Masterthesis: De Arabische...

89
1 Nils Wandels UGent Master Oosterse Talen en Culturen 2009-2010 Masterthesis: De Arabische media De berichtgeving van al-Quds al-Arabi ten tijde van de tweede intifada Promotor: Prof. Dr. Giovanni Schallenbergh

Transcript of Masterthesis: De Arabische...

Page 1: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

1

Nils Wandels

UGent

Master Oosterse Talen en Culturen

2009-2010

Masterthesis:

De Arabische media

De berichtgeving van al-Quds al-Arabi ten tijde van de

tweede intifada

Promotor: Prof. Dr. Giovanni Schallenbergh

Page 2: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

2

Page 3: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

3

Abstract

In times of conflict, not only soldiers but also the media go to war: journalists and

newspapers become the primary distributors of propaganda, their journalistic values make

way for patriotism, and they engage in a battle for the hearts and minds of the international

public opinion. Because of these developments, it is necessary to approach articles covering

military conflict with great caution, to avoid the pitfalls created by the effective usage of

manipulation and spin. Constant evaluation of the role of the media in times of conflict, and

analysis of the manners in which they fulfil that role is necessary to shield ourselves from

their possible propagation of biased information.

In this paper, I will focus on the second intifada, and the way three major events (Sharon’s

walk on the Temple Mount, the battle in the refugee camp Jenin, and the Massacre at the

Mercaz HaRav yeshiva) were reported in the international, Palestinian-owned, London-based

newspaper al-Quds al-Arabi. I will try to determine the different forms of manipulation that

occur in the newspaper’s use of language, imagery and structure. To do this, I will construct

a theoretical framework based upon theories from the field of communication and media-

sciences. With the help of this framework, it will then be possible for me to perform an

appropriate analysis of al-Quds al-Arabi’s articles. Using this analysis, I will then be able to

determine what specific role the newspaper fulfilled during the second intifada, and trace

the sources that influenced the contents of the newspaper. In this way, I will try to create an

interpretative framework, consisting of basic knowledge of al-Quds al-Arabi’s way of

covering the second intifada and extensive background information of the newspaper itself

and the global and Arabic media-landscapes, that enables the reader to approach articles

from that period with caution. My hope is that this framework will make the reader of al-

Quds al-Arabi more resistant to bias in the coverage and less vulnerable to manipulation and

spin.

Page 4: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

4

Index

Inleiding 5

I. Historische Context: de Al-Aqsa Intifada 9

1.1. Voorgeschiedenis 9

1.2. De aanleiding 12

1.3. Het verloop 13

II. Het Medialandschap 18

2.1. Het globale medialandschap 18

2.2. Het Arabische medialandschap 21

2.2.1. De Arabische geschreven pers: algemene kenmerken 21

2.2.2. Categorisering binnen de Arabische media 25

2.3. Al-Quds al-Arabi 32

III. Media en Conflict 34

3.1. Het politieke nut van de media in tijden van conflict 34

3.1.1. Manufacturing Consent 35

3.1.2. De propagandaoorlog 38

3.1.3. Media en terrorisme 41

3.2. Spin en manipulatie: de rol van journalistiek 43

3.2.1. De rol van de journalist 43

3.2.2. Manipulatie 44

3.2.3. Taalgebruik 45

3.2.4. De kracht van beelden 46

3.2.5. De presentatie van informatie 48

3.3. Oorlogsjournalistiek: het dominante journalistieke model 49

3.4. Alternatieve vormen van journalistiek 51

IV. Analyse 53

4.1. Manipulatietechnieken 53

4.1.1. Taalgebruik 53

4.1.2. Presentatie 55

4.1.3. Beeldmateriaal 58

4.2. Journalistiek kader 59

4.3. De functie van al-Quds al-Arabi tijdens de tweede intifada 63

V. Conclusies 66

Appendix: artikels al-Quds al-Arabi 70

Bibliografie 86

Page 5: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

5

Inleiding

De media oefenen een niet te onderschatten invloed uit op het wereldbeeld van hun

publiek; kranten en nieuwsuitzendingen bereiken een grote hoeveelheid mensen, en dragen

bijgevolg bij tot de ontwikkeling van een bepaalde blik op de gebeurtenissen, en een manier

waarop de feiten worden opgeslagen in het collectieve geheugen. Doorheen de geschiedenis

hebben de media in verschillende contexten een cruciale invloed gehad op de diverse

aspecten van de maatschappij, en zo de toekomst helpen vormen. Of het nu is door lang

vergeten problemen terug in de schijnwerpers te zetten, door politieke blunders aan het

licht te brengen, door verbanden te leggen tussen zaken die op het eerst gezicht niets met

elkaar te maken hebben, of door gemanipuleerd beeldmateriaal te verspreiden: in al deze

gevallen spelen de media een doorslaggevende rol en beïnvloeden ze het verdere verloop

van gebeurtenissen.

In dit kader moeten we de onmogelijkheid van objectiviteit in de verslaggeving in

rekenschap houden. Objectiviteit is een ideaal dat enkel benaderd kan worden, maar nooit

bereikt. Derhalve is het steeds nuttig de positie van de media in, en haar invloed op de

samenleving onder de loep te nemen en kritisch te evalueren. Het intrinsiek subjectieve

karakter van de media kan namelijk onze blik op de feiten danig verstoren, en de waarheid

tekort doen. Dit is niet in het minst het geval wanneer zich conflictsituaties voordoen: in

dergelijke omstandigheden zullen de media onderhevig worden aan een aantal media-

mechanismes en nieuwe rollen invullen.

In dit onderzoek wil ik de rol van de media als doorgeefkanaal van informatie bestuderen in

het kader van zo’n conflictsituatie, met name de tweede intifada. Hiervoor zal ik mij

toespitsen op de verslaggeving van de internationale krant al-Quds al-Arabi. Ik wil nagaan

welke factoren een invloed uitoefenen op de verslaggeving, en analyseren in welke mate ze

de krant compromitteren. Hiervoor zal ik de verschillende manifestaties van manipulatie en

propaganda in de artikels moeten ontmaskeren om op die manier te komen tot het skelet

van het artikel – de essentie die haar geheimen blootgeeft. Dit alles heeft de creatie van een

adequaat beeld van de rol die de krant heeft gespeeld ten tijde van de tweede intifada tot

doel. Mijn hoop is om lezers te voorzien van een kader waarbinnen ze de artikels van al-

Quds al-Arabi die betrekking hebben op conflictsituaties beter kunnen plaatsen.

Page 6: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

6

Ik kies ervoor om al-Quds al-Arabi onder de loep te nemen omwille van de aparte positie van

de krant in het Arabische medialandschap: het betreft hier namelijk een krant wiens

hoofdkwartier in Londen is gebaseerd maar die de eigendom is van Palestijnen die zich sterk

betrokken voelen bij de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Deze ruimtelijke kloof tussen de

journalist en zijn object van onderzoek maakt de krant interessanter om te onderzoeken dan

bijvoorbeeld een Palestijnse krant, waar deze betrokkenheid van de redactie eveneens een

feit is, maar deze moeilijk te onderscheiden is van censuur van bovenaf. Deze

onafhankelijkere positie van al-Quds al-Arabi ten opzichte van directe politieke druk van

buitenaf zorgt ervoor dat de krant autonomer te werk kan gaan, en allerlei mogelijke

voorvallen van verdraaiing, propaganda, manipulatie e.d. toe te schrijven zijn aan meerdere

factoren dan louter politieke inmenging. Omwille van dit feit is het voor mij interessant te

kiezen voor al-Quds al-Arabi in dit onderzoek. Immers, indien de inhoud van de krant

volledig bepaald zou worden door de politieke context waarin ze opereert, zou dit een

onderzoek zijn naar de manier waarop staten controle uitoefenen over de media. Echter, ik

wil in dit onderzoek het hele spectrum van factoren die invloed uitoefenen op de media aan

bod laten komen.

Om deze factoren die invloed uitoefenen op de verslaggeving te ontdekken zal ik drie

domeinen van naderbij moeten bestuderen: de historische context van het conflict, het

medialandschap en het gedrag van media in conflictsituaties. Het is noodzakelijk dat elk van

deze drie domeinen onder de loep genomen worden om tot een volledig kader te komen

waarbinnen de krant vervolgens geanalyseerd kan worden. In het eerste hoofdstuk van deze

thesis zal ik de historische context uiteenzetten door een kort overzicht te geven van de

voorgeschiedenis van de tweede intifada, om vervolgens een aantal sleutelgebeurtenissen

tijdens de tweede intifada zelf te overlopen. Dit korte historische overzicht is noodzakelijk

om dit onderzoek met voldoende kennis van zaken te kunnen voeren en volgen. In het

daaropvolgende hoofdstuk zal ik aandacht schenken aan de verschillende

medialandschappen waartoe al-Quds al-Arabi hoort. Enerzijds zal ik de aard en kenmerken

van de globale media overlopen, anderzijds een overzicht geven van de structuur van de

Arabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van media die

voorkomen in de verschillende Arabische regimes. Tot slot zal ik nagaan tot welke variant al-

Quds al-Arabi behoort en een overzicht geven van de achtergrond van de krant. In het derde

Page 7: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

7

hoofdstuk neem ik de mechanismes waaraan de media onderhevig zijn in tijden van conflict

onder de loep. Hiervoor zal ik mij baseren op een literatuurstudie van de

communicatiewetenschappen en de media-wetenschappen. Na deze verschillende

invloeden besproken te hebben, is het mogelijk over te gaan tot de analyse van een aantal

krantenartikels uit al-Quds al-Arabi. Deze analyse zal ik voeren aan de hand van de kennis die

ik heb uitgeschreven in de voorgaande hoofdstukken. Tot slot zal ik trachten een antwoord

te formuleren op de vraag naar de functie die al-Quds al-Arabi vervulde tijdens de tweede

intifada.

Betreffende de artikels die ik zal vertalen, moet opgemerkt worden dat het onmogelijk is

voor mij om een uitgebreid corpus van artikels te bestuderen. Bijgevolg pretendeer ik geen

altijd geldende uitspraken te doen met betrekking tot de krant, maar enkel een beeld te

scheppen van de invloeden die we in rekenschap moeten houden wanneer we artikels lezen

over de 2e intifada in al-Quds al-Arabi. Ik hoop enkel een soort interpretatief kader aan de

hand waarvan de lezer de informatie uit deze krant kan interpreteren en plaatsen te

creëren. Het betreft hier met andere woorden een kwalitatief onderzoek, waarbij mijn

aandacht voornamelijk gericht zal zijn op de inhoudelijke en taalkundige aspecten van de

artikels.

De artikels die ik zal vertalen, en waarop ik mijn analyse zal baseren, bestrijken 3

onderwerpen: de wandeling van Ariel Sharon op de tempelberg op 28 september 2000, de

Israëlische invasie van het Palestijnse vluchtelingenkamp Jenin, begin april 2002, en de

Palestijnse aanslag in de Mercaz HaRav yeshiva op 6 maart 2008. Deze laatste gebeurtenis

kan voor velen buiten de grenzen van de tweede intifada vallen, maar gezien deze aanslag

een gevolg is van dezelfde Palestijnse ontevredenheid als die van de periode 2000-2004, heb

ik desalniettemin besloten een artikel over deze gebeurtenis te incorporeren. Ik kies ervoor

over deze drie gebeurtenissen te lezen omwille van hun uiteenlopende karakter. Terwijl de

invasie in Jenin een oorlogssituatie betreft waarin de Palestijnse vluchtelingen de

slachtofferpositie innemen, zijn in de Mercaz HaRav schietpartij de rollen omgedraaid en zijn

de Israëli’s het slachtoffer van terreur. Het is interessant te bestuderen hoe de krant omgaat

met enerzijds een situatie waarbij Palestijnen benadeeld worden, en anderzijds een situatie

waarin Israëli’s het slachtoffer zijn. Zal de krant in gelijke mate aandacht besteden aan de

slachtoffers? Zullen in dezelfde mate vingers gewezen worden? Komen beide situaties even

Page 8: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

8

uitvoerig aan bod? Mijn keuze voor een artikel dat Sharon’s wandeling op de tempelberg

behandelt heeft te maken met het feit dat deze gebeurtenis de druppel was die de emmer

deed overlopen. Over het algemeen wordt deze gebeurtenis beschouwd als de aanleiding

voor de tweede intifada, en bijgevolg is het interessant om na te gaan hoe een grote

internationale krant hier akte van nam.

Door de analyse van deze krantenartikels zal ik het theoretisch kader dat ik uiteen zet in de

eerste drie hoofdstukken toetsen aan de praktijk en de rol van al-Quds al-Arabi ten tijde van

de tweede intifada verklaren en illustreren.

Page 9: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

9

I. Historische context: de Al-Aqsa intifada

Het is noodzakelijk om in zekere mate kennis te hebben van de gebeurtenissen die de

krantenartikels die ik zal analyseren als onderwerp hebben. Door kennis te verwerven van de

voorgeschiedenis, de aanleiding en het verloop van de intifada kan men als lezer beter

begrijpen waarom bepaalde narratieven, inhouden en opvattingen verspreid werden door

de media.

1.1. Voorgeschiedenis

In 1993, 6 jaar na de spontane uitbarsting van de 1e intifada, die de wereld bewust had doen

worden van de abominabele toestand van de Palestijnse vluchtelingen en hun

ontevredenheid hierover, leek hoop terug op te flakkeren voor de Palestijnse bevolking

nadat Israëlisch eerste minister Rabin en PLO-leider Arafat onder supervisie van Amerikaans

president Clinton de Oslo-akkoorden publiekelijk bezegelden met een veelbelovende

handdruk. Maar achter de schermen bracht Oslo op termijn enkel meer onenigheid en meer

geweld, ten gevolge van de onwil aan beide kanten. Reeds hier, in de slotnoot van de 1e

intifada, liggen de wortels voor een veel gewelddadiger conflict, dat beide partijen nog meer

uit elkaar zou drijven.

De Oslo-akkoorden zelf vormden een voorbereidend kader voor een later geplande,

uiteindelijke oplossing voor de Israëlisch-Palestijnse patstelling. Er werd een plan opgesteld

dat de Palestijnen zelfdeterminatie verzekerde in de West-Bank en de Gaza-strook, die hen

in fases zou overgedragen worden1. De Palestijnse gebieden werden opgedeeld in 3 zones,

elk met een verschillende graad van Palestijnse autonomie en Israëlische militaire

aanwezigheid. Na een periode van 5 jaar, waarin een Palestijnse interim-regering het gebied

bestuurt, zouden nieuwe onderhandelingen plaatsvinden, waarbij men tot een akkoord

tracht te komen over de verdeling van Jeruzalem en het recht op terugkeer van de

Palestijnse vluchtelingen. De akkoorden verdeelden echter beide partijen, zowel de Israeli’s

als de Palestijnen, in twee kampen. De rechtse vleugel in de Knesset reageerde

verontwaardigd2, en hun islamistische tegenhangers van Hamas en Islamic Jihad, konden

deze akkoorden in hun grond niet aanvaarden gezien de charters van beide groeperingen

1 Ooms, Marc, “Israël na Rabin”, Standaard Uitgeverij Antwerpen, 1996

2 Shindler, Colin, “A History of Modern Israel”, Cambridge University Press, 2008

Page 10: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

10

zich expliciet uitlaten tegen het bestaan van Israël an sich3. Deze tegenstellingen werden

tevens gevoed door een groeiend wantrouwen aan beide kanten. Zo heerste in Israël de

vrees dat de Palestijnen enkel een tijdelijke vrede trachtten te bekomen, maar geen

interesse hadden in een duurzame co-existentie van beide volkeren. Anderzijds waren ook

de Palestijnen sceptisch, omwille van de tegenstrijdige signalen die Israël uitzond. Zo

veroorzaakte de verdere uitbreiding van bestaande settlements een collectieve vrees dat

Israel nooit of te nimmer haar bouwprojecten op Palestijns grondgebied zou stopzetten, en

er waren zelfs vermoedens dat er een mogelijke intensifiëring zou plaatsvinden. Dit

wederzijdse wantrouwen was een geschikte voedingsbodem voor de tegenstanders van het

vredesproces, die alles in het werk zetten om Oslo te ondermijnen en op termijn ongedaan

te maken. De situatie werd grimmiger en grimmiger, tot op het punt dat beide partijen

claimden dat de andere zijde zich niet aan de overeenkomst hield.4

Opmerkelijk is de toename van geweld na Oslo. Hamas stelde alles in het werk om de

architecten van de akkoorden en haar voorstanders aan het wankelen te brengen, en

lanceerde een terreuroffensief dat al snel haar vruchten afwierp: de Israëlische publieke

opinie kantelde zich steeds meer tegen Rabin, en ook de Knesset begon af te haken. Aan de

andere zijde werkte Hamas’ aanpak: voornamelijk in Gaza groeide de aanhang van de

organisatie, en Arafat, die niet in staat was het islamistische geweld, noch de Israëlische

represailles te voorkomen, verloor de controle over de situatie en zijn tegelijk autoriteit5.

In de Knesset poogden Netanyahu en zijn aanhangers binnen de Likud Rabin in diskrediet te

brengen. Echter, binnen Likud was er eveneens een breuk, tussen de volgelingen van Begin’s

rechtlijnige aanpak en de pragmatici die de nieuwe realiteit, gekleurd door Palestijns

nationalisme, erkennen. De ambities die Netanyahu koesterde dwongen hem echter om

beide kampen weer dichter bij mekaar te brengen en te bedaren.6

3 Levitt, Matthew & Ross, Dennis, “Hamas. Politics, Charity and Terrorism in the service of Jihad”, Yale

University Press, 2006 4 Shindler, Colin., “A History of Modern Israel”, Cambridge University Press, 2008

5 Ooms, Marc, “Israël na Rabin”, Standaard Uitgeverij Antwerpen, 1996

6 Shindler, Colin., idem

Page 11: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

11

De Joodse gemeenschap in de Verenigde Staten leverde eveneens kritiek op het Israëlische

bestuur, en velen in het buitenland waren van mening dat Israel’s overlevingskansen op het

spel stonden omwille van de dwaasheid van Links.7

Protesten tegen Rabin werden frequenter naarmate het geweld toenam. Vooral onder de

settlers heerste er een sfeer van ontevredenheid, en ze stelden dan ook alles in het werk

hun eerste minister psychologisch te breken. Meermaals ontving hij doodsbedreigingen,

maar negeerde die telkens opnieuw. De meest extreme uiting van toenemende wanhoop en

woede kwam ongetwijfeld van Baruch Goldstein, een settler die in 1994 de Grot der

Voorvaderen te Hebron, die destijds dienst deed als moskee, betrad, tot de tanden

gewapend, en het vuur opende op biddende Palestijnen. Hij doodde 29 mensen en

verwondde er nog eens een honderdtal. In een onderzoek naar zijn motieven bleek dat hij

handelde uit vrees voor het verdwijnen van het IDF in de settlements8. Goldstein’s actie

werd een katalysator voor nog extremere posities aan beide kanten, en een verdere

uitdieping van de neerwaartse spiraal van geweld.

Extremistische orthodoxe rabbi’s gingen zelfs zover dat ze het volk opjutten tegen Rabin op

basis van Bijbels Recht zoals ‘din rodef’ en ‘din moser’9. Het was uiteindelijk hun invloed die

Yigal Amir ertoe bracht Rabin te vermoorden, en tevens de hoop die kortstondig was

opgeflakkerd vlak na Oslo volledig uit te doven10

. Het enige wat nog overbleef was

teleurstelling, voornamelijk onder de Palestijnen, die immers enkel armer waren geworden

sinds de akkoorden waren ondertekend. Op de koop toe kondigde de

verkiezingsoverwinning van Netanyahu in 1996 geen verbetering aan voor de Israëlisch-

Palestijnse relaties in de nabije toekomst.

Al van bij het begin van Netanyahu’s legislatuur als eerste minister bleek echter dat er

sprake was van een ideologische machtsstrijd binnen de Likud tussen de kersverse eerste

minister, die een pragmatischere koers was gaan varen, en Sharon, die als minister van

nationale infrastructuur steeds radicaler ging handelen. Zo startte hij een hectisch

7 Shindler, Colin., “A History of Modern Israel”, Cambridge University Press, 2008

8 Shindler, Colin, idem.

9 Shindler, Colin, idem – Din Rodef = de plicht om een Jood die zijn eigen dood nastreeft te vermoorden; Din

Moser = een wet die bepaalt wat gedaan moet worden met een Jood die andere Joden verraadt aan niet-

Joodse autoriteiten. 10

Ooms, Marc, “Israël na Rabin”, Standaard Uitgeverij Antwerpen, 1996

Page 12: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

12

bouwprogramma op, dat zowel een uitbreiding van het wegennetwerk en van de bestaande

nederzettingen in de bezette gebieden inhield. Wanneer hij uiteindelijk gerehabiliteerd werd

als minister van buitenlandse zaken, en hij steeds meer invloed kreeg inzake de Palestijnse

kwestie, bleek Sharon de bovenhand te halen. De gematigde aanpak van Netanyahu (naar

Likud-termen weliswaar) had geen vruchten afgeworpen, en was een trauma gebleken voor

de Likud, die nu alle vertrouwen kwijt was in haar 1e minister. Vervroegde verkiezingen

waren het gevolg.11

De nieuw verkozen eerste premier, Ehud Barak, toenmalig leider van de Arbeidspartij,

verraste vriend en vijand met de samenstelling van zijn administratie. Zo benaderde hij een

aantal rechtse partijen, maar marginaliseerde hij zowel de architecten van de Oslo-

akkoorden als zijn eigen partijtop12

. De ontgoocheling in het linkse kamp was groot.

Desalniettemin werden vermeende pogingen gedaan de vredesonderhandelingen terug

nieuw leven in te blazen, onder het wakend oog van Amerikaans president Clinton. Een top

in Camp David moest uitsluitsel brengen, maar liep teleurstellend af. De Palestijnse delegatie

was van mening dat een Palestijnse staat geen stap dichter was gekomen, wijzend op de

toegenomen Israëlische bouwactiviteit in de bezette gebieden. Ze legden dan ook de nadruk

op een ontruiming van de illegale settlements, alsook op territoriale eenheid. Maar de

grootste knelpunten waren de verdeling van Jeruzalem en het Palestijnse recht op

terugkeer. De onderhandelingen verliepen steeds stroever, en na het uiteindelijke falen van

de top was de situatie rijp voor geweld.13

1.2. De aanleiding

Na het falen van Barak in de onderhandelingen met de Palestijnen en de Syriërs, en naar

aanleiding van de desintegrerende Knesset, voelde Ariel Sharon in de zomer van 2000 dat de

macht voor het grijpen lag. Wat hem nog restte was het in scène zetten van een situatie

waaruit zowel zijn macht als zijn bedoelingen zouden blijken.14

Toen hij op 28 september 2000, vergezeld door een duizendtal Israëlische ordehandhavers,

de tempelberg beklom en er verkondigde dat de site onder Israëlische controle zou blijven

11

Shindler, Colin, A History of Modern Israel, Cambridge University Press, 2008 12

Shindler, Colin, idem. 13

Shindler, Colin, idem. 14

Shindler, Colin, idem.

Page 13: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

13

staan, zond hij talrijke signalen uit. Enerzijds was het een beginselverklaring van de politieke

koers die hij zou varen, anderzijds een manifestatie van zijn macht, maar niet in het minst

een religieus-symbolisch signaal naar de Palestijnse bevolking toe. Likud zou nooit met een

verdeling van Jeruzalem akkoord gaan, en de tempelberg – een heilige plaats voor joden én

moslims – zou bijgevolg mogelijks ontoegankelijk worden voor de Palestijnen. Met andere

woorden, Sharon’s wandeling was zeer provocerend voor de Palestijnse bevolking, wiens

hoop op dat moment reeds beneden alle peil was gezakt omwille van de mislukking van

Camp David en het uiteen spatten van de luchtbel die Oslo had gecreëerd.

Wat volgde waren gewelddadige aanvallen van Palestijnse omstanders op biddende Israëli’s

bij de Klaagmuur15

. De gewelddadigheden hielden enkele dagen aan, en al gauw schakelde

de Israëlische politie over op echte kogels, wat er dan weer toe leidde dat de Palestijnse

bevolking in de West-Bank eveneens de wapens opnam. Begin oktober werden de

hostiliteiten heviger en heviger. De 2e intifada was een feit.

16

1.3. Het verloop

Na het uitbreken van de 2e intifada deed Barak een haast wanhopige poging om de geest van

Oslo te herstellen. Echter, gezien Barak de politie het gebruik van wapens reeds had

toegestaan, en een zeer gewelddadige politiek had gevoerd jegens de rebellerende

Palestijnen sinds het uitbarsten van de intifada, waren dit vijgen na Pasen. Daarnaast gooide

de media olie op het vuur door de publicatie en verspreiding van twee iconische verhalen die

de vijandige omstandigheden samenbalden tot beestachtige tragedie: de dood van

Muhammad Al-Durrah, een 12-jarig Palestijns jongetje dat samen met zijn vader in het

spervuur terecht kwam, en het lynchen van twee Israëlische reservisten van het IDF door

een woeste menigte te Ramallah. Deze beelden hadden hun effect op de publieke opinie:

onder Israëli’s heerste het geloof dat de Palestijnse rebellen Israël wilden vernietigen, en

onder de Palestijnen dat Israël helemaal geen vrede wíl. De Israëlische Arabieren waren zich

bewust van hun problematische positie, maar besloten uiteindelijk deel te nemen aan het

15

Muravchik, Joshua, “Covering the intifada: how the media reported the Palestinian uprising”, Brookings

Institution, 2003 16

Shindler, Colin, A History of Modern Israel, Cambridge University Press, 2008

Page 14: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

14

verzet: de rellen vonden nu ook plaats in het hart van Israël. De Israëlische ordediensten

traden hard op17

.

Vanuit de internationale gemeenschap kwamen er meerdere pogingen om het vredesproces

te redden. Dit was voornamelijk gevolg van een collectief besef dat de tijd op raakte. De

schaduw van Sharon hing onheilspellend boven het vredesproces – alle opiniepeilingen

deden vermoeden dat hij de volgende premier zou worden van Israël -, en tevens verliet

Amerikaans president Clinton, die zich had ingespannen voor vrede, binnenkort zijn ambt.

Zijn laatste actie was het opstellen van de Clinton-parameters, een kader waarbinnen de

toekomstige onderhandelingen zouden moeten plaatsvinden. De parameters zelf moesten

echter buiten schot blijven, en mochten niet veranderd worden. Het probleem echter was

dat deze parameters getuigden van een grote vaagheid, en eigenlijk amper bijdroegen tot

een oplossing.18

De voorstellen in de parameters waren op zich wel meer dan redelijk, en er was dan ook

algemene consternatie toen Arafat een afkeurende houding aannam, en weigerde ze te

ondertekenen. Naar de reden hiervan kunnen we enkel raden. Enerzijds kan de vrees voor

Hamas’ reactie een factor geweest zijn, anderzijds kan het zijn dat Arafat geloofde dat de

onderhandelingen hem meer konden opbrengen dan hem was aangereikt. Maar men mag

vooral niet uit het oog verliezen dat de Palestijnse publieke opinie ten opzichte van Israël

gehard was. Sinds het uitbreken van de intifada had Israël zich beholpen van de strategie van

collectieve bestraffing om de Palestijnse bevolking in te tomen, en dit had littekens

nagelaten.

Arafat en zijn delegatie zagen echter niet in dat dit mogelijks de laatste kans in lange tijd was

op onderhandelingen. Sharon zou immers een moeilijkere klant blijken als het op vrede

aankwam. Echter, de Palestijnen wilden ten tijde van de onderhandelingen eerder

rechtvaardigheid dan een oplossing voor het conflict. Alle pogingen tot compromis werden

door de Palestijnse zijde afgekeurd tijdens de Taba Top19

.

17

Shindler, Colin, A History of Modern Israel, Cambridge University Press, 2008 18

Shindler, Colin, idem. 19

Shindler, Colin, idem.

Page 15: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

15

Op het moment dat Sharon uiteindelijk verkozen werd als eerste minister, was er al heel wat

bloed vergoten aan beide kanten. In Israël zelf vonden 13 Arabieren de dood na hevige

rellen, en de moord op de twee IDF reservisten had Barak beantwoord met hevige

raketaanvallen. Dat Sharon niet de intentie had om af te zien van Barak’s aanpak van

collectieve bestraffing bleek uit het feit dat de voormalige premier de functie van minister

van defensie kreeg aangeboden. Hoewel Barak weigerde, was het signaal duidelijk: er zou

een voortzetting – zo niet een intensifiëring - komen van de strategie van collectieve

represailles. Sharon’s afkeuren van de twee-staten oplossing, en zijn intensief

bouwprogramma, dat steunde op de uitbouw van nieuwe outposts en de uitbreiding van de

bestaande nederzettingen in de West-Bank, wezen beide op het feit dat er een nieuw

tijdperk was aangebroken in de Israëlisch-Palestijnse relaties.20

Na verloop van tijd werd de intifada steeds nihilistischer qua karakter. Gerichte moorden op

Palestijnse leiders die uitgingen van de staat, en tevens Palestijnse burgerslachtoffers

opeisten waren schering en inslag, net als zelfmoordaanslagen op Israëlische burgers. Deze

werden uitgevoerd door zowel mannen als vrouwen van alle mogelijke bevolkingsklassen -

van arbeiders tot zakenmannen -, en van alle mogelijke leeftijden21

. Door Palestijnen werden

ze geconcipieerd als martelaars, die stierven voor de vrijheid van Palestina, voor Israëli’s

waren het niet meer dan onmenselijke terroristen, uit op de vernietiging van Israël.

De aanslag op de discotheek ‘The Dolphinarium’, die vele Israëlische tienerslachtoffers

opeiste, choqueerde niet enkel Israël, maar ook de Palestijnse zijde. Arafat voelde zich dan

ook verplicht deze aanslag te veroordelen22

, al was het maar om nog enige

geloofwaardigheid te hebben op het internationale platform, alhoewel hij daarmee

diegenen binnen Fatah en Hamas die de gewapende strijd wilden voortzetten tegen de borst

stootte.

In de loop van 2002 bereiken de hostiliteiten een nieuw dieptepunt, met het lanceren van

‘Operation Defensive Shield’, een grootschalige incursie van het IDF in de West-Bank, die als

doel de uitschakeling van terroristische bolwerken had. Her en der werd strijd geleverd, en

20

Shindler, Colin, idem 21

Liebes, Tamar, “Black and White and Shades of Gray: Palestinians in the Israeli Media During the 2nd

Intifada”, verschenen in: “The International Journal of Press/Politics”, Volume 14, SAGE publications, 2009 22

Shindler, Colin, “A History of Modern Israel”, Cambridge University Press, 2008

Page 16: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

16

op locaties als het vluchtelingenkamp Jenin mondden de confrontaties tussen Palestijnse

militia en het IDF uit in ware bloedbaden.23

De internationale politiek ging zich echter weer meer moeien met de kwestie, en eens te

meer werden nieuwe voorstellen gelanceerd om tot een duurzame vrede te komen. De

nieuwe Amerikaanse president Bush koos echter voor een andere benadering. Uit een

speech die hij hield in juni 2002 bleek dat Washington van mening was dat er eerst

hervormingen moesten plaatsvinden bij de Palestijnse volksvertegenwoordiging zelf,

vooraleer men aan de onderhandelingstafel ging zitten24

. De Palestijnen moesten door

middel van democratische verkiezingen nieuwe leiders aanstellen – op die manier hoopte hij

waarschijnlijk Arafat buiten spel te kunnen zetten. Deze nieuwe aanpak moet natuurlijk

tegen de achtergrond van 11 september, de daarbij horende ‘War on Terror’ en Amerika’s

globale missie om de democratie te verspreiden over de wereld, gezien worden. Afgezien

van een democratisch verkozen regering, werden de Palestijnen ook opgedragen een

vrijemarkteconomie uit te bouwen en een nieuwe grondwet op te stellen. Enkel als aan die

voorwaarden voldaan werd, zou Amerika hulp leveren bij de creatie van een Palestijnse

staat. Israël werd ondertussen gevraagd zich terug te trekken uit de West-Bank en haar

bouwactiviteiten stop te zetten25

.

Er blies een nieuwe politieke wind doorheen Palestina, nu Arafat in een ongunstige positie

werd gedrongen, en zijn macht steeds meer afnam. Hij had nu vijanden op alle fronten:

Likud achtte hem verantwoordelijk voor het aanhoudende geweld, facties binnen de PLO

zagen hem als een obstakel in de onderhandelingen, en Amerika wilde hem zo snel mogelijk

van het politieke toneel verwijderen. Na Mahmud Abbas’ instelling als eerste minister van de

Palestijnse Autoriteit in 2003 werden voor het eerst sinds lange tijd weer

vredesonderhandelingen gevoerd. Tijdens de Aqaba Top laat Abbas weten dat hij streeft

naar een vredevolle manier om de Israëlische bezetting te beëindigen. Sharon omarmt voor

de eerste keer de 2-staten oplossing, en gaat akkoord met het ‘Road Map for Peace’-plan,

23

Muravchik, Joshua, “Covering the intifada: how the media reported the Palestinian uprising”, Brookings

Institution, 2003 24

Shindler, Colin, idem 25

Shindler, Colin, idem

Page 17: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

17

dat onder andere de ontmanteling van nederzettingen en de terugtrekking uit de bezette

gebieden gebood, tot grote consternatie van de Israëlische kolonisten.26

Het staakt-het-vuren dat van start ging op 29 juni 2003, ten gevolge van Road Map, werd

een maand later reeds opgezegd, dit ten gevolge van een Israëlische operatie om Palestijnse

bommenmakers te arresteren. Hamas keerde terug naar haar nihilistisch ethos, waarop

Israël furieus reageerde: de hele top van de organisatie werd op korte tijd uitgemoord door

Israël, wat Hamas er uiteindelijk toe bracht een politieke weg te volgen. Road Map was

echter in het water gevallen – Abbas was er niet in geslaagd Palestijns geweld tegen te

houden, en Israël had geen moeite gedaan de kolonies te ontmantelen. De mislukking van

Road Map maakte echter de weg vrij voor Sharon’s eigen ontmantelingsplan. Het

Disengagement Plan hield enerzijds de terugtrekking uit Gaza in, maar bevatte anderzijds

ook plannen voor de bouw van een veiligheidsbarrière – muren rond de Palestijnse steden –

waardoor het Palestijnse grondgebied een verzameling van enclaves zou worden, met elkaar

verbonden door wegen die onder controle van Israël staan. Het plan ondermijnt de

grondvesten van de 2-staten oplossing, in die zin dat het de mogelijkheid op een territoriale

eenheid Palestina uitsluit.27

26

Shindler, Colin, A History of Modern Israel, Cambridge University Press, 2008 27

Shindler, Colin, idem

Page 18: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

18

II. Het Medialandschap

Alvorens te beginnen aan een analyse van specifieke krantenartikels of kranten, is het

noodzakelijk kennis te hebben van het medialandschap waarin deze operatief zijn. Op deze

manier zijn zowel stijl als inhoud makkelijker te interpreteren en kaderen, en worden geen

verkeerde verklaringen gegeven aan het herhaaldelijk voorkomen van bepaalde fenomenen.

Betreffende de Arabische kranten moeten we drie medialandschappen in rekenschap

houden: het globale, het Arabische en het nationale. Terwijl we de algemene kenmerken van

deze drie sferen overlopen, zal duidelijk worden dat de ontwikkelingen in de media op

globaal niveau niet noodzakelijk een weerslag vinden op het microniveau. Echter, zeker met

betrekking tot kranten als al-Quds al-Arabi, die voornamelijk operatief zijn op het

macroniveau, is het aangewezen te beginnen met een analyse van de eigenschappen en

ontwikkelingen van dit overkoepelende niveau.

2.1. Het Globale Medialandschap

Sinds de tweede helft van de 20e eeuw heeft zich een sterk globaliserende tendens

voorgedaan in de verschillende specifieke medialandschappen. Ten gevolge van de

communicatieve revolutie, die ondertussen al meer dan een halve eeuw onophoudelijk

voortraast, zijn de grenzen en mogelijkheden van de media voorgoed uitgebreid. Dit heeft

uiteindelijk geleid tot de ontwikkeling van een nieuw communicatie-platform, dat heden ten

dage nog steeds in ontwikkeling is: de globale media.

Wat deze globale media voornamelijk kenmerkt, is dat ze over het algemeen niet beperkt

worden door nationale grenzen. Internationale netwerken en kranten bereiken een

wereldwijd publiek, waardoor ze zich een stuk onafhankelijker kunnen opstellen ten

opzichte van de staat. Dit houdt echter niet in dat deze media vrij zouden zijn van

compromitterende invloeden. Hun internationale karakter trekt andere belangengroepen,

voornamelijk vanuit de financiële wereld, aan die op hun beurt hun invloed willen laten

gelden met behulp van de media. Daarnaast slagen staten er desalniettemin nog steeds in

een, zij het beperkte, invloed uit te oefenen. Deze heeft dan voornamelijk betrekking op

kranten, zoals al-Quds al-Arabi, wiens voornaamste inkomstenbron verkoop is, in plaats van

Page 19: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

19

reclame28

. Autoritaire regimes hebben namelijk de mogelijkheid de verdeling van bepaalde

kranten te verbieden indien ze artikels publiceren met een te provocerende inhoud. Op deze

manier kan een land nog steeds een compromitterende invloed uitoefenen op een krant

wiens inkomsten sterk afhangen van haar verdeling, en alsnog de integriteit van haar

journalisten aantasten. Dit gaat echter voornamelijk op voor de geschreven pers. Radio en

televisie maken het een stuk moeilijker voor staten om de informatiestroom te

controleren.29

Netwerken zoals CNN en Al-Jazeera brengen 24u per dag nieuws in real-time

dat over de hele wereld wordt uitgezonden. Hierdoor bieden ze aan een heel groot publiek

de mogelijkheid om een alternatieve bron te raadplegen, en kunnen ze bijgevolg een vitale

rol spelen bij het veroorzaken van verandering, zowel op nationaal als internationaal niveau.

Maar het meest krachtige medium heden ten dage is zonder twijfel het internet. Het biedt

de mogelijkheid tot razendsnelle verspreiding van informatie en het in contact komen met

gelijkgestemden. De gebruiker heeft tevens de mogelijkheid om op een eenvoudige manier

te ageren als actieve participant in de ‘public sphere’ (terwijl kranten, televisie en radio in de

eerste plaats hun publiek als passieve ontvanger interpreteren). Het is ook dankzij een

medium als het internet dat amateuropnames van ooggetuigen aan belang hebben

gewonnen, omwille van de mogelijkheid tot snelle verspreiding.30

Deze onophoudelijke stroom aan informatie heeft de journalistieke normen echter sterk

aangetast. Het ouderwetse ideaalbeeld van objectiviteit wordt vaak overboord gegooid, en

zaken als spektakel en sensatie krijgen prioriteit. Er wordt een voorkeur gegeven aan

directheid - als er nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen worden ze meteen de ether

ingegooid, vooraleer ze onderworpen zijn aan een grondige toetsing. Men verkiest ook

speculatie en het vormen van wilde theorieën boven een analyse van de feiten. Dit verklaart

ook waarom beelden van gebeurtenissen vaak worden voorzien van ongeïnformeerde live-

commentaar.31

Hetzelfde grote nadeel geldt ook voor het internet, maar is in dat geval nog

veel meer uitvergroot. Daar waar radio en televisie nog een journalistieke marge bieden,

geeft het internet de mogelijkheid om elk beetje aan informatie, hoe ongenuanceerd of

28

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 29

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 30

Liebes, T., “Black and White and Shades of Grey: Palestinians in the Israeli Media During the 2nd

Intifada”,

verschenen in: “The International Journal of Press/Politics”, Volume 14, 2009 31

Cottle, Simon, idem.

Page 20: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

20

gebrekkig ook, zonder enige begrenzing te publiceren en razendsnel de wereld te doen

rondgaan.

Al deze factoren kunnen een bepalende impact hebben op een massaal publiek in tijden van

oorlog. Journalisten vallen dan namelijk nog sneller ten prooi aan propaganda in hun

queeste om de kijker constant up-to-date te houden, waardoor de publieke opinie de

speelbal dreigt te worden van spin-doctors32

. De globale media bieden namelijk, nog meer

dan de nationale media, een platform waarop een informatieoorlog wordt uitgevochten.

Politieke actoren voeren een strijd om de harten en geesten van het internationale publiek,

en maken gebruik van alle mogelijke methodes om deze strijd om ‘media-frames’ te winnen.

Het Israëlisch-Palestijns conflict is zonder twijfel een heel goed voorbeeld van twee

conflicterende frames die strijden om media-aandacht, wat dan kan leiden tot een

internationale reactie. Deze strijd om media-frames en de methodes die gehanteerd worden

om de informatieoorlog te winnen worden later in deze paper uitgebreid toegelicht.

Tot slot wil ik nog een algemene ontwikkeling in de media aankaarten, met name de

toename van emotionele betrokkenheid van de media bij de feiten. De reporter

overschouwt zijn subject niet langer alsof hij een outsider was, maar gaat het engagement

aan door meer te focussen op het menselijke aspect.33

Deze nieuwe aanpak heeft echter

implicaties met betrekking tot manipulatie en desinformatie, gezien de ideologische

overtuigingen van de journalist aan belang winnen34

. De voornaamste reden voor de

ontwikkeling van dit nieuwe journalistieke elan is zonder twijfel de komst van de televisie.

Meer dan de krant, kan televisie de nadruk leggen op de dramatische en sensationele

component van een gebeurtenis. Beelden kunnen immers veel makkelijker een broeihaard

van emoties opwekken dan letters, gezien de betrokkenheid van het publiek vergroot wordt.

Omwille daarvan is de televisie een sterk medium voor demonisering: beelden van dood en

vernietiging kunnen gevoelens van wraak en verachting, alsook medelijden opwekken bij het

grote publiek.35

De ingreep van televisie blijft ook vaak verborgen, net omdat ze de meest

32

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 33

Liebes, Tamar, “Black and White and Shades of Grey: Palestinians in the Israeli Media During the 2nd

Intifada”, verschenen in: “The International Journal of Press/Politics”, Volume 14, 2009 34

Rinnawi, Khalil, “De-legitimization of Media Mechanisms: Israeli Press Coverage of the Al Aqsa Intifada”,

verschenen in: “International Communication Gazette”, Volume 69, SAGE publications, 2007 35

Wolfsfeld, Gadi, “The News Media and the Second Intifada: Some Basic Lessons”, verschenen in: “Palestine-

Israel Journal of Politics, Economics & Culture”, Vol 10, Palestine-Israel Journal, 2003

Page 21: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

21

alledaagse en normale situaties vastlegt: familieleden die rouwen om een slachtoffer is de

normaalste zaak van de wereld, maar beelden hiervan kunnen een grote invloed hebben op

het publiek. Echter, ook in kranten kan deze betrokkenheid gecreëerd worden door het

gebruik van goede oorlogsfoto’s. Maar op dit in beeld brengen van ‘body-horror’ kom ik in

het volgende hoofdstuk terug.

Deze nadruk op drama en emotie wordt overigens nog verder uitgediept door de groeiende

populariteit van quasi-informatieve subgenres zoals talkshows, interviews en

duidingsprogramma’s36

. In deze genres komt het emotionele aspect van conflicten vaker

naar voren, en heeft men aandacht voor de persoonlijke verhalen van gewone mensen in

tijden van oorlog.

2.2. Het Arabische medialandschap

Om een analyse te maken van al-Quds al-Arabi volstaat inzicht in het globale

medialandschap echter niet. Evenzeer ondergaat de krant invloeden van het Arabische

medialandschap, en bijgevolg is het noodzakelijk om kennis te nemen van haar algemene

kenmerken. In dit onderdeel zal ik een overzicht geven van de factoren die het Arabische

medialandschap grotendeels hebben gevormd, gevolgd door een bespreking van de

verschillende categorieën waarin we de Arabische geschreven pers kunnen onderverdelen.

Tot slot zal ik nog ingaan op de aard en achtergrond van al-Quds al-Arabi zelf, en de krant

plaatsen binnen het Arabische medialandschap.

2.2.1. De Arabische geschreven pers: algemene kenmerken

Om volledig te begrijpen hoe de Arabische geschreven pers functioneert en waarom, is het

noodzakelijk haar de beschouwen vanuit drie verschillende invalshoeken die haar elk een

eigen stempel hebben opgedrukt: de economische, politieke en culturele invalshoek.

a. Invloed van de omgeving

Allereerst moeten we vaststellen dat het Arabische medialandschap gebouwd is op zwakke

economische fundamenten. In de 19e eeuw staken de eerste Arabische kranten de kop op,

36

Liebes, Tamar, “Black and White and Shades of Gray: Palestinians in the Israeli Media During the 2nd

Intifada”, verschenen in: “The International Journal of Press/Politics”, Volume 14, SAGE publications, 2009

Page 22: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

22

maar werden al snel geremd in hun ontwikkeling ten gevolge van de hoge mate van

ongeletterdheid onder de bevolking. Hierdoor verliep adverteren moeizaam, en was de

circulatie van kranten beperkt. Met andere woorden, de eerste kranten waren grotendeels

afgesneden van hun twee voornaamste bronnen van inkomsten. Zelfs na de 2e wereldoorlog

hechtte de Arabische zakenwereld weinig belang aan adverteren, ondanks de groeiende

economie. Het zou nog duren tot de jaren ’80 vooraleer de Arabische kranten over de

mogelijkheden beschikken om uit te breiden (weliswaar binnen de grenzen van de

bestaande ongeletterdheid), dit ten gevolge van de economische rijkdom van de golfstaten.

Kranten zochten financiële steun, en zowel bedrijven als regeringen op het Arabisch

schiereiland, die het nut van een pers die hun belangen verdedigt inzagen, boden die. Vele

kranten in de Arabische wereld zijn er in geslaagd te overleven enkel en alleen omwille van

subsidies afkomstig van politieke partijen, machthebbers of succesvolle zakenmensen.37

De

gevolgen van deze tendens lieten zich vaak merken in de inhoud van deze kranten, en al

gauw verdacht het lezerspubliek vele journalisten ervan ‘ingehuurde pennen’ te zijn van een

bepaalde politieke of economische belangengroep, wat de geloofwaardigheid van deze

journalisten niet ten goede kwam.38

Dit brengt ons naadloos bij de invloed van politiek op de Arabische media. Sinds de

ontwikkeling van de eerste kranten heeft de Arabische media steeds nauwe banden gehad

met het politieke milieu. Zowel de vroege Arabische regeringen als de koloniale

machthebbers namen gewoonlijk de controle over de pers. Wanneer het Arabische

nationalisme echter tot wasdom kwam, vond er een ommekeer plaats. Doorheen de 20e

eeuw werden kranten aangetrokken tot deze nieuwe ideologie, en keerden zich tegen het

kolonialisme. Wanneer een nieuwe generatie leiders aan de macht komt na de 2e

wereldoorlog, vergroten de regeringen hun controle over de media opnieuw.39

Dit ten

gevolge van de nood aan eendracht binnen deze nieuw gevormde onafhankelijke naties om

externe en interne problemen te overwinnen. Onenigheid onder de bevolking was uit den

boze.40

37

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 38

Rugh, William A., idem. 39

Hussein, Amin, “Freedom s a Value in Arab Media: Perceptions and Attitudes Among Journalists”, verschenen

in: “Political Communication”, Volume 19, Taylor and Francis Ltd, 2002 40

Rugh, William A., idem.

Page 23: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

23

Tot slot hebben ook de Arabische en Islamitische cultuur de media hun stempels opgedrukt:

uitgevers in de 19e eeuw gebruikten de kranten voornamelijk als een manier om de

Arabische literatuur aan de man te brengen, naar het voorbeeld van de Franse kranten.41

Daarnaast worden kosten noch moeite bespaard om de integriteit van de Islamitische en

Arabische cultuur te bewaren. Censuur is een veelgebruikt middel om het geloofssysteem te

behoeden van negatieve publiciteit42

.

b. Journalistieke waarden

Naast deze externe factoren is het ook belangrijk na te gaan in hoeverre de nieuwsmedia

haar lot zelf bepaalt, met andere woorden, in hoeverre spelen diegenen die het nieuws

interpreteren en overbrengen aan de massa een bepalende rol voor het karakter van de

Arabische media?

Als het op de journalisten aankomt in de Arabische wereld moeten we beginnen met te

stellen dat de externe factoren die hierboven reeds opgesomd werden niet kunnen

weggecijferd worden als het een analyse van hun journalistieke waarden betreft. Deze

mogen dan wel geëerd worden door de Arabische journalisten, ze in de praktijk omzetten

blijkt vaak een onmogelijkheid. Dit omdat ze botsen op hun omgeving die hen vaak dwingt

tot censuur. Reeds in het prille begin van de zich ontwikkelende Arabische pers worden

journalisten geconfronteerd met dit principe. De traditionele relaties tussen de politieke

klasse en de populatie, die bepaald werden op basis van de principes van respect en

publieke gehoorzaamheid, dwongen hen ertoe de politieke elite te onthouden van kritische

voetnoten bij hun bestuur. Later, nadat vele Arabische staten onafhankelijkheid vergaarden,

werd de vrijheid van meningsuiting definitief opgeschort door de vrije pers af te schaffen. Als

we het voorbeeld van Egypte bij de hand nemen, stellen we vast dat sinds Nasser’s

nationalisering van de pers in de jaren ’50 er nog steeds geen vrijheid van meningsuiting is

gegarandeerd anno 201143

. Maar ook elders in de Arabische wereld worden journalisten

gebruikt als poppen door de politieke wereld. Zij zijn louter een middel voor legitimering en

41

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

De inhoud van Franse kranten focuste in de 19e eeuw voornamelijk op cultuur en literatuur.

42 Hussein, Amin, “Freedom s a Value in Arab Media: Perceptions and Attitudes Among Journalists”, verschenen

in: “Political Communication”, Volume 19, Taylor and Francis Ltd, 2002 43

Sadat verwijderde een groot deel van de censuur, maar bleef een stevige greep houden op de media;

Mubarak hield het bij een sterk aan banden gelegde persvrijheid; Rugh, William A., idem.

Page 24: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

24

indoctrinatie. Omwille van deze hoeveelheid aan restricties vluchten vele journalisten echter

weg uit hun land, op zoek naar vrijere pers. Vaak emigreren ze naar Europa, naar grote

steden als Londen en Parijs, om er aan de slag te gaan bij buitenlandse kranten. Echter,

wanneer de jaren ’70 grote olierijkdom bracht voor de golfstaten, leek er verandering te

komen voor de Arabische journalisten. Nieuwe kranten werden opgericht met deze nieuw

verworven rijkdom, ook overzees, en journalisten in ballingschap nemen er posities in.

Echter, al gauw blijkt dat de situatie amper veranderd is voor de journalisten: censuur die

uitgaat van de golfstaten steekt de kop op.44

Hoewel elke Arabische grondwet vrijheid van meningsuiting en persvrijheid garandeert, zien

we dus dat journalisten in de praktijk maar al te vaak botsen op tegenwerking van de

politieke, economische en culturele omgeving. Deze treedt in verschillende gedaanten op:

van censuur en politieke druk tot fysiek geweld, bedreigingen, arrestaties en zelfs processen.

In vele Arabische landen keurt het parlement namelijk wetten goed die de media aantasten,

en die vervolgens gebruikt worden om te kritische journalisten het zwijgen op te leggen of af

te richten. Deze wetten reiken van het verbod op aanzetten tot geweld, tot het verbod op

het beledigen van een staatshoofd. Wanneer een journalist deze overtreedt, kan hij voor het

gerecht gesleept worden.45

Omwille van deze reden is het voor vele journalisten

aangenamer verslag uit te brengen voor de buitenlandse pers, zodat ze kritisch kunnen

werken zonder het risico te lopen in aanraking te komen met het gerecht of erger.46

Het is dus veilig om te stellen dat journalistieke waarden in de Arabische wereld vaak

conflicteren met de politieke cultuur die uit gaat van censuur. Op die manier is het bijgevolg

moeilijk voor journalisten om deze waarden na te komen in de praktijk. Daarnaast heeft

deze vorm van staatscensuur nog een bijkomend, meer verontrustend effect. Door de

constante dreiging waar het journalistieke milieu mee af te rekenen krijgt, treedt een vorm

van zelfcensuur op, waarbij de journalist onderwerpen die gevoelig liggen gaat vermijden,

nog voor de staat ingrijpt.47

Deze journalistieke reflex wordt nog versterkt door de

schemerzone die bestaat tussen wat mag en wat niet mag. Doordat de staat nooit volledige

44

Hussein, Amin, “Freedom s a Value in Arab Media: Perceptions and Attitudes Among Journalists”, verschenen

in: “Political Communication”, Volume 19, Taylor and Francis Ltd, 2002 45

Dit ondanks de grondwet die persvrijheid garandeert: parlementaire wetten en grondwet zijn dus vaak

tegenstrijdig. 46

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 47

Hussein, Amin, idem.

Page 25: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

25

duidelijkheid schept inzake de grenzen waarbinnen de pers moet blijven, worden

journalisten extra voorzichtig om onaangename verrassingen te vermijden. Tevens wordt de

journalist reeds op jonge leeftijd een bepaalde richting uitgeduwd: staatskritiek wordt er

afgemoedigd, terwijl research die nationale eenheid promoot wordt aangemoedigd.48

Deze tendens geeft een beeld van hoe het de autoriteiten is gelukt hun greep op de media

doorheen de jaren te vergroten. Tot slot is het ook interessant op te merken dat in de

Arabische wereld censuur geen verrassing is: het wordt beschouwd als een civiele

verantwoordelijkheid. Journalisten zijn beschermers van de staat, en horen verantwoordelijk

om te gaan met de weinige vrijheid waarover ze beschikken. Met andere woorden, voor

journalisten is het in het algemeen vaak moeilijk om uit de marge te springen en kritisch te

zijn, uit vrees voor een hoeveelheid aan tegenwerkende factoren die vervolgens een

systeem van zelfcensuur bewerkstelligen. Daarbij moet opgemerkt worden dat er andere

groepen zijn die stellen dat de Arabische journalisten zelfs binnen deze onvriendelijke

omstandigheden eigenlijk geen volledig gebruik maken van de beperkte vrijheden waarover

ze beschikken.49

2.2.2. Categorisering binnen de Arabische media

Naast deze algemene kenmerken die het Arabische medialandschap doorbloeden, is het

noodzakelijk de verschillende lokale tradities onder de loep te nemen. Doorheen de jaren

hebben zich een aantal tendensen voorgedaan in de Arabische wereld waardoor het

mogelijk is haar pers onder te verdelen in 5 grote categorieën. Dit is enerzijds het gevolg van

de specifieke politieke ontwikkelingen die zich voordoen in de verschillende landen, en

anderzijds van de reactie die de lokale pers heeft op deze veranderingen in het politieke

klimaat.

a. De Mobilisatiepers

De eerste categorie die we kunnen onderscheiden is de mobilisatiepers. Deze formule is

werkzaam in Syrië, Libië en Sudan50

. Het algemene principe dat de mobilisatiepers kenmerkt

is een afwezigheid van kritiek op het beleid van de autoriteiten. Kritische verhalen of

48

Hussein, Amin, “Freedom s a Value in Arab Media: Perceptions and Attitudes Among Journalists”, verschenen

in: “Political Communication”, Volume 19, Taylor and Francis Ltd, 2002 49

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 50

Mobilisatiepers was ook terug te vinden in Irak, maar daar maakte de Amerikaanse invasie een einde aan.

Page 26: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

26

editorialen die lokale overheidsdiensten onder vuur nemen worden wel getolereerd, maar in

deze gevallen wordt niet de staat verantwoordelijk gehouden, maar eerder een lagere

bureaucraat. Deze artikels hebben een pedagogische functie (de staat kan leren uit haar

fouten), en bevredigen de publieke nood aan een beperkte vorm van openbaar debat.51

In

de eerste plaats beschouwen de regimes de pers echter als een belangrijk hulpmiddel om de

publieke opinie te sturen en steun te vergaren onder de bevolking voor hun politieke

programma. Tevens wordt van kranten verwacht dat ze veranderingen in het beleid van de

autoriteiten aankondigen en bijkomende informatie hieromtrent verschaffen. De stijl waarin

de editorialen en artikels geschreven zijn, is vaak agressief of militant van aard, wat de

bevolking opzweept en mobilisering bewerkstelligt.

Als een gevolg van deze specifieke richting waarin de autoriteiten de pers willen sturen, is er

slechts weinig diversiteit te bespeuren in het medialandschap van deze landen.

Berichtgevingen zijn over het algemeen zeer gelijklopend en laten weinig tot geen ruimte

voor interpretatie. We kunnen echter niet stellen dat de politieke systemen in deze landen

totalitair van aard zijn: hoewel actieve deelname en steun van de bevolking het doel is,

wordt een zekere vorm van passiviteit getolereerd. Daarnaast gaan de autoriteiten in deze

landen niet zover om in de privé-sfeer binnen te breken. Des te meer is het opmerkelijk dat

ze erin geslaagd zijn in dergelijke mate steun te vergaren van de media. We kunnen echter

een aantal factoren onderscheiden die inherent zijn aan de autoriteiten in deze landen, en

die hun controle over de media in de hand hebben gewerkt. Ten eerste moeten we

opmerken dat elk van deze landen bestuurd wordt door een kleine, agressieve heersende

klasse die over effectieve controle beschikt op alle machtsniveaus. Deze politieke elite

beschouwt zichzelf als de revolutionaire avant-garde die de ware belangen van de bevolking

dient, en zij is er zich van bewust dat ze de actieve steun nodig heeft van de massa om

verandering teweeg te brengen. Daarnaast is het besef er dat de massamedia de meest

effectieve middelen zijn om deze steun te vergaren. Tot slot wordt de heersende groep over

het algemeen geruggesteund door de enige politieke organisatie die toegestaan is in het

land, in de vorm van een politieke partij. Deze partij wordt intact gehouden door de

51

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

Page 27: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

27

heersende elite, en dient als legitimerend vehikel dat hun revolutionaire wortels in

herinnering roept.52

De attitude ten opzichte van journalisten die deze landen erop nahouden is er een van

psychologische en sociale druk. De heersende elite heeft de pers namelijk op zulks een

manier gestructureerd dat ze over een aantal legitieme middelen beschikt om journalisten

aan banden te leggen. Hierin zijn ze geslaagd door de kranten tot privé-eigendom van

sympathisanten van het regime te maken. Daarnaast is er ook mogelijkheid tot directe

censuur van de staat uit. Met andere woorden, voor journalisten is het praktisch onmogelijk

werkelijk kritisch te werk te gaan. Hun rol is eerder die van spreekbuis voor het regime.

b. De Loyale Pers53

De loyale pers wordt gekenmerkt door haar onvoorwaardelijke steun voor het regime, en dit

ondanks het feit dat de meerderheid van haar kranten privé-bezit zijn; met andere woorden:

ze zijn noch in handen van de staat, noch van aanhangers van het regime (in tegenstelling

tot de mobiliseringspers). Deze vorm treedt op in zes Arabische landen: Saudi-Arabië,

Bahrein, Qatar, Oman, de Verenigde Arabische Emiraten en Palestina. Inhoudelijk zijn er

gelijkenissen met de mobiliseringspers. Zo zal ook de loyale pers zich onthouden van

rechtstreekse aanvallen op de basisprincipes waarop het regime steunt, en tevens zullen

prominente persoonlijkheden van kritiek gespaard blijven. Er is weinig onderlinge diversiteit

tussen de kranten: op alle belangrijke punten steunt de pers het officiële standpunt van de

autoriteiten. Echter, wanneer de communis opinio zich afkeert van een bepaalde

overheidsdienst, is het waarschijnlijker dat de loyale pers zich hier over zal buigen dan dat de

mobilisatiepers dit zou doen. Ook verhalen die een specifieke ambtenaar in een kwaad

daglicht stellen komen vaker voor. Daarnaast zijn stijl en toon over het algemeen een stuk

passiever. Bepaalde belangrijke punten worden vermeden, en vaak zal de loyale pers zeer

traag en terughoudend reageren op gebeurtenissen. Ze vermijdt de agressieve en

opzwepende taal die de mobiliseringspers kenmerkt, en gaat meer recht-door-zee te werk.

Gezien de pers het bezit is van privé-ondernemingen, hebben de autoriteiten in deze landen

zichzelf een aantal rechten toegeschreven die ze kunnen aanwenden om invloed uit te

52

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 53

Rugh, William A., idem.

Page 28: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

28

oefenen op journalisten mocht dit noodzakelijk zijn. Zo heeft men in Saudi-Arabië de

mogelijkheid om het personeel van een krant zelf aan te stellen, en beschikt men over legale

manieren om hele ondernemingen te sluiten. Daarnaast maakt het regime ook gebruik van

een arsenaal aan indirecte methodes om het personeel van kranten te beïnvloeden. Zo komt

voorzienige zelfcensuur vaak voor: journalisten kunnen in zekere mate zelf inschatten wat

het regime van hen verwacht, en voldoen ook aan deze verwachtingen. Ze gaan preventief

te werk door kritische passages aan te passen nog voor de staat hoeft in te grijpen54

. Tevens

maakt het regime haar officiële standpunten kenbaar aan de massa via officiële kanalen,

waarna de private pers deze oppikt en er haar conclusies uit trekt betreffende de koers die

ze zal varen. Mocht er echter onduidelijkheid zijn, is er nog steeds een nationaal

nieuwsagentschap dat gecontroleerd wordt door de staat en dat indirecte adviezen geeft

aan de pers. Uitzonderlijk zal een ambtenaar de kranten zelf informeel contacteren om

details te geven over hoe een bepaald nieuwsitem moet voorgesteld worden. Wanneer een

krant echter immuun blijkt voor alle voorafgaande mechanismes, kan het regime in het

uiterste geval nog beroep doen op de wet, die bepaalde rechten en machten voorziet in

dergelijke omstandigheden. Tot slot is het interessant om te vermelden dat het regime ook

invloed uitoefent door financiële gunsten te verlenen. Dit doen ze door middel van subsidies,

officiële staatsreclame of het aanschaffen van abonnementen voor ambtenaren.

Het feit dat legale middelen slechts in extremis worden aangewend, wijst echter op het feit

dat de pers in deze landen relatief zwak in haar schoenen staat. Er is geen sprake van een

sterke traditie van onafhankelijke journalistiek in deze landen, die hen gedeeltelijk immuun

maakt voor overheidsinmenging.

c. De Diverse Geschreven Pers55

In tegenstelling tot de twee bovenvermelde categorieën, is diversiteit troef in de landen die

we categoriseren onder ‘Diverse Geschreven Pers’. De landen in kwestie zijn Libanon,

Koeweit, Marokko en Jemen. Kranten zijn in dit systeem duidelijk verschillend van elkaar,

zowel op vlak van inhoud, als van stijl en politieke ideologie, en zijn allen privé-bezit.

Bijgevolg schrijft een aanzienlijk deel van de kranten artikels die geen steun bieden aan het

54

Omwille hiervan kunnen we echter een kritische vraag plaatsen: maken journalisten in deze landen wel

volledig gebruik van hun beperkte journalistieke vrijheid? Gaat de pers hier niet te passief en onderdanig te

werk? 55

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

Page 29: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

29

regime, en kritisch van toon zijn. De diverse geschreven pers is dus relatief vrij, niet enkel

omdat kranten onafhankelijk van het regime kunnen opereren en kritiek kunnen leveren,

maar ook omdat de lezer kan kiezen uit een arsenaal aan invalshoeken, meningen en

opinies.

Als we kijken naar de omstandigheden die essentieel zijn om dergelijk systeem te laten

functioneren kunnen we een aantal sleutelelementen onderscheiden. Het eerste is de

aanwezigheid van politiek pluralisme. Hiermee wordt het bestaan van een verscheidenheid

aan belangengroepen met specifieke filosofieën en aanpakken ten opzichte van het publieke

leven bedoeld. Deze kunnen voorkomen in de gedaante van een politieke partij, of in

alternatieve vormen, en kunnen nauwe banden met (een) bepaalde krant(en) smeden,

waardoor een systeem van patronage en sponsering het leven wordt ingeroepen. Op die

manier ontstaat een organisch systeem waarbij verschillende belangengroepen kunnen

strijden om de publieke opinie door de verschillende kranten. De lezer bepaalt relatief

onafhankelijk welke van deze facties zijn steun krijgt.

Echter, de regering mag men niet volledig uit het oog verliezen. Bij momenten onderneemt

ze namelijk legale of economische maatregelen om de pers te beperken. Daarbij moet wel

opgemerkt worden dat ze nooit zo ver gaat dat de pers volledig het zwijgen wordt opgelegd,

of complete uniformiteit gecreëerd wordt.

De praktische uitwerking van dit systeem varieert van land tot land, maar hoewel de

politieke systemen op het eerste zicht vrij verschillend zijn van elkaar, garanderen zowel

Libanon, Koeweit, Marokko als Jemen een zekere mate van politiek pluralisme en verkozen

volksvertegenwoordiging.

d. De Transitieve Pers56

Het vierde systeem dat te onderscheiden valt, de transitieve media, is een mengelmoes van

alle voorafgaande systemen. Reeds jarenlang doorloopt de transitieve media een proces van

verandering, waarbij elementen die wijzen op staatscontrole over de media even prominent

zijn als elementen die een zekere mate van persvrijheid en diversiteit suggereren.

Grondwettelijk gegarandeerde vrijheid van meningsuiting botst er met wetten die de

overheid de macht geven kranten het zwijgen op te leggen, kranten die het bezit zijn van

56

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

Page 30: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

30

particulieren komen voor, net als kranten die banden hebben met politieke partijen of

stromingen, maar beiden worden overschaduwd door de officiële staatsmedia, en de

overheid heeft de mogelijkheid de media te beïnvloeden via economische middelen. Het is

een complex systeem dat in constante verandering schijnt te zijn, en daarom moeilijk

vatbaar is. De media in Egypte, Jordanië, Tunesië en Algerije wordt gecategoriseerd als

transitieve media.

De regimes in deze landen maken gebruik van een arsenaal aan methodes om de media aan

banden te leggen. De meest effectieve methode is waarschijnlijk de invoering van een

vergunning voor kranten. Op die manier kan de staat beslissen welke kranten het leven

worden ingeroepen, en wanneer ongunstige artikels worden gepubliceerd kan de staat

simpelweg de vergunning van de krant in kwestie intrekken. Daarnaast kunnen kranten en

journalisten ook beboet worden voor het schrijven van kritische artikels, en in sommige

gevallen worden ze het land uitgestuurd. Het regime beschikt meestal over een aantal

agentschappen die bevoegd zijn om actie te ondernemen tegen kritische kranten. Zij maken

gebruik van een aantal indirecte manieren om druk te zetten en de pers dusdanig te

beïnvloeden. Hoewel de meeste kranten op de hoogte zijn van de algemene houding van de

autoriteiten betreffende de meest prominente zaken, worden staatsambtenaren vaak

ingeschakeld om bijkomende richtlijnen te geven. Ze benaderen hoofdredacteurs van de

overheidskranten, en lichten hen in over de manier waarop het regime een bepaalde zaak

het liefst geportretteerd ziet.57

Echter, er zijn ook een aantal wetten die het regime direct in staat stellen te reageren. Zo

bevat de wet in deze landen een aantal beperkingen op de vrijheid van meningsuiting die

hen in staat stelt legaal in te grijpen wanneer een krant haar boekje te buiten gaat. Zo is er

een verbod op de publicatie van aanvallen op staatsambtenaren, op het aanzetten tot

geweld, op het beledigen van het staatshoofd of het staatshoofd van een ander land, op het

bekritiseren van het leger, etc. Als gevolg van deze wetgeving gebeurt het dat journalisten

worden gearresteerd en terecht staan in de rechtbank. Deze individuen dienen voornamelijk

een exemplarische functie, en moeten vrees opwekken bij andere journalisten. Zelfcensuur

is een logisch gevolg van dergelijke overheidsstrategieën, en komt dan ook geregeld voor in

deze landen. Een laatste manier waarop de staat de media tracht te controleren is door

57

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

Page 31: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

31

economische maatregelen door te voeren, bijvoorbeeld het monopoliseren van faciliteiten

zoals drukkerijen, het geven van subsidies, etc.

Het meest opmerkelijke kenmerk van de transitieve media is dat, ondanks deze hoeveelheid

aan staatscontrole, er toch nog ruimte wordt gelaten voor onderlinge diversiteit binnen de

media, en dat zowel kritiek op de staat, als op haar controle over de pers, geuit wordt. Met

andere woorden, de bevolking heeft wel degelijk de mogelijkheid om kritische bronnen te

raadplegen. Het verschil met een werkelijk diverse media is echter dat deze alternatieve

uitlaatkleppen hopeloos overstemd worden door de officiële en pro-regime-kranten, die een

veel grotere oplage hebben en bijgevolg een veel grotere invloed hebben op de publieke

opinie.

e. De Overzeese Pers

Gedurende de jaren ’90 vond er een opmerkelijke ontwikkeling plaats in het Arabische

medialandschap: verscheidene kranten en televisiezenders verlieten de Arabische wereld en

openden hoofdkantoren elders, hoewel hun publiek zich nog steeds in de Arabische wereld

bevond.58

De wortels van deze “transnationale media”59

zijn te herleiden naar de Libanese

burgeroorlog van 1975. Vooraleer het conflict uitbrak was Libanon namelijk een

toevluchtsoord voor Arabische uitgevers en journalisten, maar wanneer de spanning toenam

besloten zij zich te verplaatsen naar veiligere oorden (voornamelijk Europese steden als

Londen, Parijs en Rome). Ten gevolge hiervan besloten enkele Arabische kranten hun

hoofdkwartieren in Europa te vestigen, omwille van de grote aanwezigheid van

professionele Arabische journalisten. Wanneer de jaren ’80 en ’90 olierijkdom brachten in de

golfstaten, werden Saudische zakenmannen de voornaamste investeerders van deze

overzeese Arabische media. Zij handelden zowel volgens commerciële als persoonlijke

drijfveren (prestige). Tijdens de jaren ’90 groeiden de overzeese kranten verder uit, en

omwille van hun financieel gunstige positie trokken ze de meest getalenteerde Arabische

schrijvers en journalisten aan. Bij de aanvang van de 21e eeuw hadden al deze kranten zich in

Londen geconcentreerd. De drie voornaamste onder hen zijn Al-Sharq Al-Awsat, Al-Hayat en

Al-Quds Al-Arabi.

58

Rinnawi, Khalil, “Instant Nationalism: McArabism, Al-Jazeera, and the Transnational Media in the Arab

World”, University Press of America, 2006 59

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

Page 32: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

32

2.3. Al-Quds Al-Arabi

Al-Quds al-Arabi is een onafhankelijke, pan-Arabische krant die is opgericht in 1989 te

Londen.60

De krant is het bezit van Palestijnen die voor ballingschap hebben gekozen, en

focust inhoudelijk op Arabische affaires, waarbij zowel politiek, economie, sport als opinie

aan bod komen61

. Ze heeft echter extra aandacht voor het Israëlisch-Palestijns conflict.

Omwille van de nauwe band die haar eigenaars en redacteurs hebben met de Palestijnse

zaak is er een sterke pro-Palestijnse inslag te bespeuren in de verslaggeving.62

Al-Quds al-

Arabi staat echter voornamelijk bekend omwille van haar onafhankelijke

onderzoeksjournalistiek, en haar opiniestukken die vaak hevig uithalen naar het beleid van

de Verenigde Staten, Europa en Israel in de regio.63

De hoofdredacteur van de krant is Abdel

Bari Atwan, een frequente gast op nieuwszenders zoals Al-Jazeera en BBC. De staf van al-

Quds al-Arabi is klein, maar bevat enkele van de meest gerespecteerde Arabische

journalisten. Haar hoofdkwartier is bemand met voltijdse journalisten, en daarbovenop

beschikken ze over correspondenten in de meeste hoofdsteden.64

De krant steunt niet op

reclame voor haar inkomsten, noch op Saudische geldschieters (hoewel ze wel degelijk

financiële steun krijgen van andere bronnen in de regio65

), maar vertrouwt voornamelijk op

de verkoop van de krant en op subsidies. Ze wordt gedrukt in Londen, New York en

Marokko, en het grootste deel van de Arabische wereld en Europa is haar afzetmarkt.66

Wanneer we dieper ingaan op de specifieke kenmerken van al-Quds al-Arabi kunnen we een

aantal interessante opmerkingen maken. Zoals ik hierboven reeds vermeldde focust deze

krant zich voornamelijk op Arabische affaires, met speciale aandacht voor het Palestijns-

Israëlisch conflict. Ze is uitgesproken Arabisch nationalistisch van karakter, en geeft vaak

snedige kritiek op het beleid van de Verenigde Staten in het Midden-Oosten. Omwille van de

afwezigheid van Saudische geldschieters heeft al-Quds al-Arabi ook de mogelijkheid om

kritischer te zijn voor de golfstaten dan andere pan-Arabische kranten. Desondanks is de

60

Badarneh, M. A., 'Exploring the Use of Rhetorical Questions in Editorial Discourse: A Case Study of Arabic

Editorials', Text & Talk 6, 2009 61

Website Allied Media Corp., www.allied-media.com/Arab-American/al_quds_al_arabi.htm 62

Rugh, W.A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 63

Badarneh, M. A., 'Exploring the Use of Rhetorical Questions in Editorial Discourse: A Case Study of Arabic

Editorials', Text & Talk 6, 2009 64

Website Allied Media Corp., www.allied-media.com/Arab-American/al_quds_al_arabi.htm 65

Sudan, Irak, het P.L.O. en mogelijks Qatar (uit: Rugh, William A., idem.) 66

Rugh, William A., idem.

Page 33: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

33

redactie relatief zachtaardig in haar aanpak van de golfstaten, wat het geloof doet opwekken

dat ze toch gesubsidieerd worden door de regio. Omwille van het feit dat de krant buiten

Palestina is gelokaliseerd, heeft al-Quds al-Arabi ook meer vrijheid om het P.L.O. te

bekritiseren.67

Echter, al deze schijnbare vrijheid kent haar grenzen. We mogen namelijk niet uit het oog

verliezen dat de politieke omgeving nog steeds invloed kan uitoefenen op deze overzeese

krant. Dit omwille van het feit dat een groot deel van haar inkomsten afhangt van de

verkoop in de Arabische wereld. Wanneer de inhoud te aanstootgevend is volgens een

bepaald regime, kan de distributie van de krant in dat land tijdelijk opgeschort worden.

Omwille daarvan mogen we de vrijheid van al-Quds al-Arabi en de andere in Europa

gelokaliseerde kranten niet overdrijven: redacteurs hebben zelf toegegeven dat ze niet

volledig vrij zijn, en dat zelfcensuur ook bij hen voorkomt.68

67

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004 68

Rugh, William A., idem.

Page 34: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

34

III. Media en conflict

In de vorige hoofdstukken heb ik het kader geschetst waarbinnen de artikels van al-Quds al-

Arabi moeten worden geanalyseerd. Deze dienen als context en achtergrond om een begrip

te krijgen van de motieven voor een bepaalde stijl of inhoud van een artikel. Ze maken het

mogelijk verklaringen naar voren te schuiven vanuit een historisch-maatschappelijke opzicht

en te achterhalen welke elementen precies een invloed uitoefenen op de krant. Echter, voor

een grondige analyse van artikels volstaat deze kadrering niet. Daarom zal ik in dit hoofdstuk

een theoretisch raamwerk schetsen aan de hand waarvan dergelijke analyse wel mogelijk is.

Dit raamwerk steunt op literatuur uit de communicatiewetenschappen, meer bepaald de

studie van media-impact en het gedrag van de media in conflictsituaties. Het bevat de

gereedschappen die ik zal nodig hebben om te achterhalen hoe de media gehanteerd

worden om het grote publiek voor zich te winnen. Eens ik dit theoretisch raamwerk heb

uitgewerkt, kan ik de artikels van al-Quds al-Arabi eraan toetsen, om op die manier de

verdraaiingen die de inhoud compromitteren bloot te leggen. Het is het materiaal dat nodig

is om het stekelige omhulsel van propaganda en manipulatie te verwijderen en op die

manier tot de kern te komen.

Dit raamwerk bestaat uit twee onderdelen. Vooreerst zal ik op zoek gaan naar het politieke

nut van de media, en zal ik trachten te achterhalen welke mechanismes werkzaam zijn opdat

de media dit nut kunnen dienen. Vervolgens zal ik de journalistiek onder de loep nemen, en

nagaan welke journalistieke modellen er bestaan, en welke hun kenmerken zijn.

3.1. Het politieke nut van de media in tijden van conflict

Wanneer we de vrije media beschouwen, en met vrij bedoel ik de media die een zekere

mate van journalistieke vrijheid garanderen, kunnen we vaststellen dat ze in tijden van vrede

een nobele zaak dienen. Zowel in het politieke, het economische als het sociale leven

kunnen de media een kritische houding aannemen en op die manier maatschappelijke

verandering bewerkstelligen. Zolang de persvrijheid gegarandeerd blijft zijn ze een

waakhond van het beleid, en hebben de mogelijkheid om kritiek te leveren en de macht om

knelpunten aan te klagen. Echter, wanneer conflictsituaties voorvallen treden in de media

een aantal mechanismes op die de neiging hebben hun karakter te compromitteren. De

nationale media laten maar al te vaak hun functie van waakhond vallen in deze

Page 35: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

35

omstandigheden, en gaan een koers varen die bepaald wordt door hogere nationale

belangen, en de internationale media worden omgetoverd tot een platform voor een

propaganda-oorlog. Elke conflictsituatie heeft dit effect, of het nu een oorlog tussen landen

betreft, protesten van onderdrukte minderheden, of terroristische dreigingen van dissidente

belangengroepen. Het is noodzakelijk stil te staan bij het aparte karakter van al-Quds al-

Arabi en de aparte positie die ze inneemt in het Arabische medialandschap vooraleer ik

verder ga met deze uiteenzetting. Dit omdat deze krant enerzijds een internationaal karakter

heeft, en dus de mogelijkheid heeft grotere doelgroepen te bereiken, en anderzijds zeer

nauwe banden heeft met Palestina en sympathie voor de Palestijnse zaak, waardoor ze in

conflictsituaties waarschijnlijk dezelfde nationale belangen zal gaan dienen als een lokale

Palestijnse krant zal doen. Op deze manier kan al-Quds al-Arabi een invloedrijke rol spelen in

de Palestijnse onafhankelijkheidsstrijd, als het op het vergaren van internationale steun

aankomt. De analyse van de krantenartikels zal echter meer duidelijkheid brengen omtrent

deze zaak.

3.1.1. Manufacturing consent

Wanneer zich een conflictsituatie voordoet, zullen de nationale nieuwsmedia vaak

ondergeschikt worden aan de invloed van politieke en economische spelers. De dominante

groep zal trachten haar grip op de media te verstevigen, en de media hebben op hun beurt

de reflex om te vervallen in patriottisme en op te roepen tot nationale steun voor het beleid.

Afhankelijk van de mate van controle die de dominante groep heeft over de media, vervallen

ze tot instrumenten die louter in dienst staan van de nationale belangen. Deze controle is

evident in landen waar het regime een eerder autoritair karakter heeft, zoals vaak het geval

is in de Arabische wereld (zie hoofdstuk over het Arabische medialandschap), maar minder

vanzelfsprekend wanneer het democratische regimes betreft. In dat geval hangt invloed af

van de nieuwswaarde69

van een politieke speler. Indien deze hoog is, zal zijn afhankelijkheid

van de pers lager zijn waardoor hij zijn belangen meer kan doordrukken zonder dat hij al te

veel rekening moet houden met de vraag of de pers deze zal publiceren. Wanneer deze

69

Deze nieuwswaarde hangt af van een aantal factoren: de politieke en sociale status van de politieke speler in

kwestie, de hoeveelheid aan middelen die hij ter zijner beschikking heeft, de mogelijkheid om exceptioneel

gedrag te vertonen (kan gaan van de mogelijkheid tot het nemen van belangrijke beslissingen tot het uitvoeren

van terroristische aanslagen), en de controle die hij heeft over het politieke milieu.

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press, 1997

Page 36: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

36

echter laag is, zoals het geval is bij marginale politieke groepen of dissidenten, zal de

politieke speler in kwestie eerder genoodzaakt zijn om zijn belangen te compromitteren als

hij de pers wil gebruiken als vehikel. Al-Quds al-Arabi opereert in de context van een

democratisch regime (Verenigd Koninkrijk), en zal bijgevolg eerder de wetmatigheden van

de nieuwswaarden volgen. Omdat haar afzetmarkt zich voornamelijk bevindt in de Arabische

wereld, en de redactie doorbloed is van een sterk pro-Palestijns sentiment kunnen we ervan

uitgaan dat de nieuwswaarde van officiële Palestijnse bronnen hoog in het vaandel gedragen

zal worden in conflictsituaties als de 2e intifada. De krant zal patriottistische tendensen

vertonen zonder dat de Palestijnse autoriteiten hiervoor druk hoeven te zetten. Echter,

geloven dat al-Quds al-Arabi volledig vrij is van druk vanuit de Arabische wereld zou een

verbloeming zijn, gezien economische factoren nog steeds meespelen (zoals ik in het vorige

hoofdstuk reeds aanhaalde hangen de inkomsten van al-Quds al-Arabi voor een groot deel af

van de verkoop in de Arabische wereld, en moet de redactie rekening houden met wat kan

en niet kan gepubliceerd worden volgens de Palestijnse autoriteiten).

Zoals ik reeds vermeldde hebben de media in tijden van conflict de neiging hun vrijheid

vrijwillig op te geven en vertonen ze patriottistische trekken. Ze opereren dan ten dienste

van de staat, die hier dankbaar gebruik van kunnen maken. Omwille van hun grote bereik en

invloed kunnen ze een aantal belangrijke functies opnemen om het officiële discours

omtrent het conflict te ruggesteunen: de legitimerende, de educatieve, en de socialiserende

functie.70

Op deze manier kan de pers de morele basis voor het huidige beleid van de

dominante groep in kwestie rechtvaardigen, en deze ideologische ondergrond via

spintechnieken en communicatieve manipulatie inburgeren bij de bevolking van het land dat

zich in de conflictsituatie bevindt. Zo dragen ze bij tot de ontwikkeling van een

eensgezindheid onder de bevolking betreffende de gebeurtenissen. Deze consensus kan

vervolgens door het regime uitgebuit worden om bepaalde maatregelen door te voeren of

bepaalde uitspraken te doen. Daarbij moeten we echter wel opmerken dat dit een

constructie betreft die van bovenaf wordt opgelegd aan de bevolking, en deze valt nog het

70

Rinnawi, Khalil, “De-legitimization of Media Mechanisms: Israeli Press Coverage of the Al Aqsa Intifada”,

verschenen in: “International Communication Gazette”, Volume 69, SAGE publications, 2007 EN

Peri, Yoram, “Intractable Conflict and the Media”, verschenen in: “Israel Studies”, Volume 12, Indiana

University Press, 2007

Page 37: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

37

best te beschrijven als een ‘valse consensus’.71

Het is een mechanisme aan de hand waarvan

de bevolking kan volhouden dat haar eigen visies correct zijn. In de uitbouw ervan spelen

intellectuelen een sleutelrol: zowel de bevolking als zijzelf geloven namelijk dat ze zich in een

gunstige positie bevinden om te oordelen dat de claims van de dominante groep correct zijn.

Ze bezitten een zekere autoriteit waar ze gebruik van kunnen maken om uitspraken aan

eigen zijde te legitimeren en de tegenstander te ontkrachten. Want de legitimatie van het

eigen beleid hangt nauw samen met de ontkrachting van de andere zijde. Door de

ideologische uitgangspunten van de tegenstander neer te halen kunnen stereotypes

opgehangen worden, die vervolgens na verloop van tijd ingeburgerd raken bij de bevolking.

Op deze manier onderwijzen de media de massa in de aard van de tegenstanders van het

regime. Dit demoniseren van de vijand beroept zich sterk op de technieken van verdraaiing

en manipulatie, die ik later in dit hoofdstuk zal bespreken.

Naast deze educatieve en legitimerende functie kunnen we nog de socialiserende functie

onderscheiden. Presentaties van de werkelijkheid, maar ook het gegeven van een

aanhoudend conflict op zich, zoals in Palestina het geval is, kunnen in de media

gepresenteerd worden als een onomzeilbaar gegeven. Op die manier worden bepaalde

opvattingen ingeprent bij de bevolking, maar helpen de media ook bij het gewoon worden

van de bevolking aan de nieuwe levensomstandigheden die het conflict met zich

meedraagt.72

Conflict wordt een integraal deel van het leven van de burger, en de motieven

voor de continuïteit van de gewelddadigheden worden vager.

Elk van deze drie functies die voortvloeien uit het patriottistisch karakter van de media in

conflictsituaties, staat ten dienste van de uitbouw van een eensgezindheid onder de

bevolking, zowel betreffende de eigen zijde als die van de vijand. We kunnen echter

vaststellen dat de Palestijnse media zeker heeft bijgedragen tot een consensus betreffende

Israël, maar de verbrokkeling van het politieke landschap tijdens de tweede intifada (de

strijd tussen verschillende facties en politieke groepen zoals Hamas en Fatah) zorgde ervoor

dat eensgezindheid betreffende de eigen ideologie ver te zoeken was. De artikels van al-

71

Shamir, Jacob & Shikaki, Khalil, “Self-serving Perceptions of Terrorism Among Israelis and Palestinians”,

verschenen in: “Political Psychology”, Volume 23, Blackwell Publishing, 2002 72

Peri, Yoram, “Intractable Conflict and the Media”, verschenen in: “Israel Studies”, Volume 12, Indiana

University Press, 2007

Page 38: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

38

Quds al-Arabi kunnen echter wel sporen vertonen van deze poging tot ‘manufacturing

consent’.

3.1.2. De propagandaoorlog

Het gedrag van de media in conflictsituaties kan niet enkel beschreven worden aan de hand

van een ‘manufacturing consent’-paradigma. Dit zou immers impliceren dat de macht die de

politieke elite kan uitoefenen op de pers de enige relevante factor zou zijn, wat zou

conflicteren met het idee dat de pers maatschappelijke verandering in de hand kan werken.

Op nationaal niveau, maar misschien nog meer op internationaal niveau, vindt een strijd

plaats om de geesten en harten van het publiek. Contesterende ‘media frames’ worden

tegenover elkaar geplaatst en strijden om de gemoederen aan de hand van

propagandacampagnes. Verschillende belangengroepen trachten het publiek ervan te

overtuigen dat de eigen claims legitiem zijn, en trachten de tegenstander te ondermijnen.73

Op deze manier trachten ze publieke steun te vergaren via de media.

Deze propagandaoorlog speelt zich af op een aantal fronten: het thuisfront, het vijandelijke

front en het internationale front.74

Wat de dominante groep betreft, komt de

propagandaoorlog op het thuisfront neer op pogingen om de publieke opinie aan haar zijde

te houden door een eensgezindheid onder de bevolking te creëren, zoals ik die hierboven

reeds beschreef. Deze steun van het publiek is noodzakelijk omdat ze dreigt haar legitimiteit

te verliezen wanneer verliezen aan de eigen kant te groot zouden zijn. Wanneer het een

conflict tussen naties betreft heeft een regime, democratisch of autoritair, over het

algemeen weinig moeite om haar acties te rechtvaardigen in de media, en het publiek aan

haar zijde te houden. Nemen we echter interne conflicten (vb. opstanden, protesten,

burgeroorlog,…) in rekenschap, dan is dergelijke controle over de media minder evident.

Voornamelijk protesten zijn een doorn in het oog van de dominante groep van een

samenleving. Ze vormen een bedreiging voor de staat, omdat de protestanten noch op het

veld, noch op het vlak van de internationale opinie kunnen verliezen.75

Omwille van het

vreedzame karakter van protesten kunnen staten niet te hard ingrijpen, hun legitimiteit

staat immers op het spel, en daarnaast hebben de opstandelingen een platform waarop ze

73

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 74

Cottle, Simon, idem. 75

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press, 1997

Page 39: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

39

kunnen inspelen, dat van de globale media, oftewel: ‘het internationale front’. De hele

wereld kijkt toe, terwijl beide groepen hun acties trachten te legitimeren aan de hand van

twee contesterende media-frames: dat van ‘law and order’76

, geadapteerd door de

autoriteiten die de status-quo trachten te behouden, en dat van ‘injustice and defiance’77

,

waarmee de onderdrukte groep haar optreden tracht te justifiëren en de internationale

gemeenschap voor zich te winnen.78

Gezien de onderdrukte groep het moet opnemen tegen een pers die patriottistisch is van

karakter, en zelf meer nood heeft aan de media om in haar opzet te slagen dan de

dominante groep (vanwege een lagere nieuwswaarde), worden een aantal technieken

gehanteerd die de aandacht van de media kunnen opeisen.79

Ten eerste moet de

onderdrukte groep zelf controle hebben over de gebeurtenissen door ze zelf te initiëren.

Machthebbers vertrekken over het algemeen vanuit een gunstige positie, maar wanneer ze

verplicht worden te reageren op spontane initiatieven krijgt de antagonist de mogelijkheid

om invloed uit te oefenen op de setting en framing van een gebeurtenis. Door zelf acties op

poten te zetten die gewelddadige reacties van de tegenstander uitlokken kunnen ze de

media naar hun hand zetten. Protestanten maken bij langdurig protest gebruik van stunts of

in het oog springende acties om de nationale en internationale aandacht weer naar zich toe

te trekken. Deze strategie gaat uit van het principe dat de nieuwsmedia aangetrokken

worden tot spektakel.80

Hierbij kunnen we ons echter de vraag stellen of deze methode van

werken vruchten afwerpt voor de antagonisten. De academische wereld is verdeeld in twee

kampen: sommigen menen dat deze focus op spektakel ervoor zorgt dat de politieke

boodschap wordt overstemd.81

Daartegenover staan diegenen die menen dat dergelijke

media-evenementen, ookal plaatsen ze de protestanten niet altijd in een positief daglicht

(bijvoorbeeld wanneer geweld uitbreekt ten gevolge van een actie, of wanneer de actie op

zich gewelddadig van aard is), hen desalniettemin in de schijnwerpers stellen, wat kan leiden

76

Optreden justifiëren in de naam van de ordehandhaving. 77

Optreden justifiëren in de naam van aangedaan onrecht. 78

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press, 1997 79

Wolfsfeld, Gadi, idem. 80

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 81

Cottle, Simon, idem.

Page 40: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

40

tot het heropenen van de debatten.82

In die zin is spektakel een middel om discussie uit te

lokken, en hoewel er wel degelijk aandacht is voor de media-stunt zelf, blijft de focus liggen

op de issues waartegen geprotesteerd wordt.83

Ten tweede zal de antagonist trachten de informatiestroom te reguleren en naar zijn hand te

zetten.84

Wanneer de aandacht van de internationale gemeenschap nog niet getrokken is

kan de dominante groep makkelijk invloed uitoefenen op deze informatiestroom door

gebruik te maken van methodes die de antagonist delegitimeren, zoals het trivialiseren en

marginaliseren van de protesten, het benadrukken van interne onenigheid onder de

protestanten, numerieke onderschatting van het aantal aanwezigen en het focussen op het

ineffectieve of gewelddadige karakter van de initiërende organisaties.85

Betreft het de

dominante groep in een autoritaire staat kan die simpelweg beroep doen op censuur.

Echter, eens de protestanten er toch in slagen een wereldpubliek te bereiken, is er weinig

dat de dominante groep kan doen om de informatiestroom volledig te controleren. De

nieuwe media maken het praktisch onmogelijk alle informatie te blokkeren, en het is

onmogelijk voor lange periode de grenzen hermetisch af te sluiten om buitenlandse

journalisten tegen te houden. Toegepast op de Palestijns-Israëlische kwestie moeten we

rekening houden met de hoge internationale status van dit conflict: Israël kan zich niet

veroorloven de informatiestroom naar het buitenland volledig te blokkeren, zeker gezien het

een zogenaamd democratisch land betreft.

Eens de internationale gemeenschap geïnformeerd is, staat de antagonist nog één ding te

doen: het mobiliseren van elite-steun. Hij kan de internationale media hanteren om een

interventie uit te lokken, of inspelen op mogelijke dissidentie binnen het regime zelf. Elk van

deze drie stappen zorgen ervoor dat een antagonist in staat is het publieke discours te

82

Craig, Geoffrey, “The Spectacle of the Street: An Analysis of Media Coverage of Protests at the 2000

Melbourne World Economic Forum”, verschenen in: “Australian Journal of Communication”, University of

Queensland Press, 2002 83

Rojecki, Andrew, “Modernism, State Sovereignty and Dissent: Media and the New Post-Cold War

Movements”, 2002 84

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press, 1997 85

Gitlin, Todd, “The World is Watching: Mass Media in the Making and Unmaking of the New Left”, University

of California Press, 1980

Page 41: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

41

veranderen en domineren door handig gebruik te maken van de middelen die voorhanden

zijn: de media.86

3.1.3. Media en terrorisme

Wanneer we de relatie tussen media en terrorisme van dichterbij bekijken, wat zeker

aangewezen is bij een studie over de mediatisering van het Israëlisch-Palestijns conflict,

kunnen we vaststellen dat de communicatiewetenschappen in de recente geschiedenis een

radicale paradigmashift hebben ondergaan. Zoals ook het geval is met protesten, kunnen de

media een progressieve rol spelen met betrekking tot terreur: ze kunnen focussen op de

politieke motieven van de geweldenaren, het publiek betrekken bij de discussie omtrent

oorzaken en consequenties van terreur, en de (over-)reactie van de staat hierop analyseren.

Op deze manier helpen ze het geweld te democratiseren. Echter, er is in het verleden nogal

wat onenigheid geweest omtrent de mogelijkheid dat de media terrorisme zou

aanmoedigen en de positie van terroristen versterken.

“Democracies must find a way to starve the terrorists and hijackers of the oxygen of publicity

on which they depend”, dixit Margaret Thatcher anno 1985.87

Deze orthodoxe visie op de

relatie tussen media en terrorisme gaat uit van een aantal ideeën die sterk onder vuur liggen

in de wereld van de communicatiewetenschappen. Vooreerst is het idee dat enkel

individuen en groepen terroristische acties kunnen uitvoeren achterhaald, staatsterrorisme

in rekenschap houdend. De veronderstelling dat terroristen aandacht, erkenning of

legitimiteit zoeken door mediablootstelling is eveneens zwak van aard. Dit omdat de media

wel degelijk instaan voor het verspreiden van de terroristische daden en haar consequenties,

maar daarom nog niet voor de politieke motieven van haar uitvoerders. In tegenstelling tot

protesten, waarbij de media voorbij het spektakel kijken en de boodschap onder de loep

nemen, blijkt het gewelddadige karakter van terrorisme dit effect niet te bewerkstelligen.

Echter, met betrekking tot al-Quds al-Arabi en de Palestijnse kwestie valt deze

veronderstelling te betwijfelen. Gezien de specifieke focus van de krant op de politieke strijd

van de Palestijnen lijkt het mij twijfelachtig dat de motieven achter terroristische aanslagen

zomaar genegeerd zullen worden. De analyse van de artikels zal echter meer duidelijkheid

bieden hieromtrent. Een derde zwak punt aan de orthodoxe visie van Thatcher is de

86

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press, 1997 87

Kushner, Harvey W., “Encyclopedia of Terrorism”, Sage Publications, 2003

Page 42: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

42

aanname dat de massamedia dienst doen als een propagandaplatform voor terroristen. Dat

er een propagandaoorlog wordt gevoerd in de media heb ik hierboven reeds geschetst, maar

er is vastgesteld dat ze sowieso meer aandacht hebben voor die politieke groeperingen die

hun doeleinden via legitieme middelen trachten te verwezenlijken. Daarnaast hebben

reporters over het algemeen geen sympathie voor diegenen die de wet en de codes van het

fatsoenlijk gedrag overtreden. Dit blijkt uit de toon van hun verslaggeving, en de

waardeoordelen die ze vellen in opiniestukken.88

Hieruit blijkt opnieuw de macht waarover

een journalist beschikt om zijn eigen denkkaders en opinies door te spelen naar het grote

publiek, maar het tweede deel van dit hoofdstuk, dat journalistiek tot onderwerp heeft, ga ik

hier verder op in. Tot slot heeft ook de veronderstelling dat de media terrorisme

aanmoedigen geen poot om op te staan: elke studie over de relatie tussen media en

terrorisme spreekt dit namelijk tegen. 89

Uit deze kritiek op de orthodoxe visie is echter een nieuwe, voorzichtigere aanpak gegroeid.

Deze heeft een grotere aandacht voor de symbolische processen die vasthangen aan het

labellen van een bepaalde daad of organisatie als ‘terroristisch’. Dit is namelijk een zaak die

behoort tot het terrein van ‘oordelen’, en heeft vaak een politieke ondertoon. Termen als

‘terrorisme’ worden in het media-discours gebruikt om politieke doeleinden en daden te

delegitimeren, en wordt vaak gebruikt door staten in de strijd om de harten en geesten van

het publiek. Tevens rechtvaardigen ze mogelijke militaire vergeldingen en drukken ze

verdeelde meningen omtrent de feiten de kop in. Een oplossing hiervoor ligt in het herzien

van de manier waarop wij daden als terroristisch of niet-terroristisch evalueren. Hiervoor

moet rekening gehouden worden met zaken als context, doelen, oorzaken, gevolgen en

rechtvaardigheid. Dergelijke evaluatie van de feiten moet in de media zelf plaatsvinden, en

het publiek moet hier zoveel als mogelijk is bij betrokken worden. Hetzelfde gaat op voor de

reacties van staten op terroristische aanslagen of dreigingen. Het is belangrijk om deze

publiekelijk te onderzoeken en na te gaan of ze adequaat waren met het oog op aangerichte

schade en leed. Dergelijke kritische houding is noodzakelijk om een staat democratisch te

houden, maar ook op het internationaal niveau kan dit bijdragen tot een democratisering

van het geweld, wat begint bij het begrijpen van de motieven van de geweldenaar. De

nieuwsmedia zijn hiervoor uiterst geschikte middelen. Al-Quds al-Arabi kan bijgevolg

88

Curtis, Liz, “Ireland: The Propaganda War”, Pluto Press, 1984 89

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006

Page 43: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

43

bijdragen tot een internationaal begrip voor de gewelddadige acties van Palestijnen en een

genuanceerdere houding tegenover dit ‘terrorisme’.90

3.2. Spin en manipulatie: de rol van journalistiek

Hierboven besprak ik welke de motieven zijn van politieke of economische spelers om

invloed uit te oefenen op de verschillende media. Echter, de manier waarop deze invloed

zich manifesteert in alledaagse artikels van alledaagse kranten is tot nog toe onbesproken

gebleven. Expliciete standpunten worden niet ingenomen in de nieuwsmedia, gezien de

illusie van objectiviteit hoog in het vaandel wordt gedragen. Er moet diep gegraven worden

om de subtiele manieren waarop spin en manipulatie voorkomen in de journalistiek bloot te

leggen. In wat volgt zal ik nagaan over welk arsenaal aan manipulatieve technieken een

journalist beschikt, gevolgd door een overzicht van de verschillende prominente vormen van

journalistiek die optreden bij conflictsituaties. Maar eerst wil ik even stilstaan bij de rol van

de journalist zelf.

3.2.1. De Rol van de journalist

Hoewel politieke en economische spelers en factoren zoals onder andere patriottisme,

nieuwswaarde en sensatie een grote invloed hebben op de nieuwsmedia, mogen we niet

vergeten dat de journalist eveneens een sleutelrol speelt. De redactie van een krant is het

doorgeefkanaal van informatie, desinformatie en manipulatie, en de ontwerper van de bril

waardoorheen de lezer of kijker de wereld bekijkt en begrijpt. Bijgevolg is het publiek

grotendeels overgeleverd aan zijn integriteit. Echter, het idee van een volledig objectieve

verslaggeving is absurd; en niet alleen omdat belangengroepen (zowel politiek als

economisch van aard) zullen trachten de nieuwsmedia met behulp van verschillende

technieken (die ik in het vorige deel van dit hoofdstuk beschreef) naar hun hand te zetten.

Elke reportage en elk artikel bevat namelijk ook sporen van de persoonlijke overtuigingen

van de journalist, en bijgevolg kunnen we stellen dat de journalist zich in een unieke

machtspositie bevindt. Een journalist kan namelijk gebruik maken van interpretatieve

modellen waarbinnen hij gebeurtenissen kadert, en deze voorzien van een eigen insteek.

Deze modellen hangen af van zijn eigen overtuigingen, ervaringen en opvattingen.91

Het

90

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 91

Dit model is natuurlijk afhankelijk van de vrijheid die de politieke omstandigheden toelaten.

Page 44: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

44

publiek gaat echter onbewust deze interpretatieve modellen overnemen, en dus onbewust

ook andermans opvattingen overnemen92

.

3.2.2. Manipulatie

Wat centraal staat bij het gebruik van manipulatieve methodes in de nieuwsmedia zijn de

legitimering van de politieke speler die het meeste invloed heeft, en het ontkrachten van de

claims van zijn tegenstanders. Via manipulatie kunnen acties van de ‘invloedrijke groep’

gelegitimeerd worden, terwijl praktisch dezelfde acties van en andere groep worden

ondermijnd. Om dit te bereiken moeten journalisten handig kunnen omspringen met drie

principes: verhulling, verzwijging en complexifiëring. Alle manifestaties van manipulatie die

in praktijk voorkomen kunnen teruggevoerd worden op deze drie termen.

Verhulling heeft betrekking tot de kloof tussen wat de journalist weet, en wat hij schrijft. 93

Vaak verkiezen journalisten namelijk niet alle informatie vrij te geven in tijden van conflict.

Deze reflex kan verschillende motieven hebben: omwille van de vrees voor mogelijke

repercussies van de staat, omwille van patriottistische overwegingen, of omwille van

persoonlijke sympathieën voor een bepaalde zijde in het conflict. Wanneer een krant een

zijde kiest in een conflictsituatie is het maar al te makkelijk om informatie die deze zijde in

een negatief daglicht zou kunnen plaatsen achterwege te laten.

Verzwijging houdt het selectief omspringen met bronnen in: er wordt gekozen om een

bepaalde bron te volgen, en tegengestelde informatie uit gelijkwaardige bronnen wordt

stilgehouden omdat deze niet past binnen het overheersend discours.94 Deze manier van

manipulatie is ingrijpender dan verhulling, omdat de journalist zeer actief ingrijpt in het

onderscheiden van gewenste en ongewenste informatie. Verzwijging heeft met andere

woorden betrekking op bronnen, en verhulling op losstaande incidenten die men tracht in

de doofpot te steken.

Complexifiëring, tot slot, betekent het gebruik van een verfijnd, moeilijk taalgebruik om de

berichtgeving van zaken die de bevoordeelde groep zouden ondermijnen van al haar

92

Rinnawi, Khalil, “De-legitimization of Media Mechanisms: Israeli Press Coverage of the Al Aqsa Intifada”,

verschenen in: “International Communication Gazette”, Volume 69, 2007 93

Peri, Yoram, “Intractable Conflict and the Media”, verschenen in: “Israel Studies”, Volume 12, 2007 94

Peri, Yoram, idem

Page 45: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

45

betekenis te ontdoen.95

Dit principe moet gekaderd worden binnen de bredere context van

het aangepast taalgebruik. Taalgebruik kan in een bepaalde context zeer krachtig zijn, en kan

onbewust een legitimerende werking hebben.

3.2.3. Taalgebruik

Het discours aan de hand waarvan een krant bepaalde gebeurtenissen beschrijft kan een

bepalende invloed hebben in het proces van rechtvaardiging en ondermijning. Zowel

lexicografie als het gebruik van bepaalde syntactische structuren spelen hierbij een rol. Door

verschillende woordenschat te hanteren kan een arsenaal aan connotaties worden

opgeroepen.96

Zo kunnen protesten die uitmonden in geweld zowel als ‘demonstraties’,

‘rellen’ als ‘clashes worden beschreven. Elk van deze termen draagt een verschillende

semantische lading met zich mee, die het publiek op subtiele wijze beïnvloedt. Laat ik dit

illustreren aan de hand van het lexicon dat gangbaar is in de Israëlische media. Door

bijvoorbeeld het woord ‘neighbourhoods’ te gebruiken om te verwijzen naar illegale

Israëlische nederzettingen, of een offensief binnen in de Gaza-strook binnen het kader van

de ‘war on terror’ te plaatsen, worden beiden door hun benaming alleen al gerechtvaardigd.

Daartegenover staan dan ‘lynch mobs’, ‘riots’ en ‘war’ om te verwijzen naar het sociale

protest van Palestijnen. Ook dit woordgebruik werkt legitimerend, gezien het de indruk

opwekt dat de Palestijnen een veiligheidsbedreiging vormen voor Israël, wat dan weer een

beleid van collectieve bestraffing ondersteunt. Agressief taalgebruik is eveneens een manier

om de tegenstander te ontkrachten, en kan leiden tot ophitsing van het publiek.97

Naast

handig gebruik van een aangepast lexicon dragen ook de syntactische structuren bij tot de

verdraaiing van de feiten. Door bijvoorbeeld passieve zinsstructuren te gebruiken kunnen

journalisten misdaden afzwakken en de verantwoordelijke partij verborgen houden. Zo kan

men de zin ‘de politie doodde twee demonstranten’ ombouwen tot ‘2 demonstranten lieten

het leven in clashes met de politie’, waardoor de directe schuld van de politie wordt

afgezwakt. Men kan hier ook verder in gaan door simpelweg ‘2 demonstranten lieten het

95

Peri, Yoram, “Intractable Conflict and the Media”, verschenen in: “Israel Studies”, Volume 12, 2007 96

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 97

Qaymari, Ata, “Israeli Media: Serving the “Patriotic” Cause”, verschenen in: “Palestine-Israel Journal of

Politics, Economics & Culture”, Volume 10, Palestine-Israel Journal, 2003

Page 46: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

46

leven na schermutselingen’ te schrijven, waardoor het schuld dragend subject volledig

verhuld wordt.98

3.2.4. De kracht van beelden

In de propagandaoorlog zijn beelden zeer sterke wapens omdat ze een symbolische waarde

kunnen dragen. Ze kunnen enerzijds de identiteit, aanwezigheid of interesses van de ‘andere

zijde’ symbolisch vernietigen, en anderzijds de trouw van maatschappelijke groepen

valoriseren en hen mobiliseren door in te spelen op ideeën als recht en legitimiteit. Ook

beelden die overmacht symboliseren kunnen een grote impact hebben op het publiek, zoals

bijvoorbeeld de beelden van het bombardement op Irak door de Verenigde Staten tijdens de

2e golf-oorlog die over de hele wereld werden uitgezonden. Deze beelden dienden twee

doeleinden: het bevestigen van de grote militaire slagkracht van de Verenigde Staten voor

het thuispubliek, en het intimideren van de tegenstander.99

Daartegenover kan de zwakkere

zijde in een conflict gebruik maken van beelden die onrecht vastleggen om de sterkere zijde

te ondermijnen. Beelden van verwoesting en leed kunnen een sterk wapen zijn in de strijd

om de harten en geesten van de internationale publieke opinie. Contesterende politieke

spelers zullen bijgevolg strijd leveren door te spelen met de selectie van beelden, de

omkadering ervan en digitale manipulatie. Een voorbeeld hiervan zijn de foto’s waarop een

woedende Iraakse menigte het standbeeld van Sadam Hussein omverwierp, die destijds een

sterk legitimerend effect hadden voor het buitenlands beleid van de Verenigde Staten.

Achteraf werd duidelijk dat de menigte in kwestie slechts een aantal dozijn mensen bedroeg,

en het hele gegeven in scène was gezet. Desalniettemin staan de beelden in het collectieve

geheugen gegrift en hebben ze destijds hun nut gehad.

De komst van de globalisering en de internationale nieuwsmedia hebben de manipulatie van

beelden echter bemoeilijkt voor regimes die zich schuldig maken aan oorlog. Beelden van

‘body horror’ gaan de wereld rond en kunnen leiden tot anti-oorlogssentiment bij de

bevolking, en de ondermijning van de machthebbers.100

Echter, niet iedereen in de

academische wereld is het hiermee eens: Susan Sontag schrijft in ‘Regarding the Pain of

Others’ dat dergelijke reacties kunnen voorvallen, maar niet noodzakelijk zijn. Een roep om

98

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press, 1997 99

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 100

Cottle, Simon, idem.

Page 47: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

47

wraak of vrede kan evenzeer een effect zijn, net als onverschilligheid.101

Een publiek kan zich

perfect bewust zijn van wat er gebeurt, ten gevolge van choquerende beelden, maar hoeft

daarom niet noodzakelijk sterke sentimenten voor of tegen oorlog koesteren. Studies wijzen

er namelijk op dat schokkende beelden wel choqueren maar daarom niet noodzakelijk

leiden tot een massale impact op de meningen van het publiek.102

De voornaamste reden

hiervoor is het ontbreken van context. Choquerende beelden zijn vaak sensationeel en

ontroerend, maar door een gebrek aan voldoende achtergrondinformatie blijft het moeilijk

om de gebeurtenissen te kaderen, waardoor de kijker deels in het duister blijft tasten.103

Zo

is het bijvoorbeeld moeilijk beelden van treurende Palestijnen ten gevolge van een

Israëlische raketaanval genuanceerd te interpreteren zonder enige kennis van de

geschiedenis van het conflict. Onvoldoende inzicht in de achtergrond van de kwestie kan

leiden tot de misconceptie dat de Palestijnen zich agressief opstellen, en Israël zich louter

verdedigt tegen terrorisme.

Een tweede ontwikkeling die de globalisering van de media in de hand heeft gewerkt is de

mogelijkheid om op korte tijd een grote hoeveelheid mensen te bereiken. Gezien een grote

hoeveelheid mensen over het materiaal beschikt om gebeurtenissen vast te leggen op beeld

en ze te verspreiden, heeft deze ontwikkeling ervoor gezorgd dat machtelozen heden ten

dage toch druk kunnen zetten op machtigen, die op elk moment ‘betrapt’ kunnen worden.

Wanneer dergelijke foto’s of home-made video’s hun weg vinden naar de mainstream

media, kunnen ze een gigantisch effect hebben op de internationale opinie, omwille van hun

directe karakter. Neem bijvoorbeeld de foto’s en video’s van Amerikaanse soldaten die

Irakezen martelen in Abu Ghraib, of de beelden van Amerikaanse soldaten die onthoofd

worden voor de camera. ‘Shock and awe’-beelden als laatstgenoemde dienen een

gewelddadig symbolisme: ze ondermijnen Amerika’s claim op een overwinning, breken de

moraal van de agressor, en bevatten een duidelijke boodschap voor al diegenen die Irak

binnenvallen. Beelden van de ‘Ramallah lynching’ kunnen we eveneens scharen onder dit

gewelddadig symbolisme, en communiceren soortgelijke boodschappen.104

101

Sontag, Susan, “Regarding the Pains of Others”, Farrar, Straus and Giroux, 2003 102

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 103

Philo, Greg & Berry, Mike, “Bad News from Israel”, 2004 104

Cottle, Simon, idem.

Page 48: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

48

3.2.5. De presentatie van informatie

De manier waarop een bepaalde krant haar informatie ordent en presenteert, zowel

kwalitatief als kwantitatief, heeft invloed op de perceptie van de feiten. De krantenkop van

een artikel, de bijbehorende foto, de keuze van citaat, de plaats die het artikel heeft in de

krant (voorpagina, laatste pagina’s) en de lengte van het artikel zijn allemaal factoren die de

mate van kennis van het publiek over een bepaalde gebeurtenis beïnvloeden.105

Met andere

woorden, de journalist kan hier zijn invloed sterk doordrukken. Ook de hoeveelheid aan

nieuws die verschijnt over een bepaalde gebeurtenis is van belang: een enkel artikel in de

middenpagina’s van de krant, zonder aantrekkelijke foto of citaten zal minder belang

wekken dan een gebeurtenis die wekenlang geregeld de voorpagina haalt. Dit spelen met

deze factoren is een effectieve strategie om bepaalde gebeurtenissen te verhullen en

anderen in de schijnwerper te plaatsen.

Soortgelijke manipulatie manifesteert zich eveneens in de kwantitatieve verdeling van ‘order

news’ en ‘disorder news’. De eerste categorie betreft nieuwsberichten die over het

algemeen betrekking hebben op de positieve aspecten van een samenleving, zoals

economische bloei, culturele activiteiten of sociale maatregelen. Deze berichten worden bij

voorkeur in verband gebracht met de bevoordeelde politieke speler. Daartegenover staat

‘disorder news’, dat een bepaalde gemeenschap vanuit een negatief perspectief benadert,

bijvoorbeeld in de context van geweld, rellen, oorlog en corruptie. Door te spelen met de

hoeveelheid ‘order news’ en ‘disorder news’ die in verband wordt gebracht met een

bepaalde gemeenschap of politieke speler kunnen journalisten en redacteurs vooroordelen

en stereotypes in het leven roepen106. Immers, als een bepaalde politieke of

maatschappelijke groep steeds opnieuw de media haalt in de context van geweld, gaat de

publieke opinie zich al snel afkeren van die groep.

Deze kwantitatieve verdeling van nieuwsberichten is een vruchtbare voedingsbodem voor

een andere strategie, die vaak gehanteerd wordt om tegelijkertijd daden van de dominante

groep goed te keuren en de tegenpartij verder te ondermijnen: de ‘victim blaming’. Door

telkens opnieuw dezelfde groep in een gewelddadige context te plaatsen, en nooit haar

105

Rinnawi, Khalil, “De-legitimization of Media Mechanisms: Israeli Press Coverage of the Al Aqsa Intifada”,

verschenen in: “International Communication Gazette”, Volume 69, SAGE publications, 2007 106

Rinnawi, Khalil, idem.

Page 49: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

49

menselijke aspecten te belichten, ontstaat de perceptie bij het publiek dat deze groep een

gewelddadige natuur heeft. Hierdoor kan de verantwoordelijkheid voor de negatieve

gevolgen van een gewelddadige ingreep door de bevoordeelde groep doorgeschoven

worden naar het leiderschap van de benadeelde groep, de slachtoffers zelf. Zij worden ervan

beschuldigd de gewelddadige reactie te hebben uitgelokt. Deze strategie wordt voornamelijk

gehanteerd wanneer excessief geweld moet gelegitimeerd worden.

Een laatste techniek die ik wil aankaarten in dit kader is die van de ontmenselijking. Door de

gebeurtenissen op een bepaalde manier te presenteren slagen de media erin ‘de ander’ te

ontnemen van hun menselijke eigenschappen en in de ‘killing zone’ te plaatsen. Een

effectieve manier om dit te bereiken is het voorkomen van kennis over de persoonlijke

levens van de vijanden. Wanneer bijvoorbeeld slachtoffers vallen aan de bevoordeelde zijde

wordt over het algemeen ingegaan op hun leven, of wordt tenminste een naam of een foto

gepubliceerd. Echter, in het geval van de tegenstander worden de slachtoffers gereduceerd

tot louter een statistiek. Een dode is niet meer dan een getal, en alle emotionele

betrokkenheid wordt tot een minimum herleid.107

3.3. Oorlogsjournalistiek: het dominante journalistieke model

Zoals ik in het begin van dit onderdeel reeds had gemeld, wil ik afsluiten met enkele

journalistieke modellen te overlopen. Het prominente model zowel op nationaal als

internationaal niveau is dat van het oorlogsjournalistiek, dat de nadruk legt op geweld en

sensatie. Het conflict wordt beschouwd als een arena met twee partijen, één doel, en één

uiteindelijke winnaar, en baseert zich sterk op een ‘wij vs. zij’-discours.108

Oorlogsjournalistiek gaat uit van het principe dat oorlog noodzakelijk nieuwswaardig is. Het

voornaamste motief voor deze veronderstelling is de vaststelling dat oorlog sterke

narratieven, waarin spektakel, drama, heroïek en conflict elkaar ontmoeten, voortbrengt.

Daarnaast zijn verhalen over afwijkend gedrag, waarin de alledaagse realiteit op zijn kop

staat en gewone mensen de gemeenschappelijke waarden achter zich laten, veel

107

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006 108

Cottle, Simon, idem.

Page 50: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

50

waarschijnlijker.109

Beelden van vechtende mannen, onschuldige kinderen en huilende

vrouwen wekken gevoelens van patriottisme op.

Analyseren we de aard van de verslaggeving, kunnen we vaststellen dat oorlogsjournalistiek

in de aanloop naar oorlog mogelijk aandacht zal schenken aan onenigheid en oppositie, in

plaats van louter te focussen op de dominante groep. Stemmen tegen de oorlog kunnen aan

bod komen, en er kan zelfs kritiek komen op de motieven die het regime heeft om op

oorlogspad te gaan. Echter, bij het begin van de oorlog vindt er een volledige omschakeling

plaats, en bieden de nieuwsmedia onvoorwaardelijke steun aan de troepen en de

autoriteiten. Tevens worden censuur en media-controle van bovenaf gerechtvaardigd door

te argumenteren dat een vrije, kritische media de militaire succesratio zou verlagen. Deze

staatsteunende media uiten zich tekstueel in de hoeveelheid aan artikels over de oorlog, en

de syntactische structuren, lexicografie en beelden die gebruikt worden om de

gebeurtenissen te beschrijven. Onsamenhangende verhalen over de oorzaken en

consequenties van de oorlog worden opgehangen. De journalisten hebben een voorkeur

voor officiële statements van het leger en prominente politieke figuren, en hebben de

neiging alternatieve bronnen over het hoofd te zien, waardoor oppositiestemmen over het

algemeen genegeerd worden. Dit verklaart deels waarom de verslaggeving overloopt van

partijdigheid en vooroordelen. Er worden ook extensieve discussies gevoerd over de eigen

militaire tactiek en overwinningen op het slagveld, maar het vijandelijke optreden wordt

enkel belicht in het kader van blunders en zware verliezen. De focus in de media ligt op een

‘wij versus hen’-kader, hetwelk in stand gehouden wordt door ‘hen’ te ontmenselijken, enkel

aandacht te schenken aan ‘ons’ leiden, namen te geven aan ‘hun’ boosdoeners terwijl ‘wij’

actief op zoek zijn naar een vredevolle oplossing. Tevens zal de journalistiek trachten ‘hun’

leugens te ontmaskeren en de ‘onze’ te helpen. ‘Overwinning’ is het uiteindelijke doel, en

krijgt ook de volledige aandacht van de media. Pas wanneer ze nabij is, wordt voor korte tijd

aandacht geschonken aan vredesinitiatieven, verdragen en een herstel van de rust en orde.

Echter, aangezien conflict sensationeler is dan vrede, trekken de nieuwsmedia zich al gauw

terug na de afloop van het conflict en gaan op zoek naar een volgende oorlog om verslag

over uit te brengen.110

109

Cottle, Simon, idem. 110

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006

Page 51: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

51

3.4. Alternatieve vormen van journalistiek

Door een andere houding aan te nemen tegenover het conflict zouden de media een

constructievere rol kunnen spelen in de ontbinding ervan. Er zijn een aantal alternatieve

modellen van journalistiek die er een andere focus op nahouden dan oorlogsjournalistiek.

Hieronder zal ik er twee bespreken.

Het eerste is het model van de vredesjournalistiek. Dit houdt, evenzeer als

oorlogsjournalistiek, een beschrijving van het conflict in maar laat daarnaast meer ruimte

voor creativiteit. Zo worden oorzaken en motieven onderzocht, en overloopt men welke

preventieve maatregelen er in de toekomst kunnen getroffen worden om dergelijk conflict

geen tweede keer te laten voorvallen. Ze werkt ook pro-actief, en tracht voor het uitbreken

van het conflict aandacht te schenken aan voorkomende vredesinitiatieven en diplomatische

oplossingen. Als het dan toch zover komt, gaat men na hoe de kaarten liggen in het conflict,

en schenkt men aandacht aan alle partijen, hun respectievelijke doelen en de problemen

waarmee ze te kampen hebben. Elke betrokken partij krijgt een stem, en men onderneemt

pogingen tot empathie. Er is sprake van humanisering in plaats van demonisering, en het ‘wij

versus hen’-dualisme van de oorlogsjournalistiek wordt verlaten: alle partijen worden

belicht, en onwaarheden aan alle kanten worden ontmaskerd. In tegenstelling tot

oorlogsjournalistiek kijkt vredesjournalistiek ook verder dan haar neus lang is: ze focust niet

louter op de directe, zichtbare effecten van oorlog, maar heeft ook aandacht voor trauma en

cultuurschade. In tijd en ruimte nemen aanhangers van vredesjournalistiek een open

houding aan: men is er zich van bewust dat oorzaken en consequenties van een conflict

eender waar en wanneer kunnen opdoemen. Oorlog wordt gezien als een probleem,

waarvoor een creatieve oplossing gezocht moet worden: men onderstreept

vredesinitiatieven, focust op structuur en cultuur, en benadrukt de vredevolle samenleving.

Wanneer een conflict uiteindelijk haar afloop bereikt, wordt ook extensief stilgestaan bij de

‘aftermath’: men meet de geleden schade op, analyseert de voorgestelde oplossingen en

houdt de vredesprocessen en heropbouw nauwlettend in de gaten.111

Met betrekking tot de

huidige verslaggeving van vredesprocessen onderscheidt Gadi Wolfsfeld echter een aantal

nieuwswaarden waaraan wordt vastgehouden: directheid, drama, eenvoud en

111

Johan Galtung in: Lynch, Jake & McGoldrick, Annabel, “Peace Journalism”, Hawthorn Press, 2005

Page 52: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

52

etnocentrisme.112

Ze staat met andere woorden haaks op het ideaalbeeld van begrip voor

elkaar, aandacht voor culturele verschillen, en trage maar vruchtbare vredesprocessen.

Desalniettemin kan de betrokkenheid van de media in deze vredesprocessen, afhankelijk van

het stadium waarin de onderhandelingen zich bevinden, een constructief effect hebben.

Een tweede alternatief journalistiek model is gebaseerd op het idee dat de media een

communicatieve kracht bezitten die burgers kan aanzetten om deel te nemen in de

processen van politiek debat. ‘Publieke journalistiek’ houdt een pers in die mensen

aanspreekt als burgers en mogelijke participanten in publieke zaken, en niet louter als

passieve gebruikers. Ze helpt de politieke gemeenschap met het publieke leven in goede

banen te leiden en te reageren op haar problemen. Deze pers spreekt ook eerlijk over haar

eigen civiele waarden, haar voorkeur op politiek vlak en geeft openlijk toe een rol te hebben

als publieke speler die invloed kan uitoefenen op de massa.113

Deze vormen van ‘correctionele’ journalistiek hebben hun eigen minpunten en kunnen fel

bekritiseerd worden, maar hebben desalniettemin bijgedragen tot de manier waarop

journalistiek vandaag de dag eruit ziet. Het staat buiten kijf dat ze sporen hebben nagelaten

in de artikels die ik zal analyseren.

112

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge University Press,

1997 113

Rosen, Jay, “What Are Journalists For?”, Yale University Press, 1999

Page 53: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

53

IV. Analyse

Gebruik makend van het theoretisch kader dat ik in de vorige hoofdstukken uiteen zette, zal

ik nu de vertaalde artikels analyseren en aan de hand van deze analyse een aantal algemene

besluiten trachten te trekken met betrekking tot de positie van al-Quds al-Arabi tijdens de

tweede intifada. Ik ben er mij echter volledig van bewust dat dergelijke conclusies gevaarlijk

zijn, gezien de beperkte canon. Vandaar dat ik enkel die zaken die ik met zekerheid heb

kunnen vaststellen in rekenschap zal houden.

Om tot een constructieve analyse te komen zal ik beginnen met een onderzoek van de

verschillende soorten van manipulatie waarvan de krant zich bedient te identificeren.

Wanneer deze strategieën blootgelegd zijn, kan ik vervolgens op zoek gaan naar de

motieven en invloeden van de krant, en nagaan welke media-frames ze naar voren schuift.

Op basis hiervan zal ik uiteindelijk trachten tot een onderbouwde besluittrekking te komen

waarin ik de positie van al-Quds al-Arabi samenvat.

4.1. Manipulatietechnieken

Zoals ik hierboven reeds beschreef moeten zowel het taalgebruik, de presentatie als het

gebruik van beeldmateriaal onder de loep gelegd worden om manipulatieve strategieën te

ontmaskeren.

4.1.1. Taalgebruik

Het lexicon dat gehanteerd wordt in deze artikels focust zich voornamelijk op de legitimering

van eigen geweld en het demoniseren van Israël. Het ondersteunt in sterke mate het media-

frame van onrecht: de Palestijnse slachtoffers moeten het opnemen tegen de terreur van

Israël. Bijvoorbeeld in het kader van het geweld in het vluchtelingenkamp Jenin wordt maar

al te vaak verwezen naar Israël als de ‘bezetter’, wat tegelijkertijd Israëlische militaire

operaties ondermijnt en Palestijnse acties rechtvaardigt. Door naar Gaza en de West-Bank te

verwijzen als ‘de bezette gebieden’ volgt al-Quds al-Arabi het discours van onder andere de

Verenigde Naties en andere internationale organisaties. De krant buit deze metafoor echter

nog verder uit:

“De Israëlische bezettingstroepen ondergaan verliezen” (al-Quds al-Arabi, 10/04/2002)

Page 54: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

54

“De Israëlische bezettingsmachten werden vernietigd” (al-Quds al-Arabi, 11/04/2002)

Verdere ondermijning van de Israëlische militaire acties in het vluchtelingenkamp Jenin vindt

plaats door de gebeurtenissen te omschrijven als een مجازر (“slachtpartij”, “afslachting”), of

als جرائم (“misdaden”). Daartegenover staan de Palestijnse militanten die sterven als

martelaars (استشھاد : “martelaarschap”), wat opnieuw een sterk legitimerend effect teweeg

brengt. Een andere manier om op subtiele wijze een waardeoordeel te uiten of invloed uit te

oefenen op het publiek kunnen we onderscheiden in de volgende zin:

“Ondanks internationale bewegingen, twijfelt Israël niet om verder te gaan met de invallen in

Palestijnse dorpen, waar Israëlische bezettingsmachten gisteren in koelen bloede tien

Palestijnen doodden, waaronder vier kinderen” (al-Quds al-Arabi, 25/04/2002)

De gebeurtenis op zich kan het publiek in zekere mate choqueren, maar door het toevoegen

van de “in koelen bloede” wordt de hardheid van het optreden nog extra geaccentueerd, om

op die manier een maximaal effect bij de lezer te bewerkstelligen.

Ook in de tekst over Sharon’s wandeling op de tempelberg worden de Palestijnse en

Israëlische zijde recht tegenover mekaar gezet, en heeft men het over Sharon’s “ontering”

van de tempelberg. Daartegenover staan de Palestijnse protestanten, die door een

menselijke ketting te vormen het heiligdom trachten te “beschermen”. Daarnaast wordt het

excessieve karakter van Sharon’s lijfwacht benadrukt door een vergelijking te maken met de

komst van Paus Johannes Paulus II:

“Bronnen informeerden dat de grote Israëlische krachten die Sharon bewaakten tijdens zijn

ontering van de tempelberg in Jeruzalem, volledig gelijk waren aan de legertroepen en

politieagenten die de paus van het Vaticaan (…) beschermden.” (al-Quds al-Arabi,

29/09/2000)

Het meest opmerkelijke taalgebruik is echter terug te vinden in de artikels over de Mercaz

HaRav aanslag, en dan voornamelijk in Abd al-Bari Atwan’s editoriaal van 7 maart 2008. Dit

bevat de meest agressieve vorm van demonisering waarop ik ben gestuit in mijn onderzoek,

met meerdere verwijzingen naar de holocaust zelf. Het gedrag van de Israëli’s ten opzichte

van de Palestijnen wordt beschreven als zijnde فاشية (“fascistisch”) en نازية (“nazistisch”). Met

betrekking tot het Westen haalt Atwan stevig uit, voornamelijk naar Amerika, en veroordeelt

Page 55: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

55

de “Westerse hypocrisie” en Amerika’s vorm van “racisme”, die een “geringschatting van de

Arabische en Islamitische slachtoffers” inhoudt. Verder wordt in beide artikels verwezen

naar de Joodse school als een broeihaard voor “extremisme”, en adresseert men de man die

de aanslag in kwestie uitvoerde als een “martelaar”. De gevolgen van de aanslag zelf worden

nimmer bestempeld als een “slachtpartij”, een woord dat in de context van Palestijnse

slachtoffers nochtans niet geschuwd wordt. Opmerkelijk is tevens dat het woord

“terroriseren” hier wordt gebruikt om Israël te beschuldigen, hoewel het editoriaal in

kwestie de Palestijnse aanslag tot onderwerp heeft:

“Deze en gelijkaardige scholen, zij kweken extremistische settlers die (…) onschuldigen en

ongewapenden terroriseren” (al-Quds al-Arabi, 07/03/2008)

Nemen we de structuren in deze artikels onder de loep, dan kunnen we meermaals het

gebruik van de passieve constructie om verhulling te bewerkstellingen ontdekken. Deze

verhulling komt enkel voor wanneer het een Palestijnse dader betreft. Beschouw

bijvoorbeeld het verschil tussen:

“De Israëlische bezettingskrachten werden vernietigd” (al-Quds al-Arabi, 11/04/2002) en

“Honderden martelaars bij Israëlische slachtpartijen in het vluchtelingenkamp Jenin” (idem)

In het bovenste geval wordt deze afzwakking door het gebruik van de passieve constructie

nog ondersteund door het lexicon (“bezettingskrachten”), terwijl het onderste voorbeeld

niets aan het toeval overlaat: Israël’s schuld wordt expliciet uitgedrukt. Dit contrast tussen

verhulling van Palestijnse schuld en benadrukking van Israëlische schuld zijn eveneens van

toepassing op de krantenkoppen van het artikel van 10 en 11 april.

4.1.2. Presentatie

De manier waarop de lezer het verhaal voorgeschoteld krijgt verschilt afhankelijk van het

onderwerp van het artikel. Echter, er vallen een aantal gemeenschappelijke structuren te

ontdekken die ons meer kunnen vertellen over de functie die al-Quds al-Arabi vervult.

Opmerkelijk aan het artikel dat Sharon’s bezoek aan de tempelberg behandelt is de mate

van heroïek waarmee de feiten worden gepresenteerd. Door zich te bedienen van aangepast

woordgebruik slagen de redacteurs erin de feiten te verhalen alsof het een drama in drie

Page 56: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

56

aktes betreft: de onheilspellende aankomst van Sharon, de opstand van het volk, en de

gewelddadige afloop. De manier waarop beschreven wordt hoe de Palestijnen

samentroepen uit alle windrichtingen om de tempelberg te beschermen van het kwade,

trekt echter het meeste aandacht. Daarnaast maken de demonstranten gebruik van een

stunt als de “menselijke ketting”, wat de sensatielust van de media verzadigt. Er volgt tevens

een opsomming van de voornaamste politieke figuren die deelnemen aan het verzet, wat de

legitimiteit van Sharon’s actie extra in vraag stelt. Het geweld dat uitbarst ten gevolge van de

protesten benadrukt het heroïsche karakter van de opstand nog meer: een Palestijnse

politicus die gewond raakte in het protest komt aan het woord en verhaalt de brute reactie

van Israël op hun vredig protest, en er wordt verteld hoe demonstranten beschoten werden

door rubberen kogels en zich verwondden. Het narratief van de weerbare, onderdrukte

groep die in opstand komt tegen een overmacht aan veiligheidstroepen (die sterk benadrukt

wordt in het artikel) wekt een sterk legitimerend effect op. Het feit dat enkel Palestijnse

slachtoffers aan het woord komen, en er sprake is van verzwijging wat betreft de Israëlische

bronnen, versterkt dit effect nog meer, gezien er geen alternatieve invalshoek geboden

wordt.

Nemen we de artikels die de slag in Jenin rapporteren bij de hand, is een soortgelijke

dramatische structuur terug te vinden: het artikel van 25 april schetst de machteloosheid

van de Palestijnen tegen de Israëli’s en de vooringenomenheid van de Amerikanen, en sluit

af met een beschrijving van het heden (“… twijfelt Israël niet om verder te gaan met invallen

in Palestijnse dorpen…”) en een weinig hoopvol toekomstbeeld (verderzetting van de

Israëlische bouwprojecten). Door het artikel in deze structuur te gieten wordt een

neergeslagen toon bewerkstelligd die het ‘injustice frame’ dient, net als de opsomming van

Israëlische wreedheden waarmee het artikel afsluit. Dergelijke dramatische structuur valt

ook te onderscheiden in de krantenkop van 4 april:

“Lichamen van Palestijnen op de weg.. raketaanval op Jenin.. bestorming van Nablus” (al-

Quds al-Arabi 04/04/2002)

De vaagheid van deze kop en het gebruik van de punten na elke situatieschets versterken

het dramatisch effect, en hoewel Israël in dit geval niet bij naam wordt genoemd als

Page 57: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

57

schuldige werkt de veronderstelling van schuld even effectief als een expliciete vermelding

hiervan.

De artikels over de slag bij Jenin bevatten tevens meerdere voorbeelden van de strategie van

de ontmenselijking. Er is geen beetje empathie voor slachtoffers aan de andere zijde, en

vaak worden ze louter herleid tot een simpele optelsom:

“Israël bekende de dood van 13 soldaten (…) dit wordt toegevoegd aan de drie doden bij de

aanval in Nablus en de gewonde officier in het dorp Dawra” (al-Quds al-Arabi 10/04/2002)

Dergelijke ontmenselijking valt in minder expliciete mate te ontdekken in de eerste

paragraaf van het artikel van 11 april, dat stevig uithaalt naar het Israëlische optreden in

Jenin. Beschuldigingen van slachtpartijen en massagraven zijn schering en inslag, maar op

geen enkel moment komt een Israëlische bron aan het woord die hier iets tegenin kan

brengen. Dergelijke afwezigheid van Israëlische bronnen is ook typerend voor de andere

twee artikels over de slag bij Jenin, en met andere woorden is het veilig te zeggen dat al-

Quds al-Arabi zich regelmatig bedient van het principe van verzwijging om de Palestijnse

zaak te dienen (ook in het artikel over Sharon’s wandeling op de tempelberg was er een

opmerkelijke afwezigheid van Israëlische bronnen). Opmerkelijk aan het artikel van 11 april

is de slimme structuur waarvan de redacteurs zich bedienen: het artikel begint namelijk met

de beschrijving van een Palestijnse bomaanslag die aan 10 Israëli’s het leven kostte.

Vervolgens gaat het artikel verder met het verklaren dat deze aanslag werd uitgevoerd in de

naam van de slachtoffers in Jenin, om daarna de omschakeling te maken naar een

beschrijving van de wanpraktijken in Jenin. Door deze structuur toe te passen werkt het hele

artikel in feite als een legitimering voor die eerste paragraaf, wat het effect van de

Palestijnse misdaad verzacht en zelfs empathie bewerkstelligt. Het terrorisme wordt

gedemocratiseerd doordat de lezer zicht krijgt op de context van de aanslag en de motieven

van de dader, en kan er begrip voor opbrengen. Het uiteindelijke effect van deze structuur is

dat de Palestijnse aanslag volledig overstemd wordt door de gebeurtenissen in Jenin,

waardoor het voorval in de achtergrond verdwijnt.

Deze strategie wordt eveneens gehanteerd in de artikels over de schietpartij in de Mercaz

HaRav yeshiva. In het artikel van 6 maart 2008 gaat men slechts kort in op de aanslag zelf,

om vervolgens de gebeurtenis extensief te omkaderen en legitimeren. Daarbij negeert men

Page 58: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

58

overigens alle Israëlische bronnen en focust men voornamelijk op de posities van Hamas en

de al-Quds brigade. Naast deze vorm van verzwijging volgt de krant ook een strategie van

verhulling betreffende deze gebeurtenis, in die zin dat ze bijna genegeerd wordt. Men staat

eigenlijk amper stil bij de aanslag zelf, maar focust op een Israëlische raid die op hetzelfde

moment plaatsvond, op het lot van de Palestijnse aanvallers, op de spiraal van geweld die

eraan vooraf ging en uiteindelijk zelfs op Egypte’s rol in de onderhandelingen tussen Israël

en de Palestijnse Autoriteiten. Het kleine deel dat effectief over de aanslag gaat herbergt

overigens vele sporen van ontmenselijking en victim blaming: er wordt constant gewezen op

het extremistische karakter van de Mercaz HaRav yeshiva en er wordt op geen enkel

moment aandacht geschonken aan de slachtoffers zelf of de Israëlische zijde van het verhaal

(enkel aan de omgekomen uitvoerders van de aanslag, die overigens als “martelaars”

bestempeld worden). Deze structuur heeft ook in dit geval een sterk legitimerend effect,

gezien de lezer volledige inkijk krijgt in de motieven van de daders. Tevens bevat de

krantenkop van het artikel een kanjer van een legitimering:

“Zeven doden en tientallen gewonden in aanval op Jeruzalem, Gaza wrekend” (al-Quds al-

Arabi, 06/03/2008)

Het editoriaal van Abd al-Bari Atwan vertoont gelijkaardige trekken. Meermaals hamert hij

op het feit dat de school extremistisch van aard was, en al vrij vroeg in het editoriaal slaagt

hij erin de aandacht te verleggen van de aanslag naar het onrecht dat de Palestijnen wordt

aangedaan. Hij ontspoort in een tirade gericht tegen het Westen en Israël, die tot doel heeft

de vreugdevolle reacties van bepaalde groepen Palestijnen op de schietpartij in de school te

legitimeren. Deze snelle omschakeling van onderwerp werkt eveneens als een beperkte

vorm van verhulling, waarbij de aandacht verlegd wordt van het probleem (de aanslag) naar

de oorzaak ervan (de Israëlische onderdrukking). Het taalgebruik waarvan hij zich bedient

om dit doel te bereiken is vrij agressief van aard, met verwijzingen naar fascisme en nazisme,

zoals ik hierboven reeds aanhaalde.

4.1.3. Beeldmateriaal

De manier waarop het beeldmateriaal gehanteerd wordt kan de toon van een artikel sterk

beïnvloeden. Wat betreft al-Quds al-Arabi kunnen we een algemene bemerking maken:

wanneer het artikel in kwestie Palestijnse slachtoffers betreft is de krant geneigd het te

Page 59: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

59

voorzien van choquerende foto’s, wanneer het om Israëlische slachtoffers gaat wordt ‘body

horror’ zoveel mogelijk gemeden. De foto die bijvoorbeeld gebruikt wordt bij het artikel van

8 april 2002, dat de wreedheden in Nablus behandelt, is een sterke uiting van

voorgenoemde body horror. De foto bij het artikel van 11 april roept beelden op van

vervolging en Israëlische overmacht: Palestijnse militanten worden ingerekend onder het

wakend oog van een horde soldaten. Ook de voorpaginafoto van 25 april mist zijn doel niet:

twee kleine Palestijnse meisjes banen zich een weg door het puin in Nablus. De vernietiging

wordt ten toon gespreid, en gekoppeld aan diegenen die er het minst verantwoordelijk voor

zijn. Daartegenover staat het beeldmateriaal dat al-Quds al-Arabi uitkoos om het artikel van

10 april te vergezellen. Dat artikel behandelt de Palestijnse hinderlaag waarbij 13 Israëlische

soldaten omkwamen, maar nergens is een beeld van deze bloederige episode te bespeuren.

Integendeel, het artikel is voorzien van een foto waarop jongelingen met Palestijnse vlaggen

zwaaien; het tafereel voelt aan als een overwinning. Ook het artikel over de schietpartij in de

Joodse school kenmerkt zich door een opvallende afwezigheid van choquerend

beeldmateriaal. Uit deze relatie tussen beeldmateriaal en geschreven woord blijken

opnieuw de sterke pro-Palestijnse sentimenten van al-Quds al-Arabi

4.2. Journalistiek kader

Op basis van deze opsomming van opmerkelijke elementen in de verslaggeving, is het

mogelijk om de stijl waarin al-Quds al-Arabi de gebeurtenissen aan de man brengt onder te

brengen in een van de journalistieke modellen.

Meest opvallend zijn de factoren die wijzen op een sterke traditie van oorlogsjournalistiek in

de redactionele kringen. Zo ligt in de artikels die ik analyseerde de nadruk over het algemeen

op sensatie. Dit wordt bekrachtigd door het gebruik van sensationele beelden (8 april), maar

in veel grotere mate door het uitbuiten van de sterke narratieven die oorlog biedt. Zo is er

het heroïsche narratief dat sterk wordt benadrukt in het artikel over Sharon’s bezoek aan de

tempelberg: Palestijnen komen uit alle hoeken samen om de tempelberg te beschermen en

initiëren op eigen initiatief acties gericht tegen de massale overmacht aan gewapende

ordehandhavers. De ontknoping van het narratief, waarin de protesten uitmonden in

gewelddadige confrontaties, geven de krant nog meer mogelijkheden de heldhaftige

houding van de Palestijnse bevolking aan te kaarten. Drama in andere vormen is al-Quds al-

Page 60: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

60

Arabi ook niet vreemd; zo wordt de beschrijving van de gebeurtenissen die volgden op Jenin

(25/04) in een sterk dramatische vorm gegoten. De lezer wordt meegezogen in een

neerwaartse spiraal, waarbij de aandacht eerst ligt op Israël’s geslaagde poging de

onderzoekscommissie te beïnvloeden, waarna het Palestijnse protest hiertegen wordt

beschreven, en de sterk pro-Israëlische positie van de Verenigde Staten. In de laatste akte

wordt het hopeloze toekomstperspectief van de Palestijnen geschetst. Door de structuur van

het artikel kunnen gevoelens van empathie en betrokkenheid worden opgewekt bij de lezer.

De krant grijpt in sommige instanties ook terug op sterk beeldend woordgebruik om

spektakel en sensatie te bewerkstelligen; het artikel van 6 maart 2008 weet via

gedetailleerde beschrijvingen een aanslag van de al-Quds brigade die de dood van een

Israëlische soldaat tot gevolg had volledig tot leven te brengen. Dergelijke passages zijn

eveneens te bespeuren in de artikels van 10 en 11 april 2002.

Het tweede voornaamste kenmerk van de oorlogsjournalistiek is de nadruk die gelegd wordt

op de kloof tussen ‘onze’ zijde en ‘hun’ zijde. Dit hangt samen met ontmenselijking van de

andere zijde, aandacht voor de eigen martelaars en ‘hun’ boosdoeners, een voorkeur voor

de eigen bronnen en het eigen standpunt, en aandacht voor eigen overwinningen en

militaire tactieken. Dit kader van ‘wij vs. zij’ is zowat in elk artikel dat ik heb vertaald terug te

vinden. Zo staat in het artikel van 29 september 2000 de eigen zijde centraal, door

extensieve aandacht te schenken aan de ‘eigen’ slachtoffers en hen aan het woord te laten

terwijl de Israëlische soldaten die gewond raakten herleid worden tot een getal. De artikels

over de slag bij Jenin vertonen eveneens een sterke voorkeur voor de eigen bronnen, en dan

voornamelijk statements van de militanten. Het artikel van 10 april baseert zich in eerste

instantie op een Israëlische bron betreffende het dodenaantal aan Israëlische zijde, maar

deze bron wordt vervolgens volledig ontkracht:

“Maar militanten zeggen in telefoongesprekken met al-Quds al-Arabi dat de Israëlische

verliezen veel groter zijn dan dat. Ze verhelderden dat de militanten…” (al-Quds al-Arabi,

10/04/2002)

Het gebruik van het woord ‘verhelderen’ geeft hier de doorslag: het insinueert dat Israël de

neiging heeft de eigen slachtoffers te onderschatten, wat impliceert dat het voor de

Palestijnse zijde positief wordt beschouwd wanneer het aantal Israëlische slachtoffers hoger

Page 61: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

61

ligt (zo niet had de krant gebruik kunnen maken van het principe van verzwijging). Hier ligt

het onderscheid tussen het dominante Israëlische discours dat uitgaat van schadebeperking,

en het discours van de onderdrukte groep waar het toebrengen van schade aan de

dominante groep als een overwinning wordt beschouwd. Deze veronderstelling strookt

overigens volledig met de foto van de met vlaggen zwaaiende jongelingen die het artikel

vergezelt. Het hele artikel straalt een sfeer van ‘overwinning’ uit, wat dan weer het principe

van aandacht voor de eigen overwinningen bevestigt, wat kenmerkend is voor

oorlogsjournalistiek. Het betreft hier een narratief van Palestijnse vrijheidsstrijders die zich

in een uitzichtloze situatie bevinden, maar desalniettemin stand kunnen houden en het

‘boosaardige’ Israël schade kunnen toebrengen. Echter, dit kenmerk van ‘aandacht voor de

eigen overwinningen’ is geen constante in al-Quds al-Arabi. Palestijns leed en Palestijnse

verliezen worden nog veel meer benadrukt dan de overwinningen, maar dit heeft dan weer

meer te maken met het ‘injustice’-frame dat de krant wil uitdragen (dit licht ik uitgebreider

toe later in deze analyse). Ook in de artikels van 11 en 25 april is er een opmerkelijke

afwezigheid van Israëlische reacties, terwijl Palestijnse betrokkenen wel aan het woord

komen (respectievelijk de militaire vleugel van Hamas en de Palestijnse Autoriteiten). Er

wordt tevens geen kritiek geleverd op de aanslag op een bus, sterker nog, de krant biedt de

mogelijkheid aan Hamas om de aanslag te legitimeren. Daartegenover staat dan de

beschrijving van de Israëlische wreedheden in Jenin en de publicatie van de PA’s

beschuldigingen van massamoord en massagraven.

In het artikel dat de schietpartij in de Mercaz HaRav yeshiva rapporteert wordt opnieuw

aandacht besteed aan de standpunten van Hamas, maar blijft de reactie aan Israëlische zijde

uit. Men gaat ook in op de context en de achtergrond van deze daden, wat een sterk

legitimerend effect heeft en de ‘eigen’ zijde ten goede komt. Daarnaast focust het artikel op

de bereidheid van Hamas en Abbas om aan de onderhandelingstafel te gaan zitten en de

tegenwerking die ze krijgen van de buitenwereld:

“De Verenigde Staten beschouwen Hamas als een terroristische organisatie, en weigerden

tot op heden de oproepen van Abbas om de onderhandelingen met de organisatie te

beginnen.” (al-Quds al-Arabi, 06/03/2008)

Page 62: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

62

Dit benadrukt de bereidwillige ingesteldheid aan de ‘eigen’ zijde, die op een vredevolle

manier tot oplossingen tracht te komen. Echter, de meest directe uiting van deze

tegenstelling tussen ‘ons’ en ‘hen’ is het editoriaal van Abd al-Bari Atwan. Daarin wordt een

beeld geschetst dat de Palestijnen plaatst tegenover een vijandig gezinde wereld, waarvan

de Palestijnen telkens opnieuw het slachtoffer zijn.

“Wij stellen de Amerikaanse administratie en alle Westerse regeringen (…) een specifieke

vraag, en zij is: waarom beschouwen jullie de aanval op een Joodse religieuze school (…) als

een daad van terrorisme, terwijl jullie de aanval op een fundamentalistische Islamitische

school in Pakistan of Afghanistan zien als een legale daad die lof verdient (…)?” (al-Quds al-

Arabi, 07/03/2008)

Deze directe aanspreking van het Westen illustreert de kloof tussen beide kampen, en

beschrijft de onrechtvaardige positie waarin de Palestijnen zich bevinden. Verder wordt dit

onderscheid tussen ‘ons’ en ‘hen’ nog treffend geïllustreerd in de manier waarop Atwan

omgaat met de slachtoffers aan beide zijden: het is werkelijk een kwestie van ‘onze’

slachtoffers versus ‘hun’ slachtoffers.

“… een duidelijke geringschatting van de Arabische en islamitische slachtoffers” (idem)

“… geen woord van sympathie voor de Palestijnse martelaars die stierven…” (idem)

De vergelijking met 9/11 wordt eveneens gemaakt, waarmee hij de hypocrisie van de

Westerse regeringen ten toon spreidt.

Zoals ik eerder reeds duidelijk maakte, zijn er alternatieven voor het journalistieke model

van de oorlogsjournalistiek: vredesjournalistiek en publieke journalistiek. Echter, de artikels

die ik las vertonen opvallend weinig sporen van deze ‘correctionele’ modellen. Het enige

kenmerk dat af en toe opduikt is de aandacht voor de achtergrond, oorzaken en motieven

van een aanslag. Echter, deze getuigen niet zozeer van een probleemoplossende

ingesteldheid vanwege al-Quds al-Arabi, integendeel, we moeten deze neiging eerder

kaderen in de strijd om media-frames en de legitimering van de ‘eigen’ zijde. Elke keer

wanneer de achtergrond bij een aanslag werd geschetst bewerkstelligde dit immers de

rechtvaardiging van de daad door begrip op te wekken voor de uitvoerders. Ook

vredesperspectieven worden af en toe aangekaart (artikel van 06/03/2008 en 25/04/2002)

Page 63: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

63

maar worden telkens in een negatief daglicht geplaatst: ze ondersteunen de opvatting dat

de Palestijnen moeten opboksen tegen een vijandig gezinde wereld.

4.3. De functie van al-Quds al-Arabi tijdens de tweede intifada

Zoals ik hierboven reeds besprak, kunnen de media een aantal sleutelfuncties vervullen in

conflictsituaties. Functies waarmee ze kunnen helpen de status quo te bewaren of

maatschappelijke verandering teweeg brengen. De voornaamste functies die ik besprak

waren de legitimerende, socialiserende en educatieve functie, die vervolgens gehanteerd

worden om eensgezindheid te creëren onder de bevolking of een verschil kunnen maken in

de propagandaoorlog. Wat al-Quds al-Arabi betreft, is het noodzakelijk stil te staan bij de

aparte positie van de krant. Apart, in die zin dat de krant een zeer nauwe band heeft met de

Palestijnse zaak zonder een nationale krant te zijn. Ze opereert vanuit Londen en heeft een

veel wijdere afzetmarkt dan de lokale Palestijnse kranten. Op die manier kan al-Quds al-

Arabi een grotere rol spelen in de strijd om media-frames en in het aan de man brengen van

het Palestijnse onrecht. Echter, deze rol mag ook niet overdreven worden, gezien de oplage

van de krant (in vergelijking met andere pan-Arabische kranten) nog steeds relatief klein

is.114

Zoals ik in de vorige pagina’s reeds aanhaalde heeft al-Quds al-Arabi over het algemeen de

neiging om Palestijnse acties te legitimeren en de Israëlische vijand te demoniseren. Deze

legitimering gebeurt via aangepast taalgebruik, het benadrukken van context en motieven,

en door Israëlische bronnen over het algemeen te negeren. Ten gevolge van deze

rechtvaardiging van het ‘eigen’ gedrag kan de Palestijnse bevolking zich volledig wegcijferen

in de slachtofferpositie en kan de krant zich beginnen focussen op de ondermijning en

demonisering van Israël. Hiervoor gebruikt ze grotendeels dezelfde methodes die opgaan

voor legitimering. Het sterkste middel hiervoor is het eenzijdige gebruik van bronnen, of met

andere woorden, de verzwijging van Israëlische bronnen. Op die manier worden

beschuldigingen vanwege Palestijnse politici en woordvoerders aan het adres van Israël

gepubliceerd, zonder dat deze van tegenwoord zijn voorzien. Zo heeft de krant bijvoorbeeld

de Palestijnse beschuldigingen dat Israël slachtoffers van Jenin in massagraven heeft

gedumpt meermaals gepubliceerd, hoewel hier tot op heden ten dage nog steeds geen

114

De website www.allied-media.com schat de oplage op zo’n 50.000 exemplaren

Page 64: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

64

zekerheid rond bestaat. Tevens werden in het kader van Jenin beschuldigingen aan het adres

van het Westen gepubliceerd:

“De Palestijnse minister van cultuur en media Yasir Abd Rabah beschuldigde Washington

voor de afwezigheid van voldoende reactie (…) en zei dat het Amerikaanse bestuur

verantwoordelijk is voor elk ander slachtoffer in de verderzetting van de misdaden...” (al-

Quds al-Arabi, 25/04/2002)

Beide zaken dragen bij tot de creatie van een consensus onder de bevolking: namelijk het

idee dat Israël een bloedbad heeft aangericht in Jenin, haar misdaden vervolgens heeft

verborgen voor de rest van de wereld door massagraven te graven, en dat het Westen de

zijde van Israël heeft gekozen. Het gegeven van de massagraven wordt gesocialiseerd en tot

een deel van het collectieve geheugen verheven, hoewel hier geen bewijzen voor waren.

Deze gedachte dat de Palestijnen moeten omgaan met een vijandig gezinde wereld wordt

ook opgehangen in het editoriaal van Abd al-Bari Atwan: het Westen beschouwt Israël als

“een heilige koe” (al-Quds al-Arabi, 07/03/2008) en benadert de Palestijnse kwestie op een

partijdige manier. In datzelfde editoriaal en in het artikel betreffende de Mercaz HaRav

schietpartij kunnen we ook een educatieve dimensie ontdekken, namelijk met betrekking tot

de Joodse school zelf. Het woord ‘extremistisch’ wordt vaak in de mond genomen, waardoor

een stereotype wordt gecreëerd van de Joodse religieuze school. Tevens maakt Atwan de

vergelijking tussen leden van de school en Baruch Goldstein, de Joodse extremist die in 1994

29 biddende moslims vermoordde. Door dit stereotype beeld van de school op te hangen

wordt een andere consensus gecreëerd: namelijk dat de aanslag op de school rechtvaardig

was. En ook met betrekking tot het artikel over Sharon’s wandeling stellen we vast dat de

krant tracht om een bepaald narratief op te dringen aan de bevolking. Met behulp van

manipulatietechnieken wordt het beeld opgehangen dat Sharon de tempelberg trachtte te

onteren, maar dat de Palestijnse bevolking zich hiertegen verzet heeft, wat leidde tot een

gewelddadig treffen. Het is een heroïsch narratief waarbij de ongewapende, onderdrukte

burgers het opnemen tegen de onderdrukker en zijn overmacht aan veiligheidstoepen.

“Ondanks de ontmoeting van de politiecommandant van de bezetter met verantwoordelijken

van de Islamitische religieuze waqf gisteren, over zijn bevestiging voor het bezoek van Sharon

en zijn bescherming door het verspreiden van zijn krachten in de al-Aqsa, verbood dit niet de

Page 65: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

65

opstand door honderden Palestijnen door het vormen van een menselijke ketting (…)” (al-

Quds al-Arabi, 29/09/2000)

Dit fragment wil een andere consensus betreffende de Palestijnse reactie bewerkstelligen:

namelijk dat de opstand geïnitieerd werd door het volk, en niet opgelegd was van bovenaf.

Deze hoeveelheid aan narratieven tonen aan dat al-Quds al-Arabi wel degelijk tracht een

pro-Palestijnse consensus te creëren onder haar lezerspubliek.

Wanneer we de krant vanuit het kader van de propagandaoorlog benaderen kunnen we

vaststellen dat het Palestijnse ‘injustice’-frame dominant is in al-Quds al-Arabi. Meer zelfs,

de tendens van de krant om Israëlische bronnen te negeren zorgt ervoor dat het Israëlische

‘law & order’-frame volledig afwezig is. Van een propagandaoorlog binnen de pagina’s van

de krant zelf is er dus amper sprake. Echter, op grotere, internationale schaal kan het beeld

dat de krant ophangt van de Palestijnse kwestie nog steeds een rol spelen: namelijk in de

strijd om de harten en geesten van de internationale publieke opinie. Het beeld dat de krant

naar buiten brengt is er een van onrechtvaardigheid en onderdrukking. De Palestijnse

bevolking wordt in een slachtofferpositie geplaatst, wat bijvoorbeeld blijkt uit het artikel

over Sharon’s wandeling op de tempelberg, waar het gerechtvaardigde karakter van de

opstand in een kader van geweld wordt geplaatst. Dit gaat ook op voor Jenin: de

herhaaldelijke vermelding van de ‘slachtpartijen’, ‘massagraven’ en complete vernietiging

van de infrastructuur versterkt het beeld van de Israëlische onderdrukking. Door het

Palestijnse onrecht aan te kaarten draagt de krant bij tot de bewustwording van de

internationale gemeenschap, en kan ze een rol spelen in het uitlokken van een interventie in

de regio van buitenaf. Daarnaast biedt ze een platform waarop de Palestijnse autoriteit maar

ook organisaties die in het Westen als louter ‘terroristisch’ worden gezien, zoals Hamas, hun

standpunten kunnen verwoorden. Door aandacht te schenken aan de achtergrond van en

motieven voor aanslagen krijgt het lezerspubliek meer inkijk in de omstandigheden van de

Palestijnse bevolking. Beide factoren, aandacht voor de terroristische organisatie en kennis

van de context, dragen bij tot de democratisering van het terrorisme. Het ‘injustice’-frame

heeft echter niet enkel betrekking tot Israël; het feit dat het Westen niet overgaat tot

interventie wordt rechtstreeks aangesproken in het editioriaal van Atwan. De krant hangt

met andere woorden het beeld op dat het Westen bijdraagt tot de onrechtvaardige

behandeling van de Palestijnen.

Page 66: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

66

V. Conclusies

Uit de voorafgaande excursie kunnen enkele algemene conclusies getrokken worden met

betrekking tot de invloeden waaraan al-Quds al-Arabi onderhevig is. Deze invloeden hangen

dan weer onmiskenbaar samen met de rol die de krant gespeeld heeft tijdens de tweede

intifada.

Een eerste prominente invloed op de verslaggeving van al-Quds al-Arabi tijdens Palestijnse

conflictsituaties zoals de 2e intifada is de sterk pro-Palestijnse achtergrond van de krant en

haar redactie. Omwille van dit gegeven was de partijdige positie van de krant reeds te

anticiperen, nog voordat ik aan de analyse begon. Gezien haar achtergrond leek objectieve

journalistiek – voor zover deze bestaat – onmogelijk. De manier waarop deze partijdigheid

zich manifesteert in doordeweekse artikels geven echter meer geheimen prijs over de rol

van de krant.

De invloed van de ontwikkelingen in de globale media op de verslaggeving van al-Quds al-

Arabi is op sommige vlakken ontegensprekelijk. Zo gaan spektakel en sensatie vaak de

prioriteit krijgen, in plaats van een volledig en objectieve beschrijving van de situatie. Ook

valt de krant ten prooi aan de promotie van theorievorming door de Palestijnse autoriteiten.

In de verslaggeving van de gebeurtenissen die plaatsvonden in het vluchtelingenkamp Jenin

werd meermaals het idee van ‘massagraven’ op de voorgrond geplaatst. Echter, hierbij wil ik

opmerken dat deze theorievorming niet door de krant zelf geïnitieerd wordt, ze geeft enkel

een platform aan de meningen die verspreid worden in het Palestijnse politieke landschap.

Tot slot is ook de tendens van journalisten om grotere emotionele betrokkenheid te

vertonen ten opzichte van hun object van verslaggeving terug te vinden in onder andere het

editoriaal van ‘Abd al-Bari Atwan. Echter, in hoeverre we deze ontwikkeling kunnen

toeschrijven aan de internationale tendensen op het niveau van de globale media is niet

meteen duidelijk. Hiervoor zou een analyse moeten gemaakt worden waarin vroegere

verslaggeving geplaatst wordt tegenover recentere, om op die manier te achterhalen of de

uiting van emotionele betrokkenheid – die gezien de pro-Palestijnse sentimenten van al-

Quds al-Arabi een gegeven is - een recent fenomeen is dat gekoppeld kan worden aan de

globalisering van de media of niet.

Page 67: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

67

Betreffende de invloed van het Arabische medialandschap kan ik concluderen dat de aparte

positie van al-Quds al-Arabi het moeilijk maakt haar onder te verdelen in één van de

categorieën van de Arabische pers. Hoewel ze over het algemeen onder de ruime noemer

van ‘overzeese media’ wordt geschaard, lijkt het onmiskenbaar dat ze ook kenmerken

vertoont van de mobilisatiepers, meer bepaald in de vurige editorialen van Abd al-Bari

Atwan, en in mindere mate de loyale pers, in haar onvoorwaardelijke steun voor het regime

en de Palestijnse vrijheidsstrijd (wat eveneens een kenmerk is van de mobilisatiepers).

Daarnaast bewerkstelligt haar aparte positie de vrijheid om los van Arabische inmenging te

opereren (wat bij andere grote kranten vaak wel het geval is, zoals al-Sharq al-Awsat, dat

bezit is van een lid van de Saudische koninklijke familie), en kan de redactie zich volop

inzetten voor haar eigen ideologie. Echter, deze vrijheid mag niet overschat worden, gezien

de voornaamste afzetmarkt van al-Quds al-Arabi nog steeds de Arabische wereld is. Door

dergelijke economische druk te zetten slagen de Arabische regimes er alsnog in – ondanks

hun verwijdering van de hoofdkwartieren van de krant in afstand – hun invloed uit te

oefenen op de inhoud van al-Quds al-Arabi. Met betrekking tot de artikels die ik heb

geanalyseerd voor deze thesis, merk ik weinig sporen op van compromitterende invloed of

druk vanwege de Arabische regimes. Echter, hierbij wil ik opmerken dat het quasi onmogelijk

is deze druk, mocht hij er zijn, bloot te leggen door krantenartikels te analyseren. Enkel een

vergelijkende studie kan meer duidelijkheid scheppen, en dan nog blijft het een heikele

kwestie gezien ook hetgeen dat niet gepubliceerd wordt een indicator is van politieke druk.

Wat betreft de rol van al-Quds al-Arabi ten tijde van de tweede intifada kan ik vaststellen dat

de pro-Palestijnse houding van de krant zich op twee wijzen manifesteerde: het

bewerkstelligen van een voordelige consensus betreffende specifieke voorvallen, en het

ophangen van een Palestijns ‘injustice’-frame naar de buitenwereld toe. De krant maakte

hiervoor gebruik van legitimerende, socialiserende en educatieve vormen van manipulatie

en representatie in de verslaggeving. Ze bediende zich hierbij van principes als verzwijging

van Israëlische bronnen, ontmenselijking en demonisering van Israël, het focussen op

Palestijns leed en onrecht, het gebruik van choquerende foto’s en een aangepast lexicon.

Deze sterke ‘wij’ versus ‘zij’ dynamiek die terug te vinden is in de verslaggeving is het

voornaamste kenmerk van oorlogsjournalistiek, waarvan de krant zich over het algemeen

bedient. Concluderend kan dus gesteld worden dat de manier waarop het pro-Palestijnse

Page 68: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

68

gedachtegoed van de krant wordt geuit volledig volgens de theoretisering van het gedrag

van media in tijden van conflictsituaties verloopt. Binnen het kader van de

communicatiewetenschappen is de dubbele rol die al Quds al-Arabi opneemt met andere

woorden volledig logisch en verklaarbaar. Desalniettemin is dergelijke toepassing van

theoretische kaders in de praktijk noodzakelijk om niet uit het oog te verliezen dat de media

en geschreven pers, op welke manier ze zich ook manifesteren, doordrongen zijn van

vooroordelen en partijdigheid. Bij deze hoop ik dan ook een kader geschetst te hebben

waarmee de valkuilen van manipulatie en verdraaiing die voorkomen in de artikels en

editorialen van al-Quds al-Arabi makkelijker ontweken kunnen worden.

Page 69: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

69

Page 70: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

70

Appendix: Artikels al-Quds al-Arabi

1. Context van de artikels

a. Sharon’s wandeling op de tempelberg

De politieke situatie in Israel en Palestina was tegen het einde van de zomer van 2000 hoogst

ontvlambaar geworden, vanwege de gefaalde vredesonderhandelingen. Vandaar dat slechts

een kleine vonk voldoende was om de hel te ontketenen. Ariel Sharon, die aan het hoofd

stond van de Likud op dat moment, trachtte al langer de macht naar zich toe te trekken, en

zag Barak’s falen als een opportuniteit. Gezien het slechts een kwestie van tijd was vooraleer

geweld opnieuw zou uitbarsten, en gezien geweld het Israëlische kiezerspubliek naar rechts

zou duwen, besliste Sharon dit proces te versnellen.115

Wanneer hij op 28 september

vergezeld door een delegatie van de Likud-partij en honderden politieagenten de

tempelberg beklom, provoceerde dit de Palestijnse bevolking, die nog aan het bekomen was

van het falen van de Camp David top en 10 dagen voordien het bloedbad in de

vluchtelingenkampen van Sabra en Chatilla (waarvoor Sharon persoonlijk verantwoordelijk

werd gesteld116

) had herdacht, in die mate dat kleine protesten tegen Sharon’s bezoek

plotsklaps uitbarstten in een eruptie van woede. Biddende Israeli’s werden bekogeld met

stenen, en de Israelische politiemacht reageerde hard. Wanneer de dag voorbij was waren

er zeven Palestijnse doden en een driehonderdtal gewonden gevallen.117

Ook zeventig

Israëlische politieagenten raakten gewond. Het is deze uitbarsting van geweld op 28

september die het startschot gaf voor de 2e intifada.

Belangrijk om hierop aan te merken is dat deze uitbarsting van deze tweede intifada volledig

spontaan was, en hoewel geweld in de lucht hing, niemand had kunnen voorzien dat het net

op dat moment zou uitbarsten. Zo getuigt Schlomo Ben-Ami, Israëlisch minister van

veiligheid, dat Jibril Rajoub, Palestijns hoofd van veiligheid in de West-Bank, hem had

verzekerd dat Sharon de tempelberg veilig kon beklimmen.118

Sharon reageerde verbijsterd:

“This was a peaceful visit. Is it an instigation for Israeli Jews to come to the Jewish people's

115

Shindler, Colin, “A History of Modern Day Israel”, Cambridge University Press, 2008 116

Schiff, Ze’ev & Ya’ari, Ehud, “Israel’s Lebanon War”, Unwin Paperbacks, 1984 117

Klein, Menachem, “The Jerusalem Problem: The Struggle for Permanent Status”, University Press of Florida,

2003 118

Shindler, Colin, idem.

Page 71: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

71

holiest site?”119

Achteraf kwamen er tevens nog claims van politieke figuren aan Palestijnse

zijde die de verantwoordelijkheid voor het uitbarsten van de 2e intifada opeisten.120

Echter,

deze lijken eerder op post-factum pogingen om de gebeurtenissen in een soort groter “plan”

te plaatsen, waarschijnlijk om hun onmogelijkheid om vat te krijgen op de situatie te

maskeren.

b. De slag bij Jenin

Op 28 maart 2002, nadat de intifada reeds anderhalf jaar aan de gang was en een grote tol

had geëist aan beide kanten, kondigden de Israëli’s operatie ‘Defensive Shield’ af, dat als

doel de vernietiging van de terreurnetwerken in de West-Bank had. Sharon was zeer

expliciet over het effect dat deze operatie moest hebben op de bevolking: “the Palestinians

must be hit and it must be very painful”. Het vluchtelingenkamp Jenin, dat thuis bood aan

een 14.000 tal Palestijnse vluchtelingen, stond hoog op de prioriteitenlijst.121

Het kamp werd

beschouwd als een bolwerk van terrorisme, en volgens Israëlische bronnen waren 28

zelfmoordterroristen die hadden toegeslagen tijdens het verloop van de 2e intifada

afkomstig van Jenin.122

Op 3 april sloeg het IDF uiteindelijk toe, en viel dichtbevolkte delen

van het vluchtelingenkamp aan. Het gebied werd tevens afgesloten en een ‘gesloten militair

gebied’ verklaard. Journalisten konden het gebied niet meer betreden. Een week lang wisten

de Palestijnse militanten het IDF af te houden, maar wanneer Israël van tactiek veranderde

en D-9 bulldozers inzette om hele wijken plat te walsen betekende dit het einde voor het

verzet. De eindafrekening was choquerend. Duizenden vluchtelingen waren dakloos

geworden door de onderneming, en praktisch alle nieuwsbronnen meldden de dood van 23

Israëlische soldaten. Over het dodenaantal aan Palestijnse zijde ontstond al snel twijfel.

Rumoeren over een bloedbad gingen de ronde, en sommige Palestijnse bronnen claimden

dat er zo’n 900 Palestijnen de dood vonden.123

Human Rights Watch en Amnesty

International hielden het dodenaantal echter op respectievelijk 52 en 54 lichamen. Er

werden tevens oproepen gedaan om over te gaan tot een onafhankelijk onderzoek naar

119

Bodansky, Yossef, “The High Cost of Peace”, Forum, 2002 120

Speech al-Faluji in het Libanese vluchtelingenkamp ‘Ein al-Hilweh, 3 maart 2001 121

Tabar, Linda, “Memory, Agency, Counter-narrative: testimonies form Jenin refugee camp”, verschenen in:

“Critical Arts”, Volume 21, Routledge, 2007 122

Lee, Ken, “Jenin Rises From the Dirt”, artikel voor BBC News, 24 juni 2003 123

Volgens de Palestijnse minister van informatie Yasser Abed Rabbo (abcnews.com)

Page 72: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

72

oorlogsmisdaden, maar deze werden grotendeels genegeerd door de Israëlische

autoriteiten.124

Een artikel over deze gebeurtenis kan een sterk inzicht bieden in de manier waarop al-Quds

al-Arabi omgaat met de conflictsituatie omdat er voornamelijk gesteund moet worden op

statements van het IDF en ooggetuigenissen van Palestijnse vluchtelingen om een adequaat

beeld te krijgen van wat er precies gebeurd is. Daarnaast werd de beslissing om het kamp te

verdedigen gemaakt zonder instemming van de Palestijnse autoriteiten. Dit feit heeft ervoor

gezorgd dat de bevolking van Jenin zich sterk kantte tegen het traditionele leiderschap, die

de gebeurtenissen hebben laten begaan zonder in te grijpen. Dit moeten we begrijpen in het

kader van de nauwe relaties die de bevolking had met de militanten die het IDF trachtten

tegen te houden. Er kwamen zelfs protesten van de bevolking uit wanneer Arafat later het

kamp kwam bezoeken.125

In het licht van dit gegeven is het interessant na te gaan welke

positie de krant inneemt met betrekking tot de passieve houding van de Palestijnse

autoriteiten terwijl deze gebeurtenissen zich voltrokken.

c. Schietpartij in de Mercaz HaRav yeshiva

De Mercaz HaRav yeshiva is een Joodse school, opgericht in 1924 door de rabbi Avraham

Yitzhak Kook, die nationaal-religieus van inslag is. Het was de eerste zionistisch geïnspireerde

yeshiva, en Kook, die een leer ontwikkelde waarin hij trachtte zionisme te versmelten met

religieus gedachtegoed, was ongetwijfeld een van de meest invloedrijke rabbi’s van de 20e

eeuw.

Op 6 maart 2008 viel Alaa Abu Dheim, een 26-jarige Arabier uit Oost-Jeruzalem die werkte

als een chauffeur voor de yeshiva, de school binnen en opende het vuur op de studenten in

het gebouw. Twintig minuten lang ging hij ongestoord verder, vooraleer hij gedood werd

door twee leden van het IDF, zelf oud-studenten van de school. Acht studenten kwamen om

en elf anderen raakten gewond. De gebeurtenis werd zwaar veroordeeld in Israël zelf, en er

ontstonden gewelddadige protesten gericht tegen de huidige regering en Palestijnse

burgers126

. Aan Palestijnse zijde was er verdeeldheid omtrent de zaak. Mahmoud Abbas,

124

Tabar, Linda, “Memory, Agency, Counter-narrative: testimonies form Jenin refugee camp”, verschenen in:

“Critical Arts”, Volume 21, Routledge, 2007 125

Tabar, Linda, idem. 126

Paz, Shelly, “22 nabbed in right-wing Jabal Mukaber protest”, Jerusalem Post, 03 april 2008

Page 73: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

73

president van de Palestijnse Autoriteit, veroordeelde de daad127

, maar hij sprak hiervoor

blijkbaar niet namens de Palestijnse bevolking. Dat blijkt uit een opiniepeiling die werd

genomen enkele weken na de gebeurtenis, die aantoonde dat 84% van de Palestijnse

bevolking de daad van Alaa Abu Dheim steunde.128

Hoewel deze gebeurtenis misschien de grenzen van wat algemeen beschouwd wordt als de

2e intifada (2000 – 2005)

129 overschrijdt, is dit desalniettemin een interessant gegeven om

mee te werken. Het betreft hier een zaak waarbij de Palestijnse zijde in de fout gaat, en

bijgevolg is het nuttig te bestuderen hoe al-Quds al-Arabi omgaat met deze feiten. In welke

mate wordt de dader geruggesteund door Palestijnen overzee, in het licht van de

opiniepeiling in de Palestijnse gebieden zelf? Belangrijke punten om op te letten zijn de mate

van vermenselijking van de dader, de manier waarop wordt omgegaan met de slachtoffers,

en de mogelijke motieven die worden aangedragen. Mogelijks treedt er zelfs verzwijging op,

zoals die volgens het Israëlisch ministerie van buitenlandse zaken is opgetreden in de

Palestijnse media na de lynching van de twee IDF reservisten in Ramallah.130

Het is natuurlijk

maar de vraag of deze claims van het ministerie volledig gerechtvaardigd zijn.

127

Statment van Mahmoud Abbas op 6 maart 2008 128

Opiniepeiling in de Jerusalem Post van 19 maart 2008 129

Hoewel ik persoonlijk niet volledig akkoord ben met deze begrenzing, gezien het verzet van de Palestijnse

bevolking tot op vandaag de dag verder gaat. 130

Statement van het Israëlisch ministerie van buitenlandse zaken op 17 oktober 2000

Page 74: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

74

2. Vertalingen

Artikel 1: Sharon’s wandeling op de tempelberg, al-Quds al-Arabi, 29/09/2000

Gewelddadige confrontaties na bezoek van Sharon aan Al-Aqsa. Israëlische

soldaat gedood, en tientallen gewonden

Het bezoek van de rechtse Israëlische leider Ariël Sharon aan de tempelberg gisteren leidde

tot gewelddadige confrontaties tussen Palestijnse demonstranten en de Israëlische

veiligheidskrachten in Jeruzalem en de West-Bank, er vielen vele gewonden.

De gewelddadige confrontaties vonden gisterenochtend plaats op het plein van de

tempelberg in de oude stad, door Sharon’s bezoek. Al-Haqq, de Palestijnse organisatie van

de verdediging van de rechten van de mens, informeerde dat 24 Palestijnen gewond raakten

door wonden, waaronder 4 door rubberen kogels, afgevuurd door leden van de Israëlische

politie, en de overige gewonden zijn het resultaat van slagen ten gevolge van hun

weerstand. Tevens waren er 25 Israëlische politieagenten gewond door het gooien van

stenen en één onder hen werd verplaatst naar het ziekenhuis volgens politiebronnen.

Gisterenochtend stak een Israëlische helikopter het luchtruim boven het gebied van de

heilige Al-Aqsa moskee over. Er verspreidden zich in het gebied van het heiligdom duizenden

politieagenten, grenswachters, elitekrachten en Israëlische troepen, die de taak hadden

Sharon en een aantal andere leden van zijn partij (Likud) te beschermen van extremisten op

het plein van de heilige al-Aqsa. Bronnen informeerden dat de grote Israëlische krachten die

Sharon bewaakten tijdens zijn ontering van de tempelberg in Jeruzalem, volledig gelijk

waren aan de legertroepen en politieagenten die de paus van het Vaticaan, Johannes Paulus

II, bij zijn bezoek aan de tempelberg dit jaar beschermden. Urenlang begonnen honderden

inwoners van Jeruzalem, van overal in Palestina, met samenkomen naar de pleinen van de

tempelberg gisterenochtend, met onder hen een lid van het uitvoerend comité van het

P.L.O., Faysal al-Husayni, en leden van de legislatieve raad in Jeruzalem, en nationalisten, en

honderden studenten dewelke aanwezig waren op scholen in Jeruzalem, om de al-Aqsa

moskee en de tempelberg te beschermen. Er waren ook een aantal leden van de Knesset

(het parlement) aanwezig, Israëlische Arabieren, en leiders van lokale en rurale raden van de

48 gebieden, om dit bezoek aan te klagen. En ondanks de ontmoeting van de

Page 75: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

75

politiecommandant van de bezetter met verantwoordelijken van het Islamitische religieuze

dotatie (waqf) gisteren, over zijn bevestiging voor het bezoek van Sharon en zijn

bescherming door het verspreiden van zijn krachten in de Al-Aqsa, verbood dit niet de

opstand door honderden Palestijnen door het vormen van een menselijke ketting om de

toegang van Sharon te verhinderen naar de koepel van de moskee en haar ontering, noch

het verheffen van de stemmen door te zingen “God is groot!”, wat luid was op de plek.

De Arabisch-Israëlische vertegenwoordiger Ahmad al-Tibi raakte gewond door een breuk in

zijn hand omwille van een treffen met Israëlische politieagenten, en hij zei: “de politie sloeg

mij en duwde mij van de trappen van de tempelberg”. Tevens werden een andere Arabisch-

Israëlische vertegenwoordiger en de Palestijnse verantwoordelijke voor het dossier

Jeruzalem, Faysal al-Husayni blootgesteld aan slagen. Na uren raakten 5 andere Palestijnse

demonstranten gewond door rubberen kogels in de buitenwijken van al-Birah, nabij

Ramallah, na een interventie van de Israëlische troepen om een demonstratie van 300

mensen, die stenen en lege flesjes gooiden, op te breken.

Deze clashes vielen samen met de dood van een Israëlische soldaat door zijn wonden, nadat

er voor de 4e avond gewonden vielen door de ontploffing van een bom die een konvooi van

auto’s van settlers, dat de Gaza-strook doorkruiste beschermd door Israëlische soldaten, tot

doelwit had.

Page 76: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

76

Fragmenten artikels over de slag bij Jenin

Krantenkop 04/04/2002: Lichamen van Palestijnen op de weg.. raketaanval op Jenin..

Bestorming van Nablus

Krantenkop 08/04/2002: Bloederige gevechten en massa-begraving van de martelaren in

Nablus en Jenin

Fragment artikel 10/04/2002

Doden, gewonden en gevangenen bij bezettingstroepen in Jenin

Israël heeft nood aan hulp van het rode kruis voor de evacuatie van de lichamen van haar

troepen

De Israëlische bezettingstroepen ondergaan verliezen door Palestijnse militanten in het

vluchtelingenkamp Jenin met tientallen doden en gewonden. Israël vraagt hulp aan het rode

kruis om te bemiddelen met de oppositie voor het verplaatsen van de lichamen en

gewonden met draagberries, maar de veldcommandanten in het vluchtelingenkamp stonden

op de kanalisering van de aanvraag naar de Palestijnse leider Yasser Arafat, die bestookt

wordt in zijn bureau in Ramallah.

Israël bekende de dood van 13 soldaten in het vluchtelingenkamp Jenin en de verwonding

van 60 anderen, en beschreef de wonden van een deel van hen als ‘ernstig’. Dit wordt

toegevoegd aan de drie doden bij de aanval in Nablus en de gewonde officier in het dorp

Dawra nabij Hebron. Maar de militanten zeggen in telefoongesprekken met al-Quds al-Arabi

dat de Israëlische verliezen veel groter zijn dan dat. Ze verhelderen dat de militanten

tientallen soldaten in een huis van het vluchtelingenkamp met boobytraps lokten, en ze

bliezen het op boven hun hoofden. Ze merkten op dat hun lichamen, bij het schrijven van

deze regel, daar nog aanwezig zijn, terwijl een aantal van de gewonden gevangen werd

genomen en hun wapens werden afgenomen.

Page 77: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

77

Fragment artikel 11/04/2002

Honderden martelaars bij Israëlische slachtpartijen in het vluchtelingenkamp

Jenin

De Israëlische politie bekende gisterenochtend de dood van minstens 10 Israëli’s, de

meesten onder hen soldaten, en de verwonding van niet minder dan 20 anderen door zowel

lichte als ernstige wonden, volgens het eerste resultaat van de bomaanslag die plaats vond

in een Israëlische bus, die op zijn weg was van Haifa naar Jeruzalem. Volgens Israëlische

medische bronnen zal het aantal Israëlische doden in deze aanslag nog stijgen, omdat een

aantal van hen aankwamen in het hospitaal met ernstige verwondingen.

De brigades van de martelaar Izz al-Din al-Qassam, de militaire vleugel van de Islamitische

oppositiebeweging (Hamas), voerden deze aanslag uit in Haifa, ‘om de beschermende muur

van Sharon te vernietigen’. En de verantwoordelijken van Hamas meldden dat de uitvoering

van de aanslag is voor het vluchtelingenkamp Jenin, alwaar het Israëlische leger een

blokkade opwierp rond haar en al enkele dagen gevechten voert met Palestijnse militanten,

in het Noorden van de West-Bank. Het Palestijnse leiderschap beschuldigde het Israëlische

leger van het begraven van Palestijnse martelaren in massagraven, om de slachtpartij te

verbergen, die plaatsvond in het vluchtelingenkamp Jenin.

Het Israëlische leger heeft een gebrek aan soldaten, die zonder kogels komen te zitten in het

kamp. De Israëlische bezettingskrachten werden vernietigd, waarop ze alle huizen in het

kamp die neergepoot waren in de grond omverwierpen. Het was een Israëlische

woordvoerder die verklaarde dat het leger de controle had genomen over het

vluchtelingekamp Jenin, maar hij weest ook op de verderzetting van wat hij beschreef als

‘pockets of resistance’. De internationale persverantwoordelijken zijn voorzichtig over (de

vraag) of Israël massagraven groef om haar misdaden te verbergen.

Page 78: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

78

Artikel 25/04/2002

Amerika verwerpt de slachtpartijen en de Verenigde Naties geven toe aan

Israëls vraag om het onderzoek in Jenin uit te stellen

In de tijd waarin de Verenigde Naties toegaven aan de eis van Israël om boodschappen van

de internationale commissie “het vinden van de feiten” voor het onderzoek van de

slachtpartij die het Israëlische leger uitvoerde in het vluchtelingenkamp Jenin tegenover

Palestijnse vluchtelingen tegen te houden, gaat een Israëlische delegatie van hoge

vertegenwoordigers naar New York voor gesprekken met de secretaris-generaal van de

Verenigde Naties, Kofi Anan over de verandering van de line-up van de internationale

eenheid die instaat voor het uitzoeken van de waarheid, na oppositie van Israël over de

afwezigheid van Amerikaanse ‘terrorisme-experts’.

En Israël was succesvol in de verandering van de line-up van de comissie dewelke Annan

aanduidde na de wijzigingen die de goedkeuring vooraf gingen ervan, naast de Verenigde

Staten, om te falen in gelijk welke gewenste resultaten voor het onderzoek van de comissie.

De Palestijnse autoriteit zegt in een verklaring dat de Israëlische heerschappij blijft proberen

haar misdaden in het vluchtelingenkamp Jenin te verbergen en te voorkomen dat de wereld

de voortdurende slachtpartijen tegen het Palestijnse volk ziet.

En de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Colin Powell zei dat hij op dit ogenblik

geen enkel bewijs ziet voor slachtpartijen of de aanwezigheid van massagraven in het

vluchtelingenkamp Jenin.

En Powell zei in een zitting van het Amerikaanse parlement dat hij aankwam bij Sharon en

zijn vrezen begreep over de zaak van de delegatie voor het zoeken van de feiten, maar hij

voegde toe dat ze handelt in het belang van alle partijen, zoals deze delegatie.

En Powell zei “het is duidelijk dat er mensen stierven in Jenin.. terroristen stierven in Jenin,

en door deze strijd werden er misschien levens van onschuldigen geëist.”

De Palestijnse minister van cultuur en media Yasir Abd Rabah beschuldigde Washington voor

de afwezigheid van voldoende reactie om Israël te dwingen tot verbondenheid aan de

beslissingen van de Verenigde Naties. En Abd Rabah zei dat het Amerikaanse bestuur

Page 79: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

79

verantwoordelijk is voor elk ander slachtoffer in de verderzetting van de misdaden en dat

Israël de hele wereld uitdaagt en zij doet dit omdat ze de bescherming heeft van het

Amerikaanse beleid.

Hierop demonstreerde de Palestijnse leider Yasser Arafat voor de hoogste

vertegenwoordiger voor de buitenlandse politiek in de Europese Unie Javier Solana en de

speciale gezant van de Europese Unie voor het Midden Oosten Miguel Angel Moratinos, de

moeilijke positie in de bezette gebieden. Solana en Moratinos kwamen aan in Ramallah

gisteren, nadat Israël hen een ontmoeting met de Palestijnse leider in zijn omsingelde

bureau toestond.

Ondanks internationale bewegingen, twijfelt Israël niet om verder te gaan met invallen in

Palestijnse dorpen, waar Israëlische bezettingsmachten gisteren in kouden bloede tien

Palestijnen doodden, waaronder vier kinderen, in de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-

strook. En het Israëlische leger kwam op met operaties voor de nivellering van de grond en

arresteerde tientallen jongelingen. En in Bethlehem faalden de Israëlische onderhandelaars

in het overtuigen van de Israëlische zijde voor de derde dag, voortdurend om een vredevolle

oplossing over de zaak van de gevangenen te aanvaarden in de kerk van kribbe sinds drie

weken. Israëlische snipers openden het vuur op de kerk, wat leidde tot het martelaarschap

van één van de omsingelden.

Aan de andere kant startte Israël hernieuwde bouwoperaties van een nieuw settlement

vlakbij het settlement van het illegale kanaal in de bezette Westelijke Jordaanoever. En

Hebreeuwse rapporten vermelden dat het werk van de nivellering van de grond plaats ruimt

voor de bouw van 500 nieuwe wooneenheden die klaar moeten zijn voor bewoond te

worden binnen een jaar.

Page 80: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

80

Artikel 3: Mercaz HaRav shooting, al-Quds al-Arabi, 06/03/2008

Zeven doden en tientallen gewonden in aanval op Jeruzalem, Gaza wrekend

Dood van 1 Israëlische soldaat en martelaarschap van 4 leden van Islamic Jihad in een

Israëlische raid in het Zuiden van de Gaza-strook.

Palestijnse Fedayeen-strijders deden een aanval op een school voor Joodse extremisten, die

leidde tot de dood van minstens zeven Israëli’s, en het martelaarschap van de Fedayeen. Dit

viel samen met het martelaarschap van 4 van de Al-Quds brigades, de militaire vleugel van

de beweging “de islamitische jihad”, in een Israëlische raid. Een Israëlische soldaat werd

gisterenochtend gedood in een hinderlaag in de gaza-strook. Volgens het kanaal al-Manar

van de Hezbollah, eisten “leden van Vrijheid voor Galilea, de groep van de martelaar

Mughniya en martelaren van Gaza” het resultaat op.

Een aantal orthodoxe joden werd gedood, volgens rapporten van de Israëlische politie

werden zeven Israëli’s gedood en minstens 35 anderen raakte gewond tijdens een aanval in

West-Jeruzalem, die donderdag het Talmud-instituut in de buurt van Kiryat Mosher tot

doelwit had, zo vermelden de nieuwskantoren over medische zorg in de Israëlische

hulpdienst. Een medische verantwoordelijke vermeldde in een statement aan de Israëlische

militaire radio: “wij telden zeven Israëlische doden en tenminste 35 gewonden”. Volgens de

eerste informatie die verscheen in de Israëlische media, ging de Fedayeen het instituut

binnen en opende het vuur in alle richtingen, wat als resultaat het doden en verwonden van

orthodoxe joden had, die aanwezig waren in de plaats. De Israëlische radio zei dat een van

de Palestijnse aanvallers “martelaarde” en dat de ander misschien was ontsnapt. De

Israëlische politie meldde dat de uitvoerders van de daad, waarvan ze de identiteit niet

kenden na het martelaarschap door het uitwisselen van vuur. De eerste stierf de

martelaarsdood in de school, terwijl de tweede slaagde in de ontsnapping en het

schuilhouden in een gebouw vlakbij voordat hij de martelaarsdood stierf onmiddellijk na een

achtervolging die een half uur duurde. Meer dan tien ambulances haastten zich naar de

regio. Een vrouw die voor de school woont vertelde de Israëlische radio: “er waren vele

schoten van geweren en een toestand van hysterie”. Er werd niet onmiddellijk

verantwoordelijkheid geclaimd. In de gaza-strook schoten gewapenden vuur in de lucht om

de aanval te vieren. Leden van Hamas in Gaza zeiden door luidsprekers: “groeten voor de

Page 81: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

81

uitvoerders van de martelaarsdaad in het bezette Jeruzalem”, zonder aanwijzing naar

diegene die achter de aanval zit. Sami Abu Zahri, woordvoerder van Hamas zei in een

statement dat de aanval “een reactie was op de misdaden van de bezetting en de afslachting

van inwoners van Gaza. Vanuit haar standpunt zeiden de Al-Qassam brigades van de

militaire vleugel van Hamas: “We vieren de daad, die antwoordt op de grootte van de

Zionistische misdaad.”

En vier leden van de Jeruzalem Brigades stierven (de martelaarsdood), tijdens een Israëlische

luchtaanval gisterenavond ten oosten van Khan Yunis in het zuiden van de Gazastrook, zo

meldden medische bronnen en de Jeruzalem Brigades. De algemene directeur van medische

hulp en noodgevallen in het Palestijnse gezondheidsministerie, dokter Mu’awiya Hasanayn

zei dat vier Palestijnen “omkwamen (als martelaars) in een Israëlische aanval die hen raakte

donderdagavond in het dorp Qarara. En in een statement zegt de Al-Quds Brigade dat de

vier martelaars van haar leden zijn. En het was dat de Al-Quds Brigade gisteren op een

vroeger uur haar verantwoordelijkheid verklaarde over de dood van een Israëlische soldaat

en de verwonding van drie anderen in de Gaza-strook op donderdag in een explosie. Het

Israëlische leger bevestigde de gebeurtenis, een militaire woordvoerder zei: “een soldaat is

gedood en drie anderen zijn gewond, een van hen is ernstig gewond, in een explosie van een

explosieve lading die een passerende patrouille trof langs het veiligheidshek in de centrale

sector van de gazastrook.” Ooggetuigen hoorden meerdere grote explosies dichtbij een post

voor Israëlische troepen langs de gazastrook, en ze zeiden dat ze het gebouw voor het

Israëlische leger in vlammen zagen opgaan kort na deze explosies. Volgend op de aanval,

gingen Israëlische krachten binnen in Gaza en wisselden vuur uit met militanten dichtbij Deir

al-Balah. Israëlische vliegtuigen deden een aanval op het noorden van de regio, wat leidde

tot het martelaarschap van een Palestijn en verwonding van een ander, volgens medische

bronnen. De beweging Islamitische Jihad claimde verantwoordelijkheid voor de ontploffing

dewelke gebeurde dicht bij de Israëlische militaire post in Kisufim. Deze gebeurtenissen

vielen voor in een tijd waarin de internationale inspanningen in het aangrenzende Egypte

om kalmte te bereiken in Gaza en de omringende gebieden toenamen. De Amerikaanse

minister van buitenlandse zaken Condeleeza Rice verklaarde op donderdag haar steun aan

de Egyptische bemiddeling voor het terugbrengen van rust in de Gaza-strook, maar ze

toonde geen duidelijke informatie over de huidige onderhandelingen. Rice zei tijdens een

Page 82: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

82

persconferentie in Brussel: “ik onderhandelde met de Egyptenaren en wij verwachten dat de

Egyptenaren inspanningen doen, waarover gezegd wordt dat ze de terugbrenging van de

rust veroorzaken in het gebied en de poging tot verbetering van de situatie in Gaza. Ze

herhaalde dat de Egyptenaren “goede bondgenoten” zijn, ging verder: “ik kan geen details

geven, maar het is belangrijk om inspanningen te doen voor het veroorzaken van de rust.

Het is belangrijk om verder te gaan met de onderhandelingen.” De Verenigde Staten

beschouwen Hamas als een terroristische organisatie, en weigerde tot op heden de

oproepen van Abbas om de onderhandelingen met de organisatie te beginnen. Maar Abbas

verklaarde woensdag dat Rice overeen was gekomen om te onderhandelen met Hamas via

Egypte. Een verantwoordelijke in de Egyptische veiligheidsdiensten zei dat twee delegaties

van Hamas en de Islamitische Jihad aankwamen op donderdag in Egypte via de Rafa’

oversteek om te onderhandelen over de positie in Gaza met de Egyptische

verantwoordelijken. De verantwoordelijke verduidelijkte dat “de delegatie van Hamas als

hoofd Mahmud al-Zahar had, en de delegatie van de Jihad had Muhammad al-Hindi als

hoofd. De delegaties zullen gezamenlijke gesprekken voeren over de toestand in Gaza met

Egyptische verantwoordelijken in de stad El-Arish. Tegelijkertijd begon Egypte met het

bouwen van een muur langs de grens met de Gaza-strook om een herhaling te vermijden

van de vernietiging van de grensmuur in Januari door de hand van Palestijnse militanten,

volgens wat een verantwoordelijke in de Egyptische veiligheidsdiensten verklaarde op

donderdag. De verantwoordelijke, die anonimiteit vroeg, zei dat “Egypte begon met het

bouwen van een muur drie meter in hoogte langs de grens met de Gaza-strook”, en hij

voegde toe dat “het een preventieve maatregel is.. Er is momenteel geen bedreiging door

een nieuwe penetratie van de muur,” uitleggend dat hij “voor drie kilometer af is”. En de

overeenkomst betreft ook de installatie van camera’s die Israël het controleren van de

oversteekbeweging toelaten, een zaak die Hamas verwerpt. De bron vermeldde niet of

Egypte de muur zou bouwen langs de grens (14 kilometer) of ze zal gemarkeerd worden op

specifieke punten. Egypte houdt de muur op een afstand van twintig meter van de huizen in

de Egyptische stad Rafah. Getuigen zeggen dat de bouw van de muur begon nadat Egypte

haar grens sloot met de Gaza-strook vorige maand. Britse humanitaire agentschappen

vermeldden donderdag dat de toestand in Gaza de slechtste is sinds 40 jaar, en drong de

Europese Unie aan om gesprekken te voeren met de beweging Hamas en riep op tot het

beëindigen van de blokkade dewelke Israël oplegt aan Gaza.

Page 83: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

83

Opiniestuk Abd al-Bari Atwan na marcaz harav shooting, al-Quds al-Arabi, 07/03/2008

Feestelijkheden in Gaza en walging van Bush

De Amerikaanse president George Bush veroordeelt de daad van de bestorming van de

Joodse religieuze school in het bezette Westelijke Jeruzalem, en deze zaak is te verwachten

en niet vreemd van hem, en zelfs niet voor het Palestijnse staatshoofd Mahmud Abbbas,

maar om te walgen van de viering van sommige Palestijnen in de Gaza-strook van de daad

en de uitdrukking van hun blijdschap door het voorval, is een zaak die een blik op racisme

onthult, en een duidelijke geringschatting van de Arabische en islamitische slachtoffers.

President Bush en zijn Franse bondgenoot Nicolas Sarkozy en de Duitse bondskanselier

Angela Merkel uitten geen woord van sympathie voor de Palestijnse martelaars die stierven

door Israëlische raids in fascistische aanvallen zonder mededogen of genade, en de laatste

onder hen was de baby-prinses Abu aser, die de leeftijd van een maand niet bereikte.

Deze flagrante partijdigheid voor de Israëli’s als slachtoffers, ‘het superras’, en de

beschamende verzwijging van andere slachtoffers onder niet-Israëli’s, dit is de hoofdreden

die leidt tot de escalatie van geweld en onstabiliteit in de hele wereld, en in het voordeel

speelt van extremistische groepen.

De Amerikaanse president George Bush vocht twee oorlogen in Irak en Afghanistan, het

leven kostend aan meer dan een miljoen martelaren, en tot op heden meer dan 800 miljoen

dollar aan de Amerikaanse schatkamer, als vergelding voor de slachtoffers van de aanvallen

van 11 september. En wat is te verwachten van mensen die in 3 dagen 125 van hun zonen en

hun kinderen verloren door de hand van raids van haar bondgenoten, de Israëli’s?

Israël viel de zonen van de Gaza-strook aan met tanks, en vliegtuigen en raketten na hen uit

te hongeren en hen van alle voorraden van brandstof, voedsel en medicijnen af te snijden.

En ze beheersten de sluiting van hun poorten naar de buitenwereld, en bedreigden hen met

grotere branden, echter, er verscheen geen enkel beschuldigend woord van het Witte Huis.

Sterker nog, een serie van rechtvaardigingen voor deze Nazistische collectieve bestraffing

door haar beschouwing als recht op zelfverdediging. En daarbovenop blokkeerde de

Amerikaanse vertegenwoordiger in de internationale veiligheidsraad een resolutie die Israël

veroordeelde en haar misdaden.

Page 84: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

84

Wij omarmen geen geweld, noch het doden van burgers, maar wij zijn voelen ons bitter

omwille van deze Westerse hypocrisie, en van de Amerikanen specifiek, tegenover onze

slachtoffers, en deze hypocrisie geeft Israël het groene licht om verder te gaan met de

afslachtingen tegen de uitgestrekte Palestijnen sinds meer dan zestig jaar.

Deze hypocriete Westerse regeringen vestigden staten voor alle volkeren van de

onderdrukte aarde, beginnend bij Oost-Timor, eindigend bij Kosovo, en wat betreft de zaak

van de Palestijnen: alle morele waarden, op dewelke ze de oprichting van deze

onafhankelijke landen gebaseerd hebben, worden opzij geplaatst, omdat Israël een heilige

koe is moet dit niet gelijk welke vorm beïnvloeden.

Wij vragen de Amerikaanse administratie en alle westerse regeringen die roteren in haar

baan een specifieke vraag, en zij is: waarom beschouwen jullie de aanval op een Joodse

religieuze school in het hart van Jeruzalem als een daad van terrorisme, terwijl jullie de

aanval op een fundamentalistische Islamitische school in Pakistan of Afghanistan zien als een

daad van verlengde legaliteit die lof verdient, en haar uitvoerders ontvangen de hoogste

medailles en badges?

De Joodse school die werd aangevallen in bezet Jeruzalem, zij is de grootste voedingsbodem

(vrij) voor extremisme en extremistische joden dewelke lijken op Baruch Goldstein, die de

slachtpartij in de moskee van Ibrahim beging in Hebron, wanneer hij het heiligdom

binnenbrak in de ochtend en het vuur opende op de biddenden van achteren, en hij doodde

meer dan twintig onder hen zonder enige reden anders dan haat en de uitlating van zijn

religieuze en raciale haten.

Deze en gelijkaardige scholen, zij kweken extremistische settlers die met kracht de Arabische

landen innemen, en settlements erop oprichten, en proberen de tempelberg nog een keer te

verbranden, en achter de opgravingen staan die haar fundamenten ondermijnt in de

zoektocht naar de tempel van Solomon, en onschuldigen en ongewapenden bang maken in

Hebron, Nablus, Tulkarem en Kafr Qasim, Nazareth en andere plaatsen.

Page 85: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

85

Page 86: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

86

Bibliografie

Monografieën en artikels

Badarneh, M. A., 'Exploring the Use of Rhetorical Questions in Editorial Discourse: A Case

Study of Arabic Editorials', Text & Talk 6, 2009

Bodansky, Yossef, “The High Cost of Peace”, Forum, 2002

Cottle, Simon, “Mediatized Conflict”, Open University Press, 2006

Craig, Geoffrey, “The Spectacle of the Street: An Analysis of Media Coverage of Protests at

the 2000 Melbourne World Economic Forum”, verschenen in: “Australian Journal of

Communication”, University of Queensland Press, 2002

Curtis, Liz, “Ireland: The Propaganda War”, Pluto Press, 1984

Gitlin, Todd, “The World is Watching: Mass Media in the Making and Unmaking of the New

Left”, University of California Press, 1980

Hussein, Amin, “Freedom s a Value in Arab Media: Perceptions and Attitudes Among

Journalists”, verschenen in: “Political Communication”, Volume 19, Taylor and Francis Ltd,

2002

Klein, Menachem, “The Jerusalem Problem: The Struggle for Permanent Status”, University

Press of Florida, 2003

Kushner, Harvey W., “Encyclopedia of Terrorism”, Sage Publications, 2003

Levitt, Matthew & Ross, Dennis, “Hamas. Politics, Charity and Terrorism in the service of

Jihad”, Yale University Press, 2006

Liebes, Tamar, “Black and White and Shades of Gray: Palestinians in the Israeli Media During

the 2nd

Intifada”, verschenen in: “The International Journal of Press/Politics”, Volume 14,

SAGE publications, 2009

Lynch, Jake & McGoldrick, Annabel, “Peace Journalism”, Hawthorn Press, 2005

Muravchik, Joshua, “Covering the intifada: how the media reported the Palestinian uprising”,

Brookings Institution, 2003

Ooms, Marc, “Israël na Rabin”, Standaard Uitgeverij Antwerpen, 1996

Peri, Yoram, “Intractable Conflict and the Media”, verschenen in: “Israel Studies”, Volume

12, Indiana University Press, 2007

Page 87: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

87

Philo, Greg & Berry, Mike, “Bad News from Israel”, 2004

Qaymari, Ata, “Israeli Media: Serving the “Patriotic” Cause”, verschenen in: “Palestine-Israel

Journal of Politics, Economics & Culture”, Volume 10, Palestine-Israel Journal, 2003

Rinnawi, Khalil, “De-legitimization of Media Mechanisms: Israeli Press Coverage of the Al

Aqsa Intifada”, verschenen in: “International Communication Gazette”, Volume 69, SAGE

publications, 2007

Rinnawi, Khalil, “Instant Nationalism: McArabism, Al-Jazeera, and the Transnational Media in

the Arab World”, University Press of America, 2006

Rojecki, Andrew, “Modernism, State Sovereignty and Dissent: Media and the New Post-Cold

War Movements”, 2002

Rosen, Jay, “What Are Journalists For?”, Yale University Press, 1999

Rugh, William A., “Arab Mass Media”, Greenwood Publishing Group, 2004

Schiff, Ze’ev & Ya’ari, Ehud, “Israel’s Lebanon War”, Unwin Paperbacks, 1984

Shamir, Jacob & Shikaki, Khalil, “Self-serving Perceptions of Terrorism Among Israelis and

Palestinians”, verschenen in: “Political Psychology”, Volume 23, Blackwell Publishing, 2002

Shindler, Colin, “A History of Modern Israel”, Cambridge University Press, 2008

Sontag, Susan, “Regarding the Pains of Others”, Farrar, Straus and Giroux, 2003

Tabar, Linda, “Memory, Agency, Counter-narrative: testimonies form Jenin refugee camp”,

verschenen in: “Critical Arts”, Volume 21, Routledge, 2007

Wolfsfeld, Gadi, “Media and Political Conflict: News From the Middle East”, Cambridge

University Press, 1997

Wolfsfeld, Gadi, “The News Media and the Second Intifada: Some Basic Lessons”, verschenen

in: “Palestine-Israel Journal of Politics, Economics & Culture”, Vol 10, Palestine-Israel Journal,

2003

Internet

Website Allied Media Corp., www.allied-media.com/Arab-American/al_quds_al_arabi.htm

Website ABC News, www.abcnews.com

Page 88: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

88

Krantenartikels

Tekstvertalingen al-Quds al-Arabi: archieven website al-Quds al-Arabi

Voorpagina op:

29/09/2000

10/04/2002

11/04/2002

25/04/2002

06/03/2008

07/03/2008

Lee, Ken, “Jenin Rises From the Dirt”, artikel voor BBC News, 24 juni 2003

Paz, Shelly, “22 nabbed in right-wing Jabal Mukaber protest”, Jerusalem Post, 03 april 2008

Page 89: Masterthesis: De Arabische medialib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/436/RUG01-001786436_2012_0001_AC.pdfArabische media, hierbij aandacht bestedend aan de verschillende varianten van

89