Woc 22 syllabus

25
IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 1 WOC 2.2WOORDEN OM TE COMMUNICEREN - BACHELOR 2 - 2DE SEMESTER WoC bestaat uit een waaier aan hulpmiddelen om de basiswoordenschat beter te beheersen en dus beter te communiceren in het Nederlands. Ze zijn a l l e m a a l b e s c h i k b a a r v a n u i t CLIck.ihecs.be : 1. deze syllabus, downloadbaar op CLIck.ihecs.be en te lezen op elk platform door Scribd. 2. online oefeningen voor de computer, te gebruiken via CLIck.ihecs.be op Woordjesleren.nl 3. dezelfde online oefeningen voor op de mobiele app Miniteach, on- en offline te gebruiken 4. flashcards voor snelle revisie, zowel invuloefeningen als vertaling, voor de computer en mobiele app Quizword. De nodige hulp om deze tools correct te gebruiken zijn ook op CLIck te vinden. Daar vind je ook nuttige informatie over het online gebruik van woordenboeken. De stof van WoC 2.2 bestaat uit 15 hoofdstukjes. Op CLIck vind je ook advies om woordjeslijsten efficiënt te leren. Deze syllabus is gebaseerd op “Néerlandais Intermédiaire, Vocabulaire en Contexte, partie 2” , DIELTJENS e.a., Bruxelles de Boeck, 2012 (4e ed.). Duiding voor deze syllabus: 1. verberg de tweede regel om de zin in de eerste regel correct in te vullen. Je krijgt op deze eerste regel ook de vertaling in het Frans. 2. Naast de bedoelde oplossing, vind je ook alternatieve oplossingen – deze zijn allemaal correct, maar zijn niet noodzakelijk synoniemen van het eerste woord! 3. Mannelijke of vrouwelijke woorden (artikel “de”) staan op deze manier onderstreept, terwijl dit hier betekent dat het basiswoord onzeidig is (artikel “het”) . 4. Attentiepunten worden ook vermeld, bv. “Let op: één ei > twee eieren” of “Opgelet: beginnen / begon / ben begonnen”

description

Woorden Om te Communiceren - bachelor 2 - 2de semester

Transcript of Woc 22 syllabus

Page 1: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �1

WOC 2.2WOORDEN OM TE COMMUNICEREN - BACHELOR 2 - 2DE SEMESTER

WoC bestaat uit een waaier aan hulpmiddelen om de basiswoordenschat beter te beheersen en dus beter te communiceren in het Nederlands. Ze zijn a l l e m a a l b e s c h i k b a a r v a n u i t CLIck.ihecs.be :

1. deze syllabus, downloadbaar op CLIck.ihecs.be en te lezen op elk platform door Scribd.

2. online oefeningen voor de computer, te gebruiken via CLIck.ihecs.be op Woordjesleren.nl

3. dezelfde online oefeningen voor op de mobiele app Miniteach, on- en offline te gebruiken

4. flashcards voor snelle revisie, zowel invuloefeningen als vertaling, voor de computer en mobiele app Quizword.

De nodige hulp om deze tools correct te gebruiken zijn ook op CLIck te vinden. Daar vind je ook nuttige informatie over het online gebruik van woordenboeken.

De stof van WoC 2.2 bestaat uit 15 hoofdstukjes. Op CLIck vind je ook advies om woordjeslijsten efficiënt te leren.

Deze syllabus is gebaseerd op “Néerlandais Intermédiaire, Vocabulaire en Contexte, partie 2” , DIELTJENS e.a., Bruxelles de Boeck, 2012 (4e ed.).

Duiding voor deze syllabus:

1. verberg de tweede regel om de zin in de eerste regel correct in te vullen. Je krijgt op deze eerste regel ook de vertaling in het Frans.

2. Naast de bedoelde oplossing, vind je ook alternatieve oplossingen – deze zijn allemaal correct, maar zijn niet noodzakelijk synoniemen van het eerste woord!

3. Mannelijke of vrouwelijke woorden (artikel “de”) staan op deze manier onderstreept, terwijl dit hier betekent dat het basiswoord onzeidig is (artikel “het”) .

4. Attentiepunten worden ook vermeld, bv. “Let op: één ei > twee eieren” of “Opgelet: beginnen / begon / ben begonnen”

Page 2: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �2

WoC 22.1 Leren en studeren

In een examen wordt de kennis van de leerlingen _ aan de hand van allerlei vragen. tester, contrôler ................................................. = getoetst; getest; gepolst - Meester Verhulst _ kinderen van zes jaar op de basisschool. enseigner (école primaire) ......................................................................... = onderwijst - ! onderWIJzen - onderWEES - heeft onderWEzen Mijn garagehouder heeft me wel gezegd wat er aan de auto scheelde, maar van zijn _ heb ik niets gesnapt. l'explication .................. = uitleg; verklaring; uiteenzetting; toelichting -

Over die stof moeten we twee keer examen afleggen, één keer _ en dan nog eens mondeling. écrit; par écrit ....................................... = schriftelijk - U kunt een brief schrijven of een e-mail sturen om uw telefonische bestelling _ te bevestigen. écrit; par écrit .................................. = schriftelijk - Het onderwijs aan volwassenen noemt men ook wel _ . le perfectionnement .............................................................................................. = bijscholing-

Einstein was een groot _ . le savant ................................................................................................................................................................... = geleerde; wetenschapper; man; onderzoeker -

"Nee, ik heb nu geen tijd. Ik moet nog even mijn aantekeningen _ , want ik moet zo dadelijk lesgeven." contrôler, revoir, vérifier .... = nakijken; herlezen; doornemen - ! NAkijken - keek NA - heeft Nagekeken Wil je de lijst even _ om te zien of we niets vergeten zijn. contrôler, revoir, vérifier .................................................................................. = nakijken; nalezen - ! NAkijken - keek NA - heeft Nagekeken De snelle evolutie van de technologie verplicht veel afgestudeerden zich na vijf à tien jaar te laten _ . perfectionner, suivre des ...formations = bijscholen - !BIJscholen – schoolde BIJ – is BIJgeschoold In België is een _ iemand die lesgeeft in het hoger onderwijs. chargé de cours, professeur (supérieur) ................................................. = docent ; hoogleraar; professor -

Tijdens de examens moeten de docenten soms meer dan vijftig studenten per dag _ . interroger ........................................................... = examineren; ondervragen - Hij weet niets over computers. Maar hij gaat een _ informatica volgen. le cours (programme complet) ................................................ = cursus; bijscholing; opleiding -

Hij verkiest schriftelijke boven _ examens. oral .............................................................................................................................................. = mondelinge - Hij is door het bedrijf zelf speciaal voor dat delicate werk _ . former ........................................................................................................... = opgeleid; bijgeschoold - ! OPleiden – leidde OP – is OPgeleid Tegenwoordig is _ van de verkiezingen al na enkele uren bekend. le résultat ........................................................................................... = de uitslag; de uitkomst -

De kwaliteit van een school hangt vooral af van het aantal goede en gemotiveerde _ . l'enseignant, le professeur (secondaire) ....... = leerkrachten; leraars; leraren -

Hij is als jonge _ aan de universiteit begonnen met een studie over genetische manipulatie van planten. le chercheur (sciences, ..académique) = onderzoeker; researcher; assistent -

In het begin van het schooljaar krijgen de leerlingen een _ met de uren en de lokalen voor de verschillende vakken. l'horaire ........ = uurrooster - Het IMF heeft een hervorming van het monetaire _ voorgesteld. le système ............................................................................................. = stelsel; systeem - Is hij enthousiast over zijn nieuwe functie? - Nee, hij heeft die met _ gevoelens aanvaard. mitigé ......................................................... = gemengde - Tijdens de apartheid waren _ huwelijken in Zuid-Afrika verboden: een blanke mocht niet met een zwarte trouwen. mixte .............. = gemengde - In België mogen kinderen vanaf 3 jaar naar _ . l'école maternelle ................................................................................................................ = de kleuterschool; de kleuterklas -

Er zijn aan de universiteiten _ met een numerus clausus omdat er anders te veel studenten in die richting komen. orientation ....(d'étude) = studierichtingen; opties; vakken -

Mijn zoon heeft zich laten _ aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij wil rechten studeren. s'inscrire ...................................... = inschrijven - ! INschrijven - schreef IN - heeft Ingeschreven

Page 3: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �3

Een _ is iets waar je naar streeft, wat je wil bereiken. l'objectif, le but ......................................................................................................... = doelstelling; doel -

Het onderwijs aan deze hogeschool staat op een hoog _ : de studenten moeten heel hard werken. le niveau ........................................ = peil; niveau - Hoger onderwijs wordt gegeven aan universiteiten en _ . l'école supérieure .............................................................................................. = hogescholen -

Bij _ van het project bleek dat er nog veel problemen waren. l'étude, l'analyse .......................................................................................... = de bestudering; de analyse; de bespreking; de studie -

De leerlingen van de vierde klas moeten vanavond als _ een opstel maken over televisie en geweld. le devoir (école) ....................... = huiswerk; taak -

Hij _ tegen zijn voorhoofd en zei " je bent gek ". taper du doigt ...................................................................................................................... = tikte - Die schilder heeft het doek van Van Eyck heel _ gekopieerd. Het is moeilijk om het origineel van de kopie te onderscheiden. ........ Précis; de manière précise .................................................................................................................................................................................. = nauwkeurig; precies; nauwgezet - Laat me dat even vlug _ , anders vergeet ik het. noter .................................................................................................................................... = opschrijven; noteren - ! OPschrijven - schreef OP - heeft Opgeschreven Voor een examen kijken de studenten hun _ nog even door. les notes .......................................................................................................... = aantekeningen; notities -

Vroeger schreef hij zijn teksten eerst in _ om ze daarna netjes over te schrijven. Nu werkt hij op de computer. au brouillon ............ = het klad - Of hij komt of niet is mij _ , het maakt me niets uit. cela m'est égal .............................................................................................................. = onverschillig ; gelijk; om het even - In farmaceutische bedrijven _ men nauwkeurig de gunstige en ongunstige effecten van elk nieuw medicijn. étudier ...................... = bestudeert; analyseert; onderzoekt - In 1978 heeft hij het diploma van handelsingenieur _ . obtenir (diplôme) .................................................................................................. = behaald - Ik heb op mijn examen meer punten _ dan vorige keer, maar nog niet voldoende om te slagen. obtenir (cote) .................................... = behaald - De eerste _ begint dit jaar op 4 juni maar vanaf midden mei beginnen de buitensessie examens al.. session ......................................... = zittijd; zit; examensessie -

Aan het IHECS zijn er vier _ . la section (d'étude) ............................................................................................................................................ = afdelingen; opties; vakrichtingen -

Aan het IHECS kun je naast reclame, journalistiek, PR en vormingswerk ook _ studeren. l'éducation aux médias .............................. = media-educatie -

Aan het IHECS kun je naast reclame, journalistiek, PR en media-educatie ook _ studeren. l'éducation permanente ............................ = vormingswerk - Aan het IHECS kun je naast reclame, journalistiek, vormingswerk en media-educatie ook _ studeren. les relations publiques ......... = PR; public relations - Aan het IHECS kun je naast media-educatie, journalistiek, PR en vormingswerk ook _ studeren. la publicité ...................................... = reclame - ...................................................................................................................................................................................................

Aan het IHECS kun je naast media-educatie, reclame, PR en vormingswerk ook _ studeren. le journalisme ......................................... = journalistiek -

Vormingswerk houdt ook een element _ in. la diffusion culturelle ................................................................................................................ = cultuurspreiding -

Het IHECS is een _ waar je een Bachelor- en een Mastercyclus hebt. la haute école ................................................................................... = hogeschool -

Aan het IHECS studeer je _ . Die opleiding houdt veel media in. la communication .................................................................................... = communicatiewetenschappen -

Page 4: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �4

WoC 22.2 Winkelen

Vincent valt op door zijn _ : hij is 1,99 m. la longueur ................................................................................................................................... = lengte -

Wil je, zodra je klaar bent, de ober roepen om te kunnen _ ? régler la note, payer ...................................................................................... = afrekenen; betalen - ! AFrekenen – rekende AF – heeft AFgerekend Dat artikel hebben we in _ , die kunt u onmiddellijk meenemen. en stock; le stock .................................................................................... = voorraad; stock -

Deze zaak is voor mij van het allergrootste _ : ik hecht er enorm veel waarde aan. le poids .................................................................... = gewicht; belang - Dat product verkoopt heel goed. We moeten onze voorraad geregeld _ . compléter ................................................................................... = aanvullen - ! AANvullen – vulde AAN – heeft/is AANgevuld Iemand die een winkel heeft is een _ . le commerçant .................................................................................................................................... = winkelier; handelaar; zelfstandige -

Nee mijnheer, u kunt hier niet op afbetaling kopen, u moet _ betalen. (au) comptant ............................................................................... = contant; cash - We mogen geen voorraad meer kopen, want we hebben geen plaats meer om alles te kunnen _ . stocker ............................................. = opslaan; opbergen; stockeren - ! OPslaan - sloeg OP - heeft Opgeslagen Als je op de luchthaven komt, wordt je bagage _ om te zien of je niet te veel gewicht meeneemt. peser .................................................. = gewogen - ! wegen - woog – gewogen Ik heb geen kleingeld, kunt u vijftig euro _ ? changer (argent) ..................................................................................................................... = wisselen - Bij de uitgang van de supermarkt kiezen de klanten altijd _ waar de minste mensen staan te wachten. la caisse ............................... = de kassa -

Een grote winkel waar je vooral veel levensmiddelen kan kopen is een _ . le supermarché ..................................................................... = supermarkt -

Een _ is een grote winkel waar veel artikelen verkocht worden, zoals Carrefour en Delhaize. le grand magasin, la grande surface . = warenhuis - Ter _ van de onvolledige en inefficiënte wet heeft de regering een nieuwe wet ingediend bij het parlement. en complément à .......... = aanvulling -

In de kersttijd zien de _ van onze winkels en boetieks er bijzonder fraai uit. l'étalage .............................................................................. = etalages; uitstalramen; vitrines -

De meeste mensen kopen een auto op _ , d.w.z. op krediet. à crédit ............................................................................................................... = afbetaling -

Hij wil volgend jaar een goed draaiend café van zijn vriend _ . reprendre (commerce) ............................................................................ = overnemen - ! Overnemen - nam Over - heeft/is Overgenomen Om een huis te kunnen kopen of bouwen gaan de meeste mensen een hypothecaire _ aan. l'emprunt ................................................... = lening -

De regering hoopt door het invoeren van autoloze zondagen veel energie te _ . économiser .................................................................... = besparen - Kleine winkels kunnen gewoonlijk niet _ met grote supermarkten. concurrencer .................................................................................... = concurreren - Ik heb de kosten van die nieuwe auto _ , inclusief de verzekering. Ik geloof dat hij te duur is. calculer ................................................. = berekend; uitgerekend; becijferd - Voordat we dit huis kopen, moeten we eerst een serieuze _ maken van de kosten. le calcul, l'évaluation .............................................. = berekening -

Ondanks de hoge verwachtingen werd zijn project voor hem een _ . la déception ...................................................................................... = teleurstelling; tegenvaller; opdoffer; ontgoocheling -

Na de vakantie vind ik op mijn tafel altijd een hele _ brieven. le tas, la paquet ........................................................................................... = stapel; hoop -

In de winter zijn fruit en groenten _ dan in de zomer, en dus ook duurder. rare ........................................................................................ = schaarser; zeldzamer - De organisatie Test Aankoop is een _vereniging. le consommateur .............................................................................................................. = consumenten; verbruikers -

Page 5: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �5

Twee keer per jaar houden de winkels _ : in januari en in juli. les soldes ..................................................................................................... = uitverkoop; solden -

Zij was _ over de uitslag van haar examens : ze had veel beter verwacht. décevoir .................................................................................. = teleurgesteld; ontgoocheld - Dat zijn de kosten per week. Nu even _ hoeveel dat per jaar betekent. calculer ......................................................................................... = uitrekenen; becijferen; berekenen - ! UITrekenen – rekende UIT – heeft/is UITgerekend Nu de ouders werkloos zijn, leert de familie wat _ is, gewoon omdat ze voorzichtiger moeten zijn met hun geld. économie, parcimonie .......................................................................................................................................................................................... = zuinigheid; besparen -

Wij hebben geen plaatsen meer kunnen krijgen voor het concert in de AB, alles is al lang _ . épuisé, vendu complètement .............. = uitverkocht - ! UITverkopen - verkocht UIT - is UITverkocht Het is nog steeds precies hetzelfde product, alleen _ is nieuw, om meer klanten te trekken. l'emballage ............................................... = de verpakking -

Doordat de prijs van benzine hoog blijft, worden de auto's steeds _ in het gebruik. économe ................................................................... = zuiniger; spaarzamer - Het ministerie van Volksgezondheid acht die vis in blik niet geschikt voor _ . la consommation ............................................................ = consumptie; verbruik -

De schade van dat ongeval wordt op twee miljoen _ . estimer, évaluer ........................................................................................................ = geschat; geraamd - Het huis naast het onze staat al jaren te _ . à vendre ...................................................................................................................................... = koop -

Kun je dit apparaat _ ? Ik weet niet hoe het werkt. se servir de .................................................................................................................... = bedienen ; gebruiken - In een zelfbedieningsrestaurant kunnen de klanten zichzelf _ . se servir ................................................................................................... = bedienen - India heeft naar _ meer dan 1 miljard inwoners. Het precieze aantal kent niemand. selon les estimations, à peu près ...................... = schatting; raming -

Van het eerste geld dat hij verdiend had, heeft hij een auto _ . acheter ....................................................................................................... = aangeschaft; gekocht - ! AANschaffen – schafte AAN – heeft AANgeschaft Afval wordt nu selectief _ . trier ......................................................................................................................................................................... = gesorteerd; gerecycleerd - Leden van grote gezinnen krijgen _ op het openbaar vervoer. la réduction ................................................................................................ = korting; kortingen -

WoC 22.3 Betalen

De Europese _ is de euro. la monnaie ................................................................................................................................................................. = munt; munteenheid -

Dictators denken meer aan hun eigen fortuin dan aan _ van hun volk. la prospérité, le bien-être .......................................................... = de welvaart; de voorspoed -

Het contract moet door beide partijen _ worden. signer ................................................................................................................................. = ondertekend ; getekend - Ongeveer de helft van de _ tussen de 16 en 20 jaar is ongeschoold en heeft weinig kans een baan te vinden. le chômeur .................. = werklozen; werkzoekenden -

Deze maatregel geldt voor onbepaalde _ . pour une durée indéterminée ..................................................................................................... = termijn; tijd -

Hij ziet alleen de voordelen op korte _ . à court terme .................................................................................................................................... = termijn -

12 is een even _ , 13 is oneven. le nombre ......................................................................................................................................................... = getal; cijfer - Mijn zoon is aan het _ voor een nieuwe fiets. épargner ................................................................................................................................... = sparen -

Page 6: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �6

We moeten onze auto een beetje _ , want we hebben geen geld voor een nieuwe. ménager, épargner ...................................................... = sparen - In ons gezinsbudget hebben we zelfs de _ voor concerten en toneelvoorstellingen opgenomen ! les dépenses ..................................... = uitgaven -

Ricardo, Marx, Keynes, Samuelson : het zijn allemaal namen van beroemde _ . l'économiste ................................................................. = economen; economisten -

Dupont is altijd een goede klant geweest, en nu plaatst hij ineens geen _ meer bij ons, maar bij een concurrent ! la commande ....... = orders; bestellingen -

Iemand die genoeg verdiend heeft in zijn leven, kan van zijn _ gaan leven. la rente .................................................................................. = rente; kapitaal; spaargeld; pensioen; interest -

Uitzonderingen _ de regel. confirmer ................................................................................................................................................................ = bevestigen - De nummerplaat van een auto is met twee schroeven aan de carrosserie _ . fixer (à un objet) ............................................................... = bevestigd - In deze _ staan links de inkomsten en rechts de uitgaven.van onze firma. le tableau (statistique) ......................................................... = tabel - Let op de uitspraak: de taBEL

Als een bedrijf meer _ dan uitgaven heeft, maakt het winst! les rentrées ................................................................................................... = inkomsten -

Een student moet een goede _ maken voordat hij aan de voorbereiding van zijn examens begint. la planification, le planning ......... = planning -

Een goede _ kent precies alle inkomsten en uitgaven van zijn firma. le comptable .................................................................................... = boekhouder; beheerder -

We moeten in ons land veel bezuinigen, want er is een groot tekort op _ . le budget .................................................................................. = de begroting -

Hij bezit meer dan 50 % van deze onderneming : hij is de grootste _ . l'actionnaire ................................................................................... = aandeelhouder -

Het _ van besparingsmaatregelen is een grotere werkloosheid. l'inconvénient, le désavantage .............................................................. = nadeel - Die transactie is in ons _ uitgevallen. We hebben een groot deel van onze geldbelegging verloren. à notre désavantage ..................... = nadeel - "Ben je verliefd op haar ?" "Dat _ je niks _ !" cela ne te regarde pas .............................................................................................................. = gaat ... aan - ! gaan - ging – gegaan Industrie is vaak _ voor het milieu. nuisible, fâcheux, désavantageux ........................................................................................................ = nadelig; slecht; gevaarlijk; ongunstig - Veel studenten economie vinden statistiek een moeilijke _ . la matière (à étudier) ................................................................................... = materie; stof -

Het metaalbedrijf met 210 werknemers is door de crisis _ gegaan. la faillite .............................................................................................. = failliet - Bij een openbare notariële verkoop gaat het huis naar degene die het hoogste _ heeft gedaan. l'offre (enchères) ............................... = bod - Het toilet is al een kwartier _ . Er staan al drie mensen te wachten. occuper ............................................................................................. = bezet - Als gevolg van _ van dat bedrijf worden 110 mensen werkloos. la faillite .................................................................................................... = het faillissement - De _ van de grote havenwerken komt ten laste van het ministerie van Openbare Werken. le financement ........................................... = financiering-

Een film maken kost veel geld. Wij zoeken een sponsor om het project te _ . financer ............................................................................... = financieren; steunen; sponsoren - Na een natuurramp krijgen de slachtoffers _ van de regering. l'indemnisation ........................................................................................... = schadevergoeding -

Zal ik meteen betalen of zal ik het geld van mijn rekening op jouw rekening _ ? verser, faire un versement (argent) ......................... = overschrijven; storten - ! Overschrijven - schreef Over - heeft Overgeschreven

Page 7: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �7

WoC 22.4 Het economisch leven

Hij is rijk : zijn totale _ wordt op verscheidene miljoenen geschat. la fortune, les avoirs ........................................................................... = vermogen; rijkdom; bezit -

Ik vrees dat ik niet genoeg tijd heb om mijn examen voor te bereiden. _ werk ik de hele nacht door. si nécessaire, en cas de besoin ........................................................................................................................................................................... = Desnoods; Eventueel; Als het moet - Door de gunstige _ in de jaren zestig konden in Vlaanderen veel filialen van Amerikaanse multinationals opgericht worden. l a .....conjoncture = conjunctuur; omstandigheden; context; voorwaarden; economie; toestand -

Wat wordt er in die fabriek _ ? Ze fabriceren daar autobanden. produire, fabriquer ................................................................................ = geproduceerd - Die _ van aluminium deuren doet de laatste tijd dankzij de premies gouden zaken. le producteur, le fabriquant ................................. = fabrikant; producent; verkoper; leverancier -

General Motors is een internationaal _ met filialen in de hele wereld. le groupe (industriel) .................................................................. = concern; bedrijf - Voordat ik mijn diploma behaal moet ik eerst zes maanden _ lopen om ervaring op te doen. faire un stage .......................................... = stage -

Voordat ik mijn diploma behaal moet ik eerst zes maanden stage _ om ervaring op te doen faire un stage .......................................... = lopen - ! lopen - liep - heeft gelopen Voordat ik mijn diploma behaal moet ik eerst zes maanden stage lopen om ervaring _ . gagner de l'expérience ................................. =op te doen - ! OPdoen – deed OP – heeft OPgedaan Elke onderneming maakt jaarlijks _ op van zijn bezit en zijn schulden. faire le bilan ................................................................................ = de balans -

De _ is het hoofd van een bedrijf. le dirigeant d'entreprise ............................................................................................................................. = bedrijfsleider -

Het gebouw werd door brand _ : er bleef niets meer van over. dévaster, détruire ...................................................................................... = vernietigd; verwoest - In deze nieuwe fabriek worden smartphones en tabletten _ . produire, fabriquer ..................................................................................... = geproduceerd; gefabriceerd; gemaakt; vervaardigd - IJzer wordt hier tot staal _ . transformer ......................................................................................................................................................... = verwerkt - Nederland kan veel boter en kaas _ naar het buitenland. exporter .............................................................................................................. = uitvoeren; exporteren - ! UITvoeren – voerde UIT – heeft/is UITgevoerd Als _ groter is dan de import, is de handelsbalans positief. l'exportation .................................................................................................... = de export; de uitvoer -

Ik heb van de winkel enkele _ van verschillende kleuren meegekregen om thuis beter te kunnen kiezen. l'échantillon .................... = stalen; staaltjes - _ is een sterk en hard soort metaal dat o.a. gebruikt wordt voor het maken van bruggen, auto's, enz. l'acier ....................................... = Staal - Vroeger zat hier veel steenkool in de grond, maar de reserves zijn nu _ . épuiser ..................................................................................... = uitgeput; opgebruikt - Ik had de hele dag in de tuin gewerkt , en was 's avonds totaal _ . épuisé (de fatigue) ............................................................................... = uitgeput; afgemat; doodmoe - ! De _ van melkproducten en bloemen is een belangrijke bron van inkomsten voor de Nederlandse economie. l'exportation .............. = uitvoer; exporteren - ! UITvoeren – voerde UIT – heeft/is UITgevoerd De grondstoffen voor de Antwerpse oliebedrijven worden via pijpleidingen _ . acheminer ...................................................................... = aangevoerd; geleverd - ! AANvoeren – voerde AAN – heeft/is AANgevoerd In Doel en Tihange staan twee Belgische kern_ . la centrale (énergie) ......................................................................................................... = centrales -

In ons land groeien geen bananenbomen. We moeten onze bananen _ uit warme landen. importer ........................................................ = invoeren; importeren - ! INvoeren – voerde IN – heeft/is INgevoerd Als je een schilderij aan de wand wil ophangen, moet je eerst een gaatje in de muur _ . forer .................................................................. = boren - Een belangrijk element in het ontwerpen van meubels is _ , die rekening moet houden met comfort en esthetiek. le design .............

Page 8: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �8

= de vormgeving ; het design -

Bij het bouwen van een huis staat vaak een bord met de vermelding: "verboden op de _ te komen". le chantier ................................... = werf -

De belangrijkste _ in de textielindustrie zijn katoen, wol en synthetische stoffen. les matières premières ........................................... = grondstoffen -

Ik heb mijn auto op krediet gekocht : ik moet nog zes maanden _ . rembourser (dette) ............................................................................ = afbetalen; terugbetalen - ! AFbetalen – betaalde AF – heeft/is AFbetaald Bij _ van dat Belgische bedrijf door een Amerikaanse multinational werd de helft van de werknemers ontslagen. la reprise ...........(d'une société) = de overname -

Als een bedrijf winst oplevert, zegt men dat het _ is. rentable ....................................................................................................................... = rendabel; winstgevend; lucratief - Een _ maatregel is een maatregel die het gewenste effect heeft. efficace ..................................................................................................... = efficiënte; doeltreffende; doelmatige - Jonge mensen vinden het in het begin nogal moeilijk hun geld goed te _ . gérer ........................................................................................ = beheren - Die Amerikaanse firma met hoofdkantoor in Cleveland heeft verscheidene _ in Europa. la filiale .......................................................... = filialen; bijkantoren; dochterondernemingen -

De zaken gaan uitstekend, onze _ is dit jaar verdubbeld en de winst is met 10 % gestegen. le chiffre d'affaires .................................... = omzet -

De burgemeester heeft de politie _ gegeven het vervuilende bedrijf in zijn gemeente te sluiten. l'ordre .................................................. = het bevel - Een ander woord voor nucleaire energie is _energie. nucléaire .................................................................................................................... = kern -

"Draai niet zo rond de pot", zeggen ze in Vlaanderen, kom eens tot _ van de zaak. le coeur du problème ............................................... = de kern -

Hij werkt voor een reclamebureau. Hij is een _ . le publicitaire ...................................................................................................................... = reclameman; reclamemaker -

Een _ plaatst advertenties in kranten en op televisie. . l'annonceur ............................................................................................................. = adverteerder -

Je kan je auto verkopen door een _ in de lokale krant te plaatsen. l'annonce, la publicité (concrète) ..................................................... = advertentie -

Reuters, Agence France Presse, Belga zijn _ . l'agence de presse ................................................................................................................... = persbureaus -

WoC 22.5 Werken (1 / 2)

Wil je even een _ in de muur slaan zodat we dit schilderij kunnen hangen ? Let op je vingers, hé! le clou .............................................. = spijker -

Ik heb nog een vervelende _ te doen voor ik met vakantie ga : de zolder opruimen. une tâche, un truc à faire ..................................... = klus; taak; opdracht -

De Amerikaanse regering heeft gezegd dat ze de burgerslachtoffers van de raketaanval _ . Ze biedt de Afghaanse regering haar verontschuldigingen aan. regretter, déplorer .................................................................................................................................................. = betreuren - Bij het treinongeval waren gelukkig geen slachtoffers te _ . regretter, déplorer ......................................................................................... = betreuren; melden - Ze gaan hier de hele buurt _ om er een winkelcentrum te bouwen. démolir ................................................................................................ = slopen - Die planken zijn te breed, kunt u ze niet in tweeën _ ? scier .......................................................................................................................... = zagen - Voor reparaties staan de vliegtuigen in grote _ . le hangar ............................................................................................................................

Page 9: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �9

= loodsen -

Veel _ zijn failliet gegaan als gevolg van de crisis in de bouwsector Hun bedrijven bestaan nu niet meer.. l'entrepreneur ................. = ondernemers -

Met een _ sla je spijkers in het hout. le marteau .............................................................................................................................................. = hamer -

De machines om mee te werken staan in _ . l'atelier ....................................................................................................................................... = de werkplaats; het atelier -

Hij nam een hamer, een schroef en nog wat _ en hing het schilderij op aan de muur. l'outil et les outils ................................................. = gereedschap - Hier hebt u twee _ om de nummerplaat aan de auto vast te maken. la vis .................................................................................................. = schroeven -

Het terras kunnen we niet zelf leggen, daar moeten we een _ voor laten komen. le spécialiste, le professionnel ................................. = vakman -

Het was zo'n drukke periode op kantoor dat we _ om tijdelijke werkkrachten hebben gevraagd. l'agence d'intérim ............................ = het uitzendbureau; het uitzendkantoor; het uitzendbedrijf; het interimbureau; het interimbedrijf; het interimkantoor - Het was zo'n drukke periode op kantoor dat we tijdelijk een beroep moesten doen op _ . l'intérimaire .................................................. = uitzendkrachten; interims -

De _ in de ontwikkelingslanden contrasteert enorm met de welvaart in de ontwikkelde landen. la pauvreté ....................................... = armoede -

Bij de bank kunt u _ advies krijgen voor al uw financiële operaties. expert, professionnel ....................................................................... = deskundig; professioneel - De meeste bedrijven vragen _ arbeiders, dus mensen die hun vak op school geleerd hebben. le travailleur qualifié ............................ = geschoolde - Arbeiders die geen speciaal vak geleerd hebben zijn _ . non qualifié ............................................................................................................ = ongeschoold; ongeschoolden - "Ik heb geen zin om naast mijn dagelijkse _ ook nog eens het huishouden te doen!" zei ze. l'occupation, l'activité ............................... = bezigheid; dagtaak; activiteiten; werk; job -

Wat moet ik met je ? Je zit de hele dag thuis niets te doen. Zoek eens een nuttige _ ! l'occupation, l'activité ......................................... = bezigheid; activiteit; job; taak -

De kinderen moeten op school de kans krijgen om hun karakter te _ . développer .................................................................................... = ontplooien - In die negatieve sfeer krijg je geen kans om je talenten te _ . développer .................................................................................................... = ontplooien; ontwikkelen - De arbeiders staken om te protesteren tegen _ van honderd kameraden. le licenciement ....................................................................... = het ontslag - Als ik geen loonsverhoging krijg, ga ik mijn _ indienen en een andere betrekking zoeken. démissionner .............................................. = ontslag - Als ik geen loonsverhoging krijg, ga ik mijn ontslag _ en een andere betrekking zoeken. démissionner ................................................ = indienen - ! INdienen – diende IN – heeft/is INgediend De arbeiders krijgen een _ voor overwerk, 100 euro per uur bruto. la prime (bonus) ............................................................................... = premie -

De jaarlijkse _ van de autoverzekering betekent voor veel mensen een serieuze uitgave. la prime (à payer) ....................................... = premie -

Hij werkt niet graag. In feite is hij erg _ ! paresseux ........................................................................................................................................ = lui - Zij werd _ na een proefperiode van drie maanden omdat ze moeilijk in team kon werken. licencier ...................................................... = ontslagen - ! ontSLAgen - ontSLOEG – heeft/is ontSLAgen Dat is een heel goed boek, ik kan het je _ . recommander ............................................................................................................................... = aanbevelen; aanraden - ! AANbevelen - beval AAN - heeft/is AANbevolen Op de receptie feliciteerde de directeur zijn _ met het resultaat dat in het voorbije jaar geboekt werd. le personnel, les cadres ........ = staf; medewerkers; werknemers; stafleden -

Stafleden krijgen boven hun salaris een vaste of variabele _ voor reis- en hotelkosten. l'allocation ........................................................ = toelage -

Een studiebeurs wordt berekend op basis van _ van de ouders. le revenu .................................................................................................. = het inkomen; het salaris; het loon -

Page 10: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �10

Ik heb ook naar die betrekking _ , maar de keuze is op een andere kandidaat gevallen. postuler ........................................................... = gesolliciteerd - Ik maak een goede kans op die nieuwe job : mijn vorige werkgever heeft een schitterende _ voor me geschreven. l a ........................recommandation = aanbeveling -

Een _ is een openstaande betrekking. le poste vacant .................................................................................................................................... = vacature -

Op die school zoeken ze zowel vaste als _ leerkrachten. temporaires ........................................................................................................... = tijdelijke - Ik kom, maar ik wil eerst nog even _ of alle ramen en deuren gesloten zijn. contrôler, vérifier ............................................................... = nakijken; nagaan; checken; controleren - ! NAkijken - keek NA - heeft NAgekeken Omdat de jury niet kon beslissen welke van de twee romans de beste was, werd de prijs aan beide romanciers _ . attribuer ............ = toegekend - ! TOEkennen – kende TOE – heeft/is TOEgekend

WoC 22.6 Werken (2 / 2)

Wie in dat bedrijf slecht _ vliegt er zonder pardon uit. être performant ...................................................................................................... = presteert - Het was een hele _ voor die acteur om zijn tekst in twee dagen van buiten te leren. la performance, la prestation ............................. = prestatie -

De bureauchef is tevreden over de nieuwe medewerker. Die is heel _ : hij wil alles zo goed mogelijk doen. zélé, courageux ............... = ijverig - Als je goed werkt, kun je na enkele jaren _ worden. être promu ................................................................................................................... = bevorderd - Motivatie _ de studie en de resultaten. stimule, favorise ................................................................................................................................ = bevordert; stimuleert - Stemmen is een _ in België, terwijl het in veel andere landen slechts een recht is. le devoir, l'obligation .............................................. = plicht; verplichting -

Buitenlanders die in ons land komen wonen noemen we _ . l'immigré ......................................................................................................... = immigranten -

Als een bedrijf een buitenlandse arbeider in dienst wil nemen, moet er eerst een _ aangevraagd worden. le permis de travail ......... = werkvergunning -

Het bedrijf heeft voor die betrekking 200 _brieven ontvangen, en er dertig kandidaten uit geselecteerd. la candidature .................. = sollicitatie -

Als ik volgend jaar geen beter _ krijg, zoek ik een andere betrekking waar ik meer kan verdienen. le salaire ...................................... = salaris; inkomen; wedde; loon -

Voor die betrekking hebben zich maar weinig _ aangeboden, zodat we niet echt kunnen kiezen. le candidat ....................................... = sollicitanten; kandidaten -

Die man heeft een schitterende _ achter de rug : hij is begonnen als bediende en is geëindigd als directeur. la carrière ..................... = carrière; loopbaan -

Alle werknemers hebben het werk neergelegd. Ze _ voor onbepaalde duur. faire grève ............................................................................ = staken - De arbeiders hebben wekenlang _ voor meer loon. Nu hun een verhoging beloofd is, gaan ze weer aan het werk. faire grève ............ = gestaakt - Aan werklozen wordt maandelijks steungeld _ . allouer ................................................................................................................................ = uitgekeerd; uitbetaald - ! UITkeren – keerde UIT – is UITgekeerd De firma zal per aandeel een dividend _ van vijf euro. allouer ...................................................................................................................... = uitkeren; uitbetalen - ! UITkeren – keerde UIT – is UITgekeerd "Heb _ ! Laat me niet alleen!" riep de arme vrouw. ayez pitié ........................................................................................................................ = medelijden; compassie; medegevoel -

Werklozen krijgen van de staat een _ om te kunnen leven. l'allocation ........................................................................................................ = uitkering -

Page 11: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �11

Voordat je aan je opstel begint, moet je eerst een plan of een _ maken. le schéma ..................................................................................... = schema; diagram - Het werk gaat goed, we liggen voor op ons _ . être en avance sur le programme ........................................................................................ = schema - De _ hebben tot doel de rechten van de werknemers te verdedigen tegen de werkgevers. le syndicat ................................................... = vakbonden; syndicaten; vakverenigingen; vakbeweging -

De arbeiders eisen een loonsverhoging van 20 %, maar de _ willen niet verder gaan dan 8 % . l'employeur .......................................... = werkgevers; -

Het bedrijf telt 2000 _ : 1500 arbeiders en 500 administratieve medewerkers. le travailleur ............................................................. = werknemers-

Werkgevers en _ moeten onderhandelen over de lonen. le travailleur ......................................................................................................... = werknemers -

Met 60 of 65 houden de mensen op met werken voor hun levensonderhoud : dan gaan ze met _ . prendre sa retraite ....................... = pensioen - Sommige oude mensen moeten leven van een heel klein _ : ze hebben nauwelijks genoeg om te overleven. la pension, la retraite ... = pensioen; - Met zijn opmerking _ de directeur dat men hem verkeerd had begrepen, maar verder zei hij er niets over. suggérer ........................ = suggereerde - Alleen de socialistische _ steunt de staking van de ambtenaren. le syndicat .............................................................................................. = vakbond; vakvereniging -

Leer een ander beroep, laat je _ , dan vind je zeker weer werk ! se recycler ............................................................................................... = omscholen; bijscholen - ! OMscholen – schoolde OM – is OMgeschoold Dankzij een lange _ heeft hij een nieuw beroep geleerd. le recyclage (formation) ...................................................................................... = omscholing -

Als je een ongeval hebt, dekt de _ de schade, en je hoeft bijna niets bij te betalen. l'assurance ................................................................ = verzekering -

De _ , die alle machines hebben stilgezet, willen met de directie onderhandelen. le gréviste ................................................................... = stakers; vakbondsleiders -

De regering heeft een plan om de werkloosheid te verminderen en dus _ te bevorderen. l'emploi .......................................................... = de werkgelegenheid -

Kunt u in het Nederlands een _ brief schrijven, bijvoorbeeld om iets te reclameren of om te solliciteren? une lettre formelle .......... = zakelijke - Als we nu even _ blijven, zonder ons met de persoonlijke kanten van de zaak bezig te houden, kunnen we alles vlug regelen. pragmatique, rationnel ........................................................................................................................................................................................ = zakelijk , pragmatisch; rationeel - Iemand die geen werk heeft is _ . sans emploi, au chômage ........................................................................................................................... = werkloos; werkzoekend - De regering moet maatregelen nemen om nieuwe werkgelegenheid te scheppen en zo _ te verminderen. le chômage ........................ = de werkloosheid -

Nieuwe machines maken vaak arbeidsplaatsen _ . superflu, inutile ............................................................................................................. = overbodig - De vergadering had plaats in een van de _ van het partijgebouw. le local .................................................................................................... = lokalen - Bij deze benoeming helpt geen vriendjespolitiek : het enige criterium is of je _ bent of niet. capable ...................................................... = bekwaam; bevoegd -

WoC 22.7 De Politiek (1 / 3)

De studenten eisen _ in het bestuur van de universiteit. la cogestion, la participation ............................................................................. = inspraak; verantwoordelijkheid; medezeggenschap; inzage -

Het nieuws uit eigen land noemt men _ nieuws. intérieur (national) ........................................................................................................... = binnenlands -

Page 12: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �12

De minister van _ Zaken oefent toezicht uit op de politie, samen met de minister van Justitie. intérieur (national) .......................... = binnenlandse - Om opnieuw gekozen te worden tot parlementslid, voeren sommige politici een heel dure verkiezings_ . la campagne ...................... = campagne -

De producenten van mineraalwater voeren de laatste jaren enorme reclame_ voor hun producten. la campagne .............................. = campagnes -

Het _ bestaat uit de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraad. l'administration communale ..................................................... = gemeentebestuur - Er was in het Parlement geen meerderheid voor het nieuwe plan. De regering, die in _ is gesteld, is afgetreden. la minorité .......... = de minderheid -

Frankrijk telt heel wat nationale _ zoals Bretons, Basken, en Catalanen. la minorité ............................................................................... = minderheden -

Elk jaar organiseren mijn ouders een grote _ van de familie : iedereen komt en we zijn nu al met meer dan honderd. la réunion ..... = bijeenkomst; samenkomst -

Een _ van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is niet doorgegaan wegens een protestactie van de Afrikaanse staten. la réunion ................................................................................................................................................................................................ = bijeenkomst; vergadering -

Rechtse partijen hebben in de regel het meeste succes bij _ , linkse partijen bij de arbeiders. la bourgeoisie, la classe moyenne ...... = de burgerij; de middenstand -

De leden van de _ worden door de inwoners van een gemeente verkozen. le conseil communal .............................................................. = gemeenteraad -

De _ oefent de wetgevende macht uit op het niveau van de gemeente. le conseil communal ................................................................... = gemeenteraad -

De _ is de kandidaat wiens naam op de eerste plaats van de kandidatenlijst voor de verkiezingen staat. la tête de liste ................ = lijsttrekker -

Van een _ op een verkiezingslijst wordt verwacht dat hij veel stemmen krijgt omdat zijn naam bovenaan staat. la tête de liste ....... = lijsttrekker -

Om het begrotingstekort te verkleinen moeten er op alle departementen _ worden doorgevoerd. les économies, les coupes ............. = bezuinigingen; besparingen -

De rechters van het Europese Hof van Justitie worden door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar _ . nommer ....................... = benoemd; aangesteld - Na een verkiezing _ de Belgische koning de ministers van de federale regering. nommer ....................................................................... = benoemt - Het tekort op de begroting is nu al 10 miljard euro. Er is geen andere oplossing meer dan serieus te _ . faire des économies ............ = bezuinigen; besparen; snoeien - Ik weet niet meer waarop ik kan _ : ik leef zo goedkoop mogelijk. faire des économies ............................................................................. = bezuinigen; besparen; snoeien - In België noemt men de eerste minister ook _ . le premier ministre ............................................................................................................. = de premier -

Voor civiel ingenieur gebruikt men in Vlaanderen de benaming _ ingenieur. civil ..................................................................................... = burgerlijk - !De burgerlijk ingenieur, niet de burgerlijke ingenieur De kranten brengen dagelijks het nieuws uit _ en het buitenland. intérieur (national) ........................................................................... = het binnenland; het binnen- -

Door de invoering van het algemeen kiesrecht kregen ook de vrouwen _ in het publieke leven. la participation, la cogestion ........... = inspraak; medezeggenschap; deelname -

De _ van het algemeen kiesrecht voor vrouwen dateert in België van na de Tweede Wereldoorlog. l'introduction (d'un droit, un ....principe, ...) = invoering -

De _ van de euro was een belangrijke stap in de Europese eenmaking. l'introduction (d'un droit, un principe, ...) ............................... = invoering; introductie -

_ hebben eigenlijk dezelfde functie als ministers, maar ze maken geen deel uit van de ministerraad. le secrétaire d'état .................. = staatssecretarissen; Staatssecretarissen -

Voor een nieuwe identiteitskaart moet je op _ zijn. la maison communale .................................................................................................. = het gemeentehuis -

Page 13: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �13

In België zijn alle _ vanaf achttien jaar verplicht te gaan stemmen bij verkiezingen. le citoyen .............................................................. = burgers; inwoners -

De _ van ministers is een van de bevoegdheden van de Belgische koning. la nomination ......................................................................... = benoeming -

Studenten dromen er wel eens van dat de examens _ worden. supprimer .................................................................................................. = afgeschaft - ! AFschaffen – schafte AAN – heeft AANgeschaft De trein van 9.30 uur is sinds vorige maand _ . Je zal die van 10 uur moeten nemen. supprimer .......................................................... = afgeschaft - ! AFschaffen – schafte AF – heeft/is AFgeschaft Het is mij gelijk wie het werk doet, ik heb geen _ . la préférence ................................................................................................................... = voorkeur -

Als ik onze vakantie mag kiezen, ga ik bij _ naar de bergen, veel liever dan naar de zee. de préférence ................................................ = voorkeur -

Een politieke partij moet in contact blijven met haar leden en sympathisanten. Ze moet dus met haar _ rekening houden. la base (d'un mouvement, d'un parti) ................................................................................................................................................................ = achterban -

De regering heeft een _ ingediend om tabaksreclame te verbieden, maar de wet is nog niet gestemd. le projet de loi .......................... = wetsontwerp - De Kamer bespreekt _ dat door de regering is ingediend. le projet de loi ..................................................................................................... = het wetsontwerp - Je hoeft me niet alles te vertellen. Kan je het niet kort _ ? résumer ............................................................................................................ = samenvatten - ! SAmenvatten – vatte SAmen – heeft/is SAmengevat Jullie moeten dat boek lezen en in tien regels _ . résumer ............................................................................................................................ = samenvatten - ! SAmenvatten – vatte SAmen – heeft/is SAmengevat Kunt u voor mij een korte _ van de situatie op papier zetten ? le résumé ................................................................................................... = samenvatting; schets;-résumé

Hij heeft zijn taak volledig in _ met de instructies uitgevoerd. en accord avec, en conformité avec ........................................................ = overeenstemming; conformiteit -

WoC 22.8 De Politiek (2 / 3)

In Vlaanderen heet de _ partij de CD&V. démocrate-chrétien ....................................................................................................................... = christendemocratische - In het Europees Parlement is de _ fractie de grootste groep. démocrate-chrétien ..................................................................................... = christendemocratische - Mensen die rechten gestudeerd hebben (rechters, advocaten , etc.) houden zich bezig met _ problemen. juridique ............................ = juridische; rechtelijke; rechtskundige - We moeten de vergadering een week _ , want de directeur is ziek. ajourner, remettre (à plus tard) ...................................................... = uitstellen - Hij heeft nog altijd geen baan. Hij heeft bij alle firma's met vacante betrekkingen gesolliciteerd, maar werd overal _ . refuser ......... = afgewezen; geweigerd - ! AFwijzen - wees AF - heeft/is Afgewezen De _ , de socialisten en de liberalen zijn de grootste politieke families in de westerse democratieën. le démocrate-chrétien .............. = christendemocraten -

De president was zelf niet aanwezig op de persconferentie, hij liet een verklaring voorlezen door zijn _ . le porte-parole .................. = woordvoerder; rechterhand -

In Groot-Brittannië moet een minister die bij een schandaal betrokken is, meestal _ . démissionner, abdiquer .................................... = aftreden - ! AFtreden - trad AF - is Afgetreden In België is koning Leopold III na een zware politieke crisis _ ten gunste van zijn zoon Boudewijn. démissionner, abdiquer .............. = afgetreden - ! AFtreden - trad AF - is Afgetreden In de nazi-periode was Goebbels Hitlers minister van _ . la propagande ...................................................................................................... = propaganda -

Vroeger werden mensen uit zwart Afrika als _ verkocht en op de plantages in de VS aan het werk gesteld. l'esclave ......................... = slaaf; slaven -

Page 14: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �14

Gevoel voor _ is een eigenschap die rechters in hoge mate zouden moeten bezitten. la justice, l'équité ................................................. = rechtvaardigheid; neutraliteit; onafhankelijkheid -

Sociale _ betekent dat iedereen voldoende kansen krijgt op het gebied van werk, vorming, gezondheid, enz. la justice, l'équité ...... = rechtvaardigheid -

De arbeiders kwamen in het begin van de eeuw in _ tegen de lange werktijden en het lage loon. se révolter, s'insurger ..................... = opstand; oproer; verzet -

De president heeft de macht aan zijn opvolger _ . transmettre ..................................................................................................................... = overgedragen - ! Overdragen - droeg Over - heeft/is Overgedragen Toen _ in de Verenigde Staten afgeschaft werd, hadden veel zwarten geen huis om in te wonen. l'esclavage ........................................ = de slavernij -

Zoals mannen, vrouwen en kinderen in de 19de eeuw in de fabrieken moesten werken, dat was toch echte _ . l'esclavage ................ = slavernij; uitbuiting; exploitatie -

De directeur gaat met pensioen, maar we weten nog niet wie zijn _ wordt. le successeur ......................................................................... = opvolger; vervanger -

Ten tijde van Pinochet was Chili een militaire _ . la dictature ....................................................................................................................... = dictatuur -

Een rechter moet streng maar _ zijn. juste, équitable ..................................................................................................................................... = rechtvaardig; eerlijk - De politieke partijen zijn in het parlement _ vertegenwoordigd : hoe meer stemmen, hoe sterker de vertegenwoordiging. ..............proportionnellement = evenredig; proportioneel - _ is een synoniem van "proportioneel". proportionnellement ........................................................................................................................ = evenredig - Je hoeft je voor mij niet te _ : ik heb met jou niets te maken. justifier ......................................................................................................... = rechtvaardigen - In de Verenigde Staten gebeurt _ van de presidentiële macht in de maand januari na de presidentsverkiezingen. la passation (de pouvoir) = de overdracht -

De federalisering van België heeft tot gevolg gehad dat veel _ van de nationale regering naar de regionale overheden zijn gegaan. la compétence, le pouvoir ................................................................................................................................................................................... = bevoegdheden -

In ons democratische systeem, dat gebaseerd is op de scheiding van machten, heeft het parlement _ om wetten te maken. l a ........compétence, le pouvoir = de bevoegdheid -

Barack Obama is George Bush Junior _ als president van de Verenigde Staten. succéder à ..................................................................... = opgevolgd - Op de nationale feestdag hangen overal _ aan de huizen. le drapeau ........................................................................................................... = vlaggen -

In een dictatuur wordt de individuele vrijheid van de burgers _ . opprimer ............................................................................................... = onderdrukt - De feministen voeren strijd tegen _ van de vrouw in de maatschappij. l'oppression ................................................................................. = de onderdrukking -

De ministers denken aan een grondige _ van het belastingsysteem. la réforme ......................................................................................... = hervorming -

Na de Russische Revolutie begon Lenin te werken aan een grondige _ van de Russische maatschappij. la réforme ............................. = hervorming -

Pinochet, de Chileense dictator, is niet op een wettige manier aan de macht gekomen, maar door middel van een staats_ . le coup d'état = greep -

Volgens het weerbericht is heel Europa in _ van de winter : overal vriest het en sneeuwt het. sous l'emprise de ................................. = de greep -

België besteedt minder dan 0,7 % van het BNP aan _ . Dat is veel te weinig, vinden de derdewereldorganisaties. l'aide au ...............développement = ontwikkelingshulp -

Page 15: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �15

De _ is de economische en sociale hulp die de rijke landen aan de arme landen geven. l'aide au développement ................................. = ontwikkelingshulp -

Ian Fleming is de schrijver van spannende _verhalen waarvan er vele verfilmd werden, met als hoofdfiguur James Bond. .............l'espionnage = spionage -

De landen die deel uitmaken van de NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie) zijn elkaars _ in de strijd tegen een eventuele vijand. l'allié ........................................................................................................................................................................................ = bondgenoten -

De Amerikanen, de Britten en de Russen waren _ in de strijd tegen Hitler en het nazisme. l'allié .......................................................... = bondgenoten -

WoC 22.9 De Politiek (3 / 3)

De aanval is de beste _ , hoor je wel eens zeggen. la défense .......................................................................................................................... = verdediging -

De regering die in 1988 in België aan _ was, besliste een deel van haar macht aan de regionale besturen over te dragen. l e ............pouvoir, le régime = het bewind; de macht -

Tijdens _ van Pinochet in Chili zijn duizenden mensen van de oppositie gevangen gezet en vermoord. le pouvoir, le régime ............. = het bewind - Wat hij onderneemt, loopt altijd slecht af : alles _ altijd. rater ....................................................................................................................... = mislukt - De onderhandelingen hebben geen succes gehad, ze zijn _ . rater ................................................................................................................. = mislukt - Mensen die om politieke redenen hun land verlaten kunnen _ krijgen van politieke vluchteling. le statut ........................................... = de status -

Kent hij goed Nederlands ? Hij _ die taal heel goed zelfs. maîtriser .............................................................................................................. = beheerst - Die man is geen diplomaat : als hij boos wordt, kan hij zich niet meer _ . maîtriser .................................................................................. = beheersen - De _ zouden meer economische hulp moeten krijgen van de rijke industrielanden. le pays en développement .................................... = ontwikkelingslanden - In Calais zijn er nog steeds drie verschillende paspoortcontroles : één voor Britten, één voor personen uit de EU en één voor de overige _ . l'étranger ............................................................................................................................................................................................. = buitenlanders -

Iemand die geheime informatie aan een ander land verkoopt, is een _ . l'espion ........................................................................................ = spion -

De man die het kind uit het water had gered was _ van de dag. le héros ...................................................................................................... = de held -

Er is weer een _ ontploft in een straat in Kaboel. Resultaat : tien doden en dertig gewonden. la bombe ................................................. = bom -

Voor de Palestijnen is de Westelijke Jordaanoever (Cis Jordanië) hun land en dus beschouwen zij de Israëlische soldaten die daar aanwezig zijn als _ . l'occupant .................................................................................................................................................................. = bezetters -

De mensen die tijdens de oorlog met de Duitse _ gecollaboreerd hadden, werden na de oorlog gestraft. l'occupant ............................. = bezetter -

Die dienst kan u alle gegevens _ betreffende de huurcontracten. fournir, donner (infos) ......................................................................... = verstrekken; geven; meedelen; overmaken; communiceren - Omdat de vijand te sterk was, konden onze troepen niet langer _ bieden. la résistance ............................................................................ = weerstand; verzet; oppositie -

Angst moet je trachten te _ . vaincre, surmonter ............................................................................................................................................ = overwinnen; verslaan; bedwingen - overWINnen - overWON - heeft/is overWONnen

Page 16: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �16

Onze voetbalploeg heeft tegen Mexico een zware _ geleden. la défaite ......................................................................................................... = nederlaag -

De storm heeft hele dorpen _ . détruire ............................................................................................................................................................ = verwoest; vernietigd - De hele oogst werd door de droogte _ . détruire ............................................................................................................................................... = verwoest; vernietigd - Jagers schieten met een _ . le fusil ..................................................................................................................................................................... = geweer - Er komen vele politieke _ ons land binnen uit landen waar ze niet vrij zijn. le réfugié .............................................................................. = vluchtelingen -

Langs de grens van landen die in oorlog zijn, bevinden zich altijd kampen met _ die op de vrede wachten. le réfugié ......................... = vluchtelingen -

Bij die bomaanslag werd niemand gewond. De _ heeft wel veel schade veroorzaakt. l'explosion ............................................................. = ontploffing -

De _ van België in het najaar van 1944 was het signaal voor de jacht op collaborateurs met de nazi's. la libération ........................... = bevrijding -

België werd in 1944 door de geallieerden _ . libérer ........................................................................................................................................ = bevrijd - De geallieerden waren de _ van de Tweede Wereldoorlog : ze hebben Hitler in oost en west verslagen. le vainqueur .......................... = overwinnaars -

Nadat alle lidstaten van de EG _ van Maastricht hadden goedgekeurd, kon de Europese Unie van start gaan. le traité ...................... = het verdrag - Hij is heel agressief : hij _ iedereen _ die niet denkt zoals hij. attaquer ........................................................................................................ = valt ... aan - ! AANvallen - viel AAN - heeft/is AANgevallen Je hebt allerlei soorten tuinmeubels, en de prijzen _ dan ook van hoog tot laag. varier ............................................................................ = variëren - Hij is naar een concurrent overgestapt en heeft onze fabrieksgeheimen _ . trahir .................................................................................... = verraden - In Vlaanderen vindt men nog regelmatig bommen uit de Eerste Wereldoorlog die nooit _ zijn. exploser ............................................... = ontploft - Men zegt wel eens dat _ de beste verdediging is. l'attaque ............................................................................................................................. = de aanval -

Tijdens de oorlog tussen Iran en Irak _ die landen elkaars olie installaties. bombarder ........................................................................... = bombardeerden - De _ van dat bedrijf door de arbeiders heeft zes weken geduurd. In die periode hebben ze de productie zelfstandig voortgezet. ......l'occupation = bezetting -

In tegenstelling tot bij ons zijn politieagenten in Engeland niet _ : dat maakt hen veel sympathieker. armé ......................................... = gewapend - Homeopathie, acupunctuur, etc. worden niet tot de gewone maar tot de _ geneeskunde gerekend. alternatif ...................................... = alternatieve -

WoC 22.10 Kunst en Cultuur (1 / 2)

Voor ons amateurtoneel werd _ van hout, bruin papier en polyester gemaakt. le décor ........................................................................... = het decor - De _ is een plaats waar toneelstukken worden opgevoerd. le théâtre (bâtiment) ...................................................................................... = schouwburg -

Na de voorstelling gaven de _ de acteurs een warm applaus. le spectateur ................................................................................................. = toeschouwers - Alfred Hitchcock was een beroemde film_ . le réalisateur, le metteur en scène .......................................................................................... = regisseur -

Leonardo da Vinci was een veelzijdig _ : hij was niet alleen schilder en beeldhouwer, maar ook architect. l'artiste .............................

Page 17: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �17

= kunstenaar -

De _ van ons toneelstuk in de open lucht was een flop omdat het de hele avond regende. la représentation ......................................... = opvoering ; voorstelling; show -

Gezien het succes van het toneelstuk wordt het nog een keer _ . jouer (pièce) ........................................................................................... = opgevoerd - ! : OPvoeren – voerde OP – heeft/is OPgevoerd Vanavond is er op de televisie een _ van Shakespeare. la pièce de théâtre .................................................................................................. = toneelstuk ; schouwspel; stuk - Op _ van een toneelstuk geeft de regisseur aanwijzingen aan de acteurs. la répétition ............................................................................. = de repetitie -

De winnaar van de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano kreeg van het publiek een langdurig _ . les applaudissements .............. = applaus - Let op: "het applaus" = enkelvoud alléén Op de Place de la Bastille in Parijs hebben zich vroeger bloedige gebeurtenissen _ . se produire (évènement) ..................................... = afgespeeld; voorgedaan - ! : zich AFspelen – speelde zich AF – heeft zich AFgespeeld Ik heb de hele DVD nog eens _ , maar heb die passage niet kunnen terugvinden. jouer (CD, ...) ............................................................... = afgespeeld - ! : zich AFspelen – speelde zich AF – heeft zich AFgespeeld Bach, Mozart, Handel, Vivaldi zijn namen van beroemde _ . le compositeur ............................................................................................... = componisten; musici -

Het filharmonisch _ speelt vanavond de vijfde symfonie van Mahler. l'orchestre ...................................................................................... = orkest - Er heerste grote _ onder de kinderen die het toneelstukje moesten opvoeren, ze waren allemaal zenuwachtig. l'excitation ............. = opwinding; spanning -

Jullie piano heeft een veel vollere _ dan de onze. le son ................................................................................................................................. = klank -

Een Stradivarius heeft een prachtige _ . le son ................................................................................................................................................ = klank -

Mozart heeft veel opera's en symfonieën _ . composer ................................................................................................................................... = gecomponeerd - Abado en Karajan zijn beroemde _ . Ze hebben talrijke orkesten geleid. le chef d'orchestre ...................................................................... = dirigenten -

Leonardo da Vinci had enorme talenten op verscheidene gebieden : de schilderkunst, de beeldhouwkunst, de architectuur, hij was ook een groot geleerde en uitvinder. In een woord : hij was een _ . le génie ......................................................................................... = genie -

Blijf rustig, laat je door de aanwezigheid van de jury niet _ . enthousiasmer, exciter ................................................................................ = opwinden; storen; verstrooien - !OPwinden - wond OP - heeft Opgewonden De kinderen waren erg _ over de komst van Sinterklaas. exciter ................................................................................................................. = opgewonden - ! OPwinden - wond OP - heeft Opgewonden Als je in de bibliotheek een boek niet kan vinden, kan je kijken in _ . le catalogue ..................................................................................... = de catalogus - Let op de uitspraak: de caTAlogus

Het boek was zo _ dat ik niet kon slapen voor ik het uit had. passionnant .................................................................................................. = spannend; boeiend - De algemene _ van de nieuwe mode is : heel korte rokken en schoenen met naaldhakken. la tendance (mode) ................................... = tendens; trend -

Baudelaire, Rimbaud en Mallarmé zijn grote Franse _ . Hun gedichten zullen nog lang gelezen worden. le poète ................................ = dichters; poëten -

Baudelaire heeft prachtige, maar sombere _ geschreven. le poème .............................................................................................................. = gedichten - In de beginregels van een tekst vindt men gewoonlijk _ , in de laatste regels de conclusie. l'introduction ............................................. = de inleiding; de introductie -

In de _ van het artikel vertelde zij in het kort waarover het zou gaan. l'introduction ............................................................................... = inleiding; introductie -

Als iemand een moeilijk woord niet begrijpt, kan je er een _ van geven. définition; description .............................................................. = omschrijving; verklaring; vertaling -

Mijn vrouw leest het liefst _ romans. Een roman van twintig jaar geleden vindt zij al te oud. contemporain ........................................ = hedendaagse; recente; moderne; eigentijdse - Vondel is een grote naam uit de Nederlandse _ . la littérature ......................................................................................................................

Page 18: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �18

= literatuur; letterkunde -

WoC 22.11 Kunst en Cultuur (2 / 2)

"Godsdienst is de opium van het volk" is een bekend _ uit een boek van Karl Marx. la citation ............................................................... = citaat - Die twee oude mensen hebben niet veel geld nodig, ze leven heel _ . sobre, sobrement ............................................................................. = sober; zuinig - Sneeuwwitje is een _ van Walt Disney. le conte (de fées) ................................................................................................................................ = sprookje - Als je de woorden van iemand _ , mag je niet vergeten je bron te vermelden. citer .................................................................................... = citeert - Voor een publiek kan hij moeilijk iets uitleggen, maar op papier kan hij zijn gedachten heel goed _ . exprimer .................................... = uitdrukken - ! UITdrukken – drukte UIT – heeft/is UITgedrukt Wat we daar gezien hebben, was zo geweldig dat ik het moeilijk kan _ . définir, décrire ............................................................................ = omschrijven; verwoorden; uitdrukken; beschrijven - ! omSCHRIJven - omSCHREEF - heeft omSCHREven In het museum is een prachtige _ moderne schilderijen te bezichtigen. la collection ................................................................................ = verzameling; collectie; tentoonstelling -

In een _ kan je boeken lezen, maar je kunt ze ook lenen en voor een paar weken mee naar huis nemen. la bibliothèque .................... = bibliotheek -

De professor hield een reeks _ over kwantumfysica. la conférence .............................................................................................................. = lezingen; conferenties -

De _ over "Europa na 2030" wordt gevolgd door een discussie. la conférence ............................................................................................. = lezing; conferentie -

Als je op een colloquium een gastspreker moet _ , moet je er wel voor zorgen dat je niet langer spreekt dan zij. introduire ............... = inleiden; introduceren - ! INleide – leidde IN – heeft INgeleid– De ruzie tussen de twee vrienden berustte op een _ . Ze hadden elkaar gewoon verkeerd begrepen. le malentendu ........................... = misverstand - In Montmartre heb je jonge kunstenaars die in enkele minuten je portret _ . esquisser, croquer ............................................................ = schetsen - In het openbaar vervoer reizen jonge kinderen en bejaarden _ . gratuit, gratuitement ............................................................................ = gratis - We hadden een zeer goede _ die ons rondleidde in het museum. le guide .................................................................................................... = gids -

Bij het beklimmen van hoge bergen is een goede _ onmisbaar. le guide ........................................................................................................ = gids -

De schilder begon met een _ , enkele lijnen, maar je zag meteen wat het zou worden. le croquis, l'esquisse .......................................... = schets -

In tien minuten kan ik u slechts een korte _ van zijn leven geven, zonder details. le croquis, l'esquisse ................................................ = schets -

In de biotechnologie wordt steeds meer _ met genetisch materiaal van planten en dieren... en mensen. expérimenter ...................... = geëxperimenteerd - Via zijn pasje kreeg hij _ tot de conferentiezaal. l'accès .................................................................................................................................. = toegang -

Vincent Van Gogh is een zeer bekende Nederlandse _ . le peintre (artiste) ................................................................................................. = schilder; artiest -

Ze hebben het huis laten opknappen toen ze het gekocht hadden, en nu zijn de _ nog bezig met de muren en de deuren. le peintre = schilders -

Het Louvre is een van de grootste _ ter wereld. le musée ............................................................................................................................... = musea; museums - Elk jaar komen veel Engelse toeristen de Leeuw van Waterloo _ : ze bezoeken zowel het monument als het museum. visiter ........... = bezichtigen; bezoeken -

Page 19: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �19

In het Museum voor Schone Kunsten hangen _ van de bekendste schilders uit alle landen van Europa. la peinture, la toile ........... = schilderijen - Let op: “schilderij = de schilderij EN het schilderij Rodin was een _ . Iedereen kent zijn beelden "De denker" en "De kus". le sculpteur ................................................................................... = beeldhouwer -

In dat museum vind je niet alleen schilderijen uit de negentiende eeuw, maar ook allerlei _ uit het dagelijks leven. l'objet ................ = voorwerpen - Als je iets kwijt bent, kun je het best naar de dienst "verloren _ " gaan, en daar eens vragen. l'objet ...................................................... = voorwerpen - Het festival van Avignon is elke zomer opnieuw een _ in de internationale theaterwereld. l'événement ............................................... = evenement; gebeurtenis -

In Brussel was onlangs een unieke _ over de kunst van de Azteken. l'exposition ...................................................................................... = tentoonstelling; expositie -

In laboratoria worden veel _ gedaan met ratten en muizen. l'expérience .................................................................................................... = experimenten; proeven -

WoC 22.12 Sport

Als het slecht gaat met een sportploeg, wordt de _ vaak als eerste ontslagen. l'entraîner, le coach ........................................................ = trainer -

Als voorbereiding op de Olympische Spelen moet hij elke dag vijf uur _ . s'entraîner ................................................................................ = trainen; oefenen - Je wordt veel te dik ! In plaats van steeds maar naar voetbal te kijken op de televisie, zou je beter zelf gaan _ . jouer au foot ........... = voetballen; oefenen; trainen - Je liegt ! Ik heb je niet geslagen ! Ik heb je niet eens _ . toucher ................................................................................................................... = aangeraakt; geraakt - ! AANraken – raakte AAN – heeft AANgeraakt In de meeste musea mag je de kunstwerken niet fotograferen en ook niet _ . toucher .............................................................................. = aanraken - ! AANraken – raakte AAN – heeft AANgeraakt Haar voet doet pijn. Ze is in een spijker _ . marcher ........................................................................................................................................ = getrapt; gelopen - De _ floot en toonde de speler een rode kaart voor brutaal spel. l'arbitre .................................................................................................... = scheidsrechter -

Een ploeg van 11 spelers noemt men een _ . l'équipe de foot .......................................................................................................................... = elftal - Het gebouw waar de topontmoeting tussen de Amerikaanse en de Russische president plaatshad werd streng _ door soldaten en geheime politie. garder, surveiller ..................................................................................................................................................................... = bewaakt - Iemand die voetbal speelt is een _ . le joueur de foot ....................................................................................................................................... = voetballer -

Voor de Olympische Spelen werd een nieuw _ gebouwd voor 100 000 toeschouwers. le stade ................................................................. = stadion - De avond voor de finale hadden de spelers nog een laatste _ . l'entraînement ............................................................................................ = training -

Met ploegen als Real Madrid en FC Barcelona heeft het Spaanse _ een paar vertegenwoordigers op Europees niveau. le football .... = voetbal - Acteurs en actrices kunnen hun kostuum aan- en uittrekken in de _ van de schouwburg. le vestiaire .................................................. = kleedkamers -

Tijdens de rust keren de voetbalspelers terug naar de _ . Daar krijgen ze nieuwe instructies van hun trainer. le vestiaire ............... = kleedkamer -

De stripfiguur Gaston Lagaffe heet in het Nederlands Guus Flater. Hij staat bekend om zijn _ . la gaffe ................................................. = blunders; luiheid -

Omdat hij als jongen altijd al graag gefietst had, wilde hij van _ zijn beroep maken. le cyclisme .............................................................. = wielrennen -

Page 20: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �20

Zij _ verschillende sporten : tennis, paardrijden, zwemmen ... . pratiquer .................................................................................................. = beoefent; beoefenen - Hij is lang ziek geweest. Op school heeft hij daardoor veel _ opgelopen. le retard ...................................................................................... = achterstand; vertraging -

Hij is lang ziek geweest. Op school heeft hij daardoor veel achterstand _ . prendre du retard ................................................................. = opgelopen - ! OPlopen - liep OP - heeft Opgelopen Het zal moeilijk zijn om onze _ in te lopen en ons mediawerk op tijd klaar te krijgen. un retard ............................................................. = achterstand -

Het zal moeilijk zijn om onze achterstand _ en ons mediawerk op tijd klaar te krijgen. rattraper un retard .......................................... = in te lopen - ! INlopen - liep IN - heeft Ingelopen De wedstrijd Parijs-Brussel is vanmorgen in Parijs van _ gegaan, en wordt vanmiddag om drie uur in Brussel verwacht. partir ....de, commencer = start -

Zij doet veel aan sport, zij is erg _ . sportif, sportive ....................................................................................................................................... = sportief - In zijn vakantie gaat hij _ in de Middellandse Zee : hij is dol op onderwatersport. plonger; faire de la plongée ..................................... = duiken - ! duiken - dook – gedoken Als er genoeg wind is, kunnen we morgen op het meer gaan _ . faire de la voile ......................................................................................... = zeilen; windsurfen - Als er te veel wind is, kan men een _ naar beneden halen om de snelheid van het schip te verminderen. la voile ............................... = zeil - Onze nationale volleybalploeg speelt tegen _ uit Nederland. l'équipe ........................................................................................................... = het team; de ploeg -

Als een speler met een andere speler begint te vechten, riskeert hij een _ voor de rest van het seizoen. la suspension ...................... = schorsing -

Zodra de meren en kanalen bevroren zijn, kunnen we weer _ . patiner ....................................................................................................... = schaatsen - De _ van Frankrijk is de belangrijkste wielerwedstrijd van het jaar. le tour de France ............................................................................. = Ronde -

De nachtwaker was op zijn _ toen hij de inbrekers verraste. le tour, la ronde ............................................................................................. = ronde -

De voetbalwedstrijd werd _ omdat er zoveel mist was dat de spelers de andere kant van het veld niet zagen. suspendre ................. = geschorst - We hebben een heel _ pad gevolgd, het liep recht omhoog. raide, abrupt ..................................................................................................... = steil - Dit zijn erg _ rotsen, goed voor alpinisme. raide, abrupt ................................................................................................................................ = steile - Na een dagje zittend werk maakt een flinke wandeling je stijve lichaam weer _ . souple .......................................................................... = soepel; lenig - Roger Federer is geen gewone tennisspeler, hij is een groot _ . le champion ............................................................................................... = kampioen -

De winnaar van de rit had een _ van zeven minuten op het peloton. l'avance ............................................................................................. = voorsprong -

Die technische uitvinding gaf het bedrijf een _ van vele jaren op zijn concurrenten. l'avance ................................................................. = voorsprong -

Hij is knap en intelligent, en hij weet het ook. Een beetje _ zou hem geen kwaad doen. la modestie ........................................................ = bescheidenheid -

Na de wedstrijd waren de _ heel sportief en drukten ze het winnende team de hand. le perdant ............................................................ = verliezers -

In zijn beste jaren won de tenniskampioen telkens weer. Hij was niet te _ . vaincre .................................................................................. = verslaan; overwinnen; kloppen - Woody Allen is een _ Amerikaanse filmregisseur. Zijn films trekken volle zalen. célèbre, réputé ............................................................ = beroemde; bekende; befaamde - In het sportcomplex zijn er vier tennis_ . court de tennis .............................................................................................................................. = banen; velden; terreinen -

Page 21: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �21

De schaats_ is ook op zondag open. la patinoire .............................................................................................................................................. = baan -

Degene die de overwinning behaalt, is _ . le vainqueur, le gagnant ............................................................................................................... = de winnaar; de overwinnaar -

Wie heeft vorig jaar het nationale voetbal_ gewonnen ? In Nederland was dat Ajax, in België Anderlecht. le championnat ............... = kampioenschap - Ik wil je niet beïnvloeden, maar volgens mijn _ mening is die man niet geïnteresseerd in jou, maar in jouw geld. humble, modeste . = bescheiden - Die bedrijfsleider leidt nu een florissant bedrijf, maar hij is begonnen met heel _ middelen. humble, modeste ..................................... = bescheiden - Op de Olympische Spelen krijgen de winnaars van de wedstrijden een gouden _ . la médaille ................................................................. = medaille -

Iedereen keek vol _ naar het virtuoze danspaar. l'admiration ....................................................................................................................... = bewondering -

Het blijkt dat jongeren hun idolen niet alleen _ , maar ook willen imiteren. admirer ................................................................................ = bewonderen - Ik _ je geduld met dat kind : ikzelf zou veel vlugger reageren. admirer ....................................................................................................... = bewonder; benijd -

WoC 22.13 Vrije Tijd

Die mensen komen altijd te laat, en ik durf te _ dat ze nu ook de trein weer gemist hebben. parier ........................................................ = wedden - Voor landen met veel regen en sneeuw is een _ dak beter dan een plat dak. en pente ............................................................................... = schuin - In een tekst wordt een titel (van een film, een roman) _ gedrukt. en italiques ........................................................................................... = schuin - Een automatische vaatwasmachine is een groot _ in de keuken. la facilité ................................................................................................. = gemak - Als ik thuis ben, voel ik mij op mijn _ . à mon aise ........................................................................................................................................... = gemak - Hoewel hij voor pers en publiek de grote _ was voor de overwinning, ging de eerste prijs naar zijn grote rivaal. le favori ................. = favoriet - Ik heb nog geen tijd gehad om op te ruimen, kijk maar niet naar _ . le fatras, bazar, désordre, bordel ................................................... = de rommel; die rommel -

De zolder zit vol oude _ die we nooit meer gebruiken. le fatras, bazar, désordre, bordel ........................................................................... = rommel; brol -

Bij de autocontrole bleek alles _ in orde te zijn: helemaal geen probleem! parfait, OK; parfaitement ...................................................... = prima; goed; uitstekend; allerbest - Het weer was _ voor een fietstochtje. parfait, OK; parfaitement .................................................................................................................... = prima; goed; uitstekend; allerbest - Roep de _ even zodat we een nagerecht kunnen bestellen. la garçon (café, restaurant) .......................................................................... = kelner; ober; serveerster; dienster; kelnerin -

Hou eens op met praten, je _ me _ van mijn werk. Ik kan me niet concentreren. distraire ....................................................................... = leidt ... af - !AFleiden – leidde AF – heeft/is AFgeleid Het woord "sentimenteel", is _ van het Franse woord "sentiment". dériver ................................................................................................. = afgeleid - ! AFleiden – leidde AF – heeft/is AFgeleid Sigaren en sigaretten worden gemaakt van _ . le tabac .................................................................................................................................. = tabak -

Hij wil altijd alles gezien hebben : hij wil in alles zijn nieuwsgierigheid _ . satisfaire (curiosité) .............................................................. = bevredigen - Iemand die masturbeert, _ zichzelf seksueel. satisfaire ................................................................................................................................. = bevredigt -

Page 22: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �22

De goede vriendinnen ontmoeten elkaar maandelijks in dezelfde oude _ om iets te drinken en te praten. le bistrot .......................... = kroeg; café -

Mijn twee buurvrouwen staan vaak uren op straat met elkaar te _ . papoter, bavarder ........................................................................... = kletsen; babbelen; keuvelen - De werkstudenten die 's zomers op terrasjes serveren, krijgen vaak een _ van de klanten. le pourboire ............................................... = fooi -

Zaterdag ga ik met mijn zusje in de stad _ : ze wil een nieuwe jas kopen. faire des achats, faire les magasins ....................................... = winkelen - In december gaan we op zolder _ voor de kerstboom zoeken. la décoration ................................................................................................ = de versiering -

Hij organiseert zijn reizen nooit zelf, hij laat alles regelen door een goed _ . l'agence de voyage .............................................................. = reisbureau; reisagentschap - In de bossen van de Ardennen wordt er op groot wild _ . chasser ................................................................................................................. = gejaagd; geschoten - _ die vreemde kat eens weg uit de tuin. Hij komt hier altijd naar eten zoeken. chasser ............................................................................ = Jaag; jaag - ! jaag - joeg - heeft gejaagd We hebben vorig jaar de _ aan de Loire bezocht. Chambord vond ik prachtig. le château ......................................................................... = kastelen - We kunnen niet de hele dag hetzelfde doen : we gaan ons nu eens met iets anders _ . s'occuper .............................................................. = bezighouden - Onze babysitter kan de kinderen goed _ : ze amuseren zich goed met hem. s'occuper .............................................................................. = bezighouden - Jongens houden doorgaans van films met veel actie, waarin de personages heel wat _ beleven. l'aventure .......................................... = avonturen - Het kleine stukje grond achter het huis is uitstekend geschikt om een beetje te _ . jardiner, faire du jardinage ................................... = tuinieren - Kinderen kunnen uren met papier en karton _ . Dozen worden kastelen en papierrollen worden personages. bricoler ..................... = knutselen - Na zijn studie heeft hij twee jaar lang in Azië _ zonder ergens lang te blijven. parcourir; errer ............................................................... = gezworven; rondgetrokken; rondgereisd - ! zwerven - zwierf - heeft gezworven Hij wilde ook leren _ , maar hij kon niet op de plank blijven staan, en viel voortdurend in het water. surfer ......................................... = surfen - In de _ van Pairi Daiza tellen ze nu twee Chinese Panda's. le jardin zoologique, le zoo .............................................................................. = dierentuin; zoo -

Paardrijden is voor hem een _ , hij doet het voor zijn plezier. le passe-temps, le hobby ............................................................................. = hobby; liefhebberij -

Voor een amateur of _ maakt hij video's van heel goede kwaliteit. l'amateur .............................................................................................. = liefhebber -

Om te _ heb je een bord en stukken nodig, waarvan het belangrijkste de koning is. Andere stukken zijn : het paard, de toren, de koningin, enz. jouer aux échecs ......................................................................................................................................................................... = schaken - In Parijs zijn er heel wat _ voor de toerist : monumenten, kerken, grote boulevards, luxezaken, etc. la curiosité (touristique) ........ = bezienswaardigheden -

Toen mijn dochtertje jarig was, hebben we de woonkamer mooi _ met papierlampen en gekleurde kaarsen. décoré .......................... = versierd - Hij is een echte theaterfan, op zijn kamer hangt een grote _ van het festival van Avignon. l'affiche, le poster ....................................... = affiche; poster -

WoC 22.14 Voorzieningen

Voor de rechtbank wordt een verdachte verdedigd door zijn _ . l'avocat ..................................................................................................... = advocaat -

De brandweer was snel ter plaatse om het vuur _ . éteindre ......................................................................................................................... = blussen -

Page 23: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �23

Elk jaar moet de burger zijn belastingformulier _ . Nu kan je dat ook online doen. remplir (formulaire, document) ............................ = invullen - ! INvullen – vulden IN – heeft INgevuld In het vluchtelingenkamp is een cholera-epidemie _ . se déclarer, éclater .................................................................................................. = uitgebroken - ! UITbreken - brak UIT - is UITgebroken Door _ van het bedrijf zijn 20 arbeiders werkloos geworden. . la fermeture ................................................................................................ = de sluiting -

Na enkele uren blussen werd _ het vuur meester. les pompiers ..................................................................................................................... = de brandweer -

Bij onze aankomst in het hotel moesten we eerst een _ invullen met onze persoonlijke gegevens. le formulaire ................................... = formulier; document - In de meeste landen mag men niet zomaar alcohol verkopen, daar moet men een _ voor hebben. le permis; la licence ....................... = vergunning; licentie; toestemming -

De oppositieleden hebben een wetsvoorstel _ , waarover volgende week gedebatteerd wordt. déposer (projet, document, ...) ............ = ingediend - ! INdienen – diende IN – heeft INgediend In België oefent een burgemeester zijn _ gewoonlijk gedurende vijf jaar uit. la fonction (officielle) ......................................................... = ambt - Elke ochtend brengt _ de post. le facteur ........................................................................................................................................................... = de postbode -

Belastingformulieren zijn gewoonlijk opgesteld in een totaal onleesbare _ taal officielle, administratif .................................................. = ambtelijke; administratieve - Ik loop nog even langs _ om wat postzegels te kopen. le bureau de poste ..................................................................................................... = het postkantoor - Ik heb de postzegels op de envelop _ . coller ...................................................................................................................................................... = geplakt - Ter gelegenheid van de verjaardag van de koning werd een speciale _ uitgegeven. timbre ....................................................................... = postzegel; zegel -

Als je me zegt hoelaat je trein aankomt, zal ik je van het station komen _ . aller/venir chercher qqn .................................................... = afhalen - ! AFhalen – haalde AF – heeft AFgehaald Voor de rechtbank wordt een _ verdedigd door zijn advocaat. un suspect ................................................................................................... = verdachte; misdadiger - Hij wordt er door zijn vrienden van _ het werk door iemand anders te hebben laten doen. soupçonner ................................................. = verdacht - Rechters, leraren, hebben de staat als werkgever, ze zijn dus _ . le fonctionnaire ...................................................................................... = ambtenaren -

Dit is een _ brief voor u, wilt u hier even tekenen? recommandé (lettre, paquet) ....................................................................................... = aangetekende - ! We hebben een _ nodig om te klimmen om het bovenste deel van de muur te kunnen verven. l'échelle .................................................. = ladder -

Het rapport wordt niet publiek verspreid, maar het kan u op _ wel toegezonden worden. sur demande ................................................ = aanvraag -

Tijdens de verkiezingscampagnes krijgt iedereen heel wat reclame in _ . la boîte aux lettres .................................................................. = de brievenbus -

Wie is hier _ met het installeren van de nieuwe mediastudio? charger (d'une tâche, mission) ................................................................. = belast - Het Europees Parlement houdt iedere maand gedurende één week _ in Straatsburg. la séance ............................................................... = zitting -

Ik weet dat ik je nog een pak geld _ ben, maar ik kan je nu onmogelijk terugbetalen. devoir de l'argent à qqn ....................................... = schuldig; verschuldigd - Een stad of gemeente is verdeeld in een aantal _ . le quartier ........................................................................................................................ = wijken - Wil je even al je _ van tafel halen, we gaan eten. les affaires (objets) ............................................................................................................ = spullen - Ik moet al mijn _ nog opruimen, en dan ga ik met je mee. les affaires, les trucs (objects) .......................................................................... = spullen - De commissie staat onder _ van het parlement. sous le surveillance ............................................................................................................ = toezicht -

Page 24: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �24

WoC 22.15 Justitie

De moordenaar heeft een perfecte _ begaan, geen enkele spoor. Nooit werd hij ontdekt. . crime; meurtre ............................................ = misdaad; moord -

Doodsbleek keek ze voor zich uit. Ze zag er zo wit uit als een _ . cadavre ..................................................................................................... = lijk - We hebben tijdens de vakantie het bezoek van een _ gehad. Hij heeft geld en juwelen gestolen. le voleur .............................................. = dief - Een _ is een persoon die bv. een moord of een zware diefstal heeft gepleegd. le criminel ........................................................................... = misdadiger -

De aanslagen op de Twin Towers in New York gebeurden met _ vliegtuigen. détourner (avion) ............................................................... = gekaapte - Zal men _ van John Kennedy ooit vinden? l'assassin, le meurtrier ............................................................................................................... = de moordenaar -

Weet men nu uiteindelijk wie de Black Dahlia _ heeft? assassiner ................................................................................................................ = vermoord - De _ van de politicus eisen een grote som geld in ruil voor zijn bevrijding. . les ravisseurs ....................................................................... = ontvoerders -

Hij wordt ervan _ plagiaat te hebben gepleegd en zit in de problemen. accuser .......................................................................................... = beschuldigd - Door zijn alibi kon hij gemakkelijk bewijzen dat hij _ is. innocent .................................................................................................................. = onschuldig - De politie heeft de jongeman urenlang over de diefstal van de auto _ . interroger ...................................................................................... = ondervraagd; verhoord - ! onderVRAgen - onderVROEG - heeft/is onderVRAAGD Op het examen worden jullie over de stof van het hele jaar _ . interroger .................................................................................................... = ondervraagd; verhoord - ! onderVRAgen - onderVROEG - heeft/is onderVRAAGD Nelson Mandela werd jarenlang als _ in een kleine cel opgesloten. le prisonnier ........................................................................................ = gevangene -

Haar publicaties _ van een grote intelligentie en eruditie témoigner ............................................................................................................ = getuigen - De advocaat hield een schitterend _ ter verdediging van zijn cliënt. la plaidoirie, le plaidoyer ................................................................ = pleidooi - De rechtbank heeft hem _ verklaard en tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. coupable .................................................................. = schuldig - Voor zo'n misdrijf zal je waarschijnlijk voor _ moeten verschijnen. le tribunal ........................................................................................... = de rechtbank; de rechter -

De advocaat van de beschuldigde wil tegen _ in beroep gaan. le jugement, le verdict ................................................................................. = het vonnis - Hij werd gevangen gezet op _ van collaboratie met de vijand. l'accusation ................................................................................................... = beschuldiging; vermoeden -

De verdachte wordt voor de rechtbank _ door zijn advocaat. assister .......................................................................................................... = bijgestaan - ! BIJstaan - stond BIJ - heeft/is BIJgestaan Heb je juridische _ in je autoverzekering? l'assistance .................................................................................................................................... = bijstand -

Jonge advocaten moeten vaak pro deo _ . plaider ........................................................................................................................................... = pleiten - Hij werd _ omdat hij voor de derde keer dronken achter het stuur zat en zit nu gevangen. arrêter ........................................................ = aangehouden - ! AANhouden - hield AAN - heeft/is AANgehouden In heel wat landen zitten veel mensen in _ voor politieke redenen. Daar wordt de vrijheid van meningsuiting niet gerespecteerd. . la prison ..................................................................................................................................................................................... = de gevangenis; de gevangenissen ; de cel -

De _ van jonge misdadigers is gewoonlijk niet zo zwaar als het hun eerste misdaad is. la condamnation ............................................... = veroordeling -

De doodstraf bestaat hier niet meer, maar je kan wel _ worden tot levenslange gevangenisstraf. condamner ....................................... = veroordeeld -

Page 25: Woc 22 syllabus

IHECS Bachelor 2 Nederlands WoC 2.2 �25

De verklaringen van een _ van een ongeval kunnen erg belangrijk zijn bij een proces. le témoin ............................................................ = getuige -

Tijdens _ door de onderzoeksrechter bleef de verdachte zijn schuld ontkennen. l'interrogatoire, l'audition .......................................... = het verhoor - De misdadiger kon door een getuigenis worden _ . arrêter (par la police) .................................................................................................... = gearresteerd; aangehouden - Tijdens de rellen zijn vier gevangenen uit de gevangenis _ . s'échapper ....................................................................................................... = ontsnapt - De dronken bestuurder heeft van de rechter een rij_ van één jaar gekregen. l'interdiction (de conduire) ............................................. = verbod - Bij _ tussen politie en boze studenten werden enkele studentenleiders door de politie meegenomen. l'affrontement, la bagarre ....... = rellen -

Gisteren hebben onbekenden een klein schilderij uit het Magritte museum _ en vervangen door een kopie. voler ............................... = gestolen - ! stelen - stal - heeft gestolen Deze bekende gevaarlijke bende heeft verschillende _ gepleegd op warenhuizen. l'attaque, le hold-up ................................................... = overvallen -

Kijk, het slot van de voordeur is geforceerd! Ze hebben zeker _ . cambrioler, entrer par effraction ....................................................... = ingebroken - ! INbreken - brak IN - heeft/is Ingebroken De narcotrafficanten hebben een belangrijke politicus _ om geld te kunnen eisen. enlever (otage) ......................................................... = ontvoerd; gegijzeld - In sommige landen is prostitutie verboden. Daar werken de _ clandestien. la prostituée .......................................................................... = prostituees; hoeren -

Aan drughandelaars worden daar zware _ opgelegd, tot 20 jaar gevangenis en en zeer hoge boetes. . la peine; la punition ................ = straffen -

De "Bob" campagne moet ervoor zorgen dat er minder mensen _ achter het stuur zitten. ivre, ayant bu ................................................ = dronken - Als je door een rood licht of te snel rijdt, _ je de verkeersregels. enfreindre ................................................................................................ = overtreed - ! overTREden - overTRAD - heeft/is overTREden Al Quaeda heeft opnieuw een _ gepleegd, het gebouw is helemaal vernield. attentat ................................................................................. = aanslag -

Als je te snel rijdt of je gordel niet aan hebt, pleeg je een _ van het verkeersreglement. l'infraction ........................................................ = overtreding -