Evaluatie van de duur van wondzorg volgens de VG-MZG ... · MMO : Multi moment opname MVG :...
Transcript of Evaluatie van de duur van wondzorg volgens de VG-MZG ... · MMO : Multi moment opname MVG :...
UNIVERSITEIT GENT
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Academiejaar 2008-2009
EVALUATIE VAN DE DUUR VAN WONDZORG
VOLGENS DE VG-MZG-CODEERHANDLEIDING
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde
Door Vanaudenaerde Valerie
Defloor Tom
Janssens Barbara
Myny Dries
I
Abstract
Background:
De overheid wil kwaliteitsindicatoren koppelen aan de verpleegkundige praktijk op
basis van de geactualiseerde VG-MZG. Eén van de klassen binnen VG-MZG
vertegenwoordigt wondzorg. Op het vlak van wondzorg bestaan weinig studies die de
tijdsinvestering onderzoeken.
Methode:
Een score-formulier voor wondzorg werd ontwikkeld in samenwerking met
wondzorgexperten. Daarna werd een observationeel onderzoek, dat de tijdsinvestering
van verpleegkundigen op het vlak van wondzorg registreert, op vier heelkundige
afdelingen in twee ziekenhuizen door zelfregistratie uitgevoerd. De resultaten worden
vergeleken met de resultaten van het WIN-project.
Resultaten:
In twee weken werden op vier heelkundige diensten 138 wondzorgen geregistreerd .
Deze wondzorgen vertegenwoordigen 320 wonden. Om de tijdsinvestering van
wondzorg te onderzoeken werden drie van de vijf wondzorg-items binnen VG-MZG
onderzocht. Binnen deze items werden verschillen waargenomen tussen de eenvoudige
en complexe zorg van wonden. De locatie van een wonde kan een verschil geven in de
tijdsduur van een wondzorg.
Conclusie:
Het type behandeling (eenvoudig of complex) dat werd toegepast, zorgde voor het
belangrijkste verschil in de tijdsinvestering van verpleegkundigen. Verschillende
factoren die momenteel niet voorkomen bij de registratie van wondzorg binnen VG-
MZG hebben een invloed op de tijdsduur van een wondzorg.
II
Abstract
Background:
The Belgium government wants to link quality of nursing practice based on the
updated minimal nursing dataset. One of the classes in the minimum nursing dataset
represented wound care. There are few studies that examine the time investment of
nurses in terms of wound care.
Method:
A wound scoringform was developed in cooperation with wound experts. It was an
observational study, that examines the time investment of nurses in the field of wound
care, on four surgical wards in two hospitals by self-registration. The results are
compared with the results of the WIN-project.
Results:
Hundreds thirty-eight wound cares were recorded in four surgical wards in two weeks.
These wound cares represent three hundred and twenty wounds. Three of the five
classifications in the minimum nursing dataset were used in the comparison of time
investment of wound care. Within these classifications there were differences found
between simple and complex care of a wound. The location of a wound can also make
a difference in the time investment of wound care.
Conclusion:
The type of treatment (simple or complex) that was created is responsible for the main
difference in the time investment of nurses. Several factors, not currently included in
the registration of wound care within the minimum nursing dataset, can have an effect
on the duration of wound care.
III
Lijst met afkortingen: VI
INLEIDING 1
HOOFDSTUK 1: LITERATUURSTUDIE 3
1.1. Inleiding 3
1.2. VG-MZG 3
1.2.1. Definitie 3
1.2.2. Methodologie 3
1.2.3. Historiek 4
1.2.4. Actualisatie 4
1.3. Wondzorg 8
1.3.1. Methodologie 8
1.3.2. Wondzorg 9
1.4. MVG en wondzorg 10
1.4.1. Het WIN-project 11
1.4.2. Het KCE 13
HOOFDSTUK 2: ONDERZOEKSVRAGEN 15
2.1. Inleiding 15
2.2. Onderzoeksvragen 15
2.3. Design 16
2.4. Keuze registratiemethode 16
2.4.1. Voor- en nadelen registratiemethoden 18
2.4.1.1. Directe Tijdsmetingen 18
2.4.1.2. Multimoment opname 18
2.4.1.3. Zelfregistratie 19
2.4.2. Keuze registratiemethode 20
2.5. Setting 20
2.6. Sample 20
2.7. Formulier 21
2.8. Procedure 21
2.9. Ethisch Comité 23
2.10. Statistische analyse 23
IV
HOOFDSTUK 3: ONTWIKKELING SCORE-INSTRUMENT
TIJDSREGISTRATIE WONDZORG 24
3.1. Inleiding 24
3.2. Doel 24
3.3. Methode 24
3.3.1. Identificatie van de beïnvloedende factoren 24
3.3.1.1. Literatuur 24
3.3.1.2. Wondzorgexperten 24
3.3.2. Ontwikkeling score-instrument 26
3.3.2.1. Geselecteerde factoren 26
3.3.2.2. Opmaken instrument 28
3.3.3. Valideren scoreformulier 28
3.3.4. Piloottesting 28
3.3.5. Ethisch Comité 29
HOOFDSTUK 4: RESULTATEN 30
4.1. Is er een verschil tussen de classificatie van VG-MZG en de combinaties
die kunnen worden gemaakt volgens het type behandeling (eenvoudig en
complex) en de diepte van een wonde (gesloten, oppervlakkig en diep)? 32
4.1.1. Verschil in tijdsinvestering tussen het type behandeling van wonden 32
4.1.2. VG-MZG 34
4.1.3. VG-MZG versus het soort behandeling en de diepte van een wonde 34
4.2. Zit er een verschil in de tijdsduur van een wondzorg, afhankelijk van het
aantal wonden die zich bevinden in eenzelfde wondzone? Is er een
verschil waarneembaar indien een wonde zich in één of meerdere
wondzones bevindt? 36
4.3. Zijn er factoren, die een invloed kunnen uitoefenen op de tijdsduur van
een wondzorg onderverdeeld volgens VG-MZG? 37
4.3.1. Factoren die wondzorg beïnvloeden volgens de classificatie VG-MZG : 37
4.3.2. Kan de locatie van een wondzorg een verschil geven in de tijdsduur van een
wondzorg? 39
4.4. Zijn de WIN-tijden verschillend van de tijden gevonden tijdens de
zelfregistratie van wondzorg binnen deze studie? 41
V
4.5. Hebben de wondzorgen binnen de classificatie van VG-MZG eenzelfde
tijdsduur op de verschillende heelkundige diensten? 42
4.6. Invloed van variabelen die in andere klassen voorkomen van de VG-
MZG 43
HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE EN CONCLUSIE 45
5.1. Conclusie: 45
5.2. Discussie 46
5.3. Limits: 47
BIJLAGEN
Tabel 1: Resultaten bij eenvoudige behandeling van wonden
Tabel 2: Resultaten bij complexe behandeling van wonden
Tabel 3: Eenvoudige versus complexe behandeling van wonden
Tabel 4: Tijdsduur wondzorgen volgens de VG-MZG classificatie
Tabel 5: Aantal wondzorgen volgens verschillende onderverdelingen
Tabel 6: Verschil in tijdsduur in meer dan één wondzone
Tabel 7: De tijdsduur van wondzorgen waarop de factoren een invloed
hebben binnen L200
Tabel 8: De tijdsduur van wondzorgen waarop de factoren een invloed
hebben binnen L300
Tabel 9: De tijdsduur van wondzorgen waarop de factoren een invloed
hebben binnen L400
Tabel 10: Tijdsduur per locatie binnen L200
Tabel 11: Tijdsduur per locatie binnen L300
Tabel 12: Tijdsduur per locatie binnen L400
Tabel 13: Tijden WIN-project versus tijden binnen deze scriptie volgens VG-
MZG classificatie
Tabel 14: Tijdsduur wondzorg volgens L200 op de verschillende afdelingen
Tabel 15: Tijdsduur wondzorg volgens L300 op de verschillende afdelingen
Tabel 16: Verschil in tijdsduur bij het wel of niet ervaren van pijn bij een
wondzorg
VI
Woord vooraf
Bij het realiseren van deze scriptie heb ik de gelegenheid gekregen om hetgeen ik de
vorige twee jaar heb geleerd te integreren. Ik heb de gelegenheid gekregen om
ervaring op te doen in zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek.
Deze scriptie heb ik niet alleen kunnen maken. Eerst en vooral wil ik Prof. Defloor
bedanken voor de begeleiding en goede raad. De opmerkingen en adviezen van mijn
copromotoren Barbara Janssens en Dries Myny waren eveneens een grote steun.
Graag had ik de wondzorgexperten: Mevr. S. Schillemans, Mevr. S. Dellobelle. Dhr. J.
Verbelen, Dhr. P. Van Waeyenberghe, Dhr. B. Oosterlynck, Dhr. F. Deceur, Dhr. B.
Plubier en Dhr. M. Tack bedankt om mee te werken aan het ontwikkelen en valideren
van het scoreformulier voor wondzorg. Zonder hen had deze scriptie niet tot stand
kunnen komen.
De directies van het AZ St-Jan Brugge-Oostende AV campus Brugge, het Universitair
Ziekenhuis Gent, alle verpleegkundigen en alle patiënten die deelnamen aan deze
studie wil ik eveneens bedanken voor hun medewerking.
Zonder de psychologische en praktische steun van mijn moeder, vele vrienden en
collega’s had ik deze scriptie niet kunnen realiseren. Hen wil ik hierbij oprecht danken
voor alle hulp die ik van hen heb ontvangen.
Ten slotte wil ik iedereen danken die geholpen heeft tijdens mijn opleiding en het
maken van deze scriptie.
Valerie
VII
Gebruikte afkortingen:
B240 : Zorgen aan een urinair stoma
B250 : zorgen aan een urinaire verblijfssonde
C-dienst : Heelkundige dienst
cm : centimeter
CNC : Clinical Nursing Consulting
D-dienst : Interne dienst
DRG : Diagnostic Related Groups
DTM : Directe tijdsmeting
EC-UZG : Ethisch Comité Universiteit Gent
FCE : Federaal Kennis Centrum
G-dienst : Geriatrische dienst
IQR : Inter Quartiel Range
KB : Koninklijk Besluit
Klasse H : Zorg bij geneesmiddelengebruik
Klasse L : Huid- en wondverzorging
KUL : Katholieke Universiteit Leuven
L100 : Opvolging van een wonde en/of een verband en/of gebruikt materiaal
zonder verbandwissel
L200 : Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten
L300 : Eenvoudige verzorging van een open wonde
L400 : Complexe verzorging van een open wonde
L500 : Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische
aandoeningen
min : minuten
MMO : Multi moment opname
MVG : Minimale Verpleegkundige Gegevens
N : grootte steekproef
N200 : Zorgen en/of opvolging van een toegangspoort
NIC : Nursing Intervention Classification
U : waarde van de Man Whitney U-test
VIII
UCL : l’Université Catholique de Louvain
ULg : l’Université de Liège
UZG : Universitair Ziekenhuis Gent
VG-MZG : Verpleegkundige Gegevens Minimale Gegevens
WIN : Workload Indicator for Nursing
1
Inleiding
De overheid wil kwaliteitsindicatoren aan de verpleegkundige praktijk koppelen. Aan
de hand van de recent geactualiseerde Verpleegkundige Gegevens Minimale
Ziekenhuis Gegevens (VG-MZG) wil de federale overheid nagaan of deze kunnen
worden gebruikt binnen het ziekenhuisfinancieringssysteem (Sermeus W., Gillet P.,
Tambeur W., Gillain D., Grietens J., Laport N., Michiels D., Thonon O., Vanden Boer
G., Van Herck P., Swartenbroekx N. & Ramaekers D.; 2007). Wondzorg is één van de
klassen binnen de VG-MZG waarbij echter weinig onderzoek is uitgevoerd naar de
tijdsinvestering ervan. Daarom werd voor deze masterproef gekozen. De titel is:
“Evaluatie van de duur van wondzorg volgens de VG-MZG-codeerhandleiding”.
In hoofdstuk één wordt de evolutie van de VG-MZG en de tijdsregistratie van
wondzorg weergegeven samen met de doelstellingen die de Federale Overheid heeft
opgesteld bij de actualisatie van VG-MZG.
Naar aanleiding van deze doelstellingen heeft het Federaal Kennis Centrum (FCE)
samen met l’Université de Liège (ULg) en de Katholieke Universiteit Leuven (KUL)
een studie opgezet om na te gaan hoe de nieuwe VG-MZG kunnen gebruikt en
geïntegreerd worden in het ziekenhuisfinancieringssysteem (Sermeus W., et al 2007).
De Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid gaf de opdracht aan de Universiteit
Gent, het Universitair Ziekenhuis Gent (UZG) en l’Université Catholique de Louvain
(UCL) om een werklastinstrument te ontwikkelen om het verpleegkundig en
verzorgend personeel intern binnen het verpleegkundig departement van algemene
ziekenhuizen op een objectieve wijze te (her)verdelen. Dit resulteerde in het Workload
Indicator for Nursing (WIN-project) (Schouppe L., Defloor T., Gobert M. & Van
Goubergen D., 2007).
Vertrekkende vanuit een literatuurstudie worden de probleem- en doelstellingen (van
deze scriptie) in hoofdstuk twee besproken.
De gehanteerde methodiek wordt verduidelijkt in hoofdstuk drie. De
onderzoeksvragen, het onderzoeksdesign, de setting en de steekproef worden verder in
dit hoofdstuk uitgewerkt.
2
In hoofdstuk vier worden de resultaten van deze studie weergegeven en besproken.
De conclusie, discussie, problemen en beperkingen binnen deze studie en de verdere
aanbevelingen worden in hoofdstuk vijf verduidelijkt.
3
Hoofdstuk 1: Literatuurstudie
1.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de beschikbare literatuur met betrekking tot zowel de Minimale
Verpleegkundige Gegevens (MVG) als tot de wondzorg samengevat. In dit kader
worden eveneens de twee projecten beschreven waartoe de Federale Overheid
opdracht toe gaf.
1.2. VG-MZG
1.2.1. Definitie
“Minimale Verpleegkundige Gegevensregistratie is de systematische registratie van
een zo klein mogelijk aantal eenduidig gecodeerde gegevens, met betrekking tot of ten
behoeve van de uitoefening van de verpleegkunde. Hierbij wordt aan een zo groot
mogelijke groep van gebruikers informatie beschikbaar gesteld in functie van een
brede waaier van informatiebehoeften” (Sermeus W., 1992).
1.2.2. Methodologie
Om na te gaan welke artikels er beschikbaar zijn omtrent de ontwikkeling van VG-
MZG binnen België werden de termen (niet als MesH-termen) “minimum dataset” en
“Belgium” gecombineerd d.m.v. ‘and’ in Pubmed, Web of Science en Cochrane
Library. In de zoekstrategieën werd de literatuur van de laatste 10 jaar doorzocht. Deze
zoektocht leverde 17 artikels op in Pubmed, 13 artikels in Web of Science en vier
artikels in de Cochrane Library. De artikels werden op titel geselecteerd indien
minimum dataset en Belgium erin voorkwamen. Daarna werd het abstract
doorgenomen om de relevantie van het artikel na te gaan. Indien de historiek en de
ontwikkeling van VG-MZG in het abstract naar voor kwam, werd het artikel
weerhouden. De internetsite van de Federale Overheid https://portal.health.fgov.be
werd geraadpleegd voor publicaties en rapporten m.b.t. de actualisatie van VG-MZG.
Uiteindelijk werden vier van de 26 artikels weerhouden op basis van titel en abstract.
4
1.2.3. Historiek
Een nieuwe financieringswijze werd opgezet op basis van de perfomantie van de
ziekenhuizen. Performantie is de mate waarin de gestelde doelstellingen efficiënt en
effectief worden uitgevoerd (https://www.encyclo.nl). Op vraag van de
verpleegkundige beroeps- en ziekenhuisorganisaties werd een minimale dataset met
verpleegkundige interventies aan de financiering van de ziekenhuizen toegevoegd.
Daarom werd in 1983 de eerste stap gezet in de ontwikkeling van Minimale
Verpleegkundige Gegevens (MVG). Deze dataset bestond uit 23 items. In het KB van
14 augustus 1987 werd de registratie verplicht in alle algemene ziekenhuizen (Sermeus
W., Delesie L., Van Landuyt J., Wuyts, Vanden Boer G. & Manna M., 1994). Deze
verpleegkundige gegevens dienden om de behoefte aan verpleegkundige zorg te
kunnen onderzoeken, meer bepaald:
� het onderzoeken van de relatie tussen verpleegkundige diagnosestelling en
verpleegkundige behandeling;
� het evalueren van de verpleegkundige zorg op het vlak van outcome en
financiële kost;
� het anticiperen op de evoluties binnen het verpleegkundig beroep;
� het toewijzen van de beschikbare financiële middelen aan de ziekenhuizen
(Sermeus W. et al., 1994).
1.2.4. Actualisatie
Aangezien de MVG sinds 1985 niet meer werden aangepast aan de verpleegkundige
ontwikkeling, drong een actualisatie zich op. Bij deze actualisatie werden de volgende
basisprincipes vooropgesteld door de Federale Overheid aan de werkgroep
Actualisatie1, bestaande uit Vlaamse en Waalse deelnemers:
� De verpleegkundige terminologie aanpassen aan de internationale terminologie
en aan de recente en toekomstige veranderingen binnen de gezondheidszorg en
vooral binnen de verpleegkunde;
1 Prof. Dr. W. Sermeus, Prof. Dr. L. Delesie, K. Van den Heede, D. Michiels (KULeuven), Prof. Dr. P. Gillet, J. Cocognotto, O. Thonon (CHU Liège).
5
� De VG-MZG registratie baseren op de internationale verpleegkundige
taalontwikkeling zodat communicatie duidelijk wordt binnen eigen en andere
professies en ook voor de overheid;
� De ontwikkeling van toepassingen mogelijk maken voor de overheid, directies
en managers;
� De registratie integreren binnen het geheel van de ziekenhuis- en
patiëntenregistratiesystemen;
� De ontwikkeling van deze actualisatie in voordurende dialoog met de
ziekenhuizen en verpleegkundigen.
(Sermeus W., Van den Heede K., Michiels D., Delesie L., Gillet P., Codognotto
J., Thonon O., Van Boven C.; 2005).
Deze basisprincipes werden opgesteld om een beeld te vormen van de interventies die
worden uitgevoerd door zorgverleners. De VG-MZG evolueerden van de
oorspronkelijke 23 items naar de huidige 78 items. Deze 78 items zijn gebaseerd op de
Nursing Intervention Classification (NIC) en werden door experten geselecteerd uit de
huidige 542 NIC labels. De VG-MZG bevatten vier niveaus. Deze niveaus werden
overgenomen vanuit de NIC waar deze structuur werd gehanteerd voor de
gebruiksvriendelijkheid (opgehaald op 30 juni, 2009, van
http://www.nursing.uiowa.edu/excellence/excellence.htm). Deze niveau’s stellen een
hiërarchie voor waarbij de domeinen voor de eerste onderverdeling zorgen. De
domeinen worden onderverdeeld in klassen en de VG-MZG-items verdelen de klassen
onder in de mogelijke te scoren handelingen van verpleegkundigen (zie bijlage 1).
De domeinen verdelen de verpleegkundige interventies in zes grote groepen, nl.:
� zorg bij de elementaire fysiologische functies;
� complexe fysiologische functies;
� gedrag;
� veiligheid;
� gezin en familie;
� gezondheidszorgbeleid.
6
De 23 klassen, die worden voorgesteld door de letters van het alfabet, zorgen voor de
onderverdeling binnen deze domeinen. Per klasse zijn er verschillende score-items
mogelijk en deze worden voorgesteld door het eerste cijfer dat volgt op de letter. Ieder
item bestaat uit:
� de naam van het item (Bijv.: Verzorging van wonden met suturen en/of
insteekpunten)
� de definitie: (Bijv.: Het geheel van activiteiten m.b.t. de zorgen aan een
gesloten wonde en/of insteekpunt bestaande uit:
Het reinigen en/of ontsmetten van een chirurgische
gesloten wonde
OF
Het reinigen en/of ontsmetten van een insteekpunt
EN
De opvolging van de wonde en/of het insteekpunt
Bepalen van het aantal zones met dat type wonde (zie
wondzonekaart, zie bijlage 4))
� de scoremogelijkheden: (Bijv.: Frequentie van de wonde die het meest
verzorgd werd per zone (= score per zone)
Optellen van de scores per zone)
� de controle-elementen: (Bijv.: Het soort wonde en/of insteekpunt
De klinische beschrijving van de wonde
(lokalisatie, grootte, kleur, eventueel aanwezig
materiaal: hechtingen, drainage, …);
De toegediende activiteiten (werkwijze, gebruikte
materialen en producten);
De observatie van de wonde of het insteekpunt
tijdens de verzorging;
De gewijzigde manier van verzorgen, het gebruik
van andere materialen en producten.)
� de opmerkingen: (Bijv.: De verzorging van een gehechte episiotomienaad
of perineumscheur d.m.v. een vulvatoilet of een
zitbad kan gescoord worden binnen dit item;
7
De zorgen aan de toegangspoorten met of zonder
bevestigingsdraad worden gescoord in N200 (=
zorgen en/of opvolging toegangspoot);
Deze wonden zijn geen eenvoudige (L300) of
complexe (L400) verzorgingen aan open wonden
of dermatologische laesies (L500);
De zorgen aan slijmvliezen en ogen worden niet
gescoord.)
Per item zijn één of meerdere coderingsmogelijkheden. Elke codering bestaat uit drie
cijfers na de letter die de klasse vertegenwoordigt. Sommige items hebben
verschillende coderingsmogelijkheden, bij deze verschillen de tientallen van getal. Vb:
B240 (= Zorgen aan een urinair stoma), B250 (= Zorgen aan een urinaire
verblijfssonde), … Per item is slechts één codatie per zorgperiode mogelijk, de
hoogste in tientallen wordt gescoord.
De Federale Overheid wil deze geactualiseerde VG-MZG gebruiken voor de
financiering van de verpleegkundige ziekenhuiszorg, de ontwikkeling van
kwaliteitsindicatoren en indicatoren van verantwoorde hospitalisatie. De ziekenhuizen
kunnen deze geactualiseerde VG-MZG gebruiken voor de personeelsverdeling op hun
afdelingen. Om een werklast aan de items uit VG-MZG te kunnen toewijzen werd in
het WIN-project voor elk item, behandeld in het project, een normtijd bepaald
(Schouppe L. et al, 2007).
8
1.3. Wondzorg
Wondzorg is één van de items binnen VG-MZG en wordt in deze masterproef verder
onderzocht.
1.3.1. Methodologie
Om na te gaan wat in de literatuur terug te vinden is rond wondzorg en werkbelasting
werd gekozen om in Pubmed de volgende MesH-termen te gebruiken: ‘wounds and
injuries’, ‘workload’, ‘time and motion studies’ en ‘nurses’.
Aangezien er in eerste instantie werd gezocht naar artikels op het vlak van wondzorg,
werd de meshterm ‘Wounds and Injuries’ geselecteerd. Deze term werd door de
MesH-database gedefinieerd als: schade aan het lichaam als gevolg van directe of
indirecte externe krachten met of zonder onderbreking van de structurele integriteit
(opgehaald 01 juni, 2009, van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?db=mesh).
In tweede instantie werden de artikels geselecteerd die verwezen naar de werklast of
tijdsbesteding van verpleegkundigen op het vlak van wondzorg. Om die reden werd
gekozen voor ‘Workload’. Dit wordt door de MesH-database gedefinieerd als: ‘Het
werk dat door een individu, een organisatie of een andere groep van arbeiders wordt
uitgevoerd gedurende een bepaalde tijd’. Deze term werd ingevoerd in 1992 in de
MesH-databank:
(opgehaald 01 juni, 2009, van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?db=mesh).
Ook de term ‘Time and Motion studies’ werd geselecteerd. Deze term wordt in de
MesH-database gedefinieerd als: ‘de observatie en analyse van een taak met de nadruk
op de tijd nodig om deze taak uit te voeren’. Deze term werd in 1991 geïntroduceerd
(opgehaald 01 juni, 2009, van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?db=mesh).
Aangezien wondzorg een onderdeel is van VG-MZG en deze de verpleegkundige
interventies in kaart wil brengen, werd de term ‘Nurses’ eveneens in het
literatuuronderzoek gebruikt. Met de term Nurses wordt door de MesH-database
verwezen naar de professioneel opgeleide verpleegkundigen die diensten verlenen aan
personen die hulp nodig hebben om hun fysische of mentale gezondheid te behouden
9
of te herstellen. Deze term werd voor het eerst gebruikt in het jaar 1967 (opgehaald 01
juni, 2009, van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?db=mesh).
De bovenvermelde termen werden afzonderlijk en door het woord ‘and’ in combinatie
met elkaar ingevoerd in Pubmed, Web of Science en de Cochrane Library. Enkel
artikels in het Frans, Engels en Nederlands werden weerhouden.
Van deze artikels werd een eerste selectie gemaakt op basis van de titel. Indien de titel
verwees naar de tijdsduur, de tijdsinvestering of de werklast bij wondzorg werd het
abstract nagelezen. Pubmed leverde 482 artikels op, Web of Science 40 artikels en de
Cochrane Library 130 artikels.
Van alle gevonden artikels bleek geen enkel artikel de tijdsduur, de tijdsinvestering of
de werklast van wondzorg te onderzoeken.
1.3.2. Wondzorg
Wondzorg is een ruim gedocumenteerd onderwerp in de wetenschappelijke literatuur.
Er is echter zeer weinig literatuur terug te vinden over de tijdsinvestering van
verpleegkundigen met betrekking tot wondzorg. Daarom mocht de bibliotheek van
Prof. Defloor geraadpleegd worden.
Er werd één studie gevonden die de tijdsinvestering van verpleegkundigen op het vlak
van wondzorg aanhaalde. In het doctoraat van Ester Vermeulen (2006) werden enkele
verwijzingen naar de tijdsduur van wondzorg teruggevonden in het hoofdstuk met als
titel: “Occlusieve versus gauze dressings for local wound care in surgical patients: A
randomised clinical trial.” Dit hoofdstuk werd nog niet gepubliceerd.
Vermeulen (2006) vergeleek het gebruik van occlusieve verbanden versus
gaasverbanden. Dit werd in een gerandomiseerde studie bij 285 gehospitaliseerde
chirurgische patiënten met open wonden onderzocht. De patiënten werden door een
computer gerandomiseerd voor het gebruik van gaas- of occlusieve verbanden.
Occlusieve verbanden bestonden uit verbandmaterialen die niet gebaseerd waren op
gaas, zoals foamverbanden, alginaten, hydrogels, hydrocolloïden, hydrofibers en
filmverbanden. Gaasverbanden konden in droge, natte of geparafineerde vorm
10
voorkomen. Binnen deze studie werden geslacht, leeftijd, onderliggende pathologie en
de grootte van de grootste wonde geregistreerd. De eerste variabele in dit onderzoek
was de tijdsduur die nodig was om epithelisatie van de wonde te bereiken. De andere
variabelen waren de ervaren pijn tijdens de verbandwissels, de kosten van de
verpleegkundige tijd en wondzorgmaterialen, de verblijfsduur van de patiënt in het
ziekenhuis en eventuele nevenwerkingen van de gebruikte verbanden. Bovenstaande
variabelen werden door een externe observator waargenomen vanaf het moment dat de
verpleegkundige haar handschoenen aantrok tot wanneer ze deze weer uitdeed. De tijd
nodig om een verbandwissel uit te voeren bij de occlusieve verbanden bedroeg 4.8
minuten2 en voor de gaasverbanden 5.0 minuten3. De kosten van occlusieve verbanden
(€ 6.43) waren hoger dan bij gaasverbanden (€ 1.85, p < 0.001). In haar onderzoek
besloot Vermeulen dat de kosten per dag voor verpleegkundige tijdsinvestering van
gaasverbanden hoger waren dan de kosten bij occlusieve verbanden4. De lagere
tijdsinvestering van verpleegkundigen bij occlusieve verbanden woog niet op tegen de
hogere verbandkosten in de totale kostprijs-berekening5 (Vermeulen E., 2006).
1.4. MVG en wondzorg
De geactualiseerde VG-MZG worden ingedeeld in zes domeinen waarvan wondzorg
een klasse is binnen het domein ‘Complexe fysiologische functies’ (zie bijlage 1).
Klasse L: ‘Huid- en wondverzorging’ bevindt zich binnen dit domein. Deze klasse
bevat vijf items en deze werden in deze masterproef onderzocht. De items zijn:
� L100: het toezicht op een wonde, wondomgeving en verbandmateriaal (zonder
verzorging);
� L200: de verzorging van wonden met suturen en insteekpunten;
� L300: de eenvoudige verzorging van een open wonde;
� L400: de complexe verzorging van een open wonde;
� L500: de verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische
aandoeningen. (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen
en Leefmilieu DG1 Dienst Datamanagement, 2009)
2 mediaan 4.8 min, IQR: 3.0 min – 8.1 min 3 mediaan 5.0 min, IQR: 3.0 min – 7.8 min 4 occlusieve verbanden mediaan: €1.28 versus gaas verbanden mediaan: € 2.41, p = 0.0002 5 occlusieve verbanden mediaan: €7.48 versus mediaan: € 3.98 voor gaasverbanden, p = 0.0021
11
Tijdens de actualisatie van VG-MZG werd een werkgroep opgericht voor de klasse
huid- en wondverzorging. Tijdens de eerste testfase van de nieuwe VG-MZG werden
problemen ervaren bij de wondzorgitems. Een gebrek aan eenduidigheid en
detaillering werd ervaren binnen deze klasse. De werkgroep gaf aan dat er een tekort
was aan expertise om een globaal overzicht te kunnen geven voor alle types van
wondzorg. Een werkgroep van 10 wondzorgexperts kreeg de opdracht om de items te
herwerken en te definiëren. De volgende doelstellingen werden vooropgesteld vanuit
de problemen uit de eerste testfase:
� eenduidigheid en eenvoud in de te scoren items;
� in functie van de toepassingen;
� toepasbaar in de meerdere zorgprogramma’s in acute ziekenhuizen (Sermeus W. et al,
2005).
Dit resulteerde in de huidige opzet binnen de klasse L: huid- en wondverzorging.
1.4.1. Het WIN-project
De Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (= Prioritaire Overheids Diensten)
gaf in overleg met de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Leefmilieu en
Veiligheid van de voedselketen in het kader van het programma ‘Actie ter
ondersteuning van de strategische prioriteiten van de Federale Overheid’ op één juni
2006 de opdracht om een werklastinstrument te ontwikkelen. Dit instrument had als
doelstelling om het verpleegkundig en verzorgend personeel intern binnen het
verpleegkundig departement van algemene ziekenhuizen op een objectieve wijze te
(her)verdelen. Deze opdracht werd gegeven aan de Universiteit Gent, het Universitair
Ziekenhuis Gent en de l’Université Catholique de Louvain. Dit resulteerde in het
WIN-project (Schouppe L. et al, 2007).
12
Binnen dit onderzoeksproject werden een aantal concrete doelstellingen geformuleerd:
� het bepalen van het aandeel in de tijdsbesteding aan verpleegkundige activiteiten
dat verklaard wordt door de items VG-MZG;
� het vaststellen van normtijden per item VG-MZG ;
� het construeren van een aangepast instrumentarium dat toelaat het verplegend en
verzorgend personeel objectief te (her)verdelen, meer bepaald op basis van de
VG-MZG (Schouppe L. et al, 2007).
Deze studie werd op heelkundige (= C-dienst), interne (= D-dienst) en geriatrische (=
G-dienst) diensten uitgevoerd. Deze diensten vertegenwoordigen 70% van alle acute
ziekenhuisbedden in België.
In eerste instantie werden de definities van de codeerhandleiding omgezet in
herkenbare en registreerbare activiteiten. Deze werden via de Delphimethode6
gevalideerd door een expertengroep die 57 leden bevatte.
Om tijden te bepalen per item werd, afhankelijk van het item, gebruik gemaakt van
zelfregistratie, subjectieve inschatting of multimoment opname (MMO).
Zelfregistratie en/of subjectieve inschatting werden gebruikt indien het om sterk
gefractioneerde deelactiviteiten ging, indien het om een item ging dat zelden
voorkwam, of wanneer het door samenvallen met andere activiteiten moeilijk kon
worden begrensd. MMO werd gebruikt bij de items van VG-MZG die frequent
voorkwamen, die door externe observatoren waarneembaar waren, die te classificeren
zijn en die afzonderlijk uitvoerbaar en van korte duur zijn (Schouppe L. et al, 2007).
Deze methoden worden verder beschreven in hoofdstuk twee.
Op deze manier werd nagegaan wat de ‘covering’ is van alle verpleegkundige
activiteiten door de VG-MZG items. Bovendien werden normtijden vastgelegd per
VG-MZG-item. De normtijden staan voor een tijd in minuten die verpleegkundigen
nodig hebben om een VG-MZG item uit te voeren. Na het bepalen van de finale
normtijden werd de expertengroep gevraagd om deze tijden te valideren (Schouppe L.
et al, 2007).
6 De kern van de Delphi-methode is een herhaalde bevraging van deskundigen (opgehaald 22 juli, 2009, van
http://www.viwta.be/files/MethDelphi.pdf).
13
Voor de klasse L: ‘Huid- en wondverzorging’ werd gekozen om de normtijden binnen
deze klasse via MMO te bepalen aan de hand van externe observatoren. De normtijden
binnen de klasse ‘Huid- en wondverzorging’ voor de heelkundige diensten die
voorgesteld worden met kenletter C zijn:
� L200: de verzorging van wonden met suturen en insteekpunten (7
minuten/wondzone);
� L300: de eenvoudige verzorging van een open wonde (9 minuten/wondzone);
� L400: de complexe verzorging van een open wonde (16 minuten/wondzone).
Deze WIN-tijden zullen later in deze scriptie worden gebruikt om een vergelijking te
kunnen maken met de tijden uit deze studie.
Daarna werd er een informaticamodule ontwikkeld voor de (her)verdeling van het
verpleegkundig en verzorgend personeel op basis van de VG-MZG (Schouppe L. et al,
2007).
1.4.2. Het KCE
Het Federaal Kennis Centrum heeft samen met het ULg en de KUL een studie opgezet
om na te gaan hoe de geactualiseerde VG-MZG kunnen worden geïntegreerd en
gebruikt in het ziekenhuisfinancieringssysteem. Er werd nagegaan hoe de VG-MZG
een antwoord kunnen bieden op de kritiek van de ziekenhuisadministraties en de
professionele gezondheidswerkers (Sermeus L. et al., 2007).
Deze kritiek bestond uit volgende elementen:
� De ziekenhuisfinanciering is niet verbonden aan DRG’s (Diagnosis Related
Groups);
� De kostenweging gebeurt op basis van de effectieve staffingsratio’s waardoor
afdelingen met veel personeel worden bevoordeeld;
� De kostenweging is onvoldoende gevoelig voor de wijzigingen in de
verpleegkundige praktijk;
� De zorgintensieve verpleegafdelingen, zoals geriatrie, zijn niet opgenomen in het
aanvullende financieringsplan (Sermeus W. et al, 2007).
14
Binnen deze studie heeft men in eerste instantie nagegaan welke methoden er in het
buitenland werden gebruikt voor de financiering van verpleegkundige zorg. Daarna
werd de literatuur geraadpleegd m.b.t. de items die terug te vinden zijn in de VG-
MZG-codeerhandleiding. Als laatste werd onderzocht hoe de VG-MZG kunnen
worden gebruikt in de financiering van de verpleegkundige zorg binnen de
ziekenhuizen (Sermeus W. et al, 2007).
Om de variabiliteit in de verpleegkundige noden te kunnen beoordelen werden 112
casussen ontwikkeld. Deze werden gebaseerd op echte patiëntendossiers,
gecombineerd met de informatie die verpleegkundigen opgaven (Sermeus W. et al,
2007).
Deze casussen vertegenwoordigden een volledige dag van 24u. Alle items van de
vorige en de nieuwe VG-MZG konden worden gescoord. De casussen werden voor
heelkundige, pediatrische, intensieve en geriatrische diensten uitgewerkt (Sermeus W.
et al, 2007).
De beoordeling van de casussen gebeurde door 202 verpleegkundigen over heel België
namen deel aan. De verpleegkundigen die deelnamen dienden minimum vijf jaar
werkervaring als verpleegkundige te hebben en één jaar als leidinggevende. De
casussen werden gerandomiseerd toegewezen aan de verpleegkundigen. Iedere
verpleegkundige kreeg minimaal acht en maximaal twaalf casussen om te beoordelen.
Het doel was om tien beoordelingen per casus te bekomen zonder dat een
verpleegkundige een casus tweemaal beoordeelde (Sermeus W. et al, 2007).
Voor iedere casus werd gevraagd om in te schatten hoeveel tijd een verpleegkundige
nodig zou hebben om de zorg uit te voeren, beschreven in de casus. Dit resulteerde in
tijden die worden toegekend per VG-MZG-item (Sermeus W. et al, 2007).
15
Hoofdstuk 2: Onderzoeksvragen
2.1. Inleiding
De VG-MZG coördinatoren en de verpleegkundigen op de werkvloer hebben het
gevoel dat de VG-MZG onvoldoende de verschillen in zorgzwaarte van wondzorgen
naar voor brengen. Aangezien binnen de actualisatie van de VG-MZG een werkgroep
werd opgericht voor de klasse huid- en wondverzorging, kan worden aangenomen dat
deze klasse geen eenvoudige materie is om in kaart te brengen.
Momenteel zijn weinig studies verricht naar de tijdsduur van wondzorg uitgevoerd
door verpleegkundigen. Om beter inzicht te verwerven welke directe factoren een
invloed uitoefenen op de tijdsduur, wordt in deze scriptie een scoringsinstrument voor
wondzorg ontwikkeld dat in hoofdstuk drie verder wordt uitgewerkt.
2.2. Onderzoeksvragen
Volgende onderzoeksvragen worden beantwoord in deze scriptie:
� Kan een verschil worden waargenomen tussen de classificatie van VG-MZG en
de combinaties die kunnen worden gemaakt volgens het type behandeling
(eenvoudig en complex) en de diepte van een wonde (gesloten, oppervlakkig en
diep)?
� Wordt een verschil vastgesteld in de tijdsduur van een wondzorg, afhankelijk
van het aantal wonden dat zich bevindt in eenzelfde wondzone? Is er een
verschil waarneembaar indien een wonde zich in één of meerdere wondzones
bevindt?
� Zijn er factoren die een invloed kunnen uitoefenen op de tijdsduur van een
wondzorg onderverdeeld volgens VG-MZG?
� Hebben factoren zoals isolatiemaatregelen, gewaarwording van pijn, psychische
toestand (zoals angst, verwardheid, …), die in andere klassen voorkomen binnen
de VG-MZG een invloed op de tijdsinvestering van wondzorg uitgevoerd door
verpleegkundigen?
16
� Tijdens het WIN-project werden tijden toegekend aan de items binnen de klasse
huid- en wondverzorging. Zijn deze tijden verschillend van de tijden gevonden
tijdens de zelfregistratie van wondzorg binnen deze studie?
� Hebben de wondzorgen binnen de classificatie van VG-MZG eenzelfde tijdsduur
op de verschillende heelkundige diensten?
2.3. Design
In deze scriptie werd van een observationeel design gebruik gemaakt dmv
zelfregistratie van de verpleegkundigen op de deelnemende heelkundige afdelingen.
2.4. Keuze registratiemethode
Wondzorg kan via directe tijdsmeting (DTM) of via multimomentopname (MMO)
worden geregistreerd.
Directe tijdsmeting omvat het uitvoeren van continue tijdsobservaties door één
observator bij één persoon gedurende één shift, representatief voor een ‘normale’
werkdag. Deze directe vorm van observatie voor tijdsmetingen registreert de tijdsduur,
gespendeerd aan een welomschreven taak, d.m.v. een instrument voor datacollectie.
Het registreren van gedetailleerde informatie rond de precieze tijdsbesteding wordt
door directe tijdsmeting mogelijk. Er dient aan een aantal voorwaarden te worden
voldaan, nl. het te observeren werk dient opgesplitst te zijn in gedetailleerde acties met
een logische volgorde, een beperkte tijdsduur en duidelijk observeerbare begin- en
eindpunten (Burke T.A., McKee J.R., Wilson H.C., Donahue R., Batenhorst A.S. en
Pathak D.S., 2000).
Multimomentopname vindt zijn oorsprong in de industriële ingenieurswetenschappen.
Het is een methode waarbij verschillende onmiddellijke observaties van individuele
activiteiten kunnen worden geregistreerd en geanalyseerd door externe observatoren.
Deze methode meet enkel taken en activiteiten zonder de kwaliteit en de complexiteit
ervan te beoordelen (Wirth P., Kahn L., Perkoff G.T., 1978).
Zelfregistratie is een alternatief voor de traditionele MMO. Het individu observeert en
registreert zelf de uitgevoerde acties zonder de aanwezigheid van een externe
17
observator. Het individu wordt voordien zoals een externe observator opgeleid en het
registratie-instrument wordt aan de specifieke studie-omstandigheden aangepast
(Everhart N., 1997; Pelletier D. & Duffield C., 2003).
Delobelle S. en Smet K. (2007) hebben in hun masterproef: “Zelfregistratie via
multimoment-opname, een betrouwbare registratiemethode binnen de
verpleegkunde?” onderzoek naar tijdstudies binnen de verpleegkunde verricht. Zij
concludeerden dat: “Het vaststellen van een bepaalde tijdsduur van een activiteit het
best door directe tijdsmetingen wordt uitgevoerd” (Delobelle S. & Smet K., 2007). Bij
17 van de 19 hoofdcategorieën werd er geen verschil gevonden tussen de resultaten
van externe observatoren en de resultaten van zelfregistratie. Enkel bij ‘hygiënische
zorgen’ en ‘communicatie’ werd er een verschil tussen de aanwezigheid versus
afwezigheid van externe observatoren waargenomen. Hieruit kan worden besloten dat
zelfregistratie dezelfde resultaten kan opleveren als observatie door externe
observatoren (Delobelle S. & Smet K., 2007).
Deze onderzoekers verwoordden echter dat de resultaten gevonden uit hun
literatuurstudie met enige voorzichtigheid dienden te worden gehanteerd. In de
literatuur werden de resultaten niet altijd ondersteund door de validiteit van de
gegevens en/of de betrouwbaarheid van de resultaten (Dellobelle S. & Smet K., 2007).
In het onderzoek van Burke et al. (2000) werd geen verschil gevonden tussen directe
tijdsmetingen door zelfregistratie van verpleegkundigen en directe tijdsmetingen door
externe observatoren.
Ampte et al. (2007) rapporteerden echter dat verpleegkundigen onderrapporteren met
betrekking tot patiëntenzorg7 terwijl ze overrapporteren ten opzichte van hoe ze de
zorg uitvoerden. Handelingen in direct contact met de patiënt werden
overgerapporteerd8, terwijl geen verschil werd gevonden in de rapportage van waar de
zorg werd uitgevoerd9 en met wie de verpleegkundige contact had10. In deze studie
werd een significantieniveau van 99% gehanteerd. De auteurs geven aan dat de
7 (32.8% zelfrapportage tegenover 40.3% extern geobserveerd met een significantie van p < 0.001)
8 (51.9% zelfrapportage tegenover 44.8% extern geobserveerd met een significantie van p = 0.001)
9 (42.3% zelfrapportage tegenover 46. 3% extern geobserveerd met een significantie van p > 0.072)
10 (36.8% zelfrapportage tegenover 32.3% extern geobserveerd met een significantie van p = 0.032)
18
techniek van de datacollectie de hoofdreden was van de verschillen die ze aantroffen
tussen de zelfregistratie en de extern geobserveerde registratie. De lage compliance bij
zelfrapportage (56%) vooral tijdens drukke periodes, het verschil in de interpretatie
van de te registreren acties tussen de verpleegkundigen versus de observatoren en de
ondersteuning van het management, werden als problemen ervaren. Deze studie
suggereert dat verpleegkundigen de neiging hebben om onder te rapporteren op het
vlak van hun uitgevoerde activiteiten bij de patiënt (Ampt A., Westbrook J., Creswick
N., Mallock N., 2007).
Beide studies raadden verder onderzoek naar deze methodologie aan, daar dit
onderwerp nog weinig werd onderzocht.
2.4.1. Voor- en nadelen registratiemethoden
2.4.1.1. Directe Tijdsmetingen
� Te observeren werk moet opgedeeld worden in gedetailleerde elementen met een
logische volgorde;
� Beperkte tijdsduur;
� Fysieke observeerbare start- en eindpunten (Rascatti K.L. et al, 1986; Nickman
N.A., Guerrero R.M. & Bair J.N., 1990);
� Gedetailleerde beschrijving van de activiteiten van een beperkte aantal personen
(Wirth P. et al, 1978);
� Observator beïnvloeding (Burke T.A. et al, 2000; Pelletier D. & Duffield C.,
2003).
2.4.1.2. Multimoment opname
� Externe observatoren registreren en analyseren verschillende observaties van
individuele activiteiten (Wirth P. et al, 1978);
� Minder observatoren nodig dan bij DTM, waardoor dit een goedkopere methode
is (Pelletier D. & Duffield C., 2003);
� Meet enkel taken en activiteiten (Pelletier D. & Duffield C., 2003);
19
� De activiteiten of taken dienen op vaste of gerandomiseerde tijdstippen gemeten
te worden (Finkler S.A., Knickman J.R., Hendrickson G., Lipkin M., Thompson
W.G., 1993);
� De aanwezigheid van een externe observator zorgt voor een bias;
� Indien de geobserveerde persoon zich veel verplaatst kan de externe observator
moeilijkheden ondervinden om de activiteiten of taken te registreren en/of een
probleem ervaren bij het herkennen van de te registreren activiteiten of taken
(Everhart N., 1997; Pelletier D. & Duffield C., 2003).
2.4.1.3. Zelfregistratie
� Biedt een alternatief binnen de MMO (Dellobelle S. & Smet K., 2007);
� Geen extra kosten voor externe observatoren (Everhart N., 1997; Pelletier D. &
Duffield C., 2003);
� Het individu observeert en registreert zelf de uitgevoerde acties waardoor de
kost lager is (Everhart N., 1997; Pelletier D. & Duffield C., 2003; Burke T.A. et
al, 2000);
� Geen beïnvloeding externe observatoren (Everhart N., 1997; Pelletier D. &
Duffield C., 2003; Burke T.A. et al, 2000)
� De kans op vals registreren is niet groter dan de registratiefouten bij DTM of de
registratiefouten bij MMO door een externe observator (Burke T.A. et al, 2000,
Everhart N., 1997);
� Extra belasting voor de deelnemers (Burke T.A. et al, 2000);
� Niet aanbevolen om een schatting te doen om het totaal activiteiten te berekenen
(Burke T.A. et al, 2000);
� Beïnvloeding van de registrator, doch observator bias verdwijnt (Everhart N.,
1997; Pelletier D. & Duffield C., 2003);
� De registrators kunnen eigen activiteiten nauwkeuriger in categorieën indelen
(Everhart N., 1997; Pelletier D. & Duffield C., 2003);
� Anonimiteit en zekerheid dat de studie geen persoonlijke beoordeling is,
verhoogt de medewerking (Everhart N., 1997).
20
2.4.2. Keuze registratiemethode
Binnen deze scriptie werd voor M.M.O. d.m.v. zelfregistratie gekozen. Het betreft één
specifieke handeling die goed kan worden afgebakend. Deze registratiemethode is
praktisch de meest haalbare methode in functie van de onderzoeksvragen.
2.5. Setting
Binnen deze scriptie werd voor het Universitair Ziekenhuis te Gent en het groot
regionaal ziekenhuis AZ St-Jan Brugge-Oostende AV campus Brugge gekozen. In
beide settings werd de toestemming voor deze registratie aan de Directie Nursing
gevraagd.
In overleg met de ziekenhuisdirecties werden twee heelkundige afdelingen
geselecteerd waar wondzorg frequent voorkomt. In het universitair ziekenhuis waren
dit de afdelingen plastische heelkunde en digestieve heelkunde. In het regionaal
ziekenhuis waren dit de afdelingen orthopedie en algemene heelkunde.
2.6. Sample
Het streefdoel was om per deelnemende afdeling 100 wondzorgen te registreren bij
patiënten die een heelkundige ingreep ondergingen. Dit streefdoel werd na advies van
Prof. Van Maele bepaald en rekening houdend met de haalbaarheid voor de
verpleegkundigen op de afdelingen. In beide settings werd de registratie gedurende 15
dagen uitgevoerd. Er werd gebruik gemaakt van een convenience sample.
Binnen de klasse huid- en wondverzorging bevat het item L100: ‘het toezicht op een
wonde, wondomgeving en verbandmateriaal (zonder verzorging)’. Binnen deze
scriptie wordt enkel de effectieve verzorging van een wonde bestudeerd, daarom zal
dit item niet worden geregistreerd.
21
2.7. Formulier
Het formulier bevat de volgende variabelen:
� wondzones;
� kamernummer, bednummer, leeftijd en geslacht;
� isolatiemaatregelen, verschil in taal en verschil in cultuur;
� datum van wondzorg met begin- en einduur;
� het soort wonde, de dimensies van de wonde;
� het soort behandeling, verwijderen van materiaal, het soort verband en de manier
van fixeren;
� infectietekenen aanwezig, cultuurafname;
� wondomgeving, bescherming, niet gebruiken kleefpleisters;
� doordrongen verband, pijnlijk, angstig, verward/dementerend;
� wondzorgvoorschrift, wondzorgmateriaal, eerste verzorging door de
verpleegkundige, reeds verzorgd door de verpleegkundige, hulp tweede
verpleegkundige;
� onderbreking wondzorg, aantal, duur, reden.
Deze variabelen worden in het volgende hoofdstuk besproken bij de ontwikkeling van
het scoreformulier.
2.8. Procedure
Patiënten die werden opgenomen op de betreffende afdelingen, die een chirurgische
ingreep ondergingen, kwamen in aanmerking voor deelname aan deze studie. De
patiënten werden bij opname geïnformeerd en gevraagd om deel te nemen aan de
studie door de verpleegkundigen werkzaam op de deelnemende afdelingen. De
wondzorg van patiënten die bereid waren om deel te nemen, werd aan de hand van het
scoreformulier voor wondzorg geregistreerd. Tijdens hun shift registreerden de
verpleegkundigen de wondzorg bij deze patiënten.
Dit gebeurde in het regionaal ziekenhuis tijdens de periode van 14 tot en met 28
februari 2009. In het Universitair ziekenhuis gebeurde dit van 23 maart 2009 tot en
met 5 april 2009. Oorspronkelijk was het de bedoeling om deze registratie tijdens een
22
officiële VG-MZG periode te laten uitvoeren. Dit bleek in de praktijk niet haalbaar
daar de registratie van VG-MZG nog te recent werd ingevoerd en deze extra
inspanningen vergden van het personeel. De registratie van het scoreformulier voor
wondzorg werd hierdoor juist voor en juist na een officiële VG-MZG-periode gepland.
De hoofdverpleegkundigen van de deelnemende afdelingen werden telefonisch of via
mail gecontacteerd. Tijdens het eerste contact werd de doelstelling van de studie
uitgelegd. Eveneens werd besproken hoe dit zou worden gecommuniceerd naar de
verpleegkundigen. In het regionaal ziekenhuis werden er vier vormingsmomenten
voorzien van één uur waarop de verpleegkundigen van de deelnemende afdelingen
werden uitgenodigd. Tijdens deze vormingsmomenten werd de studie uitgelegd met de
vooropgestelde doelstellingen. Dit gaf de verpleegkundigen de gelegenheid om vragen
te stellen en te verwachte problemen voor te leggen. In het Universitair Ziekenhuis
werden contactmomenten na een overdrachtsmoment voorzien met de
verpleegkundigen. Daar werden kort de studie en de doelstellingen naar voor gebracht.
De verpleegkundigen konden de onderzoeker telefonisch of via mail contacteren bij
problemen of vragen. In de eerste week van de wondzorg registratieperiode is de
onderzoeker langs geweest op de diensten om te informeren naar problemen of vragen.
Het ging toen voornamelijk om bevestiging naar de verpleegkundigen toe dat het
formulier correct werd gebruikt. Tijdens de registratieperiode heeft de onderzoeker
meerdere malen telefonisch contact gehad met de hoofdverpleegkundigen of
verantwoordelijken van de afdelingen.
De tijdsduur van een wondzorg werd berekend door de begintijd van de wondzorg af
te trekken van de eindtijd. Indien er onderbrekingen waren tijdens de wondzorg werd
de tijd van deze onderbrekingen afgetrokken van de tijd die hierboven werd berekend.
De uiteindelijke tijd werd gedeeld door het aantal wondzones die verzorgd werden
tijdens de wondzorg. Deze tijd werd uitgedrukt in decimale getallen en vormt de basis
binnen dit onderzoek.
Om de classificatie van een wonde te bepalen binnen de codeerhandleiding VG-MZG
gaat men uit van twee variabelen, nl. is een wonde gesloten of open en welke
behandeling wordt toegepast. De items van de klasse huid- en wondverzorging die
23
effectief een verzorging registreren, nl. L200, L300, L400 en L500 zullen in deze
scriptie worden gebruikt. Alle wonden die geregistreerd werden door de
verpleegkundigen, worden door de onderzoeker zelf gescoord volgens de richtlijnen in
de codeerhandleiding van VG-MZG.
Binnen VG-MZG worden insteekpunten van drainage systemen gezien binnen de
verzorging van gesloten wonden. Om die reden worden deze wonden als gesloten
gescoord binnen VG-MZG ondanks dit om een diepe wonde gaat. Binnen deze scriptie
werden deze wonden als open diepe wonden gescoord.
Alle mogelijke beïnvloedende factoren van het scoringsformulier werden omgezet in
getallen in SPSS. Indien een factor niet voorkwam kreeg deze het getal 0 en bij de
aanwezigheid ervan het getal 1. De codatie van alle factoren kan teruggevonden
worden in bijlage 10.
2.9. Ethisch Comité
De verpleegkundigen die werkzaam waren op de deelnemende afdelingen en de
patiënten die in aanmerking kwamen tot deelname aan deze studie, werden
geïnformeerd en gevraagd een informed consent te ondertekenen. Zowel de
verpleegkundigen als de patiënten kregen bij het vragen van hun medewerking aan
deze studie, een informatiebrief waarin beschreven stond wat van hen werd verwacht.
Deze studie werd voorgelegd en goedgekeurd door het Ethisch Comité van het
Universitair Ziekenhuis Gent (EC-UZG) op drie februari 2009 (B67020095310),
(bijlage 5). Het advies werd gevraagd aan de Commissie voor Ethiek te Brugge van
het AZ St-Jan AV. Het wondzorgregistratieformulier en de handleiding werden na de
validatie bezorgd aan het EC te Gent.
2.10. Statistische analyse
Binnen deze scriptie werden niet-parametrische testen gebruikt omdat de steekproef
niet normaal verdeeld was. De Chi-square, de pearson correlatie, de Mann-Whithney
U test en de Kruskal-Wallis test werden uitgevoerd (Brace N., Kemp R. & Snelgar R.,
2003). Voor deze testen werd het programma SPSS (SPSS 15.0, SPSS Inc., USA)
gebruikt.
24
Hoofdstuk 3: Ontwikkeling score-instrument tijdsregistratie
wondzorg
3.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe met de medewerking van wondzorgexperten
het instrument werd ontwikkeld dat de tijdsduur van wondzorg met de beïnvloedende
factoren in kaart kan brengen.
3.2. Doel
De opzet is het ontwikkelen en valideren van een score-instrument waarmee de tijd
gemeten kan worden die nodig is om een wondzorg uit te voeren. Het instrument dient
bovendien de beïnvloedende factoren van de tijdsduur in kaart te brengen.
3.3. Methode
3.3.1. Identificatie van de beïnvloedende factoren
3.3.1.1. Literatuur
In de literatuur werd geen instrument teruggevonden dat de tijdsduur van wondzorg in
kaart brengt. Daarom werd dit score-instrument ontwikkeld.
3.3.1.2. Wondzorgexperten
Uitnodigen wondzorgexperten
Drie wondzorgexperten in het groot regionaal ziekenhuis en drie wondzorgexperten in
het Universitair Ziekenhuis werden aangeschreven. Er werd hen gevraagd of ze bereid
waren om deel te nemen aan de ontwikkeling van een instrument dat de tijdsduur van
wondzorg, uitgevoerd door verpleegkundigen in een ziekenhuis, kan registreren. Ook
Clinical Nursing Consulting vzw (CNC vzw) werd gecontacteerd met de vraag of er
twee wondzorgexperten wilden participeren. Dit resulteerde in de samenwerking van
acht wondzorgexperten.
25
Individuele interviews
Tijdens de individuele interviews kregen de experten de gelegenheid om vanuit hun
visie beïnvloedende factoren op de tijdsinvestering van een wondzorg te formuleren
(bijlage 3). Een semi-gestructureerde interviewguide werd gebruikt bij de individuele
interviews (bijlage 2). Om deze op te maken werd de literatuur doorgenomen die de
recente ontwikkelingen op het vlak van wondzorg beschrijft en werd een beroep
gedaan op de praktijkervaring van de onderzoeker. De recente literatuur werd
verkregen via het literatuuronderzoek van wondzorg en de cursus ‘permanente
vorming wondzorg’ (Gryson L., 2009).
Door middel van de individuele gesprekken werd een selectie gemaakt van de factoren
die de tijdsduur van een wondzorg beïnvloeden. Bij deze selectie werd de nadruk
gelegd op de items die een rechtstreekse invloed uitoefenen op de uitvoering van een
wondzorg.
Voorbereiding groepsgesprekken
Tijdens de groepsgesprekken werden de eerder geselecteerde factoren in vraag gesteld
en werd gestreefd naar consensus. Welke invloed hebben deze factoren op de
tijdsmeting en welk nut kan de registratie ertoe bijdragen?
Hoe het type wonde in het formulier kan worden weergegeven werd besproken.
Uiteindelijk werd gekozen om vier types van wondzorg te vermelden met de
mogelijkheid om het type te verduidelijken. De vier gekozen types zijn acute wonde,
chronische wonde, brandwonde en dermatologische wonde.
Hoe de afmetingen van de wonden dienden te worden gerapporteerd werd besproken.
De lengte van het verband werd gekozen als referentie voor de lengte van een wonde.
De lengte kon hierdoor per vijf centimeter worden opgegeven. Voor de breedte werd
gekozen voor de opsplitsing van een gesloten wonde, een losgekomen hechting (0 - 3
cm) en een wonde die meer dan drie cm breed is. Voor de diepte werd gekozen voor
de opsplitsing van een gesloten wonde, een oppervlakkige wonde (= < 0,5 cm) of een
diepe wonde (> 0,5 cm) (Gryson L.,2009).
26
3.3.2. Ontwikkeling score-instrument
3.3.2.1. Geselecteerde factoren
Aangezien de actualisatie van de VG-MZG het uitgangspunt vormde voor deze studie,
werden de grote lijnen van de VG-MZG overgenomen in dit instrument. Binnen de
VG-MZG-registratie van wondzorg wordt gebruik gemaakt van wondzones om
wondzorg te registreren. Deze wondzones kunnen worden teruggevonden in het
scoringsformulier (bijlage 4).
Om de geregistreerde wondzorgen nadien te kunnen herkennen, werd gevraagd om het
kamernummer, het bednummer, de leeftijd en het geslacht in te vullen.
Het begin- en einduur van de wondzorg zijn essentieel binnen deze studie. De meting
start wanneer de verpleegkundige het wondzorg materiaal begint te verzamelen en
eindigt wanneer het wondzorgmateriaal is opgeruimd.
De volgende mogelijke invloeden kunnen worden aangeduid op het scoreformulier:
� Isolatiemaatregelen: het gebruik van minimum twee isolatiemaatregelen die
ervoor zorgen dat het contact met de patiënt wordt beperkt, zoals het gebruik van
handschoenen, beschermende schort, masker, enz.;
� Een andere taal of een andere cultuur kan door een moeilijke communicatie een
invloed hebben op de tijdsduur van een verzorging;
� Het type wonde werd zoals eerder aangegeven in vier types onderverdeeld. Bij
het aanduiden van het type wonde wordt ook een verduidelijking gevraagd (zie
handleiding bijlage 6). Er kunnen verschillende soorten wonden zijn bij elk type
wonde;
� De dimensies van de wonde: lengte, breedte en diepte, zijn belangrijk om het
onderscheid te kunnen maken binnen de classificaties die binnen de VG-MZG
gebruikt worden om een wonde te registreren;
27
� De meest voorkomende behandelingen van een wonde (zie bijlage 6) werden
voorzien op het formulier. Ruimte werd opengelaten om een behandeling te
noteren die niet voorkomt in de lijst, bvb. Het gebruik van bloedzuigers;
� Het verwijderen van materiaal uit een wonde: bvb. haakjes, draadjes, zachte
drain, enz.;
� Het gebruik van een bedekkend of een absorberend verband;
� Het aanpassen van het verband aan de vorm van de wonde;
� De manier waarop het verband wordt gefixeerd;
� Indien één of meerdere van volgende infectietekenen voorkomen: rubor, calor,
dolor en tumor, kan dit als infectie gescoord worden;
� Een cultuurafname;
� Het wel of niet aanbrengen van bescherming aan de wondomgeving of de
noodzaak van andere fixatiematerialen dan kleefpleisters;
� Een verband verzadigd met wondvocht;
� De pijn tijdens de wondzorg;
� Een angstige patiënt;
� Een verwarde/dementerende patiënt;
� De aanwezigheid van het voorschrift of het materiaal voor een wondzorg op de
afdeling;
� Het feit dat de verpleegkundige de wondzorg voor de eerste keer of deze reeds
heeft uitgevoerd volgens het huidige wondzorgvoorschrift;
� De hulp van een tweede verpleegkundige om de wondzorg vlotter te laten
verlopen;
28
� De mogelijke onderbrekingen tijdens de wondzorg, het aantal onderbrekingen,
de duur van de onderbreking en de reden voor de onderbreking kunnen worden
genoteerd.
3.3.2.2. Opmaken instrument
Bij de opmaak van het scoreformulier werd gekozen om zoveel mogelijk factoren
weer te geven op het scoreformulier. Bij de factoren werden vakjes voorzien die
dienden aangekruist te worden bij de aanwezigheid ervan. Om het gemakkelijk te
kunnen gebruiken werd gekozen voor een A4-formaat. Zo kon het eventueel in een
papieren versie van een verpleegkundig dossier passen. Per bladzijde werd de
mogelijkheid voorzien om zes wonden te registreren, dit om het formulier
overzichtelijk te houden.
Bij het scoreformulier werd een gebruikershandleiding voorzien voor de
verpleegkundige. Dit werd zo opgemaakt dat bij de uitleg telkens een afbeelding van
het scoringsformulier werd voorzien. Het gedeelte, waar de uitleg naar verwees, werd
omcirkeld op de afbeelding (zie bijlage 7).
3.3.3. Valideren scoreformulier
Dezelfde experten die meewerkten aan de ontwikkeling van het scoreformulier en de
gebruikershandleiding werden gevraagd om het bekomen resultaat te valideren.
De meeste opmerkingen betroffen verduidelijkingen bij de definitie van de factoren en
spelling- en/of grammaticafouten. Bij de voorstelling van het project werd gevraagd de
nadruk te leggen op de behandeling van de verschillende wonden binnen eenzelfde
wondzorg.
Alle experten keurden het scoreformulier en de gebruikershandleiding goed.
3.3.4. Piloottesting
Twee verpleegkundigen werden gevraagd om het formulier uit te testen. Ze kregen de
gebruikershandleiding en het scoreformulier. Deze verpleegkundigen verwoordden
geen problemen te ervaren bij het invullen van het formulier.
29
3.3.5. Ethisch Comité
Het ontwikkelen van het instrument werd goedgekeurd door het EC-UZG
B67020095303 op drie februari 2009 (zie bijlage 5) na advies van het Comité voor
Ethiek te Brugge.
30
Hoofdstuk 4: Resultaten
In het regionaal ziekenhuis namen 19 verpleegkundigen deel aan de studie waarvan
acht verpleegkundigen op de afdeling algemene heelkunde en 11 verpleegkundigen op
de afdeling orthopedie.
Op de afdeling algemene heelkunde waren er 21 verpleegkundigen werkzaam waarvan
er 14 verpleegkundigen konden scoren. De overige verpleegkundigen werkten in de
nachtdienst of hadden een andere functie. Van deze 14 namen 57 percent deel aan deze
studie. De overige verpleegkundigen hadden minder dan vier dagen gewerkt
gedurende de 14 dagen van de registratie.
Op de afdeling orthopedie waren er 23 verpleegkundigen en twee studenten
werkzaam. Twee derden van de verpleegkundigen konden om verschillende redenen
niet deelnemen, drie waren werkzaam als hulp in de verpleging, vier verpleegkundigen
waren werkzaam als vaste nachtdienst, drie verpleegkundigen waren afwezig en twee
verpleegkundigen hadden op het moment van de registratie een andere functie. Van
deze 25 mogelijke deelnemers konden uiteindelijk 11 verpleegkundigen deelnemen.
Van de verpleegkundigen die konden registreren hebben 82 percent deelgenomen aan
de studie.
In het Universitair Ziekenhuis waren vier verpleegkundigen op de afdeling digestieve
heelkunde en vijf verpleegkundigen op de afdeling plastische heelkunde bereid om
deel te nemen aan deze studie. De beperkte bereidheid tot deelname aan deze studie
werd verklaard door de afwezigheid van collega’s en door de toenemende werkdruk
die dit met zich meebracht.
Tijdens de registratie in het regionaal ziekenhuis werden in totaal 93 wondzorgen
geregistreerd waarvan 44 wondzorgen op de afdelingen algemene heelkunde en 49
wondzorgen op de afdeling orthopedie. De 44 wondzorgen op de afdeling algemene
heelkunde vertegenwoordigden de zorgen aan 159 verschillende wonden en de 49
wondzorgen op de afdeling orthopedie 87 verschillende wonden.
31
Tijdens deze periode verbleven 95 patiënten op de afdeling algemene heelkunde,
waarvan 24 patiënten werden geïncludeerd in deze studie. Op de dienst orthopedie
verbleven 98 patiënten waarvan 17 patiënten werden geïncludeerd.
In het Universitair ziekenhuis werden in totaal 47 wondzorgen geregistreerd op de
afdelingen digestieve en plastische heelkunde. Op de dienst digestieve heelkunde
waren 28 wondzorgen geregistreerd die 49 verschillende wonden vertegenwoordigden
en op de dienst plastische heelkunde waren dit 19 wondzorgen die 25 verschillende
wonden bevatten.
Op de afdeling digestieve heelkunde werden vijf patiënten en op de afdeling plastische
heelkunde negen patiënten geïncludeerd in deze studie.
De geregistreerde wonden kregen een classificatie volgens de codeerhandleiding VG-
MZG. Voor de verzorging van wonden met suturen en insteekpunten (L200) bleken er
193 wonden geregistreerd te kunnen worden, voor de eenvoudige verzorging van een
open wonde (L300) 101 wonden, voor de complexe verzorging van een open wonde
(L400) 24 wondzorgen en voor de verzorging van huidlaesies als gevolg van
dermatologische aandoeningen (L500) 2 wonden.
Doordat er slechts 2 wonden geregistreerd werden binnen deze studie van het item
L500 zal dit item niet gebruikt worden bij de statistische verwerking van deze
gegevens.
Alle wonden binnen deze geregistreerde wondzorgen werden afzonderlijk
geregistreerd, wat resulteerde in 320 geregistreerde wonden.
Alle wonden die als behandeling alleen ontsmet en/of gereinigd werden, kregen een
eenvoudig zorg als score. Indien vette gaasverbanden werden gebruikt, in combinatie
met reinigen en ontsmetten van een wonde, kreeg deze eveneens als score een
eenvoudig zorg. Andere behandelingen die voorkwamen bij deze drie basis
verzorgingen werden als complexe zorg aanzien. Het aanbrengen van zalf werd als een
complexe behandeling aanzien daar dit bij 22 van de 36 wondzorgen in combinatie
met complexe behandelingen werd toegepast.
32
4.1. Kan een verschil worden waargenomen tussen de classificatie
van VG-MZG en de combinaties die kunnen worden gemaakt
volgens het type behandeling (eenvoudig en complex) en de
diepte van een wonde (gesloten, oppervlakkig en diep)?
4.1.1. Verschil in tijdsinvestering tussen het type behandeling van wonden
De wonden werden onderverdeeld in zes categorieën die de combinatie maken van het
type behandeling en de diepte van de wonde, nl.:
� Eenvoudige behandeling gesloten wonde (EG);
� Eenvoudige behandeling open oppervlakkige wonde (EOO);
� Eenvoudige behandeling open diepe wonde (EOD);
� Complexe behandeling gesloten wonde (CG);
� Complexe behandeling open oppervlakkige wonde (COO);
� Complexe behandeling open diepe wonde (COD).
Om het verband na te gaan tussen de tijdsinvestering en de mogelijke combinaties die
hierboven worden beschreven, werd een Kruskal-Wallis-test uitgevoerd. Dit toonde
een verband aan (x² = 35.629, df = 5, p < 0.001). Om uit te zoeken waar het verband
zich precies bevond, werd voor elke mogelijke combinatie een Mann-Whithney-U-test
uitgevoerd.
EENVOUDIGE BEHANDELING Gesloten wonde
EG Oppervlakkige wonde EOO
Diepe wonde EOD
EENVOUDIGE BEHANDELING
Gesloten wonde
EG
/
N1 = 21 N2 = 184
p < 0.988 two-tailed
N1 = 55 N2 = 184
p < 0.114 two-tailed
Oppervlakkige wonde EOO
N1 = 184 N2 = 21
p < 0.988 two-tailed
/
N1 = 55 N2 = 21
p = 0.395 two-tailed
Diepe wonde EOD
N1 = 184 N2 = 55
p < 0.114 two-tailed
N1 = 21 N2 = 55
p = 0.395 two-tailed
/
N1: steekproef grootte van de wonden vertikaal in de tabel N2: steekproef grootte van de wonden horizontaal in de tabel
Tabel 1: resultaten bij eenvoudige behandeling van wonden
33
Indien een eenvoudige behandeling werd toegepast bij de wondzorg werden er geen
verschillen gevonden (zie tabel 1).
COMPLEXE BEHANDELING Gesloten wonde
CG Oppervlakkige wonde COO
Diepe wonde EOD
COMPLEXE BEHANDELING
Gesloten wonde
CG
/
N1 = 14 N2 = 10
p < 0.608 two-tailed
N1 = 33 N2 = 10
p < 0.371 two-tailed
Oppervlakkige wonde COO
N1 = 10 N2 = 14
p < 0.608 two-tailed
/
N1 = 33 N2 = 14
p = 0.186 two-tailed
Diepe wonde COD
N1 = 10 N2 = 33
p < 0.371 two-tailed
N1 = 14 N2 = 33
p = 0.186 two-tailed
/
N1: steekproef grootte van de soort wonde vertikaal in de tabel N2: steekproef grootte van de soort wonde horizontaal in de tabel
Tabel 2: resultaten bij complexe behandeling van wonden
Indien een complexe behandeling werd toegediend aan de wonden werden kon
eveneens geen verschil binnen de categorieën worden gevonden (zie tabel 2).
EENVOUDIGE BEHANDELING
Gesloten wonde EG
Oppervlakkige wonde EOO
Diepe wonde EOD
COMPLEXE BEHANDELING
Gesloten wonde
CG
N1 = 184 (10 min) N2 = 10 (22.5 min)
p = 0.002 **
N1 = 21 (10 min) N2 = 10
p = 0.011 *
N1 = 55 (12.5 min) N2 = 10
p = 0.019 * Oppervlakkige
wonde COO
N1 = 184 (10 min) N2 = 14 (30 min)
p < 0.001 ***
N1 = 21 N2 = 14
p = 0.001 **
N1 = 55 N2 = 14
p = 0.001 **
Diepe wonde COD
N1 = 184 (10 min) N2 = 33 (15 min)
p < 0.001 ***
N1 = 21 N2 = 33
p = 0.015 *
N1 = 55 N2 = 33
p = 0.012 *
N1: Aantal wonden die een eenvoudige verzorging ondergingen N2: Aantal wonden die een complexe verzorging ondergingen * p < 0.05 ** p < 0.01 *** p < 0.001
Tabel 3: Eenvoudige versus complexe behandeling van wonden.
Tussen de twee type behandelingen werden verschillen aangetroffen in alle
categorieën (zie tabel 3).
34
Aan de hand van deze resultaten kan worden besloten dat een eenvoudige of complexe
behandeling (U 3935.500, N1 = 260, N2 = 58, p < 0.001) zorgt voor de verschillen in
de tijdsduur die werden aangetroffen bij de verzorging van wonden. Een complexe
behandeling duurt langer dan een eenvoudige behandeling van wonden.
4.1.2. VG-MZG
Binnen de classificaties van wondzorg volgens VG-MZG werd een verschil tussen de
classificaties onderling vastgesteld (x² = 17.193, df = 2, p < 0.001).
De tijdsduur van een wondzorg neemt toe naarmate de classificatie volgens VG-MZG
toeneemt (zie tabel 4). Een verzorging van een wonde volgens L200 duurt minder lang
dan een verzorging van een wonde volgens L400.
N Mediaan IQR
Gesloten wonde (L200) 188 10 min 8.25 – 15 min
Eenvoudige open wonde (L300) 103 14 min 10 – 20 min
Complexe open wonde (L400) 27 15 min 12.5 – 22 min
Tabel 4: Tijdsduur wondzorgen volgens de VG-MZG classificatie
Geen verschil in tijdsduur werd waargenomen in de eenvoudige verzorging van een
open wonde en de complexe verzorging van een open wonde (U 1392.500, N1 = 103,
N2 = 27, p = 0.201).
Aan de hand van deze resultaten kan besloten worden dat verschillen werden
vastgesteld tussen de verzorging van gesloten wonden en de verzorging van open
wonden volgens de classificatie van VG-MZG, ongeacht de behandeling van open
wonden.
4.1.3. VG-MZG versus het soort behandeling en de diepte van een wonde
Om na te gaan of er een verband bestaat tussen de VG-MZG-classificatie en de
onderverdeling die gemaakt kan worden door de combinaties van diepte van een
wonde en het type behandeling, wordt gebruik gemaakt van Spearman correlatie.
Er werd een verband (rs = 0.952, p < 0.001) aangetroffen tussen de classificatie van
wondzorg volgens VG-MZG en de onderverdeling met de soort behandeling en de
diepte van een wonde.
35
L200 L300 L400
Eenvoudige
zorg
Gesloten 184 0 0
Oppervlakkig 0 21 0
Diep 4 51 0
Complexe
zorg
Gesloten 2 7 1
Oppervlakkig 0 12 2
Diep 0 10 23
Tabel 5: Aantal wondzorgen volgens de verschillende onderverdelingen
Ongeveer 10.7% van de wondzorgen (= 34 wondzorgen) bevindt zich buiten de VG-
MZG-classificatie (zie tabel 5).
Binnen de verzorging van wonden met suturen en insteekpunten (L200) bevinden zich
twee wonden waar voor de eerste maal bloedzuigers worden geplaatst. Bij een eerste
toepassing van bloedzuigers is de huidbarrière nog niet doorbroken, waardoor dit als
een gesloten wonde wordt geregistreerd. Bloedzuigers worden gezien als een
complexe behandeling. Binnen deze classificatie bevinden zich vier wonden met
insteekpunten van wonddrainagesystemen (zie tabel 5). Insteekpunten van
wonddrainagesystemen zijn diepe wonden, doch worden volgens de
codeerhandleiding ingedeeld binnen L200.
In de eenvoudige verzorging van open wonden (L300) komen 29 wonden voor, die
volgens de indeling van deze scriptie een complexe behandeling krijgen. Deze
behandelingen betreffen de applicatie van zalf of gel, applicatie van vette gaas en/of
gecombineerd met het aanbrengen van vochtige compressen.
De complexe verzorging van een open wonde (L400) bevat binnen deze scriptie drie
onderverdelingen volgens diepte die niet terug te vinden zijn in de VG-MZG
classificatie.
Deze resultaten geven een verband weer tussen de classificatie van VG-MZG en de
classificatie gemaakt in deze scriptie volgens type behandeling en diepte van een
wonde.
36
4.2. Wordt een verschil vastgesteld in de tijdsduur van een
wondzorg, afhankelijk van het aantal wonden dat zich bevindt
in eenzelfde wondzone? Is er een verschil waarneembaar indien
een wonde zich in één of meerdere wondzones bevindt?
Indien een wondzorg zich beperkt tot één wondzone werd geen verschil aangetroffen
naargelang één of meerdere wonden werden verzorgd (U 3684.500, N1 = 43, N2 = 194,
p < 0.229 two-tailed). Een verschil in de tijdsduur van een wondzorg wordt
teruggevonden in een wondzorg, die één of meerdere wonden bevat, plaatsvindt
binnen meer dan één wondzone (U 187.500, N1 = 14, N2 = 67, p < 0.001 two-tailed).
> 1 wondzone
1 - 2 wonden > 2 wonden
N N = 119 N = 199
Mediaan 11 min 13 min
IQR 6.5 min – 15 min 10 min – 17 min
Tabel 6: Verschil in tijdsduur in meer dan één wondzone
Als er een onderverdeling wordt gemaakt tussen het aantal wonden - op basis van de
mediaan waarden - binnen de groep waar de wonden zich in meer dan één wondzone
bevinden, kan men een verschil vinden tussen de groep tot twee wonden en de groep
vanaf drie wonden (U 9958.500, N1 = 119, N2 = 199, p = 0.017). Een wondzorg tot
twee wonden neemt minder tijd in beslag dan een wondzorg die meer dan twee
wonden bevat.
37
4.3. Zijn er factoren, die een invloed kunnen uitoefenen op de
tijdsduur van een wondzorg onderverdeeld volgens VG-MZG?
4.3.1. Factoren die wondzorg beïnvloeden volgens de classificatie VG-MZG :
In de eenvoudige verzorging van gesloten wonden en insteekpunten (L200) werd een
verschil waargenomen tussen twee factoren die geregistreerd konden worden via het
scoreformulier.. Het fixeren van een verband met kleefstroken (zoals vb.: Mefix®,
Tegaderm®, …) neemt minder tijd in beslag dan het fixeren van een verband met een
zwachtel (zie tabel 5).
Indien het materiaal voor de wondzorg aanwezig was op de afdeling duurde de
wondzorg minder lang dan indien het materiaal niet aanwezig was op de afdeling (zie
tabel 5).
Mediaan IQR
Fixeren verbanden
Zwachtels
Kleefstroken
15 min
11.25 min
10 min – 30 min
7.5 min – 15 min
Materiaal aanwezig
Materiaal niet aanwezig 12 min
13 min
8 min – 15 min
10 min – 20 min
Tabel 7: De tijdsduur van wondzorgen waarop de factoren een invloed
hebben binnen L200.
Bij de eenvoudige verzorging van open wonden (L300) hadden volgende factoren een
invloed op de tijdsinvestering van een wondzorg (zie tabel 6):
� Het verwijderen van nietjes en/of draadjes ten opzichte van het verwijderen van
wonddrains;
� Het wel of niet aanpassen van het verband aan de wondgrootte;
� Het fixeren van een verband met een kleefstrook of met een zwachtel;
� Het wel of niet onderbreken van een wondzorg;
� Het wel of niet verzadigd zijn van een verband.
38
Mediaan IQR
Verwijderen haakjes
Verwijderen drains
10 min
13.5 min
6.5 min – 12.5 min
10 min – 15 min
Aanpassen verband
Niet aanpassen verband
15 min
10 min
12.5 min – 28.5 min
7.5 min – 15 min
Zwachtels
Kleefstroken
23 min
12.5 min
14 min – 35 min
7.5 min – 17.5 min
Onderbreking
Geen onderbreking
30 min
12.5 min
14 min – 35 min
7.5 min – 15 min
Verzadigd verband
Niet verzadigd verband
8.75 min
15 min
6.5 min – 12.45 min
10 min – 20 min
Tabel 8: De tijdsduur van wondzorgen waarop de factoren een invloed
hebben binnen L300
De status van de wondomgeving bleek een verschil uit te maken in de tijdsduur van
een wondzorg (x² = 11.182, df = 2, p = 0.002).
Het beschermen van de wondomgeving vergde minder tijd van de verpleegkundigen
dan het niet gebruiken van kleefpleisters om de verbanden te fixeren (U 4.500, N1 = 7,
N2 = 9, p = 0.002). Wanneer er bescherming diende aangebracht te worden aan de
wondomgeving in combinatie met het niet gebruiken van kleefpleisters (U 14.000, N1
= 7, N2 = 15, p = 0.004) kostte dit meer tijd dan enkel het beschermen van de
wondomgeving.
Bij de complexe zorg van een open wonde (L400) speelden volgende factoren een rol:
� de aanwezigheid van het wondzorgvoorschrift op de afdeling;
� de eerste keer versus reeds verzorgd volgens het huidige wondzorgvoorschrift;
� het gebruik van een bedekkend verband;
� het gebruik van een absorberend verband.
39
Mediaan IQR
Bedekkend verband
Geen bedekkend verband
22 min
13.5 min
14 min -30 min
11.5 min – 15min
Absorberend verband
Geen absorberend verband
13 min
16 min
11 min – 14 min
13 min – 24 min
Voorschrift aanwezig
Voorschrift niet aanwezig
14 min
30 min
12 min – 19.25 min
15 min – 35 min
Eerste verzorging
Reeds verzorgd
13 min
17.5 min
11.5 min – 16 min
14 min – 22 min
Tabel 9: De tijdsduur van wondzorgen waarop de factoren een invloed
hebben binnen L400
Deze resultaten tonen aan dat verschillende factoren, die momenteel niet bevraagd
worden in de VG-MZG,een invloed kunnen uitoefenen in de tijdsduur van een
wondzorg afhankelijk van de classificatie.
4.3.2. Kan de locatie van een wondzorg een verschil geven in de tijdsduur van
een wondzorg?
Een vermoeden uit de groep van wondzorgexperten was dat er een verschil zou zijn
tussen de verschillende locaties van een wonde in de tijdsduur van een wondzorg.
Er werd een verschil (x² = 36.393, df = 9, p < 0.001) teruggevonden tussen
verschillende wondzones van het lichaam bij de verzorging van gesloten wonden
(L200). Binnen deze classificatie van wondzorg volgens de VG-MZG duurde een
wondzorg aan de knie (zie tabel 8) het kortst en een wonde aan de rug het langst (U
0.000, N1 = 8, N2 = 2, p = 0.022).
40
Wondzone Mediaan IQR
Thorax+ Abdomen 4 min 4 – 4 min
Knie 4.25 min 3.5 – 4.5 min
Thorax 5.5 min 5 – 10 min
Bovenbeen 9 min 4 – 15 min
Onderbeen 10 min 6.25 – 13.75 min
Hand 10 min 8 – 12 min
Abdomen 11 min 10 – 15 min
Bovenarm 12.5 min 10 -15 min
Intieme zone 13.5 min 10 – 14.5 min
Rug 14 min 14 – 14 min
Tabel 10: Tijdsduur per locatie binnen L200
Bij de eenvoudige verzorging van open wonden werd een verschil (L300) (x² =
31.650, df = 12, p = 0.002) geconstateerd tussen de verschillende locaties van het
lichaam. Een wondzorg aan het abdomen samen met de intieme zone neemt het minst
tijd in beslag (U 0.000, N1 = 1, N2 = 29, p = 0.033) binnen deze classificatie, terwijl
een wondzorg aan het onderbeen het meest tijd in beslag neemt (zie tabel 9).
Wondzone Mediaan IQR
Abdomen + intieme zone 4.5 min 4.5 – 4.5 min
Stuit 5 min 4.5 – 12.5 min
Knie 8.5 min 4.5 – 12.5 min
Onderarm + hand 8.25 min 7 – 9.5 min
Onderbeen + voet 8.5 min 8.5 min – 12.5 min
Bovenbeen 10 min 5.75 – 14.25 min
Thorax 10.75 min 7.5 – 14 min
Voet 12 min 10 – 14 min
Rug 14 min 14 – 14 min
Abdomen 15 min 9.375 – 20 min
Onderbeen 23 min 14.5 – 35 min
Tabel 11: Tijdsduur per locatie binnen L300
Binnen de complexe verzorging van open wonden (L400) werden verschillen (x² =
10.310, df = 5, p = 0.023) teruggevonden in de verzorging van wonden. Wonden aan
het abdomen nemen meer tijd (U 1.000, N1 = 16, N2 = 2, p = 0.026) in beslag in hun
verzorging dan wonden aan het onderbeen samen met de voet (zie tabel 10). Binnen
deze classificatie werden er minder verschillen waargenomen binnen de verschillende
41
lichaamszones, daar er binnen deze classificatie slechts 27 wondzorgen konden
worden geregistreerd. Binnen de andere classificaties werden meer wondzorgen
geregistreerd waardoor meer verschillen konden worden teruggevonden in de locaties
van de wonden binnen de andere classificaties van VG-MZG.
Wondzone Mediaan IQR Abdomen 14 min 12.5 – 18.5 min Bovenbeen 30 min 30 - 30 min Knie 8.5 min 4.5 – 12.5 min Onderbeen 17 min 13 – 35 min Stuit 20 min 20 – 20 min
Tabel 12: Tijdsduur per locatie binnen L400
De locatie van een wonde kan een rechtstreekse invloed uitoefenen op de tijdsduur van
een wondzorg.
4.4. Zijn de WIN-tijden verschillend van de tijden gevonden tijdens
de zelfregistratie van wondzorg binnen deze studie?
Om na te gaan of deze twee projecten met elkaar kunnen vergeleken worden, werd een
Levènes-test (zie tabel 8). Enkel voor de classificatie L200 is de Levènes test niet
significant. M.a.w. enkel de wondzorgen binnen L200 van deze twee projecten kunnen
met elkaar vergeleken worden. Er is een verschil (p < 0.001) aanwezig tussen de data
van het WIN-project en de data verzameld in het kader van deze scriptie voor de
eenvoudige verzorging van een gesloten wonde. Een wondzorg binnen deze studie
neemt meer tijd in beslag dan een wondzorg binnen het WIN-project door
zelfregistratie en dan een wondzorg met de gecorrigeerde WIN-tijden.
Levène’s test zelfregistratie WIN
Man Whitney U WIN tijden
Tijdsduur
F value p-value zelfregistratie gecorrigeerde Mean Stand.dev L 200 WIN
0.034 0.853 < 0.001*** < 0.001*** 7.3 min 7.6 min
Scriptie 11.6 min 5.7 min
L 300 WIN 8.163 0.005 0.27 < 0.001***
16.9 min 16.2 min Scriptie 15.7 min 8.9 min
L 400 WIN 12.286 0.001 0.002** 0.42
34.5 min 28.5 min Scriptie 17.6 min 8.1 min
* p < 0.05 ** p < 0.01 *** p < 0.001
Tabel 13: Tijden WIN-project versus tijden binnen deze scriptie volgens VG-
MZG classificatie
42
Hieruit kan besloten worden dat een wondzorg binnen de classificatie L200 op het
vlak van tijdsduur (de verzorging van wonden met suturen en insteekpunten) meer tijd
vergt in deze studie dan binnen het WIN-project.
4.5. Hebben de wondzorgen binnen de classificatie van VG-MZG
eenzelfde tijdsduur op de verschillende heelkundige diensten?
Om na te gaan of er een verschil aanwezig is op de verschillende diensten op het vlak
van tijdsduur van een wondzorg volgens de classificatie van VG-MZG werd de niet
parametrische test Kruskal-Wallis test uitgevoerd. Voor de verzorging van wonden
met suturen en insteekpunten (x² = 15.654, df = 3, p = 0.001) en de eenvoudige
verzorging van een open wonde (x² 19.098, df = 3, p < 0.001) werd een verschil
gevonden tussen de verschillende afdelingen.
Aan de hand van de Mann-Whitney U test werd nagegaan op welke diensten dit
verschil zich bevond.
Er is een verschil gevonden bij de verzorging van gesloten wonden (L200) op de
afdeling:
� Orthopedie (AZ) en algemene heelkunde (AZ) (U 1316.500, N1 = 35, N2 = 114,
p = 0.001
� Algemene heelkunde (AZ) en digestieve heelkunde (UZ) (U = 867.500, N1 =
114, N2 = 27, p < 0.001).
N Mediaan IQR
Algemene heelkunde 116 11,7 min 10 – 15 min
Orthopedie 35 10 min 4.5 – 15 min
Digestieve heelkunde 27 7 min 5 – 13 min
Plastische heelkunde 12 11 min 5.5 – 17.5 min
Tabel 14: Tijdsduur wondzorg volgens L200 op de verschillende afdelingen
Bij de eenvoudige verzorging van een open wonde (L300) werd een verschil gevonden
tussen de afdelingen:
43
� Orthopedie (AZ) en algemene heelkunde (AZ) (U 617.500, N1 = 43, N2 = 45, p
= 0.007);
� Orthopedie (AZ) en digestieve heelkunde (UZ) (U = 30.500, N1 = 43, N2 = 6, p
= 0.001);
� Orthopedie (AZ) en plastische heelkunde (UZ) (U = 90.500, N1 = 43, N2 = 9, p =
0.011);
� Algemene heelkunde (AZ) en digestieve heelkunde (UZ) (U = 55.000, N1 = 45,
N2 = 6, p = 0.005).
N Mediaan IQR
Algemene heelkunde (AZ) 43 13 min 10 – 15 min
Orthopedie (AZ) 43 15 min 12.5 – 30 min
Digestieve heelkunde (UZ) 7 7.5 min 4.75 – 10.5 min
Plastische heelkunde (UZ) 9 11.6 min 6.75 – 14.5 min
Tabel 15: Tijdsduur wondzorg volgens L300 op de verschillende afdelingen
Uit deze resultaten kan besloten worden dat de tijdsduur van wondzorgen kan
verschillen naargelang de specialiteit van de heelkundige afdeling.
4.6. Invloed van variabelen die in andere klassen voorkomen van de
VG-MZG
U N p-waarde mediaan IQR
L200 Pijn
Geen pijn 561.500
9
181 0.057
14 min
10 min
7.5 min – 30 min
7.25 min – 15 min
L300 Pijn
Geen pijn 559.500
15
87 0.191
14 min
15 min
7 min – 20 min
10 min – 20 min
L400 Pijn
Geen pijn 29.000
6
20 0.029*
22 min
14 min
15 min – 24 min
12.1 min – 19.2 min
* p < 0.05 ** p < 0.01 *** p < 0.001
Tabel 16: Verschil in tijdsduur bij het wel of niet ervaren van pijn bij een wondzorg.
Pijn bleek een verschil te vormen in de uitvoering van de wondzorgen binnen de
complexe verzorging van open wonden (U 29.000, N1 = 6, N2 = 20, p = 0.029). Een
wondverzorging binnen dit item duurt langer indien de patiënt pijn ervaart dan indien
de patiënt geen pijn ervaart (zie tabel 11). Bij de verzorging van gesloten wonden heeft
44
een trend tot significantie. Dit illustreert dat de toediening van pijnstilling een
belangrijke rol kan spelen in de tijdsduur van een wondzorg. Het toedienen van
pijnstilling via intraveneuze, intramusculaire of subcutane weg kan worden
teruggevonden in een andere klasse H: ‘zorg bij geneesmiddelengebruik’ (zie bijlage
1).
Hieruit kan besloten worden dat hoe de patiënt de wondverzorging ervaart kon een rol
spelen in de tijdsduur van een wondzorg.
45
Hoofdstuk 5: Discussie en conclusie
5.1. Conclusie:
Binnen deze studie werden verschillen teruggevonden tussen het soort behandeling dat
werd toegediend en de diepte van de wonden (gesloten, oppervlakkige en diepe). Een
complexe verzorging duurt langer dan een eenvoudige verzorging van wonden. Er is
een verband aanwezig tussen de classificatie van VG-MZG en de verdeling binnen
deze scriptie. Binnen VG-MZG ontbreekt de mogelijkheid echter om bij gesloten
wonden een complexe behandeling te kunnen registreren. Deze mogelijkheid dient
verder onderzocht te worden.
Wanneer de wondzorg plaatsvindt in meer dan één wondzone werd een verschil in de
tijdsduur vastgesteld, naargelang het twee, of meer dan twee wonden betreft.
Verschillende factoren die momenteel niet bevraagd worden in de VG-MZG kunnen
een invloed uitoefenen op de tijdsduur van een wondzorg, afhankelijk van de
classificatie van de wondzorg zoals:
� de manier van fixeren van een verband;
� de aanwezigheid van het materiaal op de afdeling ;
� het verwijderen van nietjes en/of draadjes ten opzichte van het verwijderen van
wonddrains;
� het wel of niet aanpassen van het verband aan de wondgrootte;
� het fixeren van een verband met een kleefstrook of met een zwachtel;
� het wel of niet onderbreken van een wondzorg;
� het wel of niet verzadigd zijn van een verband;
� de wondomgeving;
� de aanwezigheid van het voorschrift voor de wondzorg op de afdeling;
� het feit of een verpleegkundige de wondzorg al dan niet voor de eerste keer
uitvoert volgens het huidige wondzorgvoorschrift;
� het gebruik van een bedekkend verband;
� het gebruik van een absorberend verband.
46
De locatie van een wonde kan een invloed uitoefenen op de tijdsduur van een
wondzorg. Binnen L200 duurt een wondzorg aan de knie het kortst en een wonde aan
de rug het langst. Voor een wonde met classificatie L300 duurt een wondzorg aan het
abdomen samen met de intieme zone het kortst en een wonde aan het onderbeen het
langst, een wonde aan het abdomen binnen de classificatie L400 het langst terwijl een
wonde aan het onderbeen samen met de voet het kortst. Niet alle wondzones werden
echter vertegenwoordigd in deze studie.
Enkel binnen de wondclassificatie L200 kunnen de data van het WIN-project en de
data van deze scriptie met elkaar vergeleken worden. Een wonde binnen deze studie
neemt meer tijd in beslag dan een wondzorg binnen het WIN-project.
De verzorging van gesloten wonden (L200) nam op de afdeling algemene heelkunde
(AZ) meer tijd in beslag dan op de afdelingen orthopedie (AZ) en digestieve
heelkunde (UZ). De eenvoudige verzorging van een open wonde (L300) op de dienst
orthopedie (AZ) duurde in deze studie het langst, terwijl een wondverzorging binnen
deze klasse op algemene heelkunde (AZ) langer duurde dan op digestieve heelkunde
(UZ).
De wondzorgen duurden langer indien de patiënten pijn ervaarden bij de gesloten en
open complexe wondzorgen.
5.2. Discussie
Het feit dat een groot aantal mogelijke beïnvloedbare factoren worden bevraagd zorgt
ervoor dat een grotere steekproef noodzakelijk is. Eveneens om op een valide manier
vast te kunnen stellen of de conclusies uit deze studie veralgemeend kunnen worden
voor heelkundige diensten.
Dit onderzoek zou herhaald moeten worden om een duidelijker beeld te krijgen
hoeveel tijd verpleegkundigen effectief aan wondzorg besteden op heelkundige,
interne, geriatrische en intensieve diensten volgens de classificatie van de VG-MZG.
Dit laat toe de werklast die uiteindelijk aan deze klasse (huid- en wondverzorging)
wordt gekoppeld de effectieve werklast op de werkvloer vertegenwoordigt.
47
Is de keuze van behandelingen tussen de eenvoudige zorg en complexe zorg correct
vastgelegd binnen deze studie?
Kunnen dezelfde resultaten op het vlak van de wondzones teruggevonden worden bij
een herhaling van deze studie?
Indien een grotere steekproef verkregen wordt, volgens de methodiek beschreven in
deze studie, kunnen de andere classificaties van VG-MZG vergeleken worden met de
verkregen resultaten?
Verder onderzoek op verpleegkundige afdelingen zal steeds moeilijker worden in de
praktijk daar de werkdruk steeds toeneemt. Door het beperkt afstuderen van nieuwe
verpleegkundigen, de complexiteit van de pathologie en de zorgzwaarte van de
patiënten toeneemt zal onderzoek hoe langer hoe moeilijker worden.
Nochtans is onderzoek de enige manier waarop de werkdruk in beeld kan worden
gebracht.
5.3. Limits:
Op het vlak van tijdsinvestering van wondzorg door verpleegkundigen zijn weinig
studies uitgevoerd, waardoor een goede basis voor de methodiek ontbreekt.
De korte duur van de registratie binnen deze studie zorgde ervoor dat de
verpleegkundigen niet konden wennen aan de manier van registreren.
De verhoogde werkdruk voor de verpleegkundigen door:
� De deelname aan de studie diende door de verpleegkundigen aan de patiënten
gevraagd te worden. Dit zorgde voor een barrière bij de verpleegkundigen zelf
om deel te nemen aan de studie;
� De patiënten die in het ziekenhuis verblijven hebben intensievere zorg nodig
(Sermeus W. et al., 2009);
� Tekort aan verpleegkundigen op de werkvloer;
� Recente veranderingen van de VG-MZG.
48
Literatuurlijst
Ampt A., Westbrook J., Creswick N., Mallock N.(2007). A comparison of self-
reported and observational work sampling techniques for measuring time in nursing
tasks. Journal of health services research and policy, 12 (1) 18-24.
Brace N., Kemp R. & Snelgar R. (2003) SPSS for Psychologists: A guide to data
analysis using SPSS for Windows. Hampshire, Macmillan Publishers Limited.
Burke T.A., McKee J.R., Wilson H.C., Donahue R.M.J., Batenhorst A.S. en Pathak
D.S. (2000). A comparison of time-and-motion and selfreporting methods of work
measurement. Journal of Nursing Administration, 30 (3) 188-125.
Definitie MesH-termen. Opgehaald 15 mei, 2009, van
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/sites/entrez?db=mesh
Definitie performantie. Opgehaald 22 juni, 2009, van https://www.encyclo.nl
Dellobelle S. & Smet K. (2007) Zelfregistratie via multimoment-opname, een
betrouwbare registratiemethode binnen de verpleegkunde? Universiteit te Gent,
Masterproef tot het behalen van de graad in master in de verpleegkunde en
vroedkunde.
Everhart N. (1997) Work Sampling: The application of an industrial research
technique to school library media centers. Library & Information Science Research, 19
(1) 53 – 69.
Finkler S.A., Knickman J.R., Hendrickson G., Lipkin M., Thompson W.G. (1993) A
comparison of work-sampling and time-and-motion techniques for studies in health
services research. Health services research, 28 (5) 577 – 597.
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu DG1 Dienst
Datamanagement (2009) Codeerhandleiding: Verpleegkundige Gegevens van de
MZG. VG-MZG. Officiële versie 1.5. Brussel, Cel Verpleegkundige Audits.
49
Gryson L. (2009) De ‘care cycle’ en het TIME(D) concept en zijn evolutie. Cursus
Permenante Vorming Wondzorg, Brugge KHBO.
http://www.ebnursing.ugent.be/win/ afgehaald 16 januari 2009
Nickman N.A., Guerrero R.M., Bair J.N. (1990) Self-reported work-sampling methods
for evaluating pharmaceutical services. American Journal of Hospital Pharmaceutics,
47 (9) 2026 – 2030.
Pelletier D. & Duffield C. (2003) Work sampling: Valuable methodology to define
nursing practice patterns. Nursing and Health Sciences, 5, 31 – 38.
Rascati K.L., Komberlin C.L., McCormick W.C. (1986) Work Measurement in
pharmacy research. American Journal of Hospital Pharmacy, 43 (10) 2445 – 2452.
Schouppe L., Defloor T., Gobert M. en Van Goubergen D. (2007). Eindrapport:
Workload Indicator for Nursing. Federaal Overheidsdienst Wetenschapsbeleid ten
behoeve van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Leefmilieu en Veiligheid
van de voedselketen: Brussel, p322.
Sermeus W. (1992). Variabiliteit van de verpleegkundige verzorging in algemene
ziekenhuizen. Acta Hospitalia, 32 (4) 5-13.
Sermeus W., Delesie L., Van den Heede K., Michiels D., Gillet P., Codognotto J. &
Thonon O. (2003) Actualisatie Minimale Verpleegkundige Gegevens. Opgehaald 22
juli, 2009, van https://portal.health.fgov.be
Sermeus W., Delesie L., Van den Heede K., Michiels D., Gillet P., Codognotto J.,
Thonon O. & Van Boven C. (2003) Actualisatie MVG-Begeleidingscommissie
19/11/2003. Opgehaald 22 juli, 2009, van https://portal.health.fgov.be
Sermeus W., Delesie L., Van Landuyt J., Wuyts Y., Vanden Boer G. en Manna M.
(1994). Minimale Verpleegkundige Gegevens in België: basis voor het
gezondheidszorgbeleid van morgen. KUL: Leuven, p79.
Sermeus W., Gillet P., Gillain D., Grietens J., Laport N., Michiels D., Thonon O.,
Vanden Boer G., Van Herck P. & Van den Heede K. (2009) Development and
50
validation of nursing resource weights for the Belgium Nursing Minimum Dataset in
general hospitals: A Delphi questionnaire survey approach. International Journal of
Nursing Studies, 46, 256-267.
Sermeus W., Gillet P., Tambeur W., Gillain D., Grietens J., Laport N., Michiels D.,
Thonon O., Vanden Boer G., Van Herck P., Swartenbroekx N. & Ramaekers D.
(2007) Financiering van verpleegkundige zorg in ziekenhuizen. Health Services
Research (HSR) Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (FCE);
KCE reports 53A (D/2006/10.273/06).
Sermeus W., Michiels D., Van den Heede K., Van Herck P., Vanlanduyt J.,
Codognotto J., Thonon O., Van Boven C. & Gillet P. (2005) Actualisatie MVG:
Begeleidingscommissie 20/09/2005. Opgehaald 22 juli, 2009, van
https://portal.health.fgov.be
Sermeus W., Van den Heede K., Michiels D., Delesie L., Gillet P., Codognotto J.,
Thonon O. en Van Boven C. (2005) Actualisatie MVG (deel II en slot). Nursing
(nieuwseditie) 11 (1) 3-4.
Slocum N. (2005). Participatory Methods Toolkit. A practitioner’s manual. opgehaald
28 april, 2009, van http://www.viwta.be/files/MethDelphi.pdf
The University of Iowa (1996). Nursing Interventions Classification. Opgehaald 30
juni, 2009, van http://www.nursing.uiowa.edu/excellence/excellence.htm
Ubbink D.T., Vermeulen H., Schreuder S.M. en Lubbers M.J. (2006) Disagreement
among doctors and nurses as to the choice of dressing in surgical patients with open
wounds: An inter- and intra observer analysis. Wounds, 18, 286 – 293.
Vermeulen H. (2006) Evidence-based improvements in postoperative care. On the
cutting edge between nursing and medicine. Amsterdam: Buiten & Schipperheijn,
p283.
Vermeulen H., Ubbink D.T., Goossens A., de Vos R. en Legemate D. (2005).
Dressings and topical agents for surgical wounds healing by secondary: A Cochrane
systematic review. British Journal of Surgery, 92, 665 – 672.
51
Wirth P., Kahn L., Perkoff G.T. (1978) Comparability of two methods of time and
motion study used in a clinical setting: work sampling and continuous observation.
Medical care, 16 (1) 61 – 71.
Bijlage
Bijlage 1: VG-MZG classificatie
Bijlage 2: Semi-gestructureerd interviewguide
Bijlage 3: Voorstellen geformuleerd door experten
Bijlage 4: Wondzones
Bijlage 5: Topics groepsgesprek
Bijlage 6: Goedkeuring Ethisch Comité
Bijlage 7: Scoringsformulier voor wondzorg
Bijlage 8: Handleiding scoringsformulier
Bijlage 9: Infoflyer Patiënten Gent
Bijlage 10: Codatie gegevens
1
BIJLAGE 1: VG-MZG CLASSIFICATIE
DOMEIN 1: ZORG BIJ DE ELEMENTAIR FYSIOLOGISCHE FUNC TIES Klasse A: Bevorderen van activiteiten en lichaamsbeweging A1: Lichamelijke oefeningen A100: Gestructureerde lichamelijke oefeningen
Klasse B: Zorg voor uitscheiding B1: Zorgen m.b.t. uitscheiding aan het kind jonger dan 5 jaar B100: Zorgen m.b.t. uitscheiding aan het kind jonger dan 5 jaar B2: Zorg bij urinaire uitscheiding B210: Opvolging van de mictie bij een patiënt continent voor urine B220: Ondersteuning van de urinaire uitscheiding bij een patiënt continent voor urine B230: Zorgen bij de urinair incontinente patiënt B240: Zorgen aan een urinair stoma B250: Zorgen aan een urinaire verblijfssonde B3: Uitvoeren van een blaassondage B300: Uitvoeren van een blaassondage B4: Zorgen bij Faecale uitscheiding B410: Opvolging van de defaecatie bij de patiënt continent voor faeces B420: Ondersteuning van de faecale uitscheiding bij de patiënt continent voor faeces B430: Zorgen bij de faecaal incontinente patiënt B440: Zorgen m.b.t.een faecaal stoma/pouch B5: Zorgen bij toediening lavement en/of verwijderen faecalomen en/of het plaatsen van een rectale
sonde/canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie B500: Zorgen bij toediening lavement en/of verwijderen faecalomen en/of het plaatsen van een rectale
sonde/canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie B6: Educatie m.b.t. urinaire of/en faecale uitscheiding B600: Sensibilisatie/Educatie m.b.t. urinaire en/of faecale uitscheiding
Klasse C: Zorg voor de mobiliteit C1: Installeren van de patiënt C110: Installatie van de bedlegerige patiënt C120: Installatie van de NIET bedlegerige patiënt C200: Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling of de kamer C4: Aanwezigheid van tractie C400: Aanwezigheid van tracties(s)
Klasse D: Zorg voor voeding D1: Zorgen m.b.t. de voeding D110: Zorgen bij de voeding in de patiëntenkamer D120: Zorgen bij de voeding in de eetzaal D130: De patiënt is nuchter gedurende de verpleegkundige zorgperiode D2: Zorg bij fles- en/of borstvoeding aan een kind D200: Zorg bij fles- en/of borstvoeding aan een kind D4: Toedienen van Totale Parenterale Nutritie (TPN) D400: Toedienen van Totale Parenterale Nutritie (TPN) D5: Educatie m.b.t. voeding D500: Sensibilisatie/Educatie m.b.t. voeding
Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort E1: Symptoommanagement: pijn E100: Symptoommanagement: pijn E2: Symptoommanagement: nausea & braken E200: Symptoommanagement: nausea en/of braken E3: Symptoommanagement: moeheid
2
E300: Symptoommanagement: moeheid E4: Symptoommanagement: sedatie E400: Symptoommanagement: sedatie
Klasse F: Ondersteunen van de persoonlijke zorg F1: Hygiënische verzorging F110: Hygiënische zorgen: toilet aan lavabo/bed/couveuse F120: Hygiënische zorgen: toilet in bad of douche F2: Educatie m.b.t. verzorging F200: Sensibilisatie/Educatie m.b.t. hygiënische verzorging F3: Dagkledij F300: Hulp bij dagkledij F4: Zorgen m.b.t. het zelfbeeld F400: Zorgen m.b.t. het zelfbeeld F5: Bijzondere mondzorg F500: Bijzondere mondzorg
DOMEIN 2: COMPLEXE FYSIOLOGISCHE FUNCTIES Klasse G: Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht G1: Beleid van de vocht- of voedingsbalans G100: Beleid van de voedings- of vochtbalans G2: Beleid bij een evacuerende maagsonde G200: Beleid bij een evacuerende maagsonde G3: Glycemiebeleid G300: Glycemiebeleid G4: Bloedwaardenbeleid: bloedgassen, stolling, hemoglobine of ionen G400: Beleid van het zuur-base evenwicht en/of de ionen en/of het hemoglobine en/of de stolling G5: Beleid m.b.t. dialyse G500: Beleid m.b.t. dialyse
Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik H1: Toediening van geneesmiddelen IM/SC/ID H100: Toediening van de verschillende geneesmiddelen IM/SC/ID H2: Toediening van geneesmiddelen IV H200: Toediening van de verschillende geneesmiddelen IV: aantal H3: Toediening van geneesmiddelen IV H300: Het meest toegediende geneesmiddel IV: frequentie H4: Toediening van geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent H400: Toediening van geneesmiddelen via inhalatie (aërosol/puff/tent) H5: Toediening van geneesmiddelen via vaginale weg H500: Toediening van geneesmiddelen via vaginale weg
Klasse I: Neurologische zorg I1: Bewaking van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument I100: Opvolging van de neurologische functie d.m.v. een meetinstrument I2: Intracraniële drukmeting met of zonder drainage I200: Opvolging van de intracraniële druk met of zonder drainage
Klasse K: Zorg voor de ademhaling K1: Aspiratie van de luchtwegen K100: Aspiratie van de luchtwegen K2: Ondersteunende middelen voor de ademhalingsfunctie K200: Verbeteren van de ademhaling: ondersteunende middelen K3: Kunstmatige ventilatie K300: Verbeteren van de ventilatie: kunstmatige ventilatie
Klasse L: Huid- en wondverzorging L1: Opvolging van een wonde en/of een verband en/of gebruikt materiaal zonder verbandwissel
3
L100: Opvolging van een wonde en/of een verband en/of gebruikt materiaal zonder verbandwissel L2: Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten L200: Verzorging van wonden met suturen en/of insteekpunten L3: Eenvoudige verzorging van een open wond L300: Eenvoudige verzorging van een open wond L4: Complexe verzorging van een open wonde L400: Complexe verzorging van een open wonde L5: Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen L500: Verzorging van huidlaesies als gevolg van dermatologische aandoeningen
Klasse M: Temperatuurregeling M1: Opvolgen van de thermoregulatie M100: Beleid van de thermoregulatie van de baby in de couveuse
Klasse N: Zorg voor de weefseldoorbloeding N1 Toediening van bloed en bloedcomponenten N100: Toediening van bloed en bloedcomponenten N2: Toediening en/of verzorging van een artificiële toegangspoort: veneus, arterieel, subcutaan,
intramusculair, intrapleuraal, intrathecaal, epiduraal, intraperitoneaal, intro-osseus, intra umbilicaal
N200: Zorgen en/of opvolging van een toegangspoort N3: Veneuze bloedafname N300: Veneuze bloedafname N4: Arteriële bloedafname N400: Arteriële bloedafname N5: Capillaire bloedafname N500: Capillaire bloedafname N6: Cardio-circulatoire ondersteuning: elektrisch hulpmiddel N600: Opvolging van een elektrische cardio-circulatoire ondersteuning N7: Cardio-circulatoire ondersteuning: mechanisch hulpmiddel N700: Opvolging van een mechanische cardio-circulatoire ondersteuning
DOMEIN 3: GEDRAG Klasse O: Gedragstherapie O1: Activiteitenbegeleiding 0100: Beleid m.b.t. activiteiten 02: Zorg m.b.t. gedragsstoornissen O200: Zorg m.b.t. gedragsstoornissen
Klasse P: Cognitieve therapie P1: Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminderd functioneren P100: Zorgen aan de patiënt met een cognitief verminderd functioneren
Klasse Q: Bevorderen van de communicatie Q1: Bevorderen van de communicatie bij communicatiemoeilijkheden Q100: Bevorderen van de communicatie
Klasse R: Ondersteunen bij probleemhantering R1: Emotionele ondersteuning R110: Emotionele basisondersteuning R120: Gerichte emotionele ondersteuning R130: Opvang van een emotionele crisis
Klasse S: Patiëntenvoorlichting S1: Gerichte educatie en voorlichting S100: Specifieke sensibilisatie/Educatie S2: Voorlichting bij operatie of onderzoek S200: Sensibilisatie/Educatie m.b.t. een heelkundige ingreep of onderzoek
4
DOMEIN 4: VEILIGHEID Klasse V: Risicobestrijding V1: Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitusmaterialen V100: Decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitusmaterialen V2: Decubituspreventie: wisselhouding V200: Decubituspreventie: wisselhouding V3: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen, lichaamstemperatuur:
continue monitoring V300: Opvolging van de biologische vitale parameters (hart, longen en/of lichaamstemperatuur):
continue monitoring V4: Bewaken van de biologische vitale parameters m.b.t. hart, longen, lichaamstemperatuur:
discontinue monitoring V400: Opvolging van de biologische vitale parameters (hart, longen en/of lichaamstemperatuur):
discontinue monitoring V5: Staalafname van weefsel of lichamelijk excretiemateriaal V500: Staalafname van weefsel of organisch materiaal V6: Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen V600: Isolatiemaatregelen: bijkomende voorzorgsmaatregelen V7: Beschermingsmaatregelen bij desoriëntatie V700: Zorgen m.b.t. desoriëntatie: beschermingsmaatregelen
DOMEIN 5: GEZIN EN FAMILIE Klasse W: Zorg rondom geboorte W1: Zorgen i.v.m. relaxatie, gebonden aan de voorbereiding op de bevalling W100: Zorgen m.b.t. relaxatie ter voorbereiding van de bevalling W2: Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit W200: Zorgen ante-partum: opvolging uterine activiteit W3: Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige W300: Bevalling uitgevoerd door een vroedkundige W4: Post-partum opvolging W400: Zorgen post-partum: opvolging post-partum W5: Kangoeroezorg W500: Kangoeroezorg
Klasse X: zorg voor gezin en familie X1: Rooming-in van familie of significante naaste X100: Rooming-in
DOMEIN 6: GEZONDHEIDSZORGBELEID Klasse Y: Bemiddeling in de zorg Y1: Interculturele bemiddeling Y100: Interculturele bemiddeling Y2: Verpleegkundige anamnese Y200: Verpleegkundige anamnese
Klasse Z: Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer Z1: Assessment functioneel, mentaal, psychosociaal Z100: Evaluatie functioneel, mentaal, psycho-sociaal Z2: Ondersteuning van de arts bij niet delegeerbare medische handelingen Z200: Ondersteuning van de arts bij niet delegeerbare medische handelingen Z3: Multidisciplinair overleg Z300: Multidisciplinair overleg Z4: Contact met andere instellingen Z400: Overleg met andere instellingen
1
BIJLAGE 2: SEMIGESTRUCTUREERDE INTERVIEW GUIDE:
VRAGEN INDIVIDUELE INTERVIEWS: Semi gestructureerd Welke items kunnen een mogelijke invloed hebben op de tijd die verpleegkundigen besteden aan wondzorg? Kan het type wonde de duur van de wondzorg voorspellen? In hoever kan de TIME classificatie de tijdsduur van de wondzorg voorspellen? In welke mate wordt de tijd die een verpleegkundige aan wondzorg besteed beïnvloed door het wel of niet gestoord worden van de verpleegkundige door vb.: zoemer/bel, materiaal vergeten, … Volgende items wil ik zeker aan bod laten komen: Aantal wonden? 1e maal dat de wonde verzorgd wordt door de verpleegkundige? Medewerking van de patiënt? Pijnlijke wondzorg? Diepte van de wonde? Behandeling van de wonde? Soort verband? Onderdeel totaalzorg? Patiënt die veel of weinig uitleg vraagt? Tijd registreren volgens de richtlijnen VG-MZG of anders?
1
BIJLAGE 3: VOORSTELLEN GEFORMULEERD DOOR
EXPERTEN
Voorstellen voor variabelen en/of aanvullingen door meerdere experten
geformuleerd:
� Het soort wonde meer onderverdelen dan enkel chirurgisch of traumatische wonde. Het voorstel varieerde van de verpleegkundigen het soort wonde te laten noteren of de classificatie van de VG-MZG voor te drukken;
� Het soort wondbehandelingen nog meer aanvullen en specificeren; � Rood Geel Zwart classificatie vervangen door granulerend, fibrineus en
necrotisch; � De taalbarrière en het cultuurverschil kunnen een invloed hebben op de tijdsduur
van een wondzorg; � De mogelijke onderbrekingen tijdens een wondzorg werd als belangrijke factor
naar voor gebracht die de tijdsduur kan beïnvloeden; � Aanwezigheid van het wondzorgmateriaal op dienst.
Voorstellen voor variabelen en of aanvullingen door één expert geformuleerd:
� Baseer je op de meest gebruikte registratiemethoden en de recentste ontwikkelingen binnen wondzorg zoals het Rood Geel Zwart principe en TIME (Tissue Infection Moisture Edge) principe;
� Observatie van het verwijderde verband; � Duidelijk definiëren van start en eindtijd; � Het type verbanden meer uitsplitsen; � Wondomgeving; � Medicatie; � Mobiliteit van de patiënt; � Advies van een arts of van derden; � Aanwezigheid van het wondzorgvoorschrift op de dienst? � Isolatiemaatregelen; � Hoge complexiteit van de wondzorg; � Afmetingen van de wonden; � Locatie van de wonde. Is deze plaats vlot te behandelen? � Ontsmetten van wondzorgmateriaal inbegrepen in de wondzorgtijd? � Deskundigheid van de verpleegkundige? � Is er een wondzorgbeleid aanwezig in het ziekenhuis? � Gecombineerde pathologie aanwezig? � Zijn er psychologische factoren die de wondzorgtijdsduur kunnen beïnvloeden?
2
Knelpunten vanuit de individuele gesprekken:
� Onderverdeling van de soort wonde: acuut, chronisch, brandwonde en dermatologische wonde?
� TIME principe: welk nut heeft dit binnen deze studie? Vertaling naar tijdsduur? � Onderbrekingen wondzorg: vanaf wanneer documenteren? Geschatte tijd of
objectief vaststellen? � Start- en eindtijd: wanneer starten en stoppen met de tijd van een wondzorg? � Betrouwbaarheid van de gegevens? Problemen bij zelfregistratie? Hoe werd in het
buitenland zelfregistratie studies opgezet? � Afmetingen van de grootste wonde? � Onderdeel van een totaalzorg? � Tijdsregistratie zeer arbeidsintensief! � Pijndrempel van de patiënt? � Andere pathologieën? � Onderscheidt maken bij negatieve druktherapie tussen eerste toepassing,
verbandwissel en lekkage? � Fixatie van het verband: op welke manier? � Bescherming wondranden? � Soorten verbanden vermelden?
1
BIJLAGE 4: WONDZONES
1
BIJLAGE 5: TOPICS GROEPSGESPREK
TOPIC’S OM TE BESPREKEN:
Type wonde: Acuut, chronisch, brandwonden en brandwonden???
Breedte wonde: 0 – 0,5 cm; 0,5 – 1 cm; 1 – 2 cm; 2 - 3 cm en < 3cm OF gesloten wonde, 0 – 1cm, 1 – 3 cm en > 3cm
Observatie verband ??? invloed op tijdsduur ??? Wondvocht Mate wondvocht -- JA – Uitzicht wondvocht ??? invloed op tijdsduur ??? Geurend – niet geurend ??? invloed tijdsduur ???
Tissue (weefsel) ??? invloed op de tijdsduur van een wondzorg ???
Onderbroken werkduur? Hoe dit best in kaart brengen? Vanaf 5 min onderbreking? Geschatte tijd?
Formaat formulier A4 – A3?
1
BIJLAGE 6: GOEDKEURING ETHISCHE COMITÉ
2
3
4
5
1
BIJLAGE 7: WONDZORGREGISTRATIEFORMULIER
1
BIJLAGE 8: HANDLEIDING WONDZORGREGISTRATIE-
FORMULIER
2
3
4
1
BIJLAGE 9: INFOFLYER PATIËNTEN GENT
2
BIJLAGE 10: CODATIE GEGEVENS Wondzorg registratieformulier: Ziekenhuis 1 = UZ
2 = AZ Afdeling 1 = Orthopedie
2 = Algemene heelkunde 3 = digestieve heelkunde 4 = Plastische heelkunde
Kamernummer Bed Leeftijd ruimte openlaten om in te vullen = max 3 getallen Geslacht 1 = man 2 = vrouw Isolatiemaatregelen 1 = ja 0 = nee Andere taal 1 = ja 0 = nee Andere cultuur 1 = ja 0 = nee Wondzones ruimte openlaten om in te vullen = letters Aantal wonden /wondzone: ruimte openlaten om in te vullen Datum dag/maand Begintijd u/min Eindtijd u/min Soort wonde 1 = acute wonden
2 = chronische wonden 3 = brandwonden 4 = dermatologische wonden
Lengt wonde 1 = 0-5cm 2 = 5-10cm 3 = 10-15cm 4 = 15-20cm 5 = 20-25cm 6 = 25-30cm 7 = > 30cm
Diepte wonde 0 = Gesloten 1 = oppervlakkig 2 = diep
Breedte 0 = gesloten 1 = 0-3cm 2 = >3cm 35 = > 10 cm
VG-MZG 200: Verzorging wonden met suturen en insteekpunten 300: Eenvoudige verzorging open wonden 400: Complexe verzorging open wonden 500: Verzorging dermatologische wonden
Behandeling 1 = reinigen 2 = ontsmetten 3 = mechanisch debrideren 4 = tulle
3
5 = zalven 6 = spoelen 7 = wieken 8 = douchetherapie 9 = Vochtige kompressen 10 = Neg Druk 1e toep 11 = Neg Druk Verband Wissel 12 = Neg Druk Lekkage 13 = Bloedzuigers
Verwijderen/Inkorten 1 = draadjes 2 = haakjes 3 = zachte drain 4 = harde drain
Aanpassen volgens wondgrootte 1 = ja 0 = nee Bedekkend 1 = Ja 0 =Nee Absorberend 1 =Ja 0 = Nee Fixatie 1 = compressietherapie
2 = zwachtels 3 = fixomul 4 = polyurethaan 5 = tubigrip
Infectie 1 = ja 0 = nee Cultuurname 1 = ja 0 = nee Aanbrengen bescherming 1 = Ja 0 = Nee Geen kleefpleisters gebruiken 1 = Ja 0 = Nee Verband doordrongen 1 = ja 0 = nee Pijnlijk 1 = ja 0 = nee Verward/dementerend 1 = ja 0 = nee Angstig 1 = ja 0 = nee Voorschrift aanwezig 1 = ja 0 = nee Materiaal aanwezig 1 = ja 0 = nee 1e verzorging 1 = ja 0 = nee reeds verzorgd 1 = ja 0 = nee Onderdeel uitgebreidere zorg 1 = ja 0 = nee 2 verpleegkundigen 1 = ja 0 = nee Onderbreking Zorg 1 = ja 0 = nee Aantal onderbrekingen = een getal max 2 getallen Duur onderbreking Tijd in minuten Reden onderbrekingen 1 = Infuus
2 = bel 3 = tekort materiaal 4 = dokter 5 = advies derden 6 = toilet 7 = telefoon 8 = Bloedzuigers