dspace.ou.nldspace.ou.nl/.../1820/7930/1/OWMHuiskamp-29052017.d… · Web viewDe verdeling van de...
Transcript of dspace.ou.nldspace.ou.nl/.../1820/7930/1/OWMHuiskamp-29052017.d… · Web viewDe verdeling van de...
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en
Lerarenopleiders
Valuable Learning by Pre-Service Teachers in Learning Groups with In-Service
Teachers and Teacher Educators
Melline Huiskamp
Master Onderwijswetenschappen
Open Universiteit Nederland
Datum: mei 2017
Studentnummer:
Begeleider: Dr. E. Vrieling
Examinator: Dr. Ir. K.C.J. Kreijns
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
1
Inhoudsopgave
Samenvatting 3
Summary 4
1. Inleiding 5
1.1 Professionaliseren door samenwerken 5
1.2 Netwerkleren binnen de lerarenopleiding 9
1.3 Doelstelling en vraagstelling 12
2. Methode 14
2.1 Ontwerp 14
2.2 Onderzoeksgroep 14
2.3 Materialen 15
2.4 Procedure 17
2.5 Analyses 18
3. Resultaten 20
3.1 Sociale configuratie 20
3.2 Waardecreatie 27
3.3 Ondersteuning studenten 30
4. Conclusie en discussie 32
4.1 Conclusie 32
4.2 Discussie 34
4.3 Aanbevelingen voor de praktijk 35
4.4 Beperkingen van het onderzoek 36
4.5 Suggesties voor vervolgonderzoek 37
4.6 Tot slot 38
Referenties 38
Bijlagen 46
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
2
Samenvatting
Onderzoek wijst uit dat collegiale samenwerking een positieve invloed heeft op de professionalisering
van (toekomstige) leraren. Het motiveert om gezamenlijk problemen op te lossen en leren wordt op
deze manier betekenisvoller. Mede hierom wordt er steeds vaker gekozen voor professionalisering in
leernetwerken waarin basisschoolleerkrachten, lerarenopleiders en pabostudenten samenwerken aan
praktijkrelevante problemen. Deze leernetwerken blijken voor studenten echter vaak niet het gewenste
effect te hebben. Het leren in deze context wordt door studenten niet altijd als waardevol ervaren en
hierdoor nemen zij soms een passieve rol aan.
Het doel van het huidige onderzoek is na te gaan hoe het leren voor pabostudenten in een
leernetwerk gefaciliteerd kan worden zodat het waardevol voor ze is. De centrale vraag van dit
onderzoek luidt: Hoe kan het leren van pabostudenten in een leernetwerk gefaciliteerd worden zodat
het waardevol is voor studenten?
Het onderzoek is uitgevoerd binnen vier leernetwerken van Iselinge Hogeschool (pabo). Twee
leernetwerken zijn in september 2016 gestart onder de noemer Academische Werkplaats (AW). Bij
deze leernetwerken staat het doen van ontwerpgericht onderzoek centraal. De andere twee
leernetwerken bestaan al twee jaar en worden gesubsidieerd door Versterking Samenwerking
Lerarenopleiding en Scholen (VSLS). In totaal hebben 42 respondenten deelgenomen aan deze studie
(18 basisschoolleerkrachten, 10 lerarenopleiders, 12 studenten en 2 onderzoekers).
Het huidige onderzoek is exploratief van aard en er is gebruik gemaakt van een mixed
methods design, waarbij de kwantitatieve data de kwalitatieve bevindingen heeft ondersteund. Op deze
manier is een zo volledig mogelijk beeld van het onderzoeksprobleem geschetst. De kwalitatieve data
bestaan uit audio-opnames van de netwerkbijeenkomsten, reflectieve vragen, interviews en
focusgroepen met studenten. Voor de kwantitatieve dataverzameling is de vragenlijst voor dimensies
van sociaal leren afgenomen.
Uit het huidige onderzoek blijkt het van belang te zijn om binnen ieder leernetwerk een
facilitator specifiek voor de studenten aan te stellen. Het is de taak van deze facilitator om op basis van
de ondersteuningsprincipes die in dit onderzoek worden gepresenteerd, studenten te begeleiden om
volwaardig te participeren in het leernetwerk. Daarnaast gaat deze facilitator twee keer per jaar met
elke student in gesprek aan de hand van de interviewleidraad ‘Waardecreatieverhalen’ teneinde de
waarde van het netwerkleren voor de studenten in beeld te krijgen en hierop te kunnen faciliteren. Tot
slot is het zaak dat expliciet wordt gemaakt wat de doelen en verwachtingen zijn als het gaat om
volwaardige participatie van studenten in leernetwerken.
Keywords: leernetwerken, professionalisering, leraren in opleiding, sociaal leren
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
3
Summary
Research shows that collaboration with other professionals has a positive influence on the
professionalisation of (pre-service) teachers. It is motivating to solve problems together, and joint
problem solving makes learning more meaningful. This is one of the reasons why professionalisation
increasingly takes place in teacher learning groups in which in-service teachers, teacher educators and
pre-service teachers work together to solve practice-relevant problems. However, for students, these
teacher learning groups do not seem to be the rich learning environments that they aim to be. Students
do not always find learning in this context valuable, which leads to them taking a passive role in these
learning communities.
It is the aim of this study to investigate what pre-service teachers participating in teacher
learning groups need in order for them to perceive the added value of participating in these
communities. The main question of this study is: How can pre-service teachers’ participation in
teacher learning groups be facilitated so that it becomes valuable to the pre-service teachers?
This study was carried out among four learning groups within Iselinge Hogeschool (pre-
service teacher education). Two of these learning groups started in September 2016 as part of the
‘Academische Werkplaats’ (AW). Design-based research is central to these communities. The other
two learning groups have existed for two years and have been funded by ‘Versterking Samenwerking
Lerarenopleiding en Scholen’ (VSLS). In total, 42 respondents have participated in this study (18 in-
service teachers, 10 teacher educators, 12 pre-service teachers and 2 researchers).
The current study is explorative and made use of a mixed methods design, in which the
quantitative data supported the qualitative findings. Thus, a complete picture of the research problem
was painted. The qualitative data consist of sound recordings of the group meetings, reflective notes,
interviews and focus groups with students. In order to collect quantitative data, the Dimensions of
Social Learning questionnaire was conducted.
This study shows that it is important to appoint a facilitator specifically for students within
each learning group. It is the task of this facilitator to supervise students’ full participation, based on
the support principles presented in this study. The facilitator should also use the interview guideline
‘Waardecreatieverhalen’ as a basis for a semi-annual discussions with the students which will offer
insights into the value of network learning for students and allow the facilitator to respond to these
insights. Finally, goals and expectations should be made explicit when it comes to students
participating in learning groups.
Keywords: teacher learning groups, professionalisation, pre-service teachers, social learning
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
4
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en
Lerarenopleiders
1. Inleiding
Om in te kunnen spelen op de veranderende samenleving en daarmee de veranderende eisen die
gesteld worden aan burgers, zal het onderwijs anders ingericht moeten worden. Het onderwijs heeft
leraren nodig die zich kritisch kunnen verhouden tot de voortdurende veranderingen en die in staat zijn
hun onderwijs te verbeteren en te innoveren naar aanleiding van een kritische kijk op veranderingen in
de maatschappij. Dit vraagt van leraren een kritisch-onderzoekende houding (Onderwijsraad, 2013) en
een continu proces van leren (Timmermans, 2016). Om een continu proces van leren te
bewerkstelligen, zal de professionele ontwikkeling van (aanstaande) leraren gefaciliteerd moeten
worden (Onderwijsraad, 2013; Ministerie van Onderwijs, 2013).
Het in deze thesis beschreven onderzoek richt zich op het faciliteren van leren in netwerken
als belangrijke vorm van professionaliseren. Hierbij zoomen we in op de rol van aanstaande leraren en
zoeken we naar manieren om het netwerkleren voor hen van waarde te laten zijn. Om inzicht te krijgen
in de wetenschappelijke bevindingen en onbeantwoorde vragen rondom dit thema, is er als eerste stap
een literatuurstudie verricht. In de inleiding wordt de belangrijkste literatuur vanuit deze studie
samengevat. Allereerst wordt het belang van samenwerken en netwerkleren voor professionele
ontwikkeling beschreven met daarbij belangrijke aandachtspunten en instrumenten voor facilitering.
Vervolgens wordt er in gegaan op het belang en de waarde van netwerkleren binnen de
lerarenopleiding, uitmondend in de onderzoeksvragen van deze studie.
1.1 Professionaliseren door samenwerken
1.1.1 Belang van samenwerken bij professionaliseren.
Om te kunnen leren en professionaliseren is interactie met de omgeving nodig (Corso & Giacobbe,
n.d). ITL research (2014) stelt dat samenwerken met collega’s en het kunnen rekenen op collegiale
ondersteuning één van de voorwaarden is om een continu proces van leren tot stand te brengen. Leren
wordt betekenisvoller wanneer wordt samengewerkt met andere professionals en het leren niet wordt
gezien als een individuele activiteit (Brown, Collins, & Duguid, 1989; Lave & Wenger, 1991; Roth &
Lee, 2006). Boud en Hager (2012) scherpen deze veronderstelling aan en zijn van mening dat
professionele ontwikkeling gezien kan worden als een sociaal leerproces waarbij professionals
samenwerken en samen leren om zowel hun vaardigheden als attitude te verbeteren.
Het samenwerken met andere professionals wordt door leraren als erg waardevol beschouwd
(Guskey, 2003; Windmuller, Vos, & Vermeulen, 2008). Ook motiveert het hen om gezamenlijk
praktijkproblemen op te lossen (Little, 2003). Door samen te werken aan professionalisering wordt
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
5
niet alleen kennis opgedaan (Ball & Cohen, 1996), maar kan ook het gedrag van leraren veranderen
(Penual, Fishman, Yamaguchi, & Gallagher, 2007). Er worden problemen gedeeld, kennis en ideeën
uitgewisseld en er wordt gereflecteerd op de praktijk. De kennis en vaardigheden die leraren hierdoor
opdoen, verbeteren uiteindelijk de beroepspraktijk (Garet, Porter, Desimone, Birman, & Yoon, 2001;
Hunzicker, 2011). Gesteld kan worden dat het samenwerken met andere professionals een effectieve
manier is van het professionaliseren van leraren (Garet et al., 2001; Guskey, 2003; Hunzicker, 2011;
Penual et al., 2007).
1.1.2 Netwerkleren.
Door de bewezen effectiviteit van de samenwerking tussen professionals en de ineffectiviteit van de
traditionele vormen van professionaliseren zoals workshops, seminaries en conferenties (Garet et al.,
2001), vindt samenwerking binnen het onderwijs steeds meer plaats in netwerken. Dit kunnen
netwerken zijn die spontaan ontstaan, maar de tendens is dat er steeds meer formele netwerken worden
gevormd waarin gezamenlijk wordt geleerd (Vroemen, Wagenaar, & Dresen, 2011). Korenhof,
Schreurs, Meijs en De Laat (2010) geven aan dat dergelijke formele netwerken niet alleen in grootte,
maar ook in kwaliteit, intensiteit en snelheid toenemen.
Bood, Coenders en Van Luin (2010) beschrijven netwerkleren als leren dat door professionals
van verschillende disciplines en sectoren zelf wordt vormgegeven. Bij netwerkleren staat een
persoonlijke en actieve manier van leren centraal waarbij naar een verbinding wordt gezocht van
elkaars praktijken (Korenhof et al., 2010). Door de kennisontwikkeling en de uitwisseling van
inzichten en ervaringen, wordt gezamenlijk geleerd en gezocht naar antwoorden van vragen en
uitdagingen die voortkomen uit de praktijk (Andringa & Reyn, 2014; Korenhof et al., 2010). Uit
diverse onderzoeken blijkt dat het van belang is om het professionaliseren van leraren te koppelen aan
de eigen praktijk, zodat de transfer van het geleerde makkelijk gemaakt wordt (Boud & Hager, 2012;
Hargreaves & Fullan, 2012; Marsick & Volpe, 1999; Phaor, Skerlavaj, & Dimovski, 2008). Bij
netwerkleren gebeurt dit sterk en is er sprake van een wederkerige relatie tussen leren, werken en
innovatie waardoor leren en de werkplek nauw aan elkaar verbonden zijn (Admiraal, Lockhorst, &
Van der Pol, 2012; Boud & Hager, 2012; De Laat, 2012).
Uiteindelijk kan het leren in netwerken zowel bijdragen aan de individuele ontwikkeling van
leraren als aan de collectieve capaciteit van een organisatie (Achinstein, 2002; Darling-Hammond &
Bransford, 2005; Grossman, Wineburg, & Wolworth, 2001; Imants, Sleegers, & Witziers, 2001;
Piazza, Mcneil, & Hittinger, 2009). Op individueel niveau kan het netwerkleren resulteren in kennis en
vaardigheden die in de praktijk kunnen worden ingezet (Nijland, 2016). Ook kan het vertrouwen in
eigen kunnen toenemen door netwerkleren (OECD, 2014). Op organisatieniveau kan netwerkleren
resulteren in meer en sterkere verbindingen tussen collega’s waardoor kennis binnen een organisatie
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
6
gemakkelijker gelokaliseerd kan worden. Organisaties kunnen daardoor beter profiteren van de kennis
die ze in huis hebben (De Laat, 2012). Het netwerkleren moet daarbij wel aan enkele voorwaarden
voldoen, zoals wordt beschreven in de volgende paragraaf.
1.1.3 Succesfactoren en faciliteren van netwerkleren.
Om netwerkleren daadwerkelijk tot stand te laten komen, zijn er diverse onderzoeken gedaan naar
factoren die een positieve invloed hebben op het leren in een netwerk. Zoals in paragraaf 1.1.2 is
beschreven zal de praktijk centraal moeten staan om tot leren te kunnen komen (Desimone, 2011). De
Bruin (2008) stelt: ‘Hoe dichter het behandelde onderwerp van een netwerk ligt bij de dagelijkse
werkzaamheden van de leden, hoe waardevoller het netwerk voor hen is. Puur omdat het onderwerp
on top of their mind is, of sterker nog: hun passie is’ (p. 2). Netwerkleren wordt daarom gekenmerkt
door een praktijkgerichte aanpak (Kranendonk & Kersten, 2005). Naast een praktijkgerichte aanpak, is
het ook van belang dat de deelnemers dezelfde doelstellingen voor ogen hebben (Eckert, 2006;
Kranendonk & Kersten, 2005; Van Rosmalen, Van Bruggen, & Spoelstra, 2011) en dezelfde taal
spreken (Van Rosmalen et al., 2011).
Ook is het aan te bevelen om te zorgen voor een heterogene groep binnen leernetwerken
(Eckert, 2006; Korenhof, De Kruif, & De Laat, 2013; Korenhof, De Kruif, & De Laat, 2014).
Diversiteit binnen een leernetwerk zorgt voor verbreding en verdieping van gezamenlijke ervaringen
en kennis van het leernetwerk (Korenhof et al., 2010). Door de verschillende expertises die in een
heterogeen leernetwerk samenkomen, worden de vraagstukken vanuit diverse invalshoeken belicht en
kan er nieuwe kennis ontstaan (Van der Klink, Jansen, Boon, & Rutjens, 2011). Alhoewel diversiteit
binnen het leernetwerk van belang is, mag hiërarchie in de interactie tussen de deelnemers geen rol
spelen (Rehm, Gijsealears, & Segers, 2014). Gelijkwaardigheid van de deelnemers blijkt een
voorwaarde voor succes te zijn.
Naast de diversiteit en gelijkwaardigheid onder de leden van het netwerk, zijn vertrouwen en
veiligheid binnen de groep van belang (Korenhof et al., 2010; Kranendonk & Kersten, 2005). Het
gevoel van vertrouwen en veiligheid nodigt deelnemers uit om samen aan de slag te gaan, zorgt voor
een snellere en betere uitwisseling van kennis en leidt tot meer plezier in deelname aan het leernetwerk
(Korenhof et al., 2010; Van der Klink et al., 2011). Om vertrouwen en veiligheid te creëren is het van
belang om goede afspraken met elkaar te maken om het samen leren en werken te bevorderen (Van
der Klink et al., 2011).
Wanneer aan bovenstaande succesfactoren wordt voldaan, zal actieve participatie aan het
leernetwerk nog niet automatisch plaatsvinden. Het daadwerkelijk actief kunnen participeren en het
samenwerken en samen leren, vraagt tijd. Hiervoor is ondersteuning van het management een
belangrijke voorwaarde om te kunnen netwerkleren (De Laat, 2012; Hanraets, Hulsebosch, & De Laat,
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
7
2011). Daarnaast spelen eigenaarschap en vertrouwen vanuit het management ook een rol (Akkerman,
Petter, & De Laat, 2008).
Van der Klink et al. (2011) tonen aan dat een volledig zelfregulerend leernetwerk een utopie is
en dat het faciliteren van leernetwerken essentieel is om efficiënt en effectief te kunnen werken. Buch
en Raub (2002) zijn tevens van mening dat professioneel leren binnen netwerkgroepen alleen tot stand
kan komen wanneer de leernetwerken gefaciliteerd worden. Het faciliteren van netwerken is echter
geen eenvoudige taak en de rol van facilitator is divers en complex (Akkerman et al., 2008). Volgens
Tarmizi, De Vreede en Zigurs (2006) kent een facilitator diverse taken, namelijk het verstrekken van
informatie, inspireren, coachen, onderzoeken en het managen van relaties. Het faciliteren van de
leernetwerken op basis van de genoemde succesfactoren en de rollen is dus een voorwaarde om binnen
het leernetwerk tot leren te komen (De Laat, 2013; Van der Klink et al., 2011; Wenger, 1998).
1.1.4 Sociale configuratie van leernetwerken.
Netwerken staan nooit stil, ontwikkelen zich voortdurend en kunnen als dynamisch omschreven
worden (Admiraal, Lockhorst et al., 2012). De behoeften van de deelnemers kunnen gedurende de
levensloop veranderen, waardoor het leren binnen de groepen ook verandert (Vrieling, Besselink, &
Seinhorst, 2015; Vrieling, Vandyck, & De Laat, 2013; Vrieling, Van den Beemt, & De Laat, 2015).
Om deelnemers binnen een netwerk te kunnen faciliteren, zoals in de vorige paragraaf als belangrijke
voorwaarde wordt gesteld, is het van belang om inzicht te krijgen in de manier waarop professionals
zich bewegen in de sociale ruimte (De Laat, 2013; Vrieling, Besselink et al., 2015).
Om de sociale ruimte beter te kunnen begrijpen, verkennen en begeleiden, kan gebruik
gemaakt worden van het ‘Dimensions of Social Learning (DSL) Framework’ (Bijlage 1) dat
ontworpen is door Vrieling, Van den Beemt et al. (2015). Met behulp van dit raamwerk kan de positie
van de groep geanalyseerd worden (Vrieling, Besselink et al., 2015; Vrieling et al., 2013). Tevens
helpt het raamwerk om het gedrag van de deelnemers te begrijpen en om het sociaal leren binnen de
netwerkgroepen te faciliteren (Van den Beemt & Vrieling, 2016). Het raamwerk onderscheidt vier
dimensies en 11 indicatoren waarmee de sociale configuratie van het netwerk in kaart gebracht kan
worden (De Laat, Vrieling, & Van den Beemt, 2016; Van den Beemt & Vrieling, 2016).
De eerste dimensie die onderscheiden wordt, is de dimensie praktijk en richt zich op de
betekenisgeving van het geleerde in de praktijk. Bij deze dimensie wordt gekeken in hoeverre de
activiteiten binnen het leernetwerk geïntegreerd zijn in de dagelijkse praktijk en in welke mate de
groep tijdelijke of permanente activiteiten laat zien.
De tweede dimensie betreft de mate van gedeelde domein- en waardecreatie. Hiermee wordt
bedoeld in hoeverre uitwisseling van ervaring en expertise tussen de deelnemers plaatsvindt en hoe
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
8
waardevol dit voor hen is. Verbreding of verdieping van kennis en vaardigheden speelt hierbij een rol
en of de groep de waardecreatie individueel of gezamenlijk ervaart.
De derde dimensie is verbondenheid en hierbij staat de samenhang van de groep centraal. De
groep kan zich als een verzameling van individuen identificeren die gezamenlijk werken aan een doel,
maar er kan ook sprake zijn van een gedeelde identiteit. Tevens wordt gekeken naar de relaties binnen
de groep. Deze kunnen namelijk gekarakteriseerd worden als zwakke of sterke verbindingen. Tenslotte
wordt gesignaleerd in hoeverre de deelnemers zichzelf zien als taakuitvoerders of als kenniswerkers.
De vierde, en laatste, dimensie is organisatie en richt zich op de manier waarop het leren van
het netwerk wordt georganiseerd. Van belang hierbij is in hoeverre de groep extern wordt aangestuurd
of zichzelf stuurt, in hoeverre er hiërarchie binnen de groep heerst en in welke mate de groep lokale of
globale activiteiten laat zien. Van den Beemt en Vrieling (2016) en De Laat et al. (2016) voegen aan
deze dimensie nog een vierde indicator toe, namelijk in hoeverre de groep gemeenschappelijke
normen van interactie laat zien.
Zoals al eerder is benoemd, bewegen de leernetwerken zich continu op de dimensies. De
indicatoren kunnen worden gezien als ‘schuifjes’ waarmee de groep zelf de configuratie van het
sociaal leren kan volgen. Wanneer de sociale configuratie niet optimaal is vanuit de doelen van de
groep, kan de groep bepalen in welke richting ze wil schuiven om een voor hen optimale configuratie
te bereiken. Hierdoor kan het instrument niet alleen als meetinstrument, maar ook als
reguleringsinstrument ingezet worden (Vrieling et al., 2013).
1.2 Netwerkleren binnen de lerarenopleiding
1.2.1 Belang van netwerkleren binnen de lerarenopleiding.
Door de bewezen effectiviteit van collegiale samenwerking, worden er steeds meer netwerken
gevormd waarin gezamenlijk wordt geleerd. Hierdoor wordt het kunnen samenwerken van leraren
belangrijker en is het één van de zeven competenties die leraren moeten bezitten
(Onderwijscoöperatie, 2004). Bij de herijking van de bekwaamheidseisen worden de vaardigheden
samenwerken, samen leren en communiceren als belangrijke vaardigheden van de professionele basis
van leraren gezien (Onderwijscoöperatie, 2014). Dobber, Akkerman, Verloop, Admiraal en Vermunt
(2012) zijn zelfs van mening dat het kunnen werken in leernetwerken een essentiële competentie is
voor een professionele leraar. Het kunnen samenwerken lijkt een vanzelfsprekende vaardigheid, maar
vraagt om een aantal subvaardigheden. Leraren moeten een open en positieve houding hebben ten
aanzien van andere ideeën, feedback kunnen vragen, geven en ontvangen, kunnen onderhandelen,
afspraken kunnen maken en nakomen en effectief kunnen communiceren (Thijs, Fisser, & Van der
Hoeven, 2014).
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
9
Van lerarenopleidingen wordt verwacht dat zij aanstaande leraren (vanaf nu beschreven als
studenten) opleiden voor het uiteindelijke beroep. Hierbij gaat het er niet alleen om hoe studenten met
leerlingen om moeten gaan, maar ook op welke manier zij als professionals samen moeten werken met
collega’s binnen en buiten de school (Admiraal, Akkerman, & De Graaff, 2012; Dobber, Akkerman,
Verloop, & Vermunt, 2014). Het leren binnen de lerarenopleidingen blijkt echter vooral
individualistisch (Beck & Kosnik, 2001) en Van den Beemt en Vrieling (2016) geven aan dat
studenten nauwelijks worden voorbereid op hun sociale rol binnen een school. In de curricula wordt er
niet systematisch en expliciet gewerkt aan het leren samenwerken van studenten (Dobber, 2011).
Studenten geven in het onderzoek van Tang, Cheng en Wong (2016) aan dat ze vooral op stage
werken aan sociale competenties. Volgens Dobber et al. (2013) werken studenten binnen de opleiding
wel samen, maar wordt de samenwerking niet als doel gesteld. Bestaande samenwerkingsgroepen
tussen studenten zijn dus meestal niet opgesteld als leerdoel op zich, maar meer vanuit
organisatorische overwegingen.
Volgens De Laat et al. (2016) kunnen de sociale competenties van studenten worden
ontwikkeld door studenten deel te laten nemen aan netwerkgroepen rondom een bepaald thema. Aan
deze netwerken nemen studenten, leraren en lerarenopleiders deel waarbij er expliciet aandacht moet
zijn voor de rol van studenten in de groep. Ook Bureau Platform Onderwijs2032 (2016) vindt het leren
in netwerken cruciaal voor de aanstaande leraar en stelt dat er een nauwe samenwerking tussen
scholen, lerarenopleidingen en wetenschap nodig is om leraren te professionaliseren en studenten op te
leiden. Op deze manier is er binnen de opleiding ruimte voor studenten om voldoende kennis op te
doen om in teamverband onderwijs te ontwerpen en te ontwikkelen. Dobber et al. (2012) zien het
participeren van studenten in leernetwerken ook als meerwaarde. Op deze manier werken de studenten
aan de zogenaamde community competentie: het vermogen om relaties met andere professionals aan
te gaan en te onderhouden om op deze manier een bijdrage te leveren aan een professionele leer- en
werkcultuur op scholen (Admiraal, Lockhorst, Beishuizen, & Pilot, 2007).
Naast de sociale competenties waar studenten in leernetwerken aan werken, wordt de
inhoudelijke kennis over een bepaald thema van de student vergroot en kunnen de studenten hun
innovatieve ideeën in een leernetwerk kwijt. Leraren geven aan dat studenten hen inspireren door de
inbreng van nieuwe ideeën (Windmuller et al., 2008). Tevens kunnen leernetwerken het ‘gat’ tussen
theorie en praktijk vullen (Vandyck, De Graaff, Pilot, & Beishuizen, 2012). Het blijkt voor studenten
en beginnende leraren namelijk lastig om een verbinding te maken tussen hetgeen tijdens de opleiding
geleerd is en hetgeen ze in de praktijk tegenkomen (Edwards & Mutton, 2007; Finlay, 2008; Tsui &
Law, 2007; Yoon et al. 2006). Wilson, Ludwig-Hardman, Thornam en Dunlap (2004) spreken daarom
van een brugfunctie voor leernetwerken tussen de school- en werkomgeving.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
10
1.2.2 De rol van studenten binnen leernetwerken.
Door de toenemende aandacht voor netwerkleren en de mogelijkheden die het voor studenten biedt,
worden er steeds meer netwerken gevormd waarin zowel leraren en lerarenopleiders als studenten
participeren. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar de rol van studenten binnen deze
netwerken (Vandyck et al., 2012). Bij een aantal studies is de rol van de studenten wel meegenomen
en zijn er enkele resultaten beschreven. Allereerst blijken de studenten zich vooral te richten op hun
eigen opdracht (minor of afstudeerwerkstuk) en minder op de werk- en leerprocessen die relevant zijn
voor het leernetwerk als geheel. Vanuit deze productgerichtheid krijgen studenten het liefst zo snel
mogelijk input van de deelnemers van het netwerk (De Laat et al., 2016; Vrieling, De Laat, et al.,
2015). Studenten beseffen hierdoor niet dat zij binnen het leernetwerk tevens procesgericht kunnen
werken aan hun sociale competenties (De Laat et al., 2016; Van den Beemt, & Vrieling, 2016).
Als we hierbij kijken naar belangrijke voorwaarden vanuit het netwerk, zien we dat studenten
de feedback die ze krijgen waarderen, maar dat deze feedback vooral gericht is op het product en
minder op het proces (De Laat et al., 2016; Vrieling, De Laat, et al., 2015). Een gezamenlijke
voorbereiding en uitvoering van de bijeenkomsten en het inzetten van diverse werkvormen voor
actieve inbreng van alle deelnemers blijkt ook van belang om een procesgerichte sociale leeromgeving
voor studenten mogelijk te maken (Vrieling, De Laat, et al., 2015). Ook is het van belang dat
studenten zich verbonden voelen met de groep, vooral wanneer zij aansluiten bij een netwerk dat al
een aantal jaren bestaat (De Laat et al., 2016). De Laat et al. (2016) concluderen dan ook dat studenten
grondig geleid moeten worden in het ontwikkelen van belangrijke netwerkvaardigheden om het samen
leren voor hen van voldoende waarde te laten zijn.
1.2.3 De waarde van netwerkleren: Een instrument.
Studenten ervaren het deelnemen aan een netwerk dus nog niet altijd als waardevol en ze hebben
weinig zicht op het proces en daarmee op de opbrengsten van het leernetwerk. Ook leraren blijken het
lastig te vinden om vat te krijgen op opbrengsten van het netwerk. Leraren beschouwen de
netwerkbijeenkomsten als interessant, maar ze zien vaak niet waar het toe leidt (Nijland & Van
Amersfoort, 2013). Om de deelnemers van leernetwerken meer inzicht te geven in de waarde van
netwerkactiviteiten, hebben Wenger, Trayner en De Laat (2011) een waardecreatiemodel ontwikkeld.
Dit is een model waarmee door middel van verhalen, de waarde van de netwerkactiviteiten
systematisch wordt verkend en achterhaald kan worden door op een gestructureerde manier naar de
netwerkactiviteiten te kijken.
De waarde van leermomenten kan worden uitgedrukt in vijf verschillende soorten waarden die
nauw met elkaar verbonden zijn (Nijland, 2016; Nijland & Van Amersfoort, 2013). De eerste waarde
is de directe waarde en dit is de waarde die een deelnemer van het netwerk direct ervaart en
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
11
activiteiten waarmee iemand direct iets kan (Nijland, 2016; Nijland & Van Amersfoort, 2013; Wenger
et al., 2011). Dit kunnen bijvoorbeeld gesprekken tussen de deelnemers van het netwerk zijn. De
tweede waarde is de potentiële waarde en is de waarde die netwerkactiviteiten mogelijk oplevert. Dit
zijn de kennis, ideeën voor materialen en contacten die deelnemers al lerende opdoen (Nijland, 2016;
Nijland & Van Amersfoort, 2013; Wenger et al., 2011). De derde waarde is de toegepaste waarde en
hierbij worden de opgedane kennis, ideeën en contacten daadwerkelijk in de praktijk toegepast. De
deelnemers van het netwerk experimenteren met het geleerde in de praktijk (Nijland, 2016; Nijland &
Van Amersfoort, 2013; Wenger et al., 2011). Wanneer deze experimenten resultaat opleveren voor de
leraar, de leerlingen, het team of de organisatie is er sprake van een gerealiseerde waarde (Nijland,
2016; Nijland & Van Amersfoort, 2013; Wenger et al., 2011). Tenslotte is er de herziene waarde: ‘de
waarde van nieuwe inzichten die een blijvend effect hebben op het handelen van leraren en
begeleiders’ (Nijland, 2016, p. 32).
Vanuit de gesprekken die Nijland en Van Amersfoort (2013) met leraren hebben gevoerd met
behulp van het model van Wenger et al. (2011), blijkt dat leraren de netwerkbijeenkomsten na afloop
van de gesprekken als waardevoller beschouwen dan voor aanvang van het gesprek. Alle leraren
waren verrast door de waarde die het netwerkleren voor hen had gehad en dat door middel van het
vertellen van gestructureerde Waardecreatieverhalen aan het licht was gekomen. Ook konden leraren
nu relaties leggen tussen verschillende bijeenkomsten en opbrengsten. Uiteindelijk gaven de leraren
aan de netwerkbijeenkomsten als nuttiger en waardevoller te beschouwen dan dat ze voor het gesprek
deden (Nijland & Van Amersfoort, 2013). Het Waardecreatieverhaal blijkt dus een krachtig instrument
om deelnemers zicht te geven op de opbrengsten van het leernetwerk. Of het instrument ook bruikbaar
is om de waarde van netwerkleren voor studenten inzichtelijk te maken, is niet eerder onderzocht.
1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen
Samenvattend blijkt dat het leren in netwerken een toenemende vorm van professionele ontwikkeling
betreft en dat collegiale samenwerking een positieve invloed heeft op de professionalisering van
(aanstaande) leraren. Vooral de samenwerking tussen basisscholen, lerarenopleiding en wetenschap
wordt als cruciaal voor de toekomst gezien (Bureau Platform Onderwijs2032, 2016). Er zijn diverse
studies gedaan naar het belang van faciliteren van netwerkleren, maar de rol van studenten kwam in
deze onderzoeken nauwelijks aan bod. Wel is uit eerdere studies duidelijk geworden dat het leren in
netwerken door studenten nog niet altijd als waardevol wordt ervaren en dat het faciliteren van de
studentrol een belangrijke voorwaarde is voor succesvol leren. Met huidig onderzoek wordt
geprobeerd deze lacune te vullen en bij te dragen aan de theorie over netwerkleren. Daarnaast wordt
onderzocht in hoeverre het waardecreatiemodel een bruikbaar instrument is om studenten meer zicht te
geven op de opbrengsten van het netwerk.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
12
De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Hoe kan het leren in een leernetwerk gefaciliteerd worden
zodat het waardevol is voor studenten?
Om de centrale vraag te kunnen beantwoorden, zijn de volgende deelvragen opgesteld:
Hoe ontwikkelen de dimensies praktijk, domein en waardecreatie, verbondenheid en
organisatie zich in leernetwerken waar studenten deel van uitmaken?
Welke vormen van waarde levert het netwerkleren op voor studenten?
In welke mate geeft het Waardecreatieverhaal studenten zicht op de opbrengsten van het
leernetwerk?
Welke ondersteuning hebben studenten nodig om het leernetwerk als voldoende waardevol te
ervaren?
Huidig onderzoek betreft een deel van het onderzoek van het Welten-instituut dat wordt uitgevoerd
binnen Iselinge Hogeschool en als doel heeft om netwerken van (aanstaande) leerkrachten en hun
opleiders te faciliteren bij het uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek (Vrieling, Wopereis &
Besselink, 2017).
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
13
2. Methode
2.1 Ontwerp
Aangezien er nog weinig bekend is over de rol van studenten in leernetwerken, is het onderzoek in de
huidige studie exploratief van aard. Allereerst is er kwalitatieve data verzameld om vervolgens de
gevonden resultaten met kwantitatieve data te ondersteunen. Dit wordt ook wel exploratory sequential
mixed methods genoemd (Creswell, 2012). Op deze manier wordt een zo volledig mogelijk beeld van
het onderzoeksprobleem geschetst.
2.2 Onderzoeksgroep
Het onderzoek is uitgevoerd binnen Iselinge Hogeschool (pabo) te Doetinchem. Deze hogeschool
werkt al geruime tijd met leernetwerken waarin pabostudenten, basisschoolleerkrachten,
lerarenopleiders en eventueel onderzoekers samenwerken aan relevante praktijkproblemen. Gedurende
de onderzoeksperiode zijn er vier leernetwerken gevolgd. Twee leernetwerken zijn in september 2016
gestart onder de noemer Academische Werkplaats (AW). De andere twee leernetwerken bestaan al
twee jaar en worden gesubsidieerd door Versterking Samenwerking Lerarenopleiding en Scholen
(VSLS). In de leernetwerken van AW neemt het uitvoeren van ontwerpgericht onderzoek een
prominente plaats in. Dit is bij de leernetwerken van VSLS niet het geval. Daarnaast houdt de
stuurgroep van de AW (bestaande uit de projectleider AW en twee onderzoekers van de Open
Universiteit) toezicht op hetgeen er gebeurt in de netwerken en biedt zij ondersteuning indien dit
gewenst is. Iedere bijeenkomst van de AW wordt gezamenlijk door de stuurgroep en een aantal
deelnemers van de leernetwerken voorbereid. Op deze manier worden de leernetwerken gemonitord.
Tevens wordt er onderzoek gedaan binnen de leernetwerken dat bijdraagt aan theorievorming rondom
het werken in leernetwerken. Bij VSLS vindt er nauwelijks toezicht plaats op de leernetwerken.
Hierdoor verschillen de leernetwerken zowel in levensduur als in opzet van elkaar en is de
verwachting dat de leernetwerken van AW een andere dimensie-ontwikkeling laten zien dan
leernetwerken van VSLS. Een totaal van 42 deelnemers nam deel aan deze studie (4 mannen en 38
vrouwen). De leeftijd van de deelnemers varieerde van 20 tot 63 jaar. De verdeling van de
respondenten over de verschillende netwerken wordt in Tabel 1 weergegeven.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
14
Tabel 1.Verdeling respondenten netwerken
Netwerk Leerkrachten Studenten Opleiders Onderzoekers TotaalAW Leernetwerk 1 Leernetwerk 2
64
52
23
11
1410
VSLS Leernetwerk 3 Leernetwerk 4
44
23
32
00
99
Totaal 18 12 10 2 42
2.3 Materialen
Om de centrale vraag en bijbehorende deelvragen te beantwoorden, zijn verschillende
onderzoeksinstrumenten ingezet. In Tabel 2 is per deelvraag te zien welke onderzoeksinstrumenten
zijn gebruikt om de deelvraag te kunnen beantwoorden. De onderzoeksinstrumenten worden in deze
paragraaf toegelicht.
Tabel 2.
Overzicht onderzoekinstrumenten per deelvraag
Deelvraag OnderzoeksinstrumentenHoe ontwikkelen de dimensies praktijk, domein en waardecreatie, verbondenheid en organisatie zich in leernetwerken waar studenten deel van uit maken?
Welke vormen van waarde levert het netwerkleren op voor studenten?
In welke mate geeft het waardecreatieverhaal studenten zicht op de opbrengsten van het leernetwerk?Welke ondersteuning hebben studenten nodig om het leernetwerk als voldoende waardevol te ervaren?
Audiobestanden bijeenkomstenReflectieve vragenDimensie-interviewDimensievragenlijstAudiobestanden bijeenkomstenReflectieve vragenWaardecreatieverhaalWaardecreatieverhaal
Focusgroep
Audiobestanden bijeenkomsten. Eén keer in de vier tot zes weken zijn de verschillende
leernetwerken bij elkaar gekomen voor een netwerkbijeenkomst. De netwerkbijeenkomsten zijn om
9.00 uur gestart en duurden tot 13.00 á 14.00 uur. Alle netwerkbijeenkomsten zijn opgenomen met
behulp van opnameapparatuur (audiobestand).
Reflectieve vragen. Na iedere netwerkbijeenkomst hebben de respondenten antwoord gegeven op een
aantal reflectieve vragen (Bijlage 2 en 3). Door middel van deze reflectieve vragen is aanvullende data
over de netwerkbijeenkomsten verzameld. De reflectieve vragen zijn voor gebruik getest bij een aantal
respondenten. Bij de reflectieve vragen vullen de respondenten in van welk leernetwerk ze deel uit
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
15
maken, de datum, hun geslacht en het aantal jaren onderwijservaring. Ook vullen de respondenten een
persoonlijke (anonieme) code in waarmee ze gedurende het onderzoek gevolgd kunnen worden. De
reflectieve vragen zijn allemaal open vragen en het beantwoorden van de reflectieve vragen duurt
ongeveer 5-10 minuten. Er is onderscheid gemaakt tussen reflectieve vragen aan studenten (Bijlage 2)
en aan de overige deelnemers (Bijlage 3).
Dimensie-interview. Het Dimensie-interview is afgenomen aan de hand van de interviewleidraad
‘Opbrengsten van leernetwerken in kaart brengen’ (Vrieling, Besselink et al., 2015) (Bijlage 4). De
leidraad is gebaseerd op het gevalideerde DSL Framework van Vrieling, Van den Beemt et al. (2015)
zoals is beschreven in paragraaf 1.1.4. Het interview is individueel en face-to-face afgenomen, oftewel
een one-on-one interview (Creswell, 2012). Tevens zijn de interviews opgenomen met
audioapparatuur. Tijdens het Dimensie-interview zijn er uitsluitend open vragen gesteld. Het interview
start met een aantal inleidende vragen over het leernetwerk en de samenstelling ervan. De
vervolgvragen richten zich op de vier dimensies van sociaal leren, namelijk praktijk, domein- en
waardecreatie, verbondenheid en organisatie. Het interview duurt ongeveer 60 minuten
Dimensievragenlijst. Net als het Dimensie-interview, is de vragenlijst ‘Dimensies voor sociaal leren’
(Bijlage 5) ontwikkeld op basis van het DSL Framework van Vrieling, Van den Beemt et al. (2015),
zoals is beschreven in paragraaf 1.1.4. Het onderzoek van Bartelts (2015) heeft bijgedragen aan de
eerste validering van de vragenlijst. De waarden van Cronbach’s Alpha bij de
betrouwbaarheidsanalyses van de afzonderlijke dimensies varieerden van 0.684 tot 0.938, waarmee is
voldaan aan de eis van betrouwbaarheid. Aan het begin van de vragenlijst worden enkele algemene
vragen gesteld, namelijk het leernetwerk waaraan de respondent deelneemt, de datum, het geslacht en
het aantal jaren onderwijservaring. Ook vullen de respondenten een persoonlijke code in waarmee ze
gedurende het onderzoek gevolgd kunnen worden. In de vragenlijst zijn de vier dimensies en 11
indicatoren van sociaal leren uitgewerkt in 29 stellingen. De antwoordcodering voor deze stellingen
loopt van 1 (geheel niet van toepassing) tot 4 (geheel van toepassing). Er is dus gebruik gemaakt van
een 4-punt Likertschaal. Tevens kunnen de respondenten bij iedere stelling een opmerking plaatsen,
net zoals aan het einde van de vragenlijst. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 15 minuten.
Waardecreatieverhaal. Het Waardecreatieverhaal is een interview gebaseerd op het
waardecreatiemodel van Wenger et al. (2011), zoals is beschreven in paragraaf 1.2.3. Het verhaal is
afgenomen aan de hand van de interviewleidraad ‘Waardecreatieverhaal’ (Nijland & Van Amersfoort,
2013) (Bijlage 6). Het Waardecreatieverhaal bevat uitsluitend open vragen en start met een aantal
inleidende vragen over het leernetwerk en de activiteiten die de respondent heeft uitgevoerd binnen het
leernetwerk. De vervolgvragen richten zich op vijf verschillende waarden, namelijk de directe waarde,
potentiële waarde, toegepaste waarde, gerealiseerde waarde en herziene waarde. Het interview wordt
afgesloten met evaluatievragen over het interview. Aan de originele evaluatievragen is één vraag
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
16
toegevoegd om te onderzoeken of de respondenten het Waardecreatieverhaal een geschikt instrument
vinden om de waarde van netwerkleren voor studenten zichtbaar te maken. De toegevoegde vraag
luidt: In hoeverre is dit een interview dat een hogeschool in kan zetten om de waarde van netwerkleren
voor studenten zichtbaar te maken? Het interview duurt ongeveer 60 minuten. Het interview is
individueel en face-to-face afgenomen, oftewel een one-on-one interview (Creswell, 2012). Tevens
zijn de interviews opgenomen met audioapparatuur.
Focusgroep. Naast de Dimensie-interviews en de Waardecreatieverhalen, hebben er ook focusgroepen
plaatsgevonden. Deze focusgroepen zijn, zoals Creswell (2012) aanraadt, steeds met vier tot zes
studenten uit verschillende leernetwerken gehouden. Op deze manier is er aanvullende informatie
verzameld over het leren in netwerken van studenten en de ondersteuning die zij nodig hebben. De
focusgroepen zijn voorbereid aan de hand van de gesprekshandleiding van Matthijssen (2012). De
focusgroepen hebben ongeveer 30 minuten in beslag genomen en zijn opgenomen met
opnameapparatuur.
2.4 Procedure
Tabel 3 geeft een overzicht van de procedure voor de inzet van de materialen en de planning in de tijd.
De procedure van het onderzoek wordt hieronder toegelicht.
Tabel 3.Schematische weergave van de onderzoeksactiviteiten
Netwerken Sep’16 Okt’16 Nov’16 Dec’16 Jan’17AW
NetwerkbijeenkomstenReflectieve vragenFocusgroepTerugkoppelingDimensie-interviewWaardecreatieverhaalDimensievragenlijst
2x2xx
2x2xxxx
xxxxxx
xVSLS
NetwerkbijeenkomstenReflectieve vragenFocusgroepTerugkoppelingDimensie-interviewWaardecreatieverhaalDimensievragenlijst
xx
xxx
xxxxx
x
xx
De respondenten zijn voorafgaand aan hun eerste netwerkbijeenkomst in het studiejaar 2016-2017
geïnformeerd over huidig onderzoek. Mondeling is toegelicht wat het doel van het onderzoek is en de
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
17
respondenten zijn geïnformeerd over de opnames van de netwerkbijeenkomsten en de reflectieve
vragen. De leernetwerken van AW zijn gedurende het onderzoek vijf keer bij elkaar gekomen en de
leernetwerken van VSLS drie keer.
Voor de focusgroepen zijn alle studenten via e-mail benaderd en geïnformeerd. De
focusgroepen vonden plaats tijdens de lunch van de netwerkbijeenkomsten, zodat het de studenten
geen extra tijd kostte. Met de studenten die participeren in een leernetwerk van AW hebben er drie
focusgroepen plaatsgevonden en met de studenten die participeren in een leernetwerk van VSLS twee.
Naar aanleiding van de verkregen data vanuit de netwerkbijeenkomsten, reflectieve vragen en de
focusgroepen, hebben er in totaal drie terugkoppelingen plaatsgevonden. Bij deze terugkoppelingen
zijn de tussentijdse bevindingen tijdens de centrale opening van een netwerkdag gedeeld met de
respondenten. Ook zijn er aanbevelingen gedaan om de sociale configuratie en de rol van de studenten
in de leernetwerken te verbeteren. Met de genoemde aanbevelingen tijdens de terugkoppeling, zijn de
respondenten gedurende de netwerkbijeenkomsten aan de slag gegaan.
Voor zowel het Dimensie-interview als het Waardecreatieverhaal zijn de respondenten
persoonlijk benaderd. Uit ieder leernetwerk is random een student en een leerkracht of lerarenopleider
gekozen. In totaal is het Dimensie-interview bij vijf studenten, drie lerarenopleiders en één leerkracht
afgenomen. Het Waardecreatieverhaal is bij zes studenten afgenomen. Tenslotte is de
Dimensievragenlijst bij alle respondenten afgenomen en zijn de respondenten voorafgaand aan het
invullen geïnformeerd over het doel van de vragenlijst en wat er met de gegevens gedaan werd.
2.5 Analyse
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn er verschillende analyses uitgevoerd. Alle
kwalitatieve data zijn allereerst, in een Word-bestand, getranscribeerd. Hiertoe behoren de data
verkregen vanuit de netwerkbijeenkomsten, de reflectieve vragen, de focusgroepen, de Dimensie-
interviews en de Waardecreatieverhalen. Binnen de transcripties is er gekeken naar de dimensies van
sociaal leren en waardecreatie als eenheden van analyse. Aan de hand van het dimensieraamwerk van
Vrieling, Van den Beemt et al. (2015) en het waardecreatiemodel van Wenger et al. (2011), zoals is
beschreven in paragraaf 1.1.4. en 1.2.3, is een analysekader opgesteld (Bijlage 7). De transcripties zijn
gelabeld op basis van dit analysekader. Ter bevordering van de objectiviteit hebben twee onderzoekers
individueel de transcripties gelabeld om vervolgens de verschillen in labels met elkaar af te stemmen.
Indien er dan nog verschillen waren, keek een derde onderzoeker mee totdat sprake was van
consensus. Vervolgens is de gelabelde tekst per leernetwerk opgenomen in één Excel-bestand om de
bevindingen visueel weer te geven (Creswell, 2012). Na iedere netwerkbijeenkomst zijn voorlopige
conclusies getrokken en deze zijn aan de deelnemers teruggekoppeld zoals is beschreven in paragraaf
2.4.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
18
De data verkregen vanuit de vragenlijst, is kwantitatief van aard en is ingevoerd in het
computerprogramma SPSS. Allereerst is de betrouwbaarheid van elke dimensie gecontroleerd door het
berekenen van de Cronbach’s Alpha, met als acceptabele waarde ≥ 0.7 (Field, 2009). Om de
gemiddelden per dimensie voor de leernetwerken van de academische werkplaats te vergelijken met
de gemiddelden per dimensie voor de leernetwerken van versterking samenwerking, is er een
onafhankelijke t-toets uitgevoerd in SPSS.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
19
3. Resultaten
3.1 Sociale configuratie
In deze paragraaf worden de resultaten van de deelvraag ‘Hoe ontwikkelen de dimensies praktijk,
domein en waardecreatie, verbondenheid en organisatie zich in leernetwerken waar studenten deel van
uit maken?’ besproken. Allereerst wordt er gekeken naar de ontwikkeling van de vier dimensies en 11
indicatoren in het algemeen, om vervolgens te kijken naar de verschillen in ontwikkeling tussen de
leernetwerken van AW en de leernetwerken van VSLS. De labels van de desbetreffende dimensies en
indicatoren zijn tussen haakjes in de beschrijving van de resultaten opgenomen.
3.1.1 Ontwikkeling van de dimensies van sociaal leren.
Praktijk. Binnen de dimensie praktijk zijn twee indicatoren te onderscheiden, namelijk geïntegreerde
of niet geïntegreerde activiteiten en tijdelijke of permanente activiteiten. Binnen de eerste indicator,
geïntegreerde of niet geïntegreerde activiteiten, is te zien dat er gedurende de onderzoeksperiode
gesprekken plaats hebben gevonden over welke betekenis netwerkactiviteiten zouden kunnen hebben
voor de eigen praktijk (label: DSL_Prk_Integr_Gespr.netw.activ). Deze gesprekken hebben bij iedere
bijeenkomst plaatsgevonden en hierin is nauwelijks een ontwikkeling te zien. De grootste
ontwikkeling is te zien bij de leernetwerken van VSLS waarin naarmate de bijeenkomsten vorderden
afspraken zijn gemaakt over het uitproberen van ontwikkeld materiaal (label:
DSL_Prk_Integr_Afspr.matrl):
Lerarenopleider: Als jullie het goed vinden, wil ik dit gelijk koppelen aan wat we nog hadden staan
van vanochtend. Wanneer gaan we die workshops geven, want we hadden de vorige keer afgesproken
dat we hoopten te realiseren dat we twee van de workshops zouden kunnen geven.
Leerkracht 1: Ik had ze al ingepland, in de jaarplanner, op onze school. Dus in een vergadering is er
een onderdeel, workshop.
Leerkracht 2: En dan starten we met?
Leerkracht 1: Waarschijnlijk die X en ik hebben ontwikkeld, want die is het meest praktisch.
Binnen de tweede indicator, tijdelijke of permanente activiteiten, hebben voornamelijk
gesprekken plaatsgevonden over (mogelijke) groepsdoelen (label: DSL_Prk_Duuract_Gespr.doel).
Deze gesprekken hebben vanaf de eerste bijeenkomst plaatsgevonden, maar zijn bij de leernetwerken
van AW nadrukkelijker aan bod gekomen naarmate de bijeenkomsten vorderden. De gesprekken over
de groepsdoelen bij deze leernetwerken hebben zich voornamelijk gericht op de vraag ‘Wat willen we
als groep over twee jaar bereikt hebben?’. Aan de hand van de gesprekken zijn er in de laatste
bijeenkomsten eerste onderzoeksvragen en bijbehorende groepsdoelen opgesteld (label:
DSL_Prk_Duuract_Beschr.doel). De gesprekken bij de leernetwerken van VSLS hebben zich gericht
op het ophelderen van de groepsdoelen die in de voorgaande jaren gesteld zijn. Hierover is
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
20
voornamelijk in de eerste en tweede bijeenkomst gesproken. Hieronder volgt een citaat uit een
leernetwerk van AW waarin gesproken wordt over mogelijke groepsdoelen.
Lerarenopleider: Ik merk dat bij alle scholen en Iselinge de doorgaande lijn een belangrijk kernthema
blijkt te zijn. Volgens mij moeten we daar aan gaan werken met elkaar.
Leerkracht 1: Ja, en dan kijken wat is een goede doorgaande lijn. En ook, wat is die zelfsturing.
Leerkracht 2: Goed definiëren, in kaart brengen.
Domein- en waardecreatie. Binnen de dimensie domein- en waardecreatie zijn twee indicatoren te
onderscheiden, namelijk delen of verbreden/verdiepen van kennis en individuele of gezamenlijke
waardecreatie. Binnen de eerste indicator, delen of verbreden/verdiepen van kennis, is er een
duidelijke ontwikkeling te zien in het geven van feedback (label: DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Fb). Bij
de eerste bijeenkomsten hebben de deelnemers elkaar nauwelijks feedback gegeven. Naarmate de
bijeenkomsten vorderden, hebben de deelnemers elkaar meer van feedback voorzien. Studenten
hebben de feedback als erg waardevol ervaren en hebben aangegeven liever feedback te krijgen van
deelnemers van het leernetwerk dan van klasgenoten. Bij de leernetwerken van VSLS is er daarnaast
in de laatste bijeenkomsten gediscussieerd over ontwikkeld materiaal (label:
DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Discus.matrl). In de laatste bijeenkomst van de leernetwerken van VSLS
zijn er afspraken gemaakt om de ontwikkelde materialen aan te passen op basis van de verkregen
feedback (label: DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Aanp.matrl). Hieronder volgt een citaat uit een gesprek
over de voormeting die leernetwerk 3 (VSLS) heeft ontwikkeld en wil gaan inzetten.
Lerarenopleider 1: Ik ben benieuwd naar jullie opmerkingen over de voormeting.
Leerkracht 1: Ik weet niet wat jij ervan vindt, maar kinderen beoordelen het boek soms met een cijfer.
Ik weet niet of dat bij jullie ook is?
Lerarenopleider 1: Ik weet niet of dat genoeg informatie geeft als je het wilt vergelijken.
Lerarenopleider 2: Je kunt aan de hand van het cijfer niet echt kijken of ze het vooraf beter doen dan
achteraf.
Leerkracht 1: Nee, maar als een kind een boek leuk heeft gevonden, schrijft hij misschien ook wel
meer op.
Leerkracht 2: Je kunt daardoor wel het antwoord van de kinderen misschien wel beter interpreteren.
Student: Misschien ook als een leerling het boek niet leuk vindt, dat hij of zij ook sneller door de
vragen leest en sneller iets invult.
Binnen de tweede indicator, individuele of gezamenlijke waardecreatie, is bij twee
leernetwerken een ontwikkeling te zien in het opstellen van een gezamenlijke leeragenda (label:
DSL_Dmn&Wrd_Wrdcr_Gezml.agend). Leernetwerk 2 (AW) en leernetwerk 3 (VSLS) hebben
namelijk in de laatste bijeenkomsten besproken wat er de volgende bijeenkomst aan bod zou moeten
komen. Bij deze leernetwerken is de leeragenda dan ook als gezamenlijk ervaren. De agenda bij
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
21
leernetwerk 1 (AW) en leernetwerk 4 (VSLS) is door één iemand opgesteld. Hieronder volgt een citaat
van een gesprek waarin wordt besproken wat er de volgende bijeenkomst aan bod kan komen.
Lerarenopleider: Nog even over de afspraak in januari, het is misschien ook wel een idee om een
mooie best practice te delen? Van dit doen we al en sluit heel mooi aan bij de onderzoeksvragen, of dit
geeft al een eerste antwoord?
Leerkracht: Ja, ik vind dat wel een goed idee. Het kan bijvoorbeeld ook een filmpje zijn, of zo?
Lerarenopleider: Ja. Echt een best practice. Dat je zegt dit is een goed voorbeeld en het sluit aan bij
onze onderzoeksvragen.
Verbondenheid. Binnen de dimensie verbondenheid zijn drie indicatoren te onderscheiden, namelijk
gedeelde of niet gedeelde identiteit, sterke of zwakke verbindingen en taakuitvoerders of
kenniswerkers. Bij de eerste indicator, gedeelde of niet gedeelde identiteit, valt het op dat alleen
leernetwerk 3 (VSLS) vanaf de eerste bijeenkomst bewust gebruikt heeft gemaakt van informele
netwerkactiviteiten om de verbondenheid in de groep te versterken (label:
DSL_Verbondh_Ident_Inf.netwerkactiv). Iedere bijeenkomst heeft er een informele netwerkactiviteit
plaatsgevonden, maar de activiteit is steeds door een andere deelnemer voorbereid. Bij de overige drie
netwerken zijn geen informele netwerkactiviteiten ingezet. Waarin bij alle netwerken wel een
ontwikkeling te zien is, is het gevoel bij de groep te horen (label: DSL_Verbondh_Ident_Gevoel.grp).
In de eerste bijeenkomsten hebben de studenten aangegeven dat ze niet het idee hadden iets toe te
kunnen voegen aan het leernetwerk en ze niet het idee hadden bij de groep te horen. Nadat hierover
tijdens de terugkoppeling gesproken is, hebben de overige deelnemers meer interesse getoond in de
studenten en de activiteiten waar de studenten mee bezig zijn. Hierdoor een citaat waarin de studenten
aangeven meer het gevoel te hebben bij de groep te horen.
Student 1: Er heerst een gemoedelijk sfeertje.
Student 2: Ik voel me nu welkom en ik voel me betrokken bij het leernetwerk en de groep.
Binnen de tweede indicator, sterke of zwakke verbindingen, is een ontwikkeling te zien
omtrent het raadplegen van deskundigen (label: DSL_Verbondh_Verbind_Cont.desk). Bij de
leernetwerken van VSLS zijn er in de eerste bijeenkomsten ideeën opgedaan om deskundigen te
raadplegen en leernetwerk 3 (VSLS) heeft aan het eind van de onderzoeksperiode contact gelegd met
een deskundige. Bij de leernetwerken van AW heeft er gedurende de onderzoeksperiode geen contact
plaatsgevonden met deskundigen. De grootste ontwikkeling binnen deze indicator is te zien in de
interactie tussen de groepsleden tijdens de bijeenkomsten (label: DSL_Verbondh_Verbind_Interact).
Vanaf de eerste bijeenkomst heeft er veel interactie tussen basisschoolleerkrachten en lerarenopleiders
plaatsgevonden. Studenten hebben echter bij de eerste bijeenkomsten nauwelijks inbreng gehad. Nadat
hierover gesproken is tijdens de terugkoppeling, zijn de studenten door de overige deelnemers meer bij
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
22
de gesprekken betrokken en hebben zij actiever geparticipeerd tijdens de bijeenkomsten. Hieronder
een citaat van een gesprek over de rol van studenten in leernetwerken.
Lerarenopleider: Studenten zijn volwaardige collega’s, ook in dit netwerk. Het maakt niet uit of je nou
student bent of docent of leerkracht.
Onderzoeker: Wij zijn wat bijdehanter in onze opmerkingen, we hebben wat meer ervaring en durven
wat meer. We hebben al een opvatting over bepaalde dingen en dat hebben de studenten misschien
nog wat minder, waardoor ze wat minder vertrouwen hebben.
Leerkracht: Geldt dat voor jullie; vinden jullie het fijner wanneer we gericht een vraag stellen? Om
dan antwoord te geven, werkt dat prettig?
Student: Geeft wel opening tot, voor mij persoonlijk, om te reageren. Een platform om wat te zeggen.
Bij de laatste indicator, taakuitvoerders of kenniswerkers, is het opvallend dat naarmate de
bijeenkomsten vorderden deelnemers steeds meer interesse hebben getoond in elkaars opvattingen
(label: DSL_Verbondh_Taak.kennis_Intrs.idee). Er hebben gesprekken plaatsgevonden over de eigen
ervaringen en er is gevraagd naar elkaars ideeën. Hieronder een citaat van een gesprek waarin naar
elkaars ervaringen wordt gevraagd.
Leerkracht 1: Wij hebben onlangs twee ouderavonden gehouden voor ouders van peuters en kleuters
rondom logopedie en taalontwikkeling. Dat vonden ouders echt ontzettend fijn.
Lerarenopleider: En was dat vanuit de GGD ook?
Leerkracht 1: Nee, ik had het zelf geregeld met de logopediepraktijk van Winterswijk. Je merkt
inderdaad dat ouders het erg fijn vinden.
Student: Soort van workshop?
Leerkracht 1: Nee, het was gewoon een presentatie, maar het was wel heel laagdrempelig en
praktisch. Dus dat is zeker de moeite waard om het uit te bouwen naar andere groepen met andere
thema’s.
Leerkracht 2: Er waren ook veel ouders?
Leerkracht 1: Dit was de eerste keer, dus er waren in verhouding weinig ouders. Maar ze hebben het
allemaal als positief ervaren, dus ik denk dat praat wel door.
Organisatie. Binnen de dimensie organisatie zijn vier indicatoren te onderscheiden, namelijk extern of
zelfgestuurde activiteiten, lokale of globale activiteiten, hiërarchische of gelijkwaardige relaties en
gedeelde of niet gedeelde interactienormen. Binnen de eerste indicator, extern of zelfgestuurde
activiteiten, is alleen een ontwikkeling te zien in de gesprekken over de rolverdeling (label:
DSL_Org_Stur.activ_Rolverd). Deze gesprekken hebben voornamelijk in de eerste bijeenkomsten
plaatsgevonden. Rollen zijn verdeeld op basis van expertise en ervaring. Naarmate de bijeenkomsten
vorderden, is er minder nadrukkelijk over de rolverdeling gesproken. Hieronder volgt een citaat van
een gesprek over de rolverdeling van een leernetwerk van VSLS.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
23
Lerarenopleider: Ik wil even met jullie kijken naar de taakverdeling. Dat is de taakverdeling zoals we
het eind vorig schooljaar hebben afgesproken. Maar bijvoorbeeld dat visiestuk komt dus te vervallen.
X is erbij gekomen, dus misschien moeten we hier iets in veranderen. In elk geval bijwonen
gezamenlijke start, zou ik mijn naam willen doorstrepen.
Leerkracht 1:Ja, is niet meer nodig.
Lerarenopleider: Y jij blijft het contactpersoon voor de website. Z zorgt voor de declaraties. Bij de
taakverdeling staat nog agenderen en voorzitten, moet ik dat blijven doen of willen jullie dat van mij
overnemen?
Leerkracht 2: Wat vind jij zelf? Want ik vind dat je dat heel goed doet, maar als je zegt ik wil dat niet
meer moet je het ook aangeven.
Leerkracht 3: Ik vind het fijn dat jij het overzicht hebt.
Lerarenopleider: Dan blijf ik dat gewoon doen. Notuleren bij toerbeurt. Archiveren in Drive blijf ik
dan ook wel doen, dat is een fluitje van een cent om het allemaal in Drive te plaatsen .
Binnen de tweede indicator, lokale of globale activiteiten, is besproken op welke manier de
achterban meegenomen kan worden in het proces dat het leernetwerk doormaakt (label:
DSL_Org_Loc.glob_Rel.activ.prkt). Vrijwel iedere bijeenkomst werd dit onderwerp aangehaald en
hierin is dus nauwelijks ontwikkeling te zien. Hieronder volgt een citaat van een gesprek waarbij
nagedacht wordt over het betrekken van de achterban bij de ontwikkelingen in het leernetwerk.
Leerkracht 1: Ik zat te denken, als we nou eens alles wat hier wordt bedacht terugkoppelen naar onze
achterban.
Leerkracht 2: Ja, van dit ons idee en we gaan dit en dit ontwikkelen om dan direct ook hen, onze
teams, erbij te betrekken. Misschien ook eens uitnodigen om mee te denken. Dan hebben we het
betrekken van de achterban er geïntegreerd in zitten.
Binnen de derde indicator, hiërarchische of gelijkwaardige relaties, is de gelijkwaardigheid in
de groep gegroeid (label: DSL_Org_Rel_Gelijkw). Aan het begin hebben studenten aangegeven zich
nog niet gelijkwaardig te voelen. Nadat hierover gesproken is, voelden de studenten zich meer
gelijkwaardig. Toch hebben de studenten die gelijkwaardigheid niet bij alle deelnemers gevoeld.
Hieronder wordt dit aan de hand van een citaat geïllustreerd.
Student: De deelnemers geven me het gevoel dat ik gelijkwaardig ben en tonen interesse in wat ik doe
en wat ik wil doen. Dat zorgt ervoor dat ik me gelijkwaardig voel in zo’n academische werkplaats. Ik
voel me daar wel collega en er is sprake van wederkerigheid. Met X heb ik niet een gelijkwaardig
gevoel. Want zij is wel mijn docent en dat voelt voor mij anders.
De vierde indicator, gedeelde of niet gedeelde interactienormen, is nauwelijks aan bod
gekomen gedurende de onderzoeksperiode en hierin is dan ook geen ontwikkeling te zien. Incidenteel
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
24
is gesproken over de werkwijze om gezamenlijke doelen te behalen (label:
DSL_Org_Interact_Comm):
Lerarenopleider: Hoe gaan we het doen? Zullen we eerst alles doorlezen?
Leerkracht 1: Ja, eerst alles doorlezen en dan de kern eruit halen.
Lerarenopleider: Gaat het handig zo?
Leerkracht 2: Ja.
3.1.2 Vergelijking dimensie-ontwikkeling leernetwerken AW en leernetwerken VSLS.
In paragraaf 3.1.1. is de ontwikkeling van de dimensies en bijbehorende indicatoren beschreven.
Aangezien de leernetwerken van AW in opzet en levensduur verschillen van de leernetwerken van
VSLS, zal er in de huidige paragraaf ingezoomd worden in de verschillen in de ontwikkeling van de
dimensies van sociaal leren tussen de leernetwerken.
In Tabel 4 is de ontwikkeling van de dimensies van sociaal leren van de leernetwerken van
AW te zien. Opvallend is dat de dimensie domein- en waardecreatie gedurende de bijeenkomsten
nauwelijks aan bod kwam. De overige dimensies waren vanaf bijeenkomst 1 aanwezig, waarvan de
dimensie verbondenheid vanaf bijeenkomst 3 sterk aanwezig was.
Tabel 4.
Ontwikkeling dimensies sociaal leren leernetwerken AW
Dimensie Bijeenkomst 1
Bijeenkomst 2
Bijeenkomst 3
Bijeenkomst 4
Bijeenkomst 5
PraktijkDomein- en waardecreatieVerbondenheidOrganisatie
+-++
+-++
+-+++
+-++++
++-+++
Note. ++ is een indicator die aangeeft wanneer de dimensie sterk aanwezig was gedurende de bijeenkomst, + is
een indicator die aangeeft wanneer de dimensie aanwezig was gedurende de bijeenkomst en – is een indicator die
aangeeft wanneer de dimensie niet aanwezig was gedurende de bijeenkomst.
In Tabel 5 is de ontwikkeling van de dimensies van sociaal leren van de leernetwerken van
VSLS weergegeven. Opvallend is dat de dimensie praktijk gedurende bijeenkomst 2 en 3 sterker
aanwezig was dan gedurende bijeenkomst 1. De dimensie verbondenheid was juist sterker aanwezig
gedurende bijeenkomst 1 en 2 dan bij bijeenkomst 3. De dimensie domein- en waardecreatie was in
bijeenkomst 1 afwezig, in bijeenkomst 2 aanwezig en in bijeenkomst 3 sterk aanwezig. De dimensie
organisatie was constant aanwezig.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
25
Tabel 5.
Ontwikkeling dimensies sociaal leren leernetwerken VSLS
Dimensie Bijeenkomst 1 Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 3PraktijkDomein- en waardecreatieVerbondenheidOrganisatie
+-+++
++++++
++++++
Note. ++ is een indicator die aangeeft wanneer de dimensie sterk aanwezig was gedurende de bijeenkomst, + is
een indicator die aangeeft wanneer de dimensie aanwezig was gedurende de bijeenkomst en – is een indicator die
aangeeft wanneer de dimensie niet aanwezig was gedurende de bijeenkomst.
Uit bovenstaande resultaten blijkt dat de verschillen tussen de leernetwerken van AW en VSLS
voornamelijk binnen de dimensies praktijk en domein- en waardecreatie te zien zijn. Met de
kwantitatieve data uit de Dimensie-vragenlijst is gekeken of deze kwalitatieve bevindingen
ondersteund kunnen worden. Deze resultaten worden hieronder toegelicht.
Allereerst is er een betrouwbaarheidsanalyse voor de vragenlijst uitgevoerd. Aan de hand van
deze analyse is item 18 (Contacten tussen het leernetwerk en (ervarings)deskundigen) uit de
vragenlijst verwijderd om de Cronbach’s Alpha van de dimensie verbondenheid te verhogen van 0.647
naar 0.715. Verwijdering van dit item leidt ertoe dat alleen de sterke relaties tussen deelnemers wordt
gemeten, maar niet de zwakke relaties. Uit de analyse is gebleken dat de scores op de overige
dimensie al voldoende waren, namelijk 0.768 voor de dimensie praktijk, 0.830 voor de dimensie
domein- en waardecreatie en 0.790 voor de dimensie organisatie. Hiermee is voldaan aan de eisen ten
aanzien van de betrouwbaarheid (Field, 2009). In Tabel 6 zijn de gemiddelde scores per dimensie voor
de leernetwerken van AW en de leernetwerken van VSLS te zien. Bij de dimensie praktijk is er een
significant verschil tussen de leernetwerken van AW (M=1.93) en de leernetwerken van VSLS
(M=2.86), t(22) = 6.41, p = .000. Ook op de dimensie domein- en waardecreatie scoren de
leernetwerken van VSLS (M=3.42) significant hoger dan de leernetwerken van AW (M=2.47), t(23) =
4.15, p = .000. De gemiddeldes op de dimensie verbondenheid en organisatie zijn nagenoeg gelijk.
Geconcludeerd kan worden dat de kwantitatieve resultaten overeen komen met de kwalitatieve
gegevens en dat ze de kwalitatieve bevindingen ondersteunen.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
26
Tabel 6.
Gemiddelden en standaarddeviatie voor de leernetwerken van AW en VSLS
AW VSLS
N M SD N M SD
Prakijk 13 1.93* .33 11 2.86* .38
Domein- en waardecreatie 14 2.47* .67 11 3.42* .35
Verbondenheid 12 3.48 .36 11 3.44 .31
Organisatie 15 3.34 .31 11 3.36 .39
Note. *p = .000.
3.2 Waardecreatie
In deze paragraaf worden allereerst de resultaten van de tweede deelvraag besproken (‘Welke vormen
van waarden levert het netwerkleren op voor studenten?’). Vervolgens worden de resultaten
weergegeven die betrekking hebben op de derde deelvraag (‘In welke mate geeft het
Waardecreatieverhaal studenten zicht op de opbrengsten van het leernetwerk?’).
3.2.1 Opbrengsten leernetwerk uitgedrukt in waarden.
Tijdens het Waardecreatieverhaal is er gesproken over de opbrengsten van het leernetwerk voor
studenten. Deze opbrengsten kunnen verdeeld worden over vijf vormen van waarden en worden
hieronder toegelicht.
Directe waarde (label: WRD.CR_Dir.wrd). Allereerst hebben de studenten door deelname aan een
leernetwerk nieuwe contacten opgedaan. Uiteraard is er samengewerkt met de deelnemers van het
leernetwerk zelf, maar er is ook samengewerkt met deskundigen. Tevens hebben de studenten in de
leernetwerken van VSLS contact gelegd met de studenten die voorgaande jaren hebben geparticipeerd
in het leernetwerk. Daarnaast zijn er in het leernetwerk bronnen gedeeld die de studenten kunnen
gebruiken voor hun minor of afstudeerwerkstuk (vanaf nu beschreven als de eigen opdracht). Ook
hebben gesprekken over de literatuurstudie en relevante bronnen geleid tot nieuwe zoektermen:
Student: We hebben allemaal de opdracht gekregen om literatuur te zoeken via EBSCO. We moesten
ervoor zorgen dat we allemaal een ander artikel hadden om vervolgens kort de kern uit het artikel te
halen en dat aan elkaar te presenteren. Er zaten wel hele bruikbare bronnen tussen. Als ze mij die
artikelen niet hadden aangedragen, had ik ze ook niet gevonden. Dus het levert me ook weer nieuwe
zoektermen op.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
27
Potentiële waarde (label: WRD.CR_Pot.wrd). De studenten hebben door deelname aan een
leernetwerk hun inhoudelijke visie over een bepaald thema aangescherpt. Dit komt voornamelijk door
de gesprekken die zijn gevoerd en door de ervaringen die zijn gedeeld. Ook hebben de studenten
materialen aangereikt gekregen die ze in de praktijk kunnen inzetten, bijvoorbeeld een handleiding
literaire leesgesprekken. Naast de inhoudelijke kennis die studenten hebben opgedaan, is ook de
kennis omtrent het uitvoeren van praktijkonderzoek vergroot. In ieder leernetwerk heeft namelijk
praktijkonderzoek plaatsgevonden. Studenten beseffen nu bijvoorbeeld dat de fase van analyse bij
onderzoek belangrijk is en hebben inzicht in de manier waarop ze een voor- en nameting vorm kunnen
geven. De opdrachten die andere studenten de afgelopen jaren uitgevoerd hebben binnen de
leernetwerken van VSLS, hebben als voorbeeld gediend voor de huidige studenten. De studenten
hebben hun eigen opdracht aan laten sluiten bij de opdrachten van voorgaande studenten, zodat er een
doorgaande lijn ontstaat. Onderstaand citaat illustreert dit.
Student: Ik heb nog contact gezocht met een student die vorig jaar heeft geparticipeerd in dit
leernetwerk. Zij heeft leesapps voor kleuters ontwikkeld. Om ideeën op te doen heb ik haar een aantal
vragen gesteld en heeft ze mij haar artikel opgestuurd, zodat ik hier verder op kan bouwen.
Tenslotte hebben studenten inzicht gekregen in de rollen tijdens het werken in een leernetwerk en
hebben ze ervaren dat de inbreng van studenten wordt gewaardeerd.
Toegepaste waarde (label: WRD.CR_Toegep.wrd). Door het inzicht in het belang van de fase van
analyseren, zijn de studenten bij hun eigen opdracht eerst oriënterend en analyserend aan de slag
gegaan. Normaliter zouden ze direct praktisch aan de slag gegaan zijn. Hieronder volgt een citaat van
een student dat het verworven inzicht betreffende het belang van de analysefase bij onderzoek
illustreert.
Student: Ik ben al begonnen met bekijken van de methodes en een overzicht maken van de tijdsfasen
van geschiedenis. Dus dat analyseren pas ik al toe bij mijn minor. Ik was eerst praktischer begonnen,
maar nu ben ik eerst aan het analyseren.
Ook hebben de studenten de verzamelde de data uit de theorie en praktijk gebruikt voor hun werkplan.
Tenslotte hebben de studenten in overlegsituaties met leerkrachten meer inbreng gehad en hebben ze
meer initiatief getoond. Dit heeft niet alleen in het leernetwerk plaatsgevonden, maar bijvoorbeeld ook
bij teamoverleg op stage. Onderstaand citaat is daarvan een mooi voorbeeld.
Student: Ik toon nu sneller initiatief. Dat vind ik wel spannend, maar wel goed dat ik het doe. Ook het
kritisch zijn naar anderen. X liet bijvoorbeeld haar voormeting zien en een aantal leerkrachten zag
iets en benoemde dat ook. Ik zag ook iets en dat heb ik toen benoemd. Dat zou ik anders nooit gedurfd
hebben, omdat je denkt dat ze toch hoger staat dan jij omdat ik nog student bent en zij leerkracht is.
Gerealiseerde waarde (label: WRD.CR_Gerealis.wrd). De bovenstaande zaken die studenten hebben
toegepast, hebben studenten voornamelijk persoonlijke prestaties opgeleverd. Allereerst heeft de
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
28
analyserende aanpak gezorgd voor overzicht bij de studenten. Daarnaast hebben de studenten het idee
dat ze hun onderzoek naar een hoger plan hebben getild, door de input uit de theorie en praktijk. Ook
zijn de studenten meer gemotiveerd voor hun eigen opdracht, zoals onderstaand citaat illustreert.
Student: Ik heb het gevoel dat ik mijn onderzoek tien niveaus omhoog heb getild. Dit onderwerp vind
ik echt tof om te onderzoeken. Dit wil ik wel gaan doen. Daarvoor had ik zoiets van ja ik heb een
onderwerp, omdat ik iets moet hebben.
Tenslotte hebben de studenten met meer plezier hun ideeën en ervaringen gedeeld in overlegsituaties
en voelen zij zich zekerder tijdens overleggen met professionals.
Herziene waarde (label: WRD.CR_Herz.wrd). Studenten hebben aangegeven dat ze daadwerkelijk
anders zijn gaan kijken naar de fase van analyseren bij het uitvoeren van een onderzoek:
Student: Ik heb gezien dat die fase van analyse echt belangrijk is. Het is wel als een soort van
hulpmiddel en dat heb ik nu ook wel ingezien
3.2.2 Resultaten evaluatie Waardecreatieverhaal als bruikbaar instrument.
Na afloop van de gesprekken op basis van het Waardecreatieverhaal is met studenten geëvalueerd in
welke mate het Waardecreatieverhaal hen inzicht heeft gegeven op de persoonlijke opbrengsten van
het leernetwerk en het Waardecreatieverhaal als bruikbaar instrument gezien kan worden. De
resultaten van de evaluatie worden hieronder toegelicht.
Studenten hebben het Waardecreatieverhaal als prettig ervaren. De vragen die gesteld zijn
tijdens het Waardecreatieverhaal vonden de studenten echter pittig. Alle studenten hebben door het
Waardecreatieverhaal een duidelijk beeld gekregen van de activiteiten die plaats hebben gevonden in
het leernetwerk. De helft van de studenten heeft door middel van het Waardecreatieverhaal beter zicht
gekregen op de persoonlijke opbrengsten van het leernetwerk. Het is voor deze studenten duidelijk
geworden welke waarde de verschillende activiteiten binnen het leernetwerk voor hen heeft gehad,
terwijl ze voor het Waardecreatieverhaal dachten dat die activiteiten voor hen niet van waarde zijn
geweest. Ook is voor hen de relatie tussen netwerkactiviteiten duidelijker geworden. Bij sommige
activiteiten hadden de studenten voor het interview al helder wat het hen heeft opgeleverd. Alle
studenten hebben aangegeven het Waardecreatieverhaal als bruikbaar instrument te zien. Ze vinden
het een goede manier om met studenten in gesprek te gaan over de activiteiten in leernetwerken en om
op deze manier de waarde van het leren in een netwerk zichtbaar te maken. Studenten hebben wel
aangegeven dat de Waardecreatieverhalen nu te vroeg waren ingepland. Ze zijn van mening dat het
zinvol is om het Waardecreatieverhaal halverwege en aan het eind van het schooljaar af te nemen,
omdat ze benieuwd zijn naar een eventuele ontwikkeling in de verschillende waardes.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
29
3.3 Ondersteuning studenten
In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de laatste deelvraag, namelijk ‘Welke ondersteuning
hebben studenten nodig om het leernetwerk als voldoende waardevol te ervaren?’
Allereerst is het van belang dat de studenten vanaf de eerste bijeenkomst in het studiejaar
aansluiten bij het leernetwerk. In de onderzoeksperiode sloten sommige studenten, op aanraden van
leerkrachten, pas vanaf bijeenkomst twee of drie aan. Echter missen de studenten dan belangrijke
informatie die in de eerste bijeenkomst wordt toegelicht, zoals uit onderstaand citaat blijkt.
Student: Het is erg moeilijk wanneer je de eerste bijeenkomst hebt gemist. Je merkt dat de rest van de
groep eigenlijk al bezig is en jij stroomt in de groep. Je mist als het ware voorkennis.
Ten tweede zullen de doelen van het leernetwerk duidelijk naar de studenten gecommuniceerd moeten
worden. De studenten gaven in de eerste maanden aan dat ze geen zicht hadden op de groepsdoelen.
Hierdoor was het voor studenten lastig om een relatie te zien tussen de netwerkactiviteiten en de
doelen van het leernetwerk. Nadat dit is teruggekoppeld binnen de netwerken, hebben de overige
deelnemers geprobeerd duidelijk de doelen weer te geven, zoals onderstaand citaat illustreert.
Voorzitter: Deze samenvatting scherpt een beetje aan van wat we nou precies gaan doen. Hebben
jullie hier iets aan gehad?
Leerkracht 1: Het is wel goed om door te lezen.
Leerkracht 2: Ik vind het wel een mooie samenvatting.
Student 1: Voor mij wordt het nu ook duidelijker. Ik weet niet of dat voor jou ook zo is?
Student 2: Ja, van waar jullie nu mee bezig zijn.
Ten derde zullen de studenten vooraf geïnformeerd moeten worden over hetgeen dat in de voorgaande
jaren gedaan is wanneer studenten aansluiten bij een leernetwerk dat al een aantal jaren draait, zoals
bij de leernetwerken van VSLS het geval was. Het is voor studenten onmogelijk om dit zelf uit te
zoeken. Onderstaand citaat illustreert hoe het voor studenten voelt om aan te sluiten bij een
leernetwerk dat al een aantal jaren draait.
Student: Ik vind nog wel veel onduidelijk. Eigenlijk zitten zij in een soort trein en ze zijn begonnen. Wij
stappen in een halte in en we moeten allemaal eerst nog onderzoeken wat er in die haltes hiervoor
allemaal is gedaan. Dat is haast niet te doen.
Ten vierde is het aan te raden om de verwachtingen van de studenten uit te spreken. Studenten hadden
nog geen idee wat er van hen verwacht werd in het leernetwerk. Ook wisten ze niet of andere
deelnemers open stonden voor hun ideeën en iets van de studenten aan zouden nemen, zoals uit
onderstaand citaat blijkt. Het is goed om hierover in gesprek te gaan.
Student: Ik weet dat ik hierbij aanwezig moet zijn, maar waarom zit ik hier eigenlijk en wat wordt er
van mij verwacht? Dat is nog steeds onduidelijk. Ik weet nog steeds niet wat er van de studenten wordt
verwacht en of overige deelnemers open staan voor onze ideeën.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
30
Ten vijfde zullen de studenten steeds actief bij het leernetwerk betrokken moeten worden. Dit kan
door studenten vragen te stellen tijdens de bijeenkomsten, maar ook door hen tussen de bijeenkomsten
dezelfde opdrachten te laten uitvoeren als de overige deelnemers. Wanneer over deze opdrachten
gesproken wordt tijdens de bijeenkomsten, kunnen de studenten aan deze gesprekken deelnemen. Het
effect van het meer betrekken van de studenten bij het leernetwerk, blijkt uit onderstaand citaat.
Student 1: Als ik naar mezelf kijk, heb ik nu veel meer gezegd dan de vorige keer. Dat komt omdat ik
beter weet waarover het gaat en dan durf ik ook eerder iets te zeggen.
Student 2: Nu kun je meer mee praten.
Tenslotte hebben de studenten ondersteuning nodig om hun eigen opdracht te koppelen aan het
leernetwerk waarin zij participeren. Het is voor studenten lastig om hun eigen opdracht onderdeel te
laten zijn van de groepsdoelen van het leernetwerk. Onderstaand citaat illustreert dit.
Student: Wat is de meerwaarde voor onze eigen opdracht om hier te zijn? Ik wil graag dat het voor het
leernetwerk wat oplevert, voor mijn school wat oplevert en voor mij wat oplevert, maar hoe zorg ik
ervoor dat ik die drie dingen koppel?
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
31
4. Conclusie en discussie
Huidig onderzoek heeft de rol van studenten binnen leernetwerken verkend. Vier deelvragen zijn
onderzocht om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de centrale vraag: Hoe kan het leren in een
leernetwerk gefaciliteerd worden zodat het waardevol is voor studenten? In dit hoofdstuk worden
allereerst de resultaten van de deelvragen samengevat. Vervolgens wordt in de discussie ingegaan op
de verbinding met eerder onderzoek, worden er aanbevelingen geformuleerd, worden de beperkingen
van het onderzoek benoemd en worden er suggesties gedaan voor vervolgonderzoek.
4.1 Conclusie
4.1.1 Hoe ontwikkelen de dimensies praktijk, domein- en waardecreatie, verbondenheid en
organisatie zich in leernetwerken waar studenten deel van uitmaken?
De verschillen in de ontwikkeling van de dimensies tussen de leernetwerken van AW en de
leernetwerken van VSLS zijn voornamelijk te zien bij de dimensie praktijk en domein- en
waardecreatie. Binnen de dimensie praktijk is er bij de leernetwerken van AW in de laatste
bijeenkomsten gesproken over mogelijke groepsdoelen en onderzoeksvragen, terwijl bij de
leernetwerken van VSLS in de eerste bijeenkomsten de groepsdoelen zijn doorgenomen die in de jaren
daarvoor zijn opgesteld. Tevens hebben de leernetwerken van VSLS aan het eind van de
onderzoeksperiode afspraken gemaakt over het uitproberen van ontwikkeld materiaal. Binnen de
dimensie domein- en waardecreatie is de mate waarin feedback is gegeven bij alle netwerken
gegroeid. Bij de leernetwerken van VSLS is er in de laatste bijeenkomsten gediscussieerd over
ontwikkeld materiaal en zijn er afspraken gemaakt over het aanpassen van het ontwikkeld materiaal op
basis van de feedback. Deze ontwikkeling is bij de leernetwerken van AW niet te zien.
De leernetwerken van VSLS scoren zowel op de dimensie praktijk als op de dimensie domein-
en waardecreatie significant hoger dan de leernetwerken van AW. Dit valt te verklaren doordat bij
beide dimensies indicatoren worden gesteld met betrekking op ontwikkeld materiaal. De
leernetwerken van AW zijn gestart in september 2016 en hebben door hun korte duur nog geen
materiaal ontwikkeld, terwijl dit bij de leernetwerken van VSLS wel het geval is.
Binnen de dimensie verbondenheid en organisatie laten de leernetwerken nagenoeg dezelfde
ontwikkeling zien en is er weinig verschil in dimensie-ontwikkeling tussen de leernetwerken van AW
en de leernetwerken van VSLS. Binnen de dimensie verbondenheid wordt er bij alle netwerken
gedurende de bijeenkomsten steeds meer naar elkaars ideeën en ervaringen gevraagd. Ook is er een
ontwikkeling te zien in de interactie tussen de deelnemers en het gevoel bij de groep te horen. De
studenten hadden bij de eerste bijeenkomsten nauwelijks inbreng en ze hadden niet het gevoel bij de
groep te horen. Nadat hierover is gesproken tijdens de terugkoppeling, is de inbreng van studenten en
het gevoel bij de groep te horen bij alle leernetwerken gegroeid. Binnen de dimensie organisatie
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
32
hebben er bij alle netwerken in de eerste bijeenkomsten veel gesprekken plaatsgevonden over de
rolverdeling. De gelijkwaardigheid van de deelnemers is in alle leernetwerken gegroeid. Studenten
voelden zich aan het begin nog niet gelijkwaardig, maar dit is verbeterd nadat hierover tijdens de
terugkoppeling gesproken is.
Geconcludeerd kan worden dat de levensduur en de opzet van een leernetwerk invloed heeft
op de ontwikkeling binnen de dimensies praktijk en domein- en waardecreatie, terwijl die invloed niet
te zien is bij de dimensies verbondenheid en organisatie.
4.1.2 Welke vormen van waarde levert het netwerkleren op voor studenten?
Uit de resultaten blijkt dat het netwerkleren voor studenten diverse opbrengsten heeft gehad. De
opbrengsten kunnen voornamelijk worden gezien als directe en potentiële waarde. Als directe waarde
zijn bijvoorbeeld de nieuwe contacten en aangereikte bronnen voor de eigen opdracht genoemd. Dit
zijn opbrengsten waar de studenten direct mee aan de slag zijn gegaan. Daarnaast hebben de studenten
door deelname aan het leernetwerk hun inhoudelijke visie over een bepaald thema aangescherpt,
hebben ze hun kennis over praktijkonderzoek vergroot en hebben de studenten inzicht gekregen in de
rollen en verwachtingen tijdens het werken in een leernetwerk. Deze opbrengsten kunnen gedefinieerd
worden als potentiële waarde. Wanneer er gekeken wordt naar wat de studenten met deze opbrengsten
gedaan hebben, blijkt dit minimaal te zijn. Studenten geven aan de inhoudelijke kennis die ze hebben
opgedaan over een bepaald thema niet te hebben toegepast. Wél hebben de studenten de kennis van
praktijkonderzoek, en daarmee het belang van analyseren, toe kunnen passen bij hun eigen opdracht.
Studenten hebben het idee dat ze hun onderzoek naar een hoger plan hebben getild. Tevens hebben
studenten in verschillende overlegsituaties, bijvoorbeeld bij de netwerkbijeenkomsten en
teamoverleggen op stage, meer inbreng gehad en meer initiatief getoond. Dit heeft ervoor gezorgd dat
studenten zich steeds zekerder voelen in zulke overlegsituaties. De enige herziene waarde die is
genoemd, is dat studenten hebben aangegeven dat ze het belang inzien van de fase van analyseren bij
het uitvoeren van praktijkonderzoek.
4.1.3 In welke mate geeft het Waardecreatieverhaal studenten zicht op de opbrengsten van het
leernetwerk?
Uit de evaluatie van het Waardecreatieverhaal blijkt dat de studenten door het gesprek een duidelijk
beeld hebben gekregen van de activiteiten die hebben plaatsgevonden in het leernetwerk. De vragen
hebben de studenten als pittig ervaren. Over de mate waarin het instrument invloed heeft gehad op het
beter zicht krijgen van de persoonlijke opbrengsten van het leernetwerk, zijn de meningen verdeeld.
De helft van de studenten heeft de netwerkbijeenkomsten na het Waardecreatieverhaal als
waardevoller ervaren dan voor aanvang van het gesprek. Ze zijn verrast door de waarde die sommige
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
33
activiteiten voor hen hebben gehad, terwijl ze voorafgaand aan het gesprek van mening waren dat die
activiteiten voor hen niet van waarde waren. De overige studenten hebben aangegeven dat het hen
voorafgaand aan het gesprek al duidelijk was wat de activiteiten hen hebben opgeleverd. Echter alle
studenten hebben aangegeven het Waardecreatieverhaal als bruikbaar instrument te zien om de waarde
van het leren in een netwerk zichtbaar te maken. Er zal goed nagedacht moeten worden over de
periode waarin het Waardecreatieverhaal wordt afgenomen. De studenten hebben het gesprek in
huidig onderzoek te vroeg ervaren, aangezien ze nog maar een aantal bijeenkomsten in het leernetwerk
participeerden. Volgens de studenten zouden halverwege en aan het eind van het schooljaar geschikte
periodes zijn.
4.1.4 Welke ondersteuning hebben studenten nodig om het leernetwerk als voldoende
waardevol te ervaren?
Uit de resultaten komt een aantal ondersteuningsprincipes naar voren. Allereerst blijkt dat studenten
vanaf de eerste bijeenkomst in het studiejaar moeten aansluiten, omdat ze anders belangrijke
informatie missen. Wanneer een leernetwerk al een aantal jaren draait en een student later instroomt,
zal de student bijgepraat moeten worden over de activiteiten die de voorgaande jaren zijn uitgevoerd.
Ook zullen studenten op de hoogte gesteld moeten worden over de groepsdoelen en blijkt het van
belang om studenten steeds actief bij het leernetwerk te betrekken. Dit kan door vragen te stellen
tijdens de bijeenkomsten, maar ook door de studenten tussen de bijeenkomsten dezelfde opdrachten te
laten uitvoeren als de overige deelnemers Tevens zullen de verwachtingen van de studenten
uitgesproken moeten worden. Studenten hebben bij aanvang geen idee wat er van hen verwacht wordt
in het leernetwerk en of de overige deelnemers open staan voor hun ideeën. Het is aan te raden om
hierover in gesprek te gaan. Tenslotte is het voor studenten lastig om hun eigen opdracht onderdeel te
laten zijn van het leernetwerk en hebben ze ondersteuning nodig om hun eigen opdracht te koppelen
aan de doelen van het leernetwerk.
Bovenstaande ondersteuningsprincipes kunnen worden geformuleerd als het ABGAVO-
principe, dat staat voor Aansluiten vanaf de eerste bijeenkomst, Bijpraten wanneer een leernetwerk al
een aantal jaar bestaat, Groepsdoelen toelichten, Actief betrekken, Verwachtingen uitspreken en
Opdracht van de student koppelen aan de doelen van het leernetwerk. Het ABGAVO-principe kan een
handig ezelsbruggetje zijn voor de overige deelnemers om te onthouden waar ze op moeten letten
wanneer studenten participeren in het leernetwerk.
4.2 Discussie
Uit de literatuur blijkt dat het netwerkleren een aantal mogelijkheden biedt voor studenten. Zo kunnen
studenten in een leernetwerk aan hun sociale competentie werken, hun inhoudelijke kennis over een
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
34
bepaald thema vergroten en hun innovatieve ideeën kwijt (De Laat et al., 2016; Vrieling, De Laat et
al., 2015).
Uit huidig onderzoek komt naar voren dat studenten in zekere zin hebben gewerkt aan hun
sociale competentie. Studenten hebben door deelname aan een leernetwerk meer inbreng in
overlegsituaties en tonen tevens meer initiatief. Echter betreft dit slechts een subvaardigheid van de
sociale competentie (Thijs et al., 2014). Het daadwerkelijk samenwerken met professionals uit de
praktijk is voor de studenten nauwelijks aan bod gekomen. Ook hebben studenten hebben niet in
teamverband onderwijs ontwikkeld en ontworpen, terwijl dit juist als meerwaarde van werken in een
leernetwerk wordt gezien (Bureau Platform Onderwijs2032, 2016).
Ondanks dat studenten nauwelijks aan hun sociale competentie hebben gewerkt, is hun
inhoudelijke kennis rondom een bepaald thema wel vergroot. Ze hebben de kennis echter niet
toegepast in de praktijk, zoals blijkt uit paragraaf 4.1.2. En wanneer de studenten de inhoudelijke
kennis niet hebben toegepast in de praktijk, in hoeverre slaagt een leernetwerk er dan daadwerkelijk in
om het ‘gat’ tussen theorie en praktijk te vullen en in welke mate kunnen leernetwerken dan een
brugfunctie tussen de school- en werkomgeving van studenten zijn (Vandyck et al., 2012; Wilson et
al., 2004)? Of moet geconcludeerd worden dat het voor studenten alsnog lastig is om een verbinding te
leggen tussen hetgeen tijdens opleiding, en dus in het leernetwerk, geleerd is en hetgeen ze in de
praktijk tegenkomen (Edwards & Mutton, 2007; Finlay, 2008; Tsui & Law, 2007; Yoon et al. 2006)?
Wanneer er gekeken wordt naar opbrengsten die studenten als waardevol ervaren, valt het op
dat het voornamelijk opbrengsten zijn gericht op hun eigen opdracht. Aansluitend op de onderzoeken
van De Laat et al (2016) en Vrieling, De Laat, et al (2015), blijkt dus ook uit huidig onderzoek dat
studenten voornamelijk product-georiënteerd zijn en zich minder richten op de werk- en leerprocessen
die relevant zijn voor het leernetwerk als geheel. Ook in de gesprekken die met studenten gevoerd zijn,
blijkt dat ze zich voornamelijk focussen op hun eigen opdracht. Uiteindelijk is dat namelijk hetgeen
dat wordt beoordeeld. De vraag is of van studenten verwacht kan worden dat zij een proces-
georiënteerde aanpak laten zien wanneer enkel het product wordt beoordeeld. Door het belang van het
werkproces op te nemen in de beoordeling, zullen studenten zich wellicht meer focussen op het
werkproces binnen een leernetwerk (Vrieling, De Laat et al., 2015). Hierop zullen de studenten dan
wel in begeleid moeten worden (Van den Beemt & Vrieling, 2016; Vrieling, De Laat et al, 2016).
4.3 Aanbevelingen voor de praktijk
Op basis van het theoretisch en praktijkonderzoek, zijn er enkele aanbevelingen voor de praktijk
opgesteld om het leren in een leernetwerk te faciliteren zodat het waardevol kan zijn voor studenten.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
35
Allereerst is het van belang dat één van de deelnemers van ieder leernetwerk de faciliterende
rol specifiek voor studenten op zich neemt (De Laat, Vrieling et al., 2016). Het is de taak van deze
facilitator studenten te begeleiden om als volwaardig partner te kunnen participeren in het leernetwerk.
Hierbij kan het ABGAVO-principe, zoals genoemd in paragraaf 4.1.4., worden toegepast en zal er
rekening moeten worden gehouden met het type leernetwerk waarin de student participeert.
Daarnaast is het aan te bevelen om het Waardecreatieverhaal bij studenten af te nemen. Uit
onderzoek van Nijland en Van Amersfoort (2013) blijkt het een waardevol instrument te zijn om
om deelnemers zicht te geven op de opbrengsten van het leernetwerk en uit huidig onderzoek blijkt dat
studenten ook de meerwaarde van het instrument inzien. Studenten ervaren de vragen echter als pittig.
De vragen zullen wellicht anders geformuleerd moeten worden, zodat studenten er makkelijker
antwoord op kunnen geven. Idealiter wordt het instrument twee keer per jaar afgenomen, één keer
halverwege en één keer aan het eind van het schooljaar en neemt de facilitator van de studentenrol,
zoals hierboven is genoemd, dit als taak op zich.
Tenslotte zal er op beleidsniveau moeten worden gesproken over de beoogde doelen voor
studenten als het gaat om participatie van studenten in leernetwerken. Er zal vastgesteld moeten
worden waar de leeropbrengsten van studenten zich op richten. Ook zal er nagedacht moeten worden
over de manier waarop het product (de kennisdoelen en de eigen opdracht) en het proces (werken aan
de netwerkcompetentie) zich tot elkaar verhouden en hoe dit er in de praktijk uit komt te zien.
Uiteindelijk zal de evaluatie en beoordeling zich moeten richten op zowel het product als het proces
(Schuit, De Vrieze, & Sleegers, 2011).
4.4 Beperkingen van het onderzoek
Huidig onderzoek is uitgevoerd als een mixed-methods design waarbij methodische en data-
triangulatie is toegepast om een zo volledig mogelijk beeld van het onderzoeksprobleem te schetsen
(Baarda et al., 2013; Creswell, 2012). Het gebruik van iedere methode en type data kan beperkingen
met zich mee brengen.
Het aantal deelnemers bij huidig onderzoek is beperkt. Daarnaast hebben niet alle
respondenten de vragenlijst voor sociaal leren ingevuld. Er is sprake van een respons van 65 %. Door
de kleine onderzoekspopulatie zijn de resultaten enkel bruikbaar bij de transfer naar vergelijkbare
situaties en kan de data niet gegeneraliseerd worden (Creswell, 2012; Field, 2009). Tevens zijn de
leernetwerken en respondenten slechts gedurende een relatief korte onderzoeksperiode van een half
studiejaar gevolgd.
In huidig onderzoek is een deel van de data verkregen door de audio-opnames van de
netwerkbijeenkomsten. Echter door technische problemen, zijn niet van alle netwerkbijeenkomsten
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
36
opnames beschikbaar. Hierdoor is er wellicht belangrijke informatie verloren gegaan en dit kan
invloed hebben gehad op de resultaten van het onderzoek.
Tevens kende de onderzoeker vrijwel alle respondenten die deelnamen aan het onderzoek. Het
voordeel hiervan is dat deelnemers wellicht eerder bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek
en de bijbehorende onderzoeksactiviteiten. Echter is het de vraag of de respondenten voor de
interviews daadwerkelijk random zijn gekozen of dat de onderzoeker onbewust een voorkeur had en
daar naar gehandeld heeft.
Tenslotte heeft het onderzoek alleen plaatsgevonden binnen vier leernetwerken van Iselinge
Hogeschool. Alle respondenten zijn werkzaam op Iselinge Hogeschool of op een opleidingsschool van
Iselinge Hogeschool. Hierdoor zijn de uitkomsten van huidig onderzoek niet direct generaliseerbaar
naar leernetwerken in andere contexten.
4.5 Suggesties voor vervolgonderzoek
Zoals uit paragraaf 4.4. blijkt, kent huidig onderzoek een aantal beperkingen. In deze paragraaf zal een
aantal suggesties worden gedaan voor zinvol vervolgonderzoek.
Allereerst is het aan te bevelen om huidig onderzoek in een andere context uit te voeren om te
kijken of de resultaten generaliseerbaar zijn. Er zullen leernetwerken gevolgd moeten worden die
verbonden zijn aan een andere hogeschool, maar in opzet overeen komen met de leernetwerken van
huidig onderzoek en waarin zowel basisschoolleerkrachten, lerarenopleiders als studenten
participeren. Tevens is het aan te raden om de leernetwerken een langere periode te volgen.
Het blijkt dat de studenten nauwelijks hebben samengewerkt met de overige deelnemers van
het leernetwerk. Er wordt echter wel verondersteld dat studenten door middel van netwerkleren hun
sociale competentie kunnen ontwikkelen. Vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd om na te gaan
of studenten daadwerkelijk aan hun sociale competentie kunnen werken in leernetwerken.
Door de intensieve samenwerking met de praktijk, mag er van het product van de studenten
verwacht worden dat dit beter aansluit bij de behoeften van het veld. Studenten geven zelf aan dat zij
het idee hebben dat ze hun onderzoek naar een hoger niveau hebben getild, zoals blijkt uit paragraaf
4.1.2. De vraag is echter of dit daadwerkelijk het geval is. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten
op de vraag of studenten die participeren in een leernetwerk een kwalitatief beter product ontwikkelen
dan de studenten die niet participeren in een leernetwerk.
Tenslotte is het aan te raden om netwerkleren te integreren in de curricula van het hoger
onderwijs. Er zal daarbij onderzocht moeten worden op welke manier het succesvol geïmplementeerd
kan worden, zodat studenten gezamenlijk met lerarenopleiders en professionals uit de praktijk
oplossingen kunnen zoeken voor problemen uit de praktijk.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
37
4.6 Tot slot
In deze studie is onderzocht op welke manier het leren voor pabostudenten in een leernetwerk
gefaciliteerd kan worden zodat het waardevol voor ze is. Geconcludeerd kan worden dat van
ieder leernetwerk één deelnemer de faciliterende rol specifiek voor studenten op zich moet
nemen. Deze facilitator leeft het ABGAVO-principe zo goed mogelijk na en gaat minimaal
twee keer per jaar met de studenten in gesprek aan de hand van het Waardecreatieverhaal om de
studenten zicht te geven op de opbrengsten van het leren in netwerken. Daarnaast zal er op
beleidsniveau gesproken moeten worden over de leeropbrengsten voor studenten omtrent het
participeren in leernetwerken en zullen de beoogde doelen voor studenten vastgesteld moeten
worden. Het is daarbij van belang dat er oog is voor de verhouding tussen het product en het
proces bij het netwerkleren van de studenten. Tenslotte worden de resultaten van huidig
onderzoek gepresenteerd tijdens de Onderwijs Research Dagen 2017 te Antwerpen (Huiskamp,
Vrieling, & Wopereis, 2017).
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
38
Referenties
Achinstein, B. (2002). Conflict amid community: The micropolitics of teacher collaboration. Teachers
College Record, 104, 421–455.
Admiraal, W., Akkerman, S. F., & De Graaff, R. (2012). How to foster collaborative learning in
communities of teachers and student teachers: Introduction to a special issue. Learning
Environment Research, 15, 273-278. doi: 10.1007/s10984-012-9115-5
Admiraal, W., Lockhorst, D., Beishuizen, J., & Pilot, A. (2007). Supporting the development of social
competencies of teachers through computer supported collaborative learning. British Journal
of Educational Psychology, Monograph Series 2(5), 59-69.
Admiraal, W., Lockhorst, D., & Van der Pol, J. (2012). An expert study of a descriptive model of
teacher communities. Learning Environment Research, 15, 345-361. doi: 10.1007/s10984-
012-9117-3
Akkerman, S., Petter, C., & De Laat, M. (2008). Organising communities-of-practice: facilitating
emergence. Journal of Workplace Learning, 20(6), 383-399.
Andringa, J., & Reyn, L. (2014). Tien stappen voor een succesvolle community of practice. Retrieved
16 juni, 2016, from https://www.duurzaamdoor.nl/sites/default/files/Tien%20stappen%20voor
%20een%20succesvolle%20community%20of%20practice.pdf
Baarda, B., Bakker, E., Julsing, M., Fischer, T., Peters, V., & Van der Velden, T. (2013). Basisboek
kwalitatief onderzoek. Houten: Noordhoff Uitgevers.
Ball, D. L., & Cohen, D. K. (1996). Reform by the book: What is – or might be – the role of
curriculum materials in teacher learning and instructional reform? Educational Researcher,
26, 6-8, 14.
Bartelts, M. (2015). Sturen op Optimale Motivatie in Leernetwerken voor Professioneel Leren.
Retrieved 26 juni, 2016, from http://dspace.ou.nl/bitstream/1820/6273/1/OWBartelts-Schilt-
08122015.pdf
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
39
Beck, C., & Kosnik, C. (2001). From cohort to community in a preservice teacher education program.
Teaching and teacher education, 17, 925-948.
Bood, R., Coenders, M., & Van Luin, A. (2010). Netwerkleren, omgaan met gemene problemen.
Gouda: Habiforum
Boud, D., & Hager, P. (2012). Re-thinking continuing professional development through changing
metaphors and location in professional practices. Studies in Continuing Education, 34(1), 17-
30. doi: 10.1080/0158037X.2011.608656
Brown, J. S., Collins, A., & Duguid, P. (1989). Situated cognition and the culture of learning.
Education Researcher, 18(1), 32-42. doi: 10.3102/0013189X018001032
Bureau Platform Onderwijs2032. (2016). Ons onderwijs2032. Eindadvies. Pijnacker: Impressed druk
Corso, M., & Giacobbe, A. (n.d.) Building communities of practice that work: a case study based
research. Retrieved 22 juni, 2016, from http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?
doi=10.1.1.380.6704&rep=rep1&type=pdf
Creswell, J.W. (2012). Educational research. Planning, conducting and evaluating quantitaive and
qualitative research. Boston: Pearson.
Darling-Hammond, L., & Bransford, J. (2005). Preparing teachers for a changing world: What
teachers should learn and be able to do. San Francisco: Jossye-Bass.
De Bruin, H. C. (2008). Succesfactoren van een kennisnetwerk. Master’s thesis, Vrije Universiteit
Amsterdam, the Netherlands.
De Laat, M. (2012). Enabling professional networks: how connected are you? Heerlen: Open
Universiteit.
De Laat, M. (2013). Professionele ontwikkeling zichtbaar maken. In LOOK (Ed.), Netwerkleren: de
stille kracht achter een leven lang professionaliseren (pp. 11-14). Heerlen: Open Universiteit.
De Laat, M., Vrieling, E., & Van den Beemt, A. (2016). Facilitation of social learning in teacher
education: the ‘Dimensions of Social Learning-Framework’. In Jacquie McDonald and Aileen
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
40
Cater-Steel (Eds.), Communities of Practice: Facilitating Social Learning in Higher
Education. Springer.
Desimone, M. (2011). A primer on effective professional development. Phi Delta Kappan, 92(6), 68-
71.
Dobber, M. (2011). Collaboration in groups during teacher eduaction. Doctoral dissertation, Leiden
University, the Neterlands.
Dobber, M., Akkerman, S. F., Verloop, N., Admiraal, W., & Vermunt, J. D. (2012). Developing
designs for community development in four types of student teacher groups. Learning Environ
Research, 15, 279-297. doi: 10.1007/s10984-012-9116-4
Dobber, M., Akkerman, S. F., Verloop, N., & Vermunt, J. D. (2014). Regulating collaboration in
teacher education. Research Papers in Education, 29, 69-92. doi:
10.1080/02671522.2012.749506
Dobber, M., Vandyck, I., S. F., Akkerman, De Graaff, R., Beishuizen, J., Pilot, A., et al. (2013). The
development of community competence in teacher education curriculum. European Journal of
Teacher Education, 36(3), 346-363. doi: 10.1080/02619768.2012.718326
Eckert, P. (2006). Communities of practice. Retrieved 24 juni, 2016, from
http://web.stanford.edu/~eckert/PDF/eckert2006.pdf
Edwards, A., & Mutton, T. (2007). Looking forward: Rethinking professional learning through
partnership arrangements in initial teacher education. Oxford Review of Education, 33, 503–
519. doi: 10.1080/03054980701450928
Field, A. (2009). Discovering statistics. Using SPSS. London: SAGE Publications Ltd.
Finlay, I. (2008). Learning through boundary-crossing: Further education lecturers learning in both the
university and workplace. European Journal of Teacher Education, 31, 73–87. doi:
10.1080/02619760701845024
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
41
Garet, M. S., Porter, A. C., Desimone, L., Birman, B. F., & Yoon, K. S. (2011). What makes
professional development effective? Results of a national sample of teachers. American
Educational Research Journal, 38(4), 915-945.
Guskey, T. R. (2003). What makes professional development effective? Phi Delta Kappan, 84, 748-
750.
Grossman, P., Wineburg, S., & Woolworth, S. (2001). Toward a theory of teacher community.
Teachers College Record, 103, 942–1012.
Hanraets, I., Hulsebosch, J., & De Laat, M. (2011). Experiences of pioneers facilitating
teacher networks for professional development. Educational Media International,
48(2), 85-99. doi: 10.1080/09523987.2011.576513
Hargreaves, A., & Fullan, M. (2012). Professional capital: Transforming teaching in every
school. Teachers College Press.
Huiskamp, M., Vrieling, E., Wopereis, I. (2017). Waardevol leren van pabostudenten in netwerken
met basisschoolleerkrachten, lerarenopleiders en onderzoekers. Poster session presented at
the meeting of the Onderwijs Research Dagen, Antwerpen, Belgium.
Hunzicker, J. (2011). Effective professional development for teachers: a checklist. Professional
Development in Education, 37(2), 177-179. doi: 10.1080/19415257.2010.523955
Imants, J., Sleegers, P., & Witziers, B. (2001). The tension between sub-structures in secondary
schools and educational reform. School Leadership & Management, 21, 289–308.
ITL research (2011). Innovative teaching and learning research. 2011 Findings and implications.
Retrieved 16 juni, 2016, from
http://www.itlresearch.com/images/stories/reports/ITL%20Research%202011%20Findings
%20and%20Implications%20-%20Final.pdf
Korenhof, M., De Kruif, R., & De Laat, M. (2013). Leren van Aruba: professionaliseren van leraren
in netwerken. Heerlen: Open Universiteit.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
42
Korenhof, M., De Kruif, R., & De Laat, M. (2014). Leren van Aruba: professionaliseren van leraren in
netwerken. Onderwijsinnovatie, 2, 35-38.
Korenhof, M., Schreurs, B., Meijs, C., & De Laat, M. (2010). Netwerkleren in het onderwijs.
OnderwijsInnovatie, 4, 17-25.
Kranendonk, R., & Kersten, P. (2005). Mid-life CoPs: Experiences and alignment. Retrieved 24 juni,
2016, from http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?
doi=10.1.1.161.9718&rep=rep1&type=pdf
Lave, J., & Wenger, E. (1991). Situated learning: Legitimate peripheral participation. New York:
Cambridge University Press.
Little, J. W. (2003). Professional community and the problem of high school reform. International
Journal of Educational Research, 37, 693–714. doi: 10.1016/S0883-0355(03)00066-1
Marsick, V. J., & Volpe, M. (1999). The nature and need for informal learning. Advances in
Developing Human Resources, 1(3), 1-9.
Matthijssen, M. (2012, june). Training gespreksleider focusgroepen. Paper presented at the meeting
Training Gespreksleider Focusgroepen, Rotterdam, The Netherlands.
Ministerie van Onderwijs. (2013). Lerarenagenda 2013-2020: de leraar maakt het verschil. Retrieved
18 november, 2016, from
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2013/10/04/lerarenagenda-2013-2020-de-
leraar-maakt-het-verschil
Nijland, F. (2016). Netwerkleren in het onderwijs. Beter begeleiden, 11, 30-33.
Nijland, F., & Van Amersfoort, D. (2013). Waardecreatieverhalen: wat levert netwerkleren op? In
LOOK (Ed.), Netwerkleren: de stille kracht achter een leven lang professionaliseren (pp. 47-
52). Heerlen: Open Universiteit.
OECD (2014). TALIS 2013 Results. An international perspective on teaching and
Learning. Paris: OECD publishing.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
43
Onderwijscoöperatie. (2004). Bekwaamheidseisen leraren. Retrieved 5 juli, 2016, from
http://archief.onderwijscooperatie.nl/wp-content/uploads/Inleiding20mei.pdf
Onderwijscoöperatie. (2014). Voorstel bekwaamheidseisen. Retrieved 18 juni, 2016, from
https://www.onderwijscooperatie.nl/wp-content/uploads/sites/2/2016/03/Voorstel-Herijking-
Bekwaamheidseisen.pdf
Onderwijsraad. (2013). Leraar zijn. Retrieved 18 november, 2016, from
https://www.onderwijsraad.nl/upload/publicaties/733/documenten/leraar-zijn.pdf
Piazza, P., McNeill, K. L., & Hittinger, J. (2009). Developing a voluntary teacher community: The
role of professional development, collaborative learning and conflict. Paper presented at the
annual meeting of the American Educational Research Association, San Diego, CA.
Rehm, M., Gijselaers, W., & Segers, M. (2014). Effects of hierarchical levels on social network
structures within communities of learning. Frontline Learning Research, 5, 38-55.
Roth, W. M., & Lee, J. W. (2006). Contradictions in theorizing and implementing communities in
education. Educational Research Review, 1(1), 27-40. 10.1016/j.edurev.2006.01.002
Schuit, H., De Vrieze, I., & Sleegers, P. (2011). Leerlingen motiveren: een onderzoek naar de rol van
leraren. Heerlen: Open Universiteit.
Talbert, J.E., & McLaughlin, M.W. (2002). Professional communities and the artisan model
of teaching. Teachers and Teaching: Theory and Practice, 8, 325-434.
Tang, S. Y. F., Cheng, M. M. H., & Wong, A. K. Y. (2016). The preparation of pre-service student
teachers’ competence to work in schools. Journal of Education for Teaching, 42, 149-162.
doi: 10.1080/02607476.2016.1143143
Tarmizi, H., De Vreede, G.J., & Zigurs, I. (2006). Identifying challenges for facilitation in
communities of Practice. Proceedings of the 39th Hawaii International Conference on System
Sciences.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
44
Thijs, A., Fisser, P., & Van der Hoeven, M. (2014). 21e eeuwse vaardigheden in het curriculum van
het funderend onderwijs. Enschede: SLO.
Timmermans, M. (2016). Leerkracht, de toekomst zal het leren! Barendrecht: De Bondt Grafimedia.
Tsui, A. B. M., & Law, D. Y. K. (2007). Learning as boundary-crossing in school–university
partnership. Teaching and Teacher Education, 23, 1289–1301. doi: 10.1016/j.tate.2006.06.003
Van den Beemt, A.A.J., & Vrieling, E. (2016). Dimensions of social learning in teacher education: an
exemplary case study. Paper presented at the meeting of Networked Learning Conference,
Lancaster, United Kingdom.
Van der Klink, M., Jansen, J., Boon, J., & Rutjens, M. (2011). Leren in online sociale leernetwerken.
In P. Sloep, M. Van der Klink, F. Brouns, J. Van Bruggen & W. Didderen (Eds.),
Leernetwerken. Kennisdeling, kennisontwikkeling en de leerprocessen (pp. 36-52). Houten:
Bohn Stafleu van Loghum.
Van Rosmalen, P., Van Bruggen, J., & Spoelstra, H. (2011). Verder bouwen aan de kwaliteit van het
leernetwerk. In P. Sloep, M. Van der Klink, F. Brouns, J. Van Bruggen & W. Didderen (Eds.),
Leernetwerken. Kennisdeling, kennisontwikkeling en de leerprocessen (pp. 53-70). Houten:
Bohn Stafleu van Loghum.
Vandyck, I., De Graaff, R., Pilot, A., & Beishuizen, J. (2012). Community building of (student)
teachers and teacher educator in a school-university partnership. Learning Eviron Research,
15, 299-318. doi: 10.1007/s10984-012-9118-2
Vrieling, E., de Laat, M., Besselink, E., & Ubbink, M. (2015). Dimensies van sociaal leren in een pabo
leernetwerk. Onderwijsinnovatie, 1, 17-24.
Vrieling, E., Besselink, E., & Seinhorst, E. (2015). Sociaal leren van leraren faciliteren aan de hand
van de dimensie interview. Retrieved 24 juni, 2016, from
http://dspace.ou.nl/bitstream/1820/6077/1/Jaarboek%20Iselinge
%202015%20interviewleidraad%20dimensies%20sociaal%20leren.pdf
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
45
Vrieling, E., Vandyck, I., & De Laat, M. (2013). Zicht op ruimte voor leren. In LOOK (Ed.),
Netwerkleren: de stille kracht achter een leven lang professionaliseren (pp. 25-28). Heerlen:
Open Universiteit.
Vrieling, E., Van den Beemt, A., & De Laat, M. (2015). What’s in a name: dimensions of social
learning in teacher groups, Teachers and Teaching: theory and practice, 22(3), p. 273-292.
doi:10.1080/13540602.2015.1058588.
Vrieling, E., Wopereis, I., & Besselink, E. (2017). Optimaliseren van leren in netwerken
met een onderzoeksopdracht. Doetinchem: Iselinge Hogeschool.
Vroemen, M., Wagenaar, S., & Dresen, M. (2011). Samen leren in onderwijsteams. Heerlen: Ruud de
Moorcentrum – Open Universiteit.
Yoon, S., Pedretti, E., Bencze, L., Hewitt, J., Perris, K., & Van Oostveen, R. (2006). Exploring the use
of cases and case methods in influencing elementary preservice science teachers’ self-efficacy
beliefs. Journal of Science Teacher Education, 17, 15–35. doi: 10.1007/s10972-005-9005-0
Wenger, E. (1998). Communities of practice. Learning, meaning and identity. Cambridge: University
Press.
Wenger, E., Trayner, B., & De Laat, M. (2011). Promoting and assessing value creation in
communities and networks: A conceptual framework. Heerlen: Open Universiteit.
Wilson, B. G., Ludwig-Hardman, S., Thonam, C. L., & Dunlap, J. C. (2004). Bounded community:
Designing and facilitating learning communities in formal courses. The International Review
of Research in Open and Distance Learning, 5(3).
Windmuller, I. M., Ros, A. A., & Vermeulen, M. J. (2008). Professionele ontwikkeling van leraren
basisonderwijs. Retrieved 22 juni, 2016, from
http://fontys.surfsharekit.nl:8080/repository/app/humanReadable/itemId/smpid:24769
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
46
.Bijlage 1 – Dimensions of Social Learning Framework
Dimensie Indicator Kijkpunt
Praktijk 1. Geïntegreerde of niet geïntegreerde activiteiten
1. Gesprek over mogelijke betekenis van netwerkactiviteiten voor de eigen praktijk2. Afspraken over het uitproberen van ontwikkeld materiaal in de eigen praktijk3. Bespreking van praktijkervaringen met door het leernetwerk ontwikkeld materiaal
2. Tijdelijke of permanente activiteiten
4. Gesprek over korte en lange termijn groepsdoelen5. Beschrijving van korte en lange termijn groepsdoelen6. Relaties tussen netwerkactiviteiten en korte/lange termijn groepsdoelen
Domein en waarde creatie
3. Delen of verbreden/verdiepen van kennis
7. Tijdsinvestering door alle leden buiten de bijeenkomst om8. Discussie over ontwikkeld materiaal9. Mogelijkheden voor feedback10. Aanpassing van ontwikkeld materiaal na discussie of feedback
4. Individuele of gezamenlijke waarde creatie
11. Gezamenlijke leeragenda voor het leernetwerk
Verbondenheid 5. Gedeelde of niet gedeelde identiteit
12. Informele netwerkactiviteiten tijdens de bijeenkomsten om de verbondenheid te versterken13. Gevoel bij de groep te horen14. Contact tussen de groepsleden buiten de bijeenkomsten om
6. Sterke of zwakke verbindingen 15. Regelmatige interactie tussen de groepsleden tijdens de bijeenkomsten16. Wederkerige relaties tussende groepsleden17. Contacten tussen het leernetwerk en (ervarings)deskundigen
7. Taakuitvoerders of kenniswerkers
18. Lange termijn leerhouding vanuit de doelen van het leernetwerk19. Interesse in de ideeën en ervaringen van groepsleden vanuit de doelen van het leernetwerk
Organisatie 8. Extern of zelfgestuurde activiteiten
20. Reflectieve kwaliteit van het leernetwerk tot zelfsturing in de fasen van voorbereiding, uitvoering en evaluatie (In hoeverre stelt de groep zich de vraag: Wat ging goed en waarom? Wat kan er beter en hoe?)21. Rolverdeling op basis van expertise22. Vrijwillige deelname
9. Lokale of globale activiteiten 23. Oriëntatie op relevante activiteiten voor de lokale groepspraktijk(eigen klas, school, bestuur)
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
47
Dimensie Indicator Kijkpunt
24. Oriëntatie op relevante activiteiten buiten de lokale groepspraktijk(bestuur overstijgend)
10. Hiërarchische of gelijkwaardige relaties
25. Gelijkwaardige relaties
26. Sfeer tijdens de bijeenkomsten die de gelijkwaardigheid bevordert
11. Gedeelde of niet gedeelde interactienormen
27. Communicatie over de werkwijze om gezamenlijke doelen te behalen28. Gevoel van veiligheid tijdens interactie in het netwerk29. Tolerantie van verschillende opvattingen in het netwerk
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
48
Bijlage 2 – Reflectieve vragen studenten
Persoonlijke code*:
Datum:
Geslacht: man/vrouw
Opleidingsjaar (studenten):
* voorletters vader-voorletters moeder-geboortejaar-student(S)/leerkracht(L)/docent(D), bijvoorbeeld JS-BV-
1996-S
Reflectievragen:
1. Wat is voor jou de meest waardevolle leeropbrengst van deze bijeenkomst?
2. Welk onderdeel van deze bijeenkomst vond je top en waarom?
3. Welk onderdeel van deze bijeenkomst zou je graag anders zien en waarom?
4. Welke inbreng heb jij gehad tijdens deze bijeenkomst en hoe vond je dat?
5. Welke begeleiding heb je nodig om je volledig te kunnen ontwikkelen in het leernetwerk?
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
49
Bijlage 3 – Reflectieve vragen overige deelnemers
Persoonlijke code*:
Datum:
Geslacht: man/vrouw
Opleidingsjaar (studenten):
* voorletters vader-voorletters moeder-geboortejaar-student(S)/leerkracht(L)/docent(D), bijvoorbeeld JS-BV-
1996-S
Reflectievragen:
1. Wat is voor jou de meest waardevolle leeropbrengst van deze bijeenkomst?
2. Welk onderdeel van deze bijeenkomst vond je top en waarom?
3. Welk onderdeel van deze bijeenkomst zou je graag anders zien en waarom?
4. Welke inbreng had(den) de student(en) tijdens deze bijeenkomst en hoe verliep dat?
5. Welke ondersteuning zou je kunnen bieden teneinde de studenten verder te helpen in hun
ontwikkeling?
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
50
Bijlage 4 - Interviewleidraad “Opbrengsten van leernetwerken in kaart brengen”
1. Inleidende vragen
1.1. Van welk netwerk maakt u deel uit?
1.2. Hoe bent u bij dit netwerk betrokken geraakt?
1.3. Wanneer bent u erbij betrokken geraakt?
1.4. Is er sprake van verplichte of vrijwillige deelname [organization: externally directed-self
organized] Wat vindt u daarvan?
1.5. Uit hoeveel personen bestaat het netwerk? Wat vindt u daarvan?
1.6. Hoe vaak komen jullie bij elkaar? Wat vindt u daarvan?
1.7. Hoeveel tijd duurt een bijeenkomst gemiddeld? Wat vindt u daarvan?
1.8. Wat zijn volgens u de doelen van uw netwerk? [practice – domain and value creation]
1.9. Doorvragen op de lange termijn en de korte termijn doelen [tijdelijke of permanente sociale
activiteiten]. Bijvoorbeeld: Wanneer beoogt het netwerk het door u genoemde doel te hebben
bereikt, zijn er tussendoelen benoemd om tot dit einddoel te komen? Op welke manier komen
de doelen in de bijeenkomsten van het netwerk terug?
1.10. Vragen welk doel (van de genoemde doelen) het meest belangrijk is volgens de geïnterviewde
voor de kwaliteit van het netwerk [practice]. En vanwaar deze keuze?
2. Netwerkagenda
Biografische benadering
In deze werkvorm wordt door middel van een tijdlijn in kaart gebracht wat de perceptie van de leraar
is op de (uitvoering van de) verschillende thema’s. Concreet betekent dit dat de uitgevoerde
activiteiten op een tijdlijn met een mindmap worden weergegeven van ‘start’ via ‘nu’ naar de
‘toekomst’.
2.1. Wat is het hoofdthema van het netwerk? [boven de tijdlijn noteren]
2.2. Kunt u me vertellen en als mindmap/boomstructuur bij de tijdlijn weergeven welke
deelonderwerpen aan bod zijn gekomen vanaf de start van uw deelname aan het netwerk, tot
nu, en tot welke ideeen voor de toekomst dat al heeft geleid?
Bij enkele thema’s/deelonderwerpen (naar keuze van de geinterviewde) worden de volgende
verdiepingsvragen gesteld:
o 2.2.1 Wie waren er bij dit onderwerp betrokken? [organization]
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
51
o 2.2.2 Beschrijf zo concreet mogelijk een uitgevoerde activiteit binnen een
bijeenkomst. Wat voor activiteiten en werkvormen vinden plaats? [practice/global-
local]
o 2.2.3 Op welke manier hangen de activiteiten met elkaar samen? (Is er een duidelijk
verband tussen de activiteiten) [integrated-non-integrated activities]
o 2.2.4 Op welke manier wordt de uitvoering van activiteiten bepaald? Door het
netwerk zelf, of door anderen? Hoe gaat dat dan? [externe versus zelfsturing]]
o 2.2.5 Op welke manier is volgens u overeenstemming bereikt over de uitwerking van
de concrete opbrengsten van het netwerk? [gedeelde – niet gedeelde
interactienormen]?
o 2.2.6 Hoeveel tijd en energie heeft u geïnvesteerd in dit thema? Was dat voldoende
naar uw mening om tot verdieping te komen? Hoe wordt dat zichtbaar in de
ontwikkelde producten of ideeen [verbreding/verdieping]
o 2.2.7 Heeft volgens u iedereen een even grote bijdrage geleverd bij de ontwikkeling
van een gemeenschappelijk product? Zo niet, waren er bepaalde mensen die het
trokken? [gedeelde – niet gedeelde interactienormen/hierarchie]?
o 2.2.8 Op welke manier worden producten of ideeën gedeeld? En met wie?
[uitwisseling]
o 2.2.9 Welke opbrengst (kennis en/of producten) heeft het werken met het thema
opgeleverd voor uw eigen praktijk? [value]
o 2.2.10 Op welke manier zijn de praktijkervaringen besproken binnen het netwerk?
[integrated-non-integrated activities/value]
o 2.2.11 Doorvragen op de perceptie van de rol van feedback binnen het netwerk
(bijvoorbeeld: is feedback een terugkerend onderdeel in bijeenkomsten, op welke
manier wordt feedback gevraagd en gegeven, hoe belangrijk vindt u feedback)
[uitwisselen versus verbreden/verdiepen]
o 2.2.12 Doorvragen op mate van kennisdeling binnen het netwerk (bijvoorbeeld:
hoeveel tijd investeert u in het netwerk buiten de bijeenkomsten om, waar bestaan die
activiteiten dan uit, op welke wijze wordt gebruik gemaakt van een digitale
leeromgeving, vindt u het belangrijk dat er een digitale leeromgeving is) [uitwisselen
versus verbreden/verdiepen]
o 2.2.13 Heb je het in je netwerk over problemen specifiek voor jouw school/netwerk,
of over grotere thema's (zoals kwaliteit van het onderwijs in Nederland, hoe creëer je
belangstelling voor beta-onderwijs, etc)? [lokaal/globaal]
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
52
3. Samenstelling netwerk
Om te meten wat de samenstelling van het netwerk is en wat de aard van de relaties is (sterk/zwak,
wederkerig) wordt de techniek ‘Netwerk In Beeld’ gebruikt.
3.1. Wie zijn er allemaal betrokken bij het netwerk? [post-its]
3.2 Hoe ziet u uw eigen rol binnen de groep?
Bijvoorbeeld actief, passief, voorzitter, innovator, conceptdenker, kritische luisteraar
Ik plak de post-it met uw naam erop hier in het midden (bijvoorbeeld in het midden van de tafel of een
vel papier). De overige deelnemers mag u ergens ‘om u heen’ plakken. Netwerkleden waar u een sterk
gevoel van verbondenheid mee hebt plaatst u dichtbij u, netwerkleden die verder van u af staan plaatst
u verder weg.
De volgende vragen gaan verder in op het netwerk dat in beeld is gebracht:
3.3. Welke rol past bij welke deelnemer?
Wat maakt dat deze rollen van deelnemers een voor de groep waardevolle bijdrage leveren?
(bijvoorbeeld brengen nieuwe ideeën in, zorgen voor juiste ICT voorzieningen, bedenken
aantrekkelijke werkvormen, zitten voor) [organisatie - waardecreatie]
3.4 Zou u de relaties tussen u en de overige netwerkleden willen beschrijven? [sterke versus
zwakke relaties, wel of geen wederkerigheid, hierarchie versus gelijkwaardigheid, wel of geen
gevoel van veiligheid, wel of geen tolerantie van individuele verschillen in zienswijze] Is de
beschreven situatie passend bij uw wensen of zou u dit graag anders zien?
Op welke manier wordt de groep aangestuurd
3.5 Bijvoorbeeld: is er één iemand eindverantwoordelijk? [externe versus zelfsturing]
3.6 Is er een centraal bepaalde agenda [externe versus zelfsturing]? Op welke manier komt de
agenda tot stand? [individuele versus gezamenlijke waardecreatie]
4. Identiteit van de groep
4.1 Treffen de leden van de netwerkgroep elkaar ook op informelere basis buiten de
bijeenkomsten? [gedeelde identiteit]
o Hoe gaat dit in zijn werk?
o Wordt er binnen die informele context ook wel eens over de thematiek van de
netwerkgroep gepraat?
o Is Is de beschreven situatie passend bij uw wensen of zou u dit graag anders zien?
4.2 Worden er wel eens activiteiten georganiseerd ter vergroting van de verbondenheid van het
netwerk? [gedeelde identiteit] Vindt u de beschreven situatie wenselijk?
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
53
4.3 Welk gevoel typeert het beste uw verbondenheid met het netwerk? [gedeelde identiteit]
4.4 Is het netwerk gericht op taken uitvoeren of op creeren en delen van kennis? [task
executors/knowledge workers]
5.1 en 5.2 Kunt u voor uw netwerk minimaal 1 tip en 1 top beschrijven?
Einde interview.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
54
Bijlage 5 – Vragenlijst “Dimensies van sociaal leren”
Persoonlijke code*:
Datum:
Leernetwerk:
Geslacht: man/vrouw
Aantal jaren onderwijservaring:
* voorletters vader-voorletters moeder-geboortejaar-student(S)/leerkracht(L)/docent(D), bijvoorbeeld JS-BV-
1996-S
In hoeverre is er sprake van de onderstaande kijkpunten bij jouw netwerk?
Er is sprake van: Geheel niet Geheelvan toepassing van toepassing Opmerkingen
Afspraken over het uitproberen van ontwikkeld materiaal
in de eigen praktijk. 1 2 3 4
Bespreking van praktijkervaringen met door het
leernetwerk ontwikkeld materiaal. 1 2 3 4
Integratie van door het leernetwerk ontwikkeld materiaal in
de lokale groepspraktijk (eigen klas, school, bestuur)1 2 3 4
Integratie van door het leernetwerk ontwikkeld materiaal in
scholen buiten het eigen bestuur 1 2 3 4
Gesprek over korte en lange termijn groepsdoelen.
1 2 3 4Beschrijving van korte en lange termijn groepsdoelen.
1 2 3 4Relaties tussen netwerkactiviteiten en korte/lange termijn
groepsdoelen. 1 2 3 4
Tijdsinvestering door alle leden buiten de bijeenkomsten
om. 1 2 3 4
Discussie over ontwikkeld materiaal.
1 2 3 4Mogelijkheden voor feedback.
1 2 3 4Aanpassing van ontwikkeld materiaal na discussie of
feedback. 1 2 3 4
Gezamenlijke leeragenda voor het leernetwerk.
1 2 3 4Informele werkwijze tijdens de bijeenkomsten die de
verbondenheid versterkt. 1 2 3 4
Gevoel bij de groep te horen.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
55
1 2 3 4Contact tussen de groepsleden buiten de bijeenkomsten
om. 1 2 3 4
Regelmatig interactie tussen de groepsleden tijdens de
bijeenkomsten. 1 2 3 4
Wederkerige relaties tussen de groepsleden.
1 2 3 4Contacten tussen het leernetwerk en
(ervarings)deskundigen. 1 2 3 4
Lange termijn leerhouding vanuit de doelen van het
leernetwerk. 1 2 3 4
Interesse in de ideeën en ervaringen van groepsleden
vanuit de doelen van het leernetwerk. 1 2 3 4
Reflectiekwaliteit van het leernetwerk (stellen van vragen
als: Wat ging goed en waarom? Wat kan er beter en hoe?) 1 2 3 4
Rolverdeling op basis van expertise.
1 2 3 4Vrijwillige deelname.
1 2 3 4Oriëntatie op relevante activiteiten voor de lokale
groepspraktijk (eigen klas, school, bestuur). 1 2 3 4
Orientatie op relevante activiteiten buiten de lokale
groepspraktijk (bestuur overstijgend). 1 2 3 4
Gelijkwaardige relaties.
1 2 3 4Sfeer tijdens de bijeenkomsten die de gelijkwaardigheid
bevordert. 1 2 3 4
Communicatie over de werkwijze om gezamenlijke doelen
te behalen. 1 2 3 4
Gevoel van veiligheid tijdens interactie in het netwerk.
1 2 3 4Tolerantie van verschillende opvattingen in het netwerk.
1 2 3 4
Eventuele algemene opmerkingen
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
56
Bijlage 6 - Interviewleidraad “Waardecreatieverhaal”
Interactie Handeling
- Voorstellen
- Doel gesprek
- Formulier invullen
Doel gesprek- Het gaat over vooral over je eigen ervaringen met en door projectdeelname- Het gesprek wordt opgenomen- Interviewer schrijft mee
Formulier persoonsgegevens
invullen
1. Ground narrative
- Wat houdt het project in?- Wat heb je allemaal gedaan binnen het project?Strategic value- Wat hoopte je aan het begin dat het project zou opleveren?- Welke doelen streefde je na?- Wat werd er door schoolleiding nagestreefd?- Wat gebeurde er daadwerkelijk?- Wat moeten we in de volgende fase nastreven?Enabling value- Wat is er nodig om de gestelde doelen te behalen?- Leiding, tijd, teamindeling?
Startverhaal:Hoe ziet het project eruit?
Context:Binnen welke strategische context werd het project uitgevoerd?
Geef de leraar de ruimte om
te praten, nog even niet
interveniëren en doorvragen
Ground narrative biedt
startpunt van te volgen
threats
2. Immediate value – productieve activiteiten – onmiddellijke waarde
Vraag naar concrete activiteiten en activiteiten binnen activiteiten en hoe deze zijn ervaren.
- Bij welke activiteiten, werkzaamheden ben je betrokken geweest- Hoe heb je dat ervaren?
Immediate value
- Participatie - Jouw bijdrage aan project?
- Activiteiten - Hoe zien activiteiten van het project eruit?
- Soort interactie in het project
- Affectieve waarde/ blij?
- Relevantie van project- Relevantie van
interactie- Contacten- Samenwerking
Schrijf direct alle direct
definieerbare waardes op –
vraag door per waarde-
eenheid
3. Potential value – nuttige bronnen – potentiële waarde
Potential value Schrijf direct alle direct
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
57
Vraag naar mogelijk nuttige inzichten, documenten, instrumenten en contacten.
- Welke specifieke inzichten heb je daardoor opgedaan?- Welke bagage heb je daardoor meegekregen?- Welk informatie en materialen heeft je dat opgeleverd?
- Verworven bekwaamheden
- Ontvangen informatie- Inspiratie- Vertrouwen- Structurele vorm team- Output- Documentatie- Reputatie team- Verschuiving in
perspectief- Inzichten over leren
definieerbare waardes op
Trek strepen tussen waardes
die met elkaar verbonden zijn.
4. Applied value - veelbelovende (veranderde?) praktijk – toegepaste waarde
Vraag naar hoe het doorvoeren van een verandering de dagelijkse praktijk van de betrokkene heeft veranderd, waarbij het directe nut van die verandering nog niet zichtbaar hoeft te zijn.
- Hoe heeft dat jouw functioneren in de praktijk beïnvloed? - Wat is er tot stand gebracht dat anders niet zou zijn gebeurd?
Applied value
- Implementatie van advies/oplossing/inzicht
- Innovatie in de praktijk
- Gebruik van tools- Hergebruik producten- Inzetten sociale
contacten- Innovatie in systemen- Transfer naar andere
situaties
Schrijf direct alle direct definieerbare waardes opTrek strepen tussen waardes die met elkaar verbonden zijn.
5. Realized value - zichtbare opbrengst – gerealiseerde waarde
Vraag naar wat een doorgevoerde verandering aan concrete zaken heeft opgeleverd, zoals in tijd, geld of blijdschap bij anderen.
- Welk verschil heeft het gemaakt voor je eigen prestaties, die van stakeholders?
Realized value
- Persoonlijke prestatie- Prestaties stakeholders- Concrete prestaties- Kennisproducten als
prestatie
Schrijf direct alle direct definieerbare waardes opTrek strepen tussen waardes die met elkaar verbonden zijn.
6. Reframing value - nieuwe inzichten – herziene waarde
Vraag naar of een bepaald punt nieuwe inzichten of een nieuwe manier van denken hebben opgeleverd
- Ben je anders over die dingen gaan denken door deelname aan het team?
Reframing value
- Structurele veranderingen
- Andere perspectieven- Veranderingen in
systems of knowledge and value
Schrijf direct alle direct definieerbare waardes opTrek strepen tussen waardes die met elkaar verbonden zijn.
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
58
7. Als een ‘verhaallijn’ uitputtend is besproken, selecteer dan een andere waarde-eenheid en herhaal het proces vanaf stap 5
Herhaal dit tot 10 minuten voor het einde van het interview
8. 10 minuten voor einde van het interview, begin je met het stellen van een de afrondende vragen
9. Strategic value vs aspirational value
- Wat wil je in de volgende fase nastreven?
Strategic value
Teamvragen alleen indien van toepassing:- Hoe vaak komen jullie
bij elkaar? Vind je dat genoeg/te vaak/te weinig?
- Wat is voor jou een fijne manier om in een team te werken?
- Zijn er praktische zaken waar je tegenaan loopt?
- Wat zou je anders willen in je team? Waarom?
- Wat zou je anders willen in de ondersteuning van je team? Waarom?
10. Evaluatie van het interview
- Heb je het idee dat je in dit interview al je ervaringen met teamleren hebt kunnen vertellen?
- Hoe heb je het interview in het algemeen ervaren?
- Heeft dit interview invloed gehad op hoe je naar teamleren kijkt?
- Wat heeft het interview je opgeleverd? Wat neem je mee?
- In hoeverre is dit een interview dat een hogeschool in kan zetten om de waarde van netwerkleren voor studenten zichtbaar te maken?
Schrijf steekwoorden op
10. Bedankt voor je tijd!
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
59
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
60
Bijlage 7 – Analysekader
Dimensie Indicator Kijkpunt Label
Praktijk 1. Geïntegreerde of niet geïntegreerde activiteiten
1. Gesprek over mogelijke betekenis van netwerkactiviteiten voor de eigen praktijk
DSL_Prk_Integr_Gespr.netw.activ
2. Afspraken over het uitproberen van ontwikkeld materiaal in de eigen praktijk
DSL_Prk_Integr_Afspr.matrl
3. Bespreking van praktijkervaringen met door het leernetwerk ontwikkeld materiaal
DSL_Prk_Integr_Bespr.prkerv
2. Tijdelijke of permanente activiteiten
4. Gesprek over korte en lange termijn groepsdoelen DSL_Prk_Duuractiv_Gespr.doel
5. Beschrijving van korte en lange termijn groepsdoelen DSL_Prk_Duuractiv_Beschr.doel
6. Relaties tussen netwerkactiviteiten en korte/lange termijn groepsdoelen
DSL_Prk_Duuractiv_Rel.act.doel
Domein en waarde creatie
3. Delen of verbreden/verdiepen van kennis
7. Tijdsinvestering door alle leden buiten de bijeenkomst om DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Tijdsinv
8. Discussie over ontwikkeld materiaal DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Discus.matrl
9. Mogelijkheden voor feedback DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Fb
10. Aanpassing van ontwikkeld materiaal na discussie of feedback DSL_Dmn&Wrd_Dln.verbr_Aanp.matrl
4. Individuele of gezamenlijke waarde creatie
11. Gezamenlijke leeragenda voor het leernetwerk DSL_Dmn&Wrd_Wrdcr_Gezml.agend
Verbondenheid 5. Gedeelde of niet gedeelde identiteit
12. Informele netwerkactiviteiten tijdens de bijeenkomsten om de verbondenheid te versterken
DSL_Verbondh_Ident_Inf.netwerkactiv
13. Gevoel bij de groep te horen DSL_Verbondh_Ident_Gevoel.grp
14. Contact tussen de groepsleden buiten de bijeenkomsten om DSL_Verbondh_Ident_Cont.grpsl
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
61
Dimensie Indicator Kijkpunt Label
6. Sterke of zwakke verbindingen
15. Regelmatige interactie tussen de groepsleden tijdens de bijeenkomsten
DSL_Verbondh_Verbind_Interact.
16. Wederkerige relaties tussen
de groepsleden
DSL_Verbondh_Verbind_Wederk.rel
17. Contacten tussen het leernetwerk en (ervarings)deskundigen DSL_Verbondh_Verbind_Cont.desk
7. Taakuitvoerders of kenniswerkers
18. Lange termijn leerhouding vanuit de doelen van het leernetwerk DSL_Verbondh_Taak.Kennis_Leerhdg
19. Interesse in de ideeën en ervaringen van groepsleden vanuit de doelen van het leernetwerk
DSL_Verbondh_Taak.Kennis_Intrs.idee
Organisatie 8. Extern of zelfgestuurde activiteiten
20. Reflectieve kwaliteit van het leernetwerk tot zelfsturing in de fasen van voorbereiding, uitvoering en evaluatie (In hoeverre stelt de groep zich de vraag: Wat ging goed en waarom? Wat kan er beter en hoe?)
DSL_Org_Stur.activ_Refl.kwl
21. Rolverdeling op basis van expertise DSL_Org_Stur.activ_Rolverd
22. Vrijwillige deelname DSL_Org_Stur.activ_Vrijw.deeln
9. Lokale of globale activiteiten
23. Oriëntatie op relevante activiteiten voor de lokale groepspraktijk
(eigen klas, school, bestuur)
DSL_Org_Loc.glob._Rel.activ.prkt
24. Oriëntatie op relevante activiteiten buiten de lokale groepspraktijk
(bestuur overstijgend)
DSL_Org_Loc.glob._Rel.activ.buit.prkt
10. Hiërarchische of gelijkwaardige relaties
25. Gelijkwaardige relaties DSL_Org_Rel_Gelijkw
26. Sfeer tijdens de bijeenkomsten die de gelijkwaardigheid bevordert DSL_Org_Rel_Sfeer
11. Gedeelde of niet gedeelde interactienormen
27. Communicatie over de werkwijze om gezamenlijke doelen te behalen
DSL_Org_Interact_Comm
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
62
Dimensie Indicator Kijkpunt Label
28. Gevoel van veiligheid tijdens interactie in het netwerk DSL_Org_Interact_Veilig
29. Tolerantie van verschillende opvattingen in het netwerk DSL_Org_Interact_Tolerant
Directe waarde 1. De waarde die een deelnemer van het netwerk direct ervaart en activiteiten waarmee iemand direct iets kan.
WRD.CR_Dir.wrd
Potentiële waarde 2. De waarde die netwerkactiviteiten mogelijk oplevert (kennis, ideeën voor materialen en contacten die deelnemers al lerende opdoen)
WRD.CR_Pot.wrd
Toegepaste waarde
3. De opgedane kennis, ideeën en contacten worden in de praktijk toegepast. De deelnemers experimenteren in de praktijk.
WRD.CR_Toegep.wrd
Gerealiseerde waarde
4. De experimenten leveren resultaat op ten opzichte van de leraar, de leerlingen, het team of de organisatie.
WRD.CR_Gerealis.wrd
Herziene waarde 5. De waarde van nieuwe inzichten die een blijvend effect hebben op het handelen van leraren en begeleiders.
WRD.CR_Herz.wrd
Waardevol Leren van Pabostudenten in Netwerken met Basisschoolleerkrachten en Lerarenopleiders
63