Bit Instruct i Es

download Bit Instruct i Es

of 11

Transcript of Bit Instruct i Es

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    1/11

    Basis PLCpagina 1Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    1 Basis PLC

    I0.0 I0.1 Q8.0

    Q8.1

    SRS Q

    R

    I1.2

    I1.3

    M0.0Q9.3

    I1.0

    (MCR

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    2/11

    Basis PLCpagina 2Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    2 Basis PLC

    Signaal-toestandop deingang

    Afvragen op 1

    Symbool /instructie

    Logischresultaat

    Afvragen op 0

    Symbool /instructie

    Logischresultaat

    aanwezig

    Spanningop deingang is ...

    nietaanwezig

    aanwezig

    niet

    aanwezig

    De sensoris een ...

    Het sensor-contact is ...

    1

    0

    0

    1

    ja1

    LAD:

    NO-contact

    &

    FBD:

    A I x.y

    STL:

    AN I x.y

    STL:

    &

    FBD:

    LAD:

    NC-contact

    neen0

    ja1

    neen"0

    neen"

    0

    ja1

    ja

    1

    neen0

    Proces Interpretatie van het programma in de PLC

    geactiveerd

    niet

    geactiveerd

    geactiveerd

    niet

    geactiveerd

    NO-contact

    NC-contact

    NC- en NO-contacten - Sensoren en afvraaginstructies

    Proces De aansluiting van een normaal open contact of een normaal gesloten contact aande PLC is afhankelijk van de veiligheidsmaatregelen die in de installatie voorzienzijn.

    Over het algemeen zijn eindpuntsensoren en veiligheidsschakelaars zoalsnoodstopschakelaars normaal gesloten contacten; met dit soort contacten kan deinstallatie uitgeschakeld worden in geval van kabelbreuk van de sensor.

    Om dezelfde reden zijn de stopknoppen van de installatie ook normaal geslotencontacten.

    Afvraagsymbolen In ladderdiagram gebruiken we, om op signaaltoestand 1 af te vragen, het symboolvan een zogeheten "normaal open" contact. Het is beter om dit contact "contact voorhet afvragen op signaaltoestand 1" te noemen. Om op signaal-toestand 0 af tevragen, gebruiken we het symbool van een zogeheten "normaal gesloten" contact.Dit contact zou "contact voor het afvragen op signaaltoestand 0" moeten heten. Hetsymbool van een normaal open of een normaal gesloten contact betekent dus nietdat de toestand 1 afkomstig is van een geactiveerd normaal open of normaal

    gesloten contact.

    Voorbeeld Het symbool "afvragen op signaaltoestand 1" geeft als afvraagresultaat "1", wanneereen normaal gesloten contact niet geactiveerd wordt in de installatie.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    3/11

    Basis PLCpagina 3Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    3 Basis PLC

    Opdracht: In de drie voorbeelden moet de lamp gaan branden wanneer S1 geactiveerd is en S2 niet.

    I1.0 I1.1 Q4.0 I1.0 I1.1 Q4.0

    A I1.0

    AN I1.1

    = Q4.0

    Q4.0

    I1.0

    I1.1

    &

    Q4.0

    I1.0

    I1.1

    &

    Q4.0

    I1.0

    I1.1

    &

    A I1.0

    A I1.1

    = Q4.0

    AN I1.0

    A I1.1

    = Q4.0

    Software

    E 1.0

    S1(I1.0)

    E 1.1

    S2(I1.1)

    E 1.0

    S1(I1.0)

    E 1.1

    S2(I1.1)

    E 1.0

    S1(I1.0)

    E 1.1

    S2(I1.1)

    Q4.0

    PLC

    LaLa La

    Q4.0

    PLC

    Q4.0

    PLC

    FBD

    STL

    LAD

    Hardware

    I1.0 I1.1 Q4.0

    Voorbeeld

    Oefening Vervolledig de programma's in bovenstaande figuur, zodanig dat de volgende functiedoor de PLC wordt uitgevoerd: wanneer de schakelaar S1 geactiveerd is en deschakelaar S2 niet, moet in de 3 gevallen de lamp gaan branden.

    Pas op Maak een onderscheid tussen de normaal open contacten en de normaal geslotencontacten op de machine buiten de PLC en de symbolen voor het afvragen op designaaltoestanden 1 en 0 in het programma dat uitgevoerd wordt door de PLC.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    4/11

    Basis PLCpagina 4Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    4 Basis PLC

    I0.2

    I0.3

    >=1=

    Q8.2 O I0.2

    O I0.3= Q8.2

    I0.0 I0.1 Q8.0

    Q8.1

    LAD

    =Q8.0&I0.0

    I0.1

    =

    Q8.1

    FBD

    A I0.0A I0.1

    = Q8.0

    = Q8.1

    STL

    I0.2

    I0.3

    Q8.2

    L3 (Q8.2)

    S3(I0.2)

    S4(I0.3)

    Elekt. schema

    L1(Q8.0)

    S1 (I0.0)

    S2 (I0.1)

    L2(Q8.1)

    OR

    AND

    Logische bit-instructies: AND, OR

    Waarheidstabellen

    AND I 0.0 I 0.1 Q 8.00 0 0

    0 1 0

    1 0 0

    1 1 1

    OR I 0.2 I 0.3 Q 8.2

    0 0 0

    0 1 1

    1 0 1

    1 1 1

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    5/11

    Basis PLCpagina 5Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    5 Basis PLC

    I0.4

    I0.5

    XOR=

    Q8.0

    I0.4 I0.5

    I0.4 I0.5

    Q8.0

    LAD

    >=1=

    Q8.0

    &I0.4

    I0.5

    &I0.4

    I0.5

    FBD

    A I0.4AN I0.5

    O

    AN I0.4

    A I0.5

    = Q8.0

    STL

    X I0.4

    X I0.5= Q8.0

    Logische bit-instructies: Exclusieve OF (XOR)

    Waarheidstabel

    XOR I 0.4 I 0.5 Q 8.0

    0 0 0

    0 1 1

    1 0 1

    1 1 0

    Regel In geval van een XOR-combinatie van twee operanden is de volgende regel vantoepassing: de uitgang staat op "1, als n enkele van de twee afvragingen een "1"levert.

    Pas op Voor een XOR-combinatie van verschillende operanden, kan deze regel nietveralgemeend worden tot "n enkele van n afvragingen.

    Vanaf de derde XOR-instructie, is het het oude RLO dat gecombineerd wordt methet nieuwe logische resultaat van de afvraging met XOR.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    6/11

    Basis PLCpagina 6Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    6 Basis PLC

    (S)Q8.1

    I1.2 I1.3I1.2

    &

    S

    Q8.1

    I1.3

    I1.4 >=1

    R

    Q8.1

    I1.5

    A I1.2A I1.3S Q8.1

    O I1.4O I1.5R Q8.1

    I1.0&

    =

    Q8.0

    I1.1

    A I1.0A I1.1

    = Q8.0Toewijzing

    Set

    Reset

    (R)Q8.1I1.4

    I1.5

    ( )

    Q8.0I1.0 I1.1

    LAD FBD STL

    Toewijzing, set, reset

    Toewijzing De toewijzingsinstructie kopieert het RLO naar de operand van de instructie(Q, M, D). Wanneer het RLO van toestand verandert, verandert de toestand van deoperand op dezelfde manier.

    Set Wanneer het RLO de toestand 1 heeft, wordt de operand van de instructie geset ofop 1 gezet. Deze operand blijft op 1 staan, totdat een andere instructie hem opnieuwop 0 zet.

    Reset Wanneer het RLO de toestand 1 heeft, wordt de operand van de instructie gereset ofop 0 gezet. Deze operand blijft op 0 staan, totdat een andere instructie hem opnieuwop 1 zet.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    7/11

    Basis PLCpagina 7Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    7 Basis PLC

    SR

    R Q

    SI1.2

    I1.3

    M0.0

    =

    Q9.3

    Reset

    prioritair

    SRS Q

    R

    I1.2

    I1.3

    M0.0Q9.3 A I1.2

    S M0.0A I1.3R M0.0

    A M0.0= Q9.3

    RS

    S Q

    RI1.3

    I1.2

    M0.0

    =

    Q9.3

    Set

    prioritair

    RSR Q

    S

    I1.3

    I1.2

    M0.0Q9.3 A I1.3

    R M0.0A I1.2S M0.0

    A M0.0= Q9.3

    LAD FBD STL

    Flip/flop-schakelaar set-reset

    Flip-flop Een flip-flop is voorzien van een set-ingang en een reset-ingang. De merker dieboven de flip-flop is ingegeven, wordt op 1 of op 0 gezet, wanneer het RLO detoestand 1 heeft, respectievelijk op de set-ingang of de reset-ingang.

    Wanneer de twee ingangen tegelijkertijd een logisch resultaat 1 leveren, stelt zich devraag van de prioriteit.

    Prioriteit In LAD of FBD zijn er verschillende flip-flop-symbolen beschikbaar in de functie-bibliotheek. De ene flip-flop heeft een prioritaire set-functie en de andere flip-flopheeft een prioritaire reset-functie. De prioritaire ingang is de onderste.In STL is de laatst geprogrammeerde instructie prioritair.

    Nota Wanneer een uitgang op 1 wordt gezet door een set-instructie, wordt deze terug op0 gezet, wanneer de CPU herstart (genitialiseerd) wordt.

    Wanneer, in het voorbeeld hierboven, M0.0 geparametreerd is als remanentemerker, blijft zijn toestand bewaard na het herstarten van de CPU en wordt deuitgang Q9.3, die gewist was bij het herstarten van de CPU, op 1 gezet door eenkopie van de toestand van de remanente merker, als deze op 1 staat.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    8/11

    Basis PLCpagina 8Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    8 Basis PLC

    LAD

    I1.0 I1.1

    ( )M0.0 I2.0 I2.1

    ( )M1.1

    NOT ( )Q4.0

    A I 1.0

    A I 1.1

    = M 0.0

    A M 0.0

    A I 2.0

    A I 2.1

    NOT

    = M 1.1

    A M 1.1

    = Q 4.0

    STL

    I1.0

    I1.1

    &

    &

    I2.0

    I2.1

    M0.0

    M1.1 Q4.0

    =

    FBD

    Connector

    Connector De connector is een tussenelement met toewijzingsfunctie, dat het actuele RLO ineen specifieke operand opslaat.

    Wanneer we verschillende elementen in serie programmeren, functioneert de

    connector zoals een contact.

    De connector mag nooit:

    net naast de linkse spanningslijn getekend worden,

    direct aan het begin van een parallelle tak getekend worden,

    als afsluiting van een tak, dus als een spoel, gebruikt worden.

    Een connector die de toestand van het RLO omkeert, kan geprogrammeerd wordendoor de normale connector te combineren met de instructie NOT.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    9/11

    Basis PLCpagina 9Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    9 Basis PLC

    SET

    CLR

    =

    Q8.0&I0.0

    I0.1

    =

    Q8.1

    BR

    A I0.0

    A I0.1

    NOT

    = Q8.0

    I1.6

    ( SAVE )

    ( )

    Q8.0

    NOT

    I0.0 I0.1

    BR

    ( )

    Q8.1

    SAVE&I1.6

    niet voorstelbaar

    niet voorstelbaar

    niet voorstelbaar

    niet voorstelbaar

    LAD FBD STL

    CLR

    NOT

    SET

    SAVE

    BR

    Statuswoord15 8 1

    BR RLO

    A I1.6SAVE

    A BR

    = Q8.1

    Instructies die het RLO benvloeden

    NOT De instructie NOT keert het RLO om.

    CLR De wisinstructie CLEAR zet het RLO op 0 (enkel beschikbaar in STL).

    SET De instructie SET zet het RLO op 1 (enkel beschikbaar in STL).

    SAVE De bewaarinstructie SAVE bewaart de inhoud van het RLO in de flag van hetbitresultaat dat deel uitmaakt van het statuswoord.

    BR Met de instructie A BR kan het opgeslagen RLO opnieuw afgevraagd worden.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    10/11

    Basis PLCpagina 10Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    10 Basis PLC

    Flankdetectie op het RLO

    A I1.0A I1.1FP M1.0= M8.0

    A I1.0A I1.1FN M1.1= M8.1

    P

    I1.0 I1.1 M1.0 M8.0

    N

    I1.0 I1.1 M1.1 M8.1

    I1.0

    I1.1 P =

    &M1.0 M8.0

    I1.0

    I1.1 N =

    &M1.1 M8.1

    I1.0

    I1.1

    RLO

    M1.0

    M8.0

    M8.1

    M1.1

    LAD FBD STL

    OB1-cyclus

    Voorbeeld

    Flank op het RLO We spreken van een flank op het RLO, wanneer het resultaat van een instructieverandert.

    Stijgende flank Wanneer het RLO of het resultaat van de logische combinatie van "0" naar "1" gaat,levert de positieve-flankdetectie-instructie "FP" een toestand "1" (bijvoorbeeld opM8.0) gedurende de tijd van een cyclus.

    Opdat het systeem deze toestandsverandering zou kunnen detecteren, moet hetRLO opgeslagen worden in een FP-merker (of FP-gegeven), bijvoorbeeld M1.0.

    Dalende flank Wanneer het RLO of het resultaat van de logische combinatie van "1" naar "0" gaat,levert de negatieve-flankdetectie-instructie "FN" een toestand "1" (bijvoorbeeld opM8.1) gedurende de tijd van een cyclus.

    Opdat het systeem deze toestandsverandering zou kunnen detecteren, moet hetRLO opgeslagen worden in een FN-merker (of FN-gegeven), bijvoorbeeld M1.1.

  • 8/13/2019 Bit Instruct i Es

    11/11

    Basis PLCpagina 11Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies

    11 Basis PLC

    Voorbeeld

    Flankdetectie op signalen

    I1.0

    I1.1

    M1.0

    M8.0

    M8.1

    M1.1OB1-cyclus

    A I1.0A (A I1.1FP M1.0

    )= M8.0A I1.0A (A I1.1FN M1.1)= M8.1

    STL

    I1.1

    =

    M8.0POS

    M_BITM1.0

    &I1.0

    I1.1

    =

    M8.1NEG

    M_BITM1.1

    &I1.0

    FBDLAD

    I1.1M8.0

    POS

    M_BITM1.0

    Q

    I1.0

    I1.1M8.1

    NEG

    M_BITM1.1

    Q

    I1.0

    Flanken op signalen We spreken van een flank op een signaal wanneer de signaaltoestand verandert.

    Voorbeeld De ingang I1.0 heeft een statisch effect als een vrijgave. De ingang I1.0 moet

    dynamisch bewaakt worden en elke statusverandering van het signaal moetgedetecteerd worden.

    Stijgende flank Wanneer de signaaltoestand van de ingang I1.1 van "0" naar "1" gaat, levert depositieve-flankdetectie-instructie "POS" op dit signaal een status "1" op de uitgang Qgedurende de tijd van een cyclus, voor zover de ingang I1.0 ook de status "1" heeft(zoals in bovenstaand voorbeeld).

    Om een flank te detecteren, moet de CPU de actuele toestand van de ingangvergelijken met de toestand van de ingang in de vorige cyclus. Deze toestand wordtopgeslagen in een nog niet gebruikte merker in het programma. De merker wordtingegeven in de parameter M_BIT (bijvoorbeeld M1.0).

    Dalende flank Wanneer de signaaltoestand van de ingang I1.1 van "1" naar "0" gaat, levert denegatieve-flankdetectie-instructie "NEG" op dit signaal een status "1" op de uitgangQ gedurende de tijd van een cyclus, voor zover de ingang I1.0 ook de status "1"heeft (zoals in bovenstaand voorbeeld).

    Om een flank te detecteren, moet de CPU de actuele toestand van de ingangvergelijken met de toestand van de ingang in de vorige cyclus. Deze toestand wordtopgeslagen in een nog niet gebruikte merker in het programma. De merker wordtingegeven in de parameter M_BIT (bijvoorbeeld M1.1).