieve houding
scheidt Schuman zich af van het dandyisme, want dandy’s zijn vooral
ongevoelig en passief. Daarnaast is The Sartorialist, net als de flâneur,
afhankelijk van het ogenblik. Schuman heeft een paar seconden om iemand
aan te spreken en hij moet meteen klaar staan om zijn subject te fotograferen.
Beiden leggen vluchtigheid vast (Blanks 2008: 70).
Dan is er nog het feit dat alle flâneurs gek zijn van details, zo ook The
Sartorialist. Voor Schuman betekent dit een bepaalde mouwomslag of een
onverwachte combinatie van kleuren en texturen (Avins 2009: 2). Schuman
voelt zich aangetrokken tot originaliteit, tot kleren die perfect zitten, tot
mensen die zelfvertrouwen uitstralen of zich juist verhullen achter een
Figuur 14: Schuman op reis in Australië Bron: modmen.wordpress.com
Masterthesis The Need for Street
48
mysterieuze blik (Avins 2009: 2). Zijn liefde voor details is duidelijk terug te
zien in zijn werk. Schumans duidelijke visie, zijn achtergrond in de mode-
industrie en niet op de laatste plaats zijn vrijwel onbeperkte mobiliteit stellen
hem in staat te fotograferen op een manier die hij wil, waar hij maar wil en niet
anders (Blanks 2008: 70). Zijn gevoel voor stijl en het hebben van smaak
maken zijn foto’s en zijn blog tot een succes (Elsener 2011: 2).
Een andere overeenkomst tussen The Sartorialist en zijn voorgangers
is het mysterie dat hen omringt en zij zelf graag in stand houden. Uit een
interview met Harper’s Bazaar wordt duidelijk dat Schuman expres geen
moeite doet om de mensen die hij fotografeert te leren kennen. Hij
fotografeert ze van een afstandje en hij ziet ze op de denkbeeldige manier
waarmee hij ze bekijkt. Schuman zet ook nooit een naam bij een foto op zijn
blog of in zijn boek; zijn subjecten zijn belangrijk, maar ook weer niet zo
belangrijk. Ze zijn een droombeeld voor zijn volgers en hij wil niet dat deze te
veel te weten komen over hen. Hij houdt liever het mysterie in stand (Pieri
2012: 3). Dit idee doet sterk denken aan de flâneurs die zich graag in de
massa bevonden, maar er niet toe behoorden. Schuman is constant op straat
te vinden tussen de mensen, maar hij zorgt voor een bepaalde afstand, een
sterke overeenkomst met de flâneur. Beiden hebben een ingebeelde controle
en zijn in staat om complete scenario’s bij mensen te verzinnen; onbegrensd
en ondubbelzinnig. Ze creëren nieuwe en onverwachte verbanden op een
speelse doch serieuze manier (Duffield 2010: 4).
Schuman vindt zichzelf een artiest, een kunstenaar, net zoals de
flâneur dat ook was. Hij benadrukt in een interview dat hij geen antropoloog of
journalist is en dat hij via zijn blog foto’s deelt, omdat die laten zien wat hij in
zijn hart voelt (Koning 2013: 3). Dit is een belangrijke overeenkomst met de
flâneurs uit Baudelaires tijd, wiens taak het was zich als kunstenaar te
distantiëren van, ironisch genoeg, de fotograaf of de wetenschappelijk realist.
Nu fotografie juist als een kunstdiscipline wordt gezien, is Schumans taak
verschoven naar het zich onderscheiden van andere straatfotografen en
modebloggers. Zijn kosmopolitische status is een zegen voor hem geweest,
Masterthesis The Need for Street
49
maar ook een uitdaging. De hele wereld ligt open en in zijn handen, maar
diezelfde wereld houdt hem scherper dan ooit in de gaten.
4.3.2. Vrijheid
Meer mogelijkheden bieden meestal ook meer vrijheid. De flâneurs uit de
negentiende eeuw leefden in een wereld met meer beperkingen; gevestigde
wetten en voorwaarden met specifieke codes en conventies. Hierdoor waren
zij in veel mindere mate in staat om de opeenvolgende creatieve
mogelijkheden die flâneurs uit de 21e wel tot hun beschikking hebben te
ervaren. De manier van denken, voelen en gedragen van de 21e-eeuwse
flâneur maakt dat hij aandacht heeft voor diepgaande veranderingen van
normen en waarden. Dit zorgt ervoor dat zij zichzelf op tijd kunnen corrigeren
in hun eigen voordeel. Daarnaast is er in de 21e eeuw geen sprake meer van
een aristocratische autoriteit die een bepaalde verhouding met de overheid
heeft. Hierdoor verwijden de grenzen van flânerie, waardoor het een
gemakkelijkere bezigheid wordt. De 21e-eeuwse flâneur leeft in een wereld
waarin technologie veel mogelijkheden biedt voor globale communicatie en
vergevorderde manieren van vervoer. Dit is een vrijheid die flâneurs als The
Sartorialist gebruiken om over de wereld rond te zwerven. De 21e eeuw is, net
als de 20e eeuw, echt de eeuw van de massacultuur (Duffield 2010: 7).
Een massacultuur die ten opzichte van de moderne tijd zoveel is
veranderd, biedt ook The Sartorialist mogelijkheden om vragen te stellen over
de tijd waarin hij leeft. Alles om hem heen is echter veel vanzelfsprekender
dan hoe dat voor de vorige flâneurs was. Kunstenaarschap en commercie
gaan bij The Sartorialist hand in hand en er is voor hem geen noodzaak meer
een statement te maken of zich ergens tegen af te zetten. Schuman kan wel
verschil maken in de nuances binnen modefotografie en dan vooral als het
gaat om de definitie van schoonheid en waar deze nu echt te vinden is. Zijn
blog is niet voor niets een revolutie op het gebied van anders kijken naar en
het tentoonstellen en gebruiken van mode. The Sartorialist laat zo indirect
zien wat er nog verbeterd kan worden binnen de mode-industrie. De definitie
van flânerie anno 2014 is wederom veranderd, maar vooral veel minder
Masterthesis The Need for Street
50
scherp geworden. Nuances zijn belangrijk geworden en kunnen een
wereldwijde invloed hebben, mits het publiek via de juiste platformen bereikt
wordt.
Het gaat te ver om te zeggen dat flâneurs van de 21e eeuw flâneurs
van de 19e eeuw zijn die te maken hebben gekregen met globalisering
(Duffield 2010: 7). De basisprincipes van flânerie zullen altijd worden
doorgegeven, omdat deze een universeel karakter hebben. Uiteindelijk zijn
ook de gevaren voor alle flâneurs hetzelfde. Het zijn juist de technologische,
commerciële en sociale ontwikkelingen uit een bepaalde tijd die het de flâneur
altijd lastig zullen maken. Zo werd de originele flâneur verleid door de komst
van het warenhuis en de 21e-eeuwse flâneur door massacultuur, -media en -
consumptie (Duffield 2010: 7).
Masterthesis The Need for Street
51
5. Conclusie
Aan het slot van deze thesis is het tijd om de stand van zaken op te maken.
Het is nu duidelijk waarom de flâneur op een gegeven moment uit het
straatbeeld verdween. Ook is naar voren gekomen dat de flâneur niet enkel
een figuur is die alleen maar in het negentiende-eeuws Parijs kan
functioneren, maar door de tijd heen verschillende vormen heeft aangenomen
en zo een universeel type werd. De laatste reïncarnatie van de flâneur
volgens Benjamin is niet langer plaats- en tijdgebonden. Deze flâneur kan in
principe overal ter wereld functioneren en zijn ‘beroep’ uitoefenen.
Tevens werd helder dat mode een belangrijke rol is gaan spelen
naarmate de steden groter werden en de verschillende sociale cirkels zich
uitbreidden. Kleding is belangrijk om iemands identiteit en individualiteit te
behouden in de vluchtige en onverschillige metropool. Door het uiteenzetten
van het leven in de metropool werd ook het ‘falen van de flânerie’ en daarmee
het verscheurde innerlijk van de flâneur belicht.
Met de introductie van Scott Schuman a.k.a. The Sartorialist werd een
mogelijke hedendaagse flâneur naar voren geschoven. Duidelijk werd dat
Schuman veel van de oorspronkelijke essentie van flânerie bezit en beoefent.
Hij heeft zich echter moeten aanpassen aan zijn eigen tijd en daarmee zijn er
logischerwijs flâneuristische elementen verloren gegaan dan wel toegevoegd
aan de definitie van flânerie. De essentie van flânerie is echter gebleven.
Tevens bezit hij eigenschappen die moeten worden toegeschreven aan de
dandy, zoals zijn liefde voor zijn eigen uiterlijk en kleding. Toch is Schuman
geen dandy, maar eerder een flâneur met dandyachtige trekjes waar
Baudelaire trots op zou zijn geweest. Hij beschikt over het beste van beiden
figuren: hij kan anoniem te werk gaan als een flâneur, maar ook opvallen als
een dandy.
Schuman zette een hele duidelijke trend door weer de straat op te
gaan om zijn beroep uit te oefenen—een zeer belangrijke factor binnen
flânerie—en hij veroorzaakte hiermee een revolutie binnen de mode-industrie.
Door de analyse van overeenkomsten en verschillen tussen de voorgaande
Masterthesis The Need for Street
52
flâneurs en Schuman werd duidelijk dat de definitie van flânerie wederom is
veranderd en de focus meer op nuances is komen te liggen. Ook speelt het
internet en een wereldwijde verspreiding van Schumans werk een belangrijke
rol. Door echter juist op straat op zoek te gaan naar schoonheid blijft
Schuman trouw aan een van de beginselen van flânerie, namelijk: schoonheid
is niet alleen te vinden in de ‘highlights’ van een stad, maar ook in de ‘cracks’.
Elke toekomstige flâneur zal zichzelf opnieuw moeten uitvinden en
moeten omgaan met de veranderingen en ontwikkelingen binnen een
bepaalde tijdsgeest en cultuur. Zo zal de definitie van flânerie altijd dynamisch
blijven en de flâneur een fenomeen dat altijd een tikje ongrijpbaar zal zijn.
Een ding is echter zeker: een flâneur heeft de straat nodig, in welke
stad, tijd en vorm dan ook.
Masterthesis The Need for Street
53
6. Bibliografie
-‐ Amed, I. (3 oktober 2011) ‘The business of blogging: The Sartorialist’,
The Business of Fashion. Acces online via:
http://www.businessoffashion.com/2011/10/the-business-of-blogging-
the-sartorialist.html (7 januari 2012).
-‐ Avins, M. (1 november 2009) ‘The Picture Of Style. In his Sartorialist
blog, Scott Schuman focuses his lens on street fashion’, Los Angeles
Times Home. Collections. Fairy Tale. Access online via:
http://articles.latimes.com/2009/nov/01/image/ig-sartorialist01 (6
november 2013).
-‐ Baudelaire, C. ‘The Painter of Modern Life’, in: trans. J. Mayne,
J.Mayne (ed.), Charles Baudelaire, The Painter of Modern Life and
Other Essays. New York: Da Capo Press (1964): 1-41.
-‐ Blanks, T. (2008) ‘The Street Photographer. Mr. Schuman and His
Neverending Quest for Absolute Sartorial Perfection, in: Fantastic Man.
No: 7: 69-71.
-‐ Buck-Morss, S. (1986) ‘The Flâneur, the Sandwichman and the Whore:
The Politics of Loitering’, in: New German Critique. No. 39: Second
Special Issue on Walter Benjamin: 99-140.
-‐ Cooke, A. (november 2013) ‘Le peintre de la vie moderne & The
Painter of Modern Life in Context 1854-59’, Adrian Cooke Artist
Journal. Archives. Tag: Constantin Guys.
http://journal.adriancooke.ie/tag/constantin-guys/ (7 mei 2014).
Masterthesis The Need for Street
54
-‐ Duffield, D (2010) ‘The Death of the Flâneur?’ Research Practice
Essay. Acces Online via:
http://researcharchive.wintec.ac.nz/994/1/research_essay.pdf (6
november 2013).
-‐ Elsener, R. (24 oktober 2011). ‘The Sartorialist--the ultimate street style
journal’, The Brander. Fashion. Acces Online via:
http://www.thebrander.com/article.php?o=99 (21 juni 2013).
-‐ Eskildsen, U. (2008) Street & Studio: An Urban History of Photography.
New York: Harry N Abrams Inc.
-‐ Frisby, D. (2003) ‘The flâneur in social theory’, in: The Flâneur. Keith
Tester (ed.) Taylor & Francis e-Library.
-‐ Geerts, G. & Heestermans, H. & Kruyskamp, C. Van Dale. Groot
Woordenboek Der Nederlandste Taal. (1984) Utrecht/Antwerpen: Van
Dale Lexicografie.
-‐ Gluck, M. (2003) ‘The Flâneur and the Aesthetic Appropriation of
Urban Culture in Mid-19th-century Paris’, in: Theory, Culture & Society.
Vol. 20: No. 5: SAGE: 53-80.
-‐ Google Books. About The Flâneur. Acces online via:
http://books.google.nl/books/about/The_Flâneur.html?id=GRRtm6h8M
ugC&redir_esc=y (11 oktober 2013).
-‐ Hamilton. C. (S.D.) ‘Dandyism: Beyond Fashion’. Acces online via:
http://www.gbacg.org/costume-resources/original/articles/dandy.pdf (17
april 2014).
Masterthesis The Need for Street
55
-‐ Henderson, V. (2012) ‘Here’s looking at…Scott Schuman’, Tatler.
Acces online via: http://www.thesartorialist.com/press_review/tatler/ (16
april 2014).
-‐ Huart, M. L. (1841) Physiologie du flaneur: Paris: Aubert et Lavigne.
Acces online via: https://archive.org/details/physiologiedufla00huar (6
november 2013).
-‐ Koning, G. (Januari 2013) ‘Interview met Scott Schuman, aka The
Sartorialist’, Independent Fashion Daily.
http://www.independentfashiondaily.com/7698/interview-met-scott-
schuman-aka-the-sartorialist/ (18 maart 2014).
-‐ Larocca, A. (Februari 2011) ‘The Street Is Their Oyster’, New York
Magazine. Acces Online via:
http://nymag.com/fashion/11/spring/71665/ (11 oktober 2013).
-‐ Li, A (15 januari 2009) ‘An interview with Schot Schuman’, The
Florentine Interviews. Acces Online via:
http://www.theflorentine.net/articles/article-view.asp?issuetocId=3983
(8 januari 2012).
-‐ Pieri, K. (2012) ‘ Q&A: Scott Schuman’s “The Sartorialist Closer”,
Harpers Bazaar.com. Acces online via:
http://www.harpersbazaar.com/fashion/street-style/scott-schuman-
sartorialist-interview (6 november 2013).
-‐ Schuman, S. (2012) Closer. London: Penguin Books.
Masterthesis The Need for Street
56
-‐ Shaya, G. (2004) ‘ The Flâneur, the Badaud and the making of a Mass
Public in France, circa 1860-1910’, in: The American Historical Review.
Vol. 109: No. 1: Oxford University Press: 41-77.
-‐ Shields. R. (2003) ‘Fancy Footwork: Walter Benjamin’s notes on
flânerie’, in: The Flâneur. Keith Tester (ed.) Taylor & Francis e-Library.
-‐ Simmel, G. (1997) ‘The Metropolis and Mental Life’, in: trans. K.H.
Wolff, M. Featherstone, D. Frisby (eds.) Simmel on Culture. London:
Sage.
-‐ S.n. (2009) ‘In Conversation with The Sartorialist’, in: British Esquire.
Acces online via: http://www.esquire.co.uk/food-drink/man-
food/3064/in-conversation-with-the-sartorialist/ (6 november 2013).
-‐ S.n. (2009) ‘Charles Baudelaire’, in: Antiqbook. Fine Books. Fair
Prices. http://www.antiqbook.info/nl/tips/Charles_Baudelaire.phtml (17
november 2013).
-‐ S.n. (2013) ‘Library. Charles Baudelaire. Biography.’, in: The European
Graduate School. Graduate & Postgraduate Studies.
http://www.egs.edu/library/charles-baudelaire/biography/ (17 november
2013).
-‐ S.n. (4 november 2013). ‘Searchterm: ‘Sartorialism’, in Wiktionary.
http://en.wiktionary.org/wiki/sartorialism (24 maart 2014).
-‐ S.n. (4 november 2013). ‘Searchterm: ‘Sartorialist’, in Wiktionary.
http://en.wiktionary.org/wiki/sartorialist (24 maart 2014).
Masterthesis The Need for Street
57
-‐ S.n. (2014) ‘Searchterm: ‘Wanderlust’, in The Free Dictionary by
Farlex. The Free Dictionairy by Farlex’.
http://www.thefreedictionary.com/wanderlust (24 maart 2014).
-‐ Steinz, P. (2014) ‘Poètes maudits’, verdoemde dichters’, Made In
Europe. De kunst waarop Europa tevreden terugkijkt—Van Art
Nouveau tot het Zwanenmeer, van Asterix tot zigeunerjazz.
http://pietersteinz.com/2014/03/09/poetes-maudits-verdoemde-
dichters/ (17 maart 2014).
-‐ Tester, K. (2003) (ed.) The Flâneur. Taylor & Francis e-Library.
-‐ University of Hull. Faculteit kunst en sociale wetenschappen. Sociale
Wetenschappen. University Staff. Acces online via:
http://www2.hull.ac.uk/fass/socsci/staff/academic-staff/tester,-
keith.aspx (11 oktober 2013).
-‐ Vandermeersche, G. (2007) ‘The Flâneur and Globalization: On Don
Delilo’s Cosmopolis, the metamorphosis of Walter Benjamin’s Treshold
World , and the Ethical consequences of Mobility and Interiority’.
Masterthesis Interuniversitaire Master in de Literatuurwetenschappen:
Leuven.
-‐ Van Dale Online (2013) ‘Zoekterm: ‘Sartorial’, in Van Dale Online
Woordenboek. https://www.vandale.nl/zoeken/sartorial (24 maart
2014).
-‐ Van Dale Online (2013) ‘Zoekterm: ‘Wanderlust’, in Van Dale Online
Woordenboek. https://www.vandale.nl/zoeken/wanderlust (24 maart
2014).
Masterthesis The Need for Street
58
-‐
-‐ White, E. (2001) A Stroll Through the Paradoxes of Paris. Bloomsbury:
New York.
-‐ Wilson, E., (1985) ‘Fashion and City Life’, in: Adorned in Dreams:
Fashion and Modernity London: Virago: 134-154.
Masterthesis The Need for Street
59
7. Digitale bronnen
-‐ The Sartorialist. Manson, Tyler. (2011) Verenigde Staten; Intel.
http://www.tylermanson.com/commercial/the-sartorialist/ (1 mei 2014).
Masterthesis The Need for Street
60
8. Afbeeldingen
FIGUUR 1: QUOTE OVER HET BELANG VAN ‘CRACKS’ ............................................... 3 FIGUUR 2: DE ORIGINELE FLÂNEUR .............................................................................. 6 FIGUUR 3: DE ORIGINELE FLÁNEUR .............................................................................. 8 FIGUUR 4: CHARLES BAUDELAIRE, GEFOTOGRAFEERD IN 1854 DOOR
PORTRETFOTOGRAAF FELIX NADAR .......................................................... 11 FIGUUR 5: CHARLES BAUDELAIRE C. 1863 ................................................................. 11 FIGUUR 6: CONSTANTIN GUYS, GEFOTOGRAFEERD DOOR FELIX NADAR ........... 16 FIGUUR 7: HAUSMANNS RENOVATIE VAN PARIJS .................................................... 21 FIGUUR 8: SCOTT SCHUMAN ........................................................................................ 32 FIGUUR 9: SCHUMAN OP DE FIETS AAN HET WERK ................................................. 34 FIGUUR 10: SCHUMAN AAN HET WERK ....................................................................... 36 FIGUUR 11: PAGINA’S UIT CLOSER .............................................................................. 38 FIGUUR 12: BAUDELAIRE OVER SPLEEN .................................................................... 40 FIGUUR 13: PAGINA UIT CLOSER ................................................................................. 44 FIGUUR 14: SCHUMAN OP REIS IN AUSTRALIË .......................................................... 47