'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die...

6
and as an adult he generally enjoyed good health. At the age of 9 years he experienced a life-threatening illness, which was probably typhoid fever. On the left-hand side he had what has since become known as ‘Mozart’s ear’, a pinna with under- development of the anthelical fold. His psychological condition gives rise to the notion that he was not exceptional, but that he responded to the events in his life in a normal manner. His terminal illness was characterised by edema of hands and feet, without any associated dyspnoea being described. The medical treatment was aggressive: enema, bloodletting on several occa- sions and treatment with a laxative substance. He was burried in an anonymous grave. The skull that was later ascribed to him was not his own, as no element of the denture fits with the tooth abscess he was known to have experienced. An overdose of mercury during the treatment of syphilis seems to be unlikely, as equally Henoch-Schönlein-purpura and the consequences of acute rheumatism. Trichinosis is a recent hypothesis which fits the terminal symptoms and the fact that Mozart was fond of pork. The diagnosis of his physician Closset was ‘hitsiges Frieselfieber’, which was possibly caused by one of the many infectious diseases prevalent at that time. literatuur 1 Forman M. Amadeus. Berkeley, Calif.: Saul Zaentz Company; 1984. 2 Koopman J. Mozart en zijn geneeskundigen. Ned Tijdschr Geneeskd 1925;69:35-43. 3 Wes MA. De dood van Amadeus. Maatstaf 1985;32:95-113. 4 Passchier H, Peddemors A. Pro Mozart. Aspecten van zijn leven en werk. Kampen: Kok Lyra; 1994. 5 Robbins Landon HC. The Mozart compendium. A guide to Mozart’s life and music. Londen: Thames and Hudson; 1990. 6 Jenkins J. Music and medicine in the life of Mozart. Trans Med Soc Lond 2000;115:20-6. 7 Wilson JD, Braunwald E, Isselbacher KJ, Petersdorf RG, Martin JB, Fauci AS, et al. Harrison’s principles of internal medicine. 12th ed. New York: McGraw-Hill; 1991. 8 Karhausen LR. Weeding Mozart’s medical history. J R Soc Med 1998;91:546-50. 9 Paton A, Pahor AL, Graham GR. Looking for Mozart ears. Br Med J (Clin Res Ed) 1986;293:1622-4. 10 Davies PJ. Mozart’s left ear, nephropathy and death. Med J Austr 1987;147:581-6. 11 Von Nissen GN. Biographie W.A. Mozarts. 3. Unveränderte Nachdruk der Ausgabe Leipzig 1828. Hildesheim: Georg Olms Verlag; 1984. 12 Simkin B. Mozart’s scatological disorder. BMJ 1992;305:1563-7. 13 Aterman K. Did Mozart have Tourette’s syndrome? Some com- ments on Mozart’s language. Perspect Biol Med 1994;37:247-58. 14 Kubba AK, Young M. Wolfgang Amadeus Mozart: a case report. J R Coll Surg Edinb 1996;41:44-7. 15 Bahn PG. The face of Mozart. Archaeological Institute of America 1991;44:38-41. 16 Drake jr ME. Mozart’s chronic subdural hematoma. Neurology 1993;43:2400-3. 17 Bär C. Mozarts Zahnkrankheiten. Mitteilungen der Deutschen Mozart-gesellschaft E.V. 1962;9:47-54. 18 Hirschmann JV. What killed Mozart? Arch Intern Med 2001;161: 1381-9. 19 Bär C. Mozart. Krankheit – Tod – Begräbnis. Salzburg: Internatio- nale Stiftung Mozarteum; 1972. 20 Keynes M. The personality and illnesses of Wolfgang Amadeus Mozart. J Med Biogr 1994;2:217-32. 21 Wheater M. Mozart’s last illness – a medical diagnosis. J R Soc Med 1990;83:586-9. Aanvaard op 9 september 2002 2484 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51) redactielid en auteur bij pc PC is om velerlei redenen een bijzonder blad waarvan de redactie in die tijd uitsluitend uit leden van het Amsterdams Studenten Corps bestond plus één zoge- naamde ‘nihilist’, denigrerend ook wel ‘knor’ genoemd. De bekendste van hen is Menno ter Braak geweest. 2 Biemond was in 1919 aangekomen en binnen het Corps lid geworden van het intellectuele dispuutgezel- Een illustratie bij een artikel in het literair-historische tijdschrift De parelduiker toont de redactie van het Amsterdams studentenweekblad Propria Cures (PC) in april 1922 met in het midden de voorzitter, ‘Aai Biemond’, over wie het onderschrift vermeldt: ‘De hoofdredacteur. Hoe zit hij daar moede, deze vroede be- stuurder! Lang reeds rustte zijn pen. Schreef hij ál te veel over liefde? Ach, het is moeilijk een geestig mensch te zijn!’ (figuur 1). 1 Voor de ingewijden is dit onmiskenbaar Arie Bie- mond (1902-1973), hoogleraar Neurologie van 1947- 1971 en prominent lid van de Amsterdamse medische fa- culteit, die zich, zoals veel Aries, door familie en intimi ‘Aai’ liet noemen. Dit onbekende en onvermoede aspect van een be- wonderde collega proximus was aanleiding zijn bijdra- gen aan en zijn invloed op dat roemruchte blad nader te bezien. Geschiedenis der geneeskunde ‘Aai’ Biemond in Propria Cures p.e.voorhoeve Prof.em.dr.P.E.Voorhoeve, neurofysioloog, Eikenlaan 2, 1399 HC Muiderberg ([email protected]). samenvatting Prof.dr.A.Biemond (1902-1973), hoogleraar Neurologie van 1947-1971 aan de Universiteit van Amsterdam, was tijdens zijn studiejaren 1921-1922 redacteur van het Amsterdamse studen- tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge- wikkelde syntaxis met veel inversies. De toon was overmoedig, badinerend en ironisch. Thema’s waren onder meer zijn vrou- welijke medestudenten in de geneeskunde en de democratie. Biemond werd in latere jaren een uitmuntend clinicus en een gedreven leermeester. Ook nam hij deel aan het artsenverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Transcript of 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die...

Page 1: 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel

and as an adult he generally enjoyed good health. At the age of9 years he experienced a life-threatening illness, which wasprobably typhoid fever. On the left-hand side he had what hassince become known as ‘Mozart’s ear’, a pinna with under-development of the anthelical fold. His psychological conditiongives rise to the notion that he was not exceptional, but that heresponded to the events in his life in a normal manner. Histerminal illness was characterised by edema of hands and feet,without any associated dyspnoea being described. The medicaltreatment was aggressive: enema, bloodletting on several occa-sions and treatment with a laxative substance. He was burriedin an anonymous grave. The skull that was later ascribed to himwas not his own, as no element of the denture fits with the toothabscess he was known to have experienced. An overdose ofmercury during the treatment of syphilis seems to be unlikely,as equally Henoch-Schönlein-purpura and the consequences ofacute rheumatism. Trichinosis is a recent hypothesis which fitsthe terminal symptoms and the fact that Mozart was fond ofpork. The diagnosis of his physician Closset was ‘hitsigesFrieselfieber’, which was possibly caused by one of the manyinfectious diseases prevalent at that time.

literatuur1 Forman M. Amadeus. Berkeley, Calif.: Saul Zaentz Company; 1984.2 Koopman J. Mozart en zijn geneeskundigen. Ned Tijdschr

Geneeskd 1925;69:35-43.3 Wes MA. De dood van Amadeus. Maatstaf 1985;32:95-113.4 Passchier H, Peddemors A. Pro Mozart. Aspecten van zijn leven en

werk. Kampen: Kok Lyra; 1994.5 Robbins Landon HC. The Mozart compendium. A guide to

Mozart’s life and music. Londen: Thames and Hudson; 1990.

6 Jenkins J. Music and medicine in the life of Mozart. Trans Med SocLond 2000;115:20-6.

7 Wilson JD, Braunwald E, Isselbacher KJ, Petersdorf RG, Martin JB,Fauci AS, et al. Harrison’s principles of internal medicine. 12th ed.New York: McGraw-Hill; 1991.

8 Karhausen LR. Weeding Mozart’s medical history. J R Soc Med1998;91:546-50.

9 Paton A, Pahor AL, Graham GR. Looking for Mozart ears. Br MedJ (Clin Res Ed) 1986;293:1622-4.

10 Davies PJ. Mozart’s left ear, nephropathy and death. Med J Austr1987;147:581-6.

11 Von Nissen GN. Biographie W.A. Mozarts. 3. UnveränderteNachdruk der Ausgabe Leipzig 1828. Hildesheim: Georg OlmsVerlag; 1984.

12 Simkin B. Mozart’s scatological disorder. BMJ 1992;305:1563-7.13 Aterman K. Did Mozart have Tourette’s syndrome? Some com-

ments on Mozart’s language. Perspect Biol Med 1994;37:247-58.14 Kubba AK, Young M. Wolfgang Amadeus Mozart: a case report.

J R Coll Surg Edinb 1996;41:44-7.15 Bahn PG. The face of Mozart. Archaeological Institute of America

1991;44:38-41.16 Drake jr ME. Mozart’s chronic subdural hematoma. Neurology

1993;43:2400-3.17 Bär C. Mozarts Zahnkrankheiten. Mitteilungen der Deutschen

Mozart-gesellschaft E.V. 1962;9:47-54.18 Hirschmann JV. What killed Mozart? Arch Intern Med 2001;161:

1381-9.19 Bär C. Mozart. Krankheit – Tod – Begräbnis. Salzburg: Internatio-

nale Stiftung Mozarteum; 1972.20 Keynes M. The personality and illnesses of Wolfgang Amadeus

Mozart. J Med Biogr 1994;2:217-32.21 Wheater M. Mozart’s last illness – a medical diagnosis. J R Soc Med

1990;83:586-9.

Aanvaard op 9 september 2002

2484 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51)

redactielid en auteur bij pcPC is om velerlei redenen een bijzonder blad waarvande redactie in die tijd uitsluitend uit leden van hetAmsterdams Studenten Corps bestond plus één zoge-naamde ‘nihilist’, denigrerend ook wel ‘knor’ genoemd.De bekendste van hen is Menno ter Braak geweest.2

Biemond was in 1919 aangekomen en binnen hetCorps lid geworden van het intellectuele dispuutgezel-

Een illustratie bij een artikel in het literair-historischetijdschrift De parelduiker toont de redactie van hetAmsterdams studentenweekblad Propria Cures (PC) inapril 1922 met in het midden de voorzitter, ‘AaiBiemond’, over wie het onderschrift vermeldt: ‘Dehoofdredacteur. Hoe zit hij daar moede, deze vroede be-stuurder! Lang reeds rustte zijn pen. Schreef hij ál te veelover liefde? Ach, het is moeilijk een geestig mensch tezijn!’ (figuur 1).1

Voor de ingewijden is dit onmiskenbaar Arie Bie-mond (1902-1973), hoogleraar Neurologie van 1947-1971 en prominent lid van de Amsterdamse medische fa-culteit, die zich, zoals veel Aries, door familie en intimi‘Aai’ liet noemen.

Dit onbekende en onvermoede aspect van een be-wonderde collega proximus was aanleiding zijn bijdra-gen aan en zijn invloed op dat roemruchte blad nader tebezien.

Geschiedenis der geneeskunde‘Aai’ Biemond in Propria Cures

p.e.voorhoeve

Prof.em.dr.P.E.Voorhoeve, neurofysioloog, Eikenlaan 2, 1399 HCMuiderberg ([email protected]).

samenvattingProf.dr.A.Biemond (1902-1973), hoogleraar Neurologie van1947-1971 aan de Universiteit van Amsterdam, was tijdens zijnstudiejaren 1921-1922 redacteur van het Amsterdamse studen-tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen diewerden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel inversies. De toon was overmoedig,badinerend en ironisch. Thema’s waren onder meer zijn vrou-welijke medestudenten in de geneeskunde en de democratie.Biemond werd in latere jaren een uitmuntend clinicus en eengedreven leermeester. Ook nam hij deel aan het artsenverzettijdens de Tweede Wereldoorlog.

Page 2: 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel

Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51) 2485

figuur 1. Redactie van Propria Cures, 8 april 1922 (tussen haakjes de politieke richting van betrokkene toentertijd). V.l.n.r. Melsvan Putten (jong conservatief), Jules van Wessem (fascist), Aleida Schot (apolitiek), Aai Biemond (jong conservatief), AntonKoch (jong conservatief), Piet Spronck (apolitiek) en Henrik Scholte (fascist).

Page 3: 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel

schap Breero. In PC van 29 januari 1921 verscheen vanzijn hand, onder de schuilnaam Arion, een kroniek overhet ‘Anatomisch Laboratorium’ waarin een uiterst iro-nische beschrijving wordt gegeven van meisjes in de snij-zaal (een van die meisjes zou mijn moeder worden). Eenweek later schreef Arion een tweede kroniek, Van onzevriendschapsbeurs, over het fleuren (studenten overha-len tot een lidmaatschap) door de disputen en op 12 fe-bruari trad hij onder zijn eigen naam toe tot de redactie.In zijn Ter intrede moet hem ‘Een jammerlijke bekente-nis van ’t hart: Ik ben intellectueel.’ En even verder: ‘Ditgodgevallig menschenkind plaatst zich niet op een dor,eenzijdig standpunt van naturalistische natuurbeschou-wing, noch zet hij zich te vroeg rustig neder in het com-fortabele levenshuisje van geloof, traditie en conventie.Hij is niet de sombere metaphysicus of kinderlijkeidealist. Maar hij leeft van ’t droombeeld, ’t versluierdesentiment; hij leeft op in het matrood der intieme inte-rieurs, in het duister der halfgefluisterde gesprekken,zijn moede oog zoekt de zachte streeling van een sierlijksilhouet, de exotische prikkeling van een sluierdans inhalflicht rondom Oostersch reukvat.’

Biemond is tot 18 november 1922 lid geweest van deredactie en het is moeilijk in een dergelijk blad alle bij-dragen te traceren, die zijn geschreven onder verschil-lende pseudoniemen. Voor dit artikel heb ik een 30-talmet aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geïden-tificeerd, al is het mogelijk dat ik er een paar heb gemist.Een belangrijke bron van informatie daarbij was de lau-datio die bij zijn afscheid door een van de mederedac-teuren is geschreven. Daaruit blijkt dat ‘. . . hij zich inzijn begintijd met volle kracht gaf, terwijl zijn verdereredactietijd onmiskenbaar een diminuendo vormde.’3

En dat zijn ‘. . . twee grandioze kronieken, nu al haasttwee jaar geleden, [hem] zonder slag of stoot in de re-dactie brachten.’ Hij schreef voornamelijk kronieken en‘De paar schuilnamen die hij beproefde [. . .] zullenheusch geen openbaring zijn want nooit verborg de gul-le dekmantel van het pseudoniem zijn specificiteit.’Inderdaad worden de geïdentificeerde stukken geken-merkt door een uitbundig, barok proza en een ingewik-kelde syntaxis met veel inversies. Biemond was toen,mijns inziens, geen meeslepend stilist, maar ik wil dittaalgebruik ook graag in de context van die tijd beoor-delen, evenals zijn ‘politieke’ uitingen die hieronder nogzullen worden besproken. Bovendien zal een hoge matevan jeugdige overmoed en ironie ook een rol hebben ge-speeld. In zijn latere magnum opus, de Hersenziekten4 ende Ruggemergsziekten,5 geheel gebaseerd op eigen waar-nemingen, is van die stijl geen spoor meer terug te vinden.

Die eerste kroniek waar hij zoveel opzien mee baar-de, verdient nadere aandacht. De toon is badinerend enzeer ironisch. Na een indringende beschrijving van de at-mosfeer in de snijzaal, Biemond was toen tweedejaars,komt hij ter zake: ‘Ja, er zweeft iets in de lucht, er triltiets in den aether, er is lichten in het sombere venster-glas [. . .] er zenuwtrekt iets op die koele, scherpe kop-pen, iets van ontdekken, ontroeren en verlangen . . .want . . . want God zij met ons! Pulchra-femina is tot onsgekomen! [. . .] Ai, hoedt U, gij dienaren der weten-

schap! [. . .] Hoedt U voor een droomende blik, eenzacht profiel, een vochtige mond, hoedt U voor een sier-lijke taille, die niet vermomd is, voor een fijne enkel, diegeen witte jas verbergen kan.’

Zo gaat het nog even door en dan treedt hij in detailover ‘Kleine Elly, keurig, blank en proper.’ En beschrijfthoe zij langzaam haar aarzelingen overwint om de M.pectoralis major vrij te prepareren: ‘Maar waarachtig, zekrijgt er plezier in. Had ze daar nu zoo tegen opgezien!Malle meid, die ze was! Amusant is het, en een arbeid,die de moeite loont! En het vordert, snel en onberispe-lijk, onder de goedkeurende blikken van den wijzen as-sistent, het patriarchale oog van den grijzen hoogleraar.En de Musculus pectoralis major verschijnt, majestueus,machtig-imponerend. M’n God wat een spier!’ En hetstuk eindigt met haar flirt met Rob, haar Rob, ‘een ro-buuste jongensfiguur’ die een ongepast grapje maakt en‘tranen in haar oogen’ bezorgt.

Mocht dit overweldigende pièce de résistance inBiemonds vroege oeuvre de indruk wekken van een ze-kere professionele misogynie, daar is kort daarna, nochin zijn verdere loopbaan iets van gebleken. Ook in de na-oorlogse jaren waren er nog coryfeeën in de Amster-damse medische faculteit die stelselmatig weigerdenvrouwelijke assistent-geneeskundigen in opleiding te ne-men. Bij Biemond is daar nooit sprake van geweest, aldeden de meesten van hen de opleiding bij Biemond alseen, destijds verplicht, onderdeel van de opleiding psy-chiatrie.

Ook uit latere bijdragen van Biemond in PC blijkt eenzekere fascinatie voor de anatomie en dat is voor de me-thodische geest van een neuroloog in spe niet zo vreemdin die vooroorlogse jaren toen de neurologie nog voor-namelijk uit herkenning en lokalisatie bestond.

Zo verschijnt op 12 maart 1921 de Minneklacht vaneen snijzaalpracticant, acht kwatrijnen lang door A.Baar-dema, die grotendeels een vergelijkbaar thema behan-delt en hoogstwaarschijnlijk aan Biemond kan wordentoegeschreven. Verschillende preparaten waarmee depraktikanten worstelen, doen hem aan zijn liefje denkenzoals: ‘En dan het oog, dat de geleerde/Vlak naast mijknullig praepareert!/’t Dwong mij naar de blauwe kij-kers,/Zoo diep, zoo vurig eens vereerd.’

Maar Biemonds aandacht voor de poëzie is vooral re-actief geweest: deze was namelijk vooral gericht tegenzijn ‘bête noire’, zijn jongerejaars dispuutgenoot AntonKoch, die zichzelf toen al serieus de grootste lyrischedichter van de eeuw waande en aan wie het in de aanhefgenoemde artikel in De parelduiker is gewijd. Deze af-keer wordt al kort na zijn intrede duidelijk, op 12 maartin een P.C.-Cocktail, maar de aanval is, in de PC-tradi-tie, meer ad hominem dan inhoudelijk: ‘Wat is eenpoëet?/Een poëet is een zielefat met het fijne parfumvan subtiele geestdistinctie, ook de zoete bedwelmermet oorkittelend, aaiend woordgespeel of de sobere,koele beheerscht zich uitdroomende kille hoogmoedigeen de koortsprikkelende, heetpeperende, wanhopig-wreede, duivelsche hartstochteling./Een poëet is J.A.Koch Jr., med.stud. 1e jaar. Want wat hij schrijft, is door-dringend-juist, hoog-puik.’

2486 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51)

Page 4: 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel

Wellicht ter ondersteuning van zijn betoog volgt, opdezelfde bladzijde, de genoemde smartlap over deMinneklacht van een snijzaalpracticant. Maar Koch blijfthem bezighouden, want op 26 november 1921 verschijnteen nieuwe, uitgebreide P.C.Kochtail waarin hij hemnogmaals uitvoerig op de hak neemt en uitmaakt voor‘idiot splendide’. Verpakt in studentikoze retoriek geeftBiemond in de artikelen blijk van een helder oordeel bijhet doorprikken van een windbuil.

De kroniek op 29 oktober 1921 In Casu: De afgelegdecandidaatsexamens in de geneeskunde gaat in op deslechte resultaten die daarbij zijn behaald, 27 van de 51gegadigden werden afgewezen. Biemond kon daaraan,aan het einde van zijn tweede jaar nog niet hebben deel-genomen, maar reageert wel op de uitgesproken kritiekvan de betrokken hoogleraren: ‘En dat niet, omdat ikeen hoogleeraar in in- en deductief kunnen naar dekroon wil streven, maar omdat in een quaestie, die zui-ver de studenten betreft, de meening van een student, ennog wel een medisch student, en nog wel een medischstudent vóór het candidaatsexamen, niet misplaatst kanzijn. Ook ik geloof, dat het uitermate gedilettanteer inPhilosophie en Politiek van jeugdige matig-begaafdenen niet-competenten, die zelfs niet beschikken over eenbehoorlijke maatschappelijke en natuurwetenschappe-lijke grondkennis, is, een betreurenswaardig teeken des-tijds. [. . .]’.

Hierin is een ondertoon te herkennen die in zijn ver-dere professionele loopbaan zal blijven doorklinken.Acht jaar later, bijvoorbeeld, schrijft hij in zijn proef-schrift: ‘[. . .] dat Minkowski’s en andere kritische uitin-gen meer moeten voorkomen uit psychologische over-wegingen, dan dat zij werkelijk op feiten steunen. Daarnu door onze proefnemingen en nu eens wèl steunendop de feiten, [. . .] zullen wij liever de psychologischeoverwegingen eerst dán laten volgen, wanneer de ana-tomische gegevens volledig zijn uitgeput’.6

Dit is altijd zijn credo gebleven. Zo leerde hij de as-sistent-geneeskundigen na een uitvoerige anamnese eneen grondig lichamelijk onderzoek een (voorlopige)diagnose te stellen, mét anatomisch substraat. Pas daar-na was er plaats voor, eventueel, het noodzakelijke hulp-onderzoek om de diagnose zeker te stellen, zo niet teontkrachten.

corpslidBiemond is een actief corpslid geweest, zo was hij in1922 abactis (secretaris) van de almanakcommissie voorde lustrumalmanak van 1923 en vervolgens preses (voor-zitter) van diezelfde commissie voor de almanak van hetjaar 1924, zich inmiddels voorbereidend voor het kandi-daatsexamen dat hij in juni 1923 zou behalen. Die be-trokkenheid blijkt ook uit een aantal kronieken die zijngewijd aan specifieke corporale aangelegenheden, on-der andere de groentijd, een kroegjool of een donder-feest met de groenen in de manege. Ze worden hierslechts vermeld. Evenals de Erotische bespiegelingen,die als driedelig feuilleton met de subtitels Inleiding,I Extase en II Van meisjes die ik gekend heb in april enmei van dat jaar verschijnen onder het pseudoniem

Victor Pedroli. Ze zijn wederom stilistisch zeer uitbun-dig, maar voor ons inhoudelijk minder interessant. In delaatste aflevering worden twee van die meisjes uitvoeriggeportretteerd, ‘Mien, de door en door gezonde dochtervan een krachtig en energiek geslacht’ en Eveline: ‘Zijwas eenig kind uit een moede familie. Zij was een laat-geborene, die peinzend de wereld inkeek. Oh tenger enfijn dat figuurtje, waarover als een even gegolfd zijdenlint zich vlijden de kastanjebruine gladde haren. Haaroogen waren zoo helder bleekblauw en haar mond zoodroef-ernstig. Zij verborg iets.’ Hierin klinkt veel terugvan de karakteristieken die ons van de beschreven meis-jes in de snijzaal al bekend waren, en ook hier weer in-versies in de zinsbouw.

politiek engagementHet laatste onderwerp uit Biemonds PC-periode dat bij-zondere aandacht verdient, is zijn ‘politieke’ engage-ment. Op 3 december 1921 wordt namelijk de oprichtingbekend gemaakt van de Club der jong-conservatievenmet een manifest in PC. Van de negen ondertekenaars,onder wie Anton Koch, is Biemond de algemeen secre-taris. Het manifest begint met de constatering: ‘De poli-tieke toestand van heden vervult alle weldenkenden metafkeer en walging. Sinds de vorderingen der Democratiedaalde met wiskundigen regelmaat het peil der ledenvan onze vertegenwoordigende lichamen; thans is ditwel zeer diep gezonken.’

Zij spreken dan hun afschuw uit over deze volksver-tegenwoordigers die: ‘slechts oreeren uit gunstbejagnaar hun aller heer en meester: het plebs op de publie-ke tribune. [. . .] Hoe onhoudbaar de toestand thans ge-worden is in ons oude geliefde Amsterdam, beseft iederdie een tegenwoordig raadsverslag leest, of die bedenktdat onze democratie tot leden onzer eens zoo fierevroedschap koos een dronken bedelaar en een markt-schreeuwer.’

Dit laatste slaat op de uitslag van de gemeenteraads-verkiezingen van april 1921, waarbij de zogenaamdeRapaillepartij van Hadjememaar met ruim 14.000 stem-men (vooral in de ‘betere’ wijken van Amsterdam Zuid)twee zetels in de raad had behaald. Nadat de tekst indeze toonzetting nog even doorgaat, bekennen de op-richters conservatief te zijn en dat ‘als een eerenaam tebeschouwen’. Het voorgestelde programma omvat eenvorm van censuskiesrecht met: ‘Onmiddellijke af-schaffing van het algemeen kiesrecht’ en verder ondermeer: ‘sterke besnoeiing van het vrouwenkiesrecht;tweevoudig stemrecht voor bezitters van einddiploma’svan landbouwscholen, ambachtsscholen, hoogere bur-gerscholen en gymnasia; drievoudig stemrecht voor be-zitters eener graad van een universiteit of daarmee ge-lijkgestelde inrichting;’ en eindigt met de oproep: ‘Op,studenten! De tijd dringt! Sluit u aan bij de Club derjong-conservatieven!’

Ondanks het uitbundige, studentikoze taalgebruikbevat dit manifest ongetwijfeld een oprecht gemeendekern en het is daarom nuttig die enigszins in de contextvan die tijd te bezien. De sociale onrust in West-Europawas zo kort na de Eerste Wereldoorlog groot, bovendien

Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51) 2487

Page 5: 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel

vreesden alle landen de dreiging die na 1917 uitging vande grote communistische revolutie in Rusland. InNederland was in november 1918 Troelstra’s arbeiders-revolutie mislukt en uitgemond in een aanhankelijk-heidsbetoging aan de jonge koningin Wilhelmina. Naaraanleiding daarvan werd in 1920 de Anti-revolutiewetingevoerd. In 1916 was het ‘algemene kiesrecht’ inge-voerd voor alle mannelijke inwoners van 23 jaar enouder en pas in 1921 werd het kiesrecht voor vrouwen inde grondwet vastgelegd en voor het eerst bij de verkie-zingen in juli 1922 geëffectueerd. Bovendien was 1920met 2.334.000 stakings-mandagen in dat opzicht een top-jaar geweest.

In Italië probeerden Mussolini en zijn fascisten methun mars naar Rome in het najaar van 1922 de regeringonder druk te zetten, en prompt een maand later ver-scheen PC-redacteur Jules van Wessem als Mussoliniverkleed op sociëteit NIA, en werd door hem de afde-ling Nederland van de Fascistische partij opgericht. InPC verscheen een brallend stuk ‘Zwarthemden voor!’,maar de Club der jong-conservatieven was inmiddels alweer ter ziele, terwijl de fascisten met drie opeenvol-gende PC-redacteuren nog tot 1925 de trom bleven roe-ren, zij het meer als reactionaire tegenstem dan met eendoordacht politiek programma. De gegoede burgerijvoelde zich bedreigd, onder wie het overgrote deel dercorpsleden zoals Biemond.

Van zijn latere politieke voorkeuren weet ik niets, enwaarschijnlijk niemand buiten zijn onmiddellijke fami-liekring. Politiek was in mijn tijd als faculteitslid in de ja-ren zestig en zeventig van de vorige eeuw geen onder-werp van gesprek tijdens formele of informele facul-taire bijeenkomsten. Biemond heeft echter nooit blijkgegeven van extreme ‘jonge’ of ‘oude’ conservatieve op-vattingen, waarmee overigens niets ten goede noch tenkwade is gezegd. Tijdens de bezetting gaf hij clandestie-ne colleges aan studenten die de loyaliteitsverklaringniet hadden getekend. Zijn eventuele plaats in de hiër-archie van het artsenverzet Medisch Contact is niet meerte achterhalen, maar in de zomer van 1943 verbleef hijenige tijd in het doorgangskamp Amersfoort, waar-schijnlijk als één van de groep die zich verzette tegen op-neming in de Artsenkamer. Zijn gedrag in die tijd moetonberispelijk zijn geweest, want het is ondenkbaar dathij anders in 1947 zou zijn benoemd in een faculteitwaarin G.C.Heringa en J.G.G.Borst zitting hadden, bei-den leden van het ‘Centrum’, de centrale leiding vanMedisch Contact tijdens de oorlog.

biemond als hoogleraarDe hier geboden bloemlezing toont een onvermoedekant van een strenge, door studenten (onder wie ikzelf)gevreesde hoogleraar die bij nadere kennismaking blijkgaf van hartelijkheid en een open geest (figuur 2). Hijwas inderdaad een intellectueel in de ware zin van hetwoord die steeds bereid bleek zijn eigen goed gefun-deerde mening bij te stellen op grond van onderbouw-de argumenten, ook die van studenten. Dat bleek bij-voorbeeld tijdens een poliklinisch college toen een, ookdoor Biemond onbegrepen, vorm van neuritis werd ge-

demonstreerd en een co-asistent plotseling uitriep:‘Professor, zou het geen morbus Hansen kunnen zijn?’Het was alsof een bliksemschicht insloeg en trillendbleef staan, de wereld stond even stil, staf en assistentenhielden de adem in en na een minuut dodelijke stilte zeiBiemond: ‘Ja mijnheer, u hebt gelijk, dat is het natuur-lijk, en u zegt het zo mooi’ (in aanwezigheid van de pa-tiënt). Dit moet hem grote voldoening hebben gegeven,omdat hij er in zijn oratie al bij de studenten op had aan-gedrongen: ‘Laat geen onvoorzichtig, vaak onaange-naam klinkend medisch woord in hun nabijheid vallen.’7

Hij was voor alles een uitmuntend clinicus en een ge-dreven leermeester. Zijn colleges waren minutieus voor-bereid, glashelder en onvergetelijk en zijn stiptheid waslegendarisch. Aan het Tijdschrift heeft hij een tachtigtalbijdragen geleverd, 20 klinische lessen, 3 uitgewerkte enanatomisch onderbouwde casuïstische mededelingen, 12oorspronkelijke stukken en capita selecta en veel kleinecasuïstiek als verslag van patiëntendemonstraties voorverschillende verenigingen. Hoewel er geen ‘morbusBiemond’ in de literatuur is opgenomen, is zijn naam welverbonden aan een vijftal klinische entiteiten zoals decontusio cervicalis posterior en de cervicale nystagmus.Hij was in alle opzichten een waardige exponent van de‘Amsterdamse school’ in de neurologie.8 9

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geengemeld.

abstract‘Aai’ Biemond in Propria Cures. – A.Biemond (1902-1973),professor of neurology at the University of Amsterdam from1947-1971, was the editor of the Amsterdam student weeklyPropria Cures during his student years from 1921-1922. The ar-ticles he wrote for this publication were characterised by lavishbaroque prose and complicated syntax with many inversions.The tone was overconfident, facetious and ironic. Themes in-cluded fellow female medical students and democracy. In later

2488 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51)

figuur 2. Prof.dr.A.Biemond, omstreeks 1970.

Page 6: 'Aai' Biemond in Propria Cures · tenweekblad Propria Cures. Daarin schreef hij artikelen die werden gekenmerkt door uitbundig, barok proza en een inge-wikkelde syntaxis met veel

years, Biemond became an outstanding clinician and an enthu-siastic teacher. He was also a participant in the doctors’ re-sistance movement during the Second World War.

literatuur1 Bulhof F. De hardnekkige monoloog van een onmogelijk man. De

parelduiker 2001;6(nr 1):2-15.2 Braak M ter. De Propria Curesartikelen 1923-1925. ’s-Gravenhage:

Bzztoh; 1978.3 Putten MF van. Afscheid van A.Biemond. Propria Cures 1922;

34:119-20.4 Biemond A. Hersenziekten. 4e herziene dr. Haarlem: Erven F.

Bohn; 1972.

5 Biemond A. Ruggemergs- en periphere zenuwziekten. 3e dr.Amsterdam: Broekman & de Meris; 1956.

6 Biemond A. Experimenteel-anatomisch onderzoek omtrent de cor-ticofugale optische verbindingen bij aap en konijn [proefschrift].Amsterdam: P.H.Vermeulen/De Academische Boekwinkel; 1929.

7 Biemond A. Enige beschouwingen over erfelijke organische zenuw-ziekten [oratie]. Haarlem: Erven F.Bohn; 1947.

8 Trotsenburg L van. In memoriam prof.dr.A.Biemond. Ned TijdschrGeneeskd 1973;117:1439-40.

9 Frederiks JAM. A.Biemond 1902-1973. In: Frederiks JAM, BruynGW, Eling P, editors. History of neurology in the Netherlands.Ch 17. Amsterdam: Boom; 2002.

Aanvaard op 19 augustus 2002

Ned Tijdschr Geneeskd 2002 21 december;146(51) 2489

De arts Sir William Osler (1849-1919; figuur 1) was reedsbij zijn leven een legende. Zelfs nu, meer dan 80 jaar nazijn dood, bloeien er in vele Engelssprekende landen,maar ook daarbuiten nog ‘Osler societies’, waarin zijnleven en werken worden herdacht. Bovendien zagonlangs een nieuwe biografie het licht,1 na de met eenPulitzer-prijs bekroonde levensbeschrijving uit 1925door Cushing, de nauwelijks minder befaamde neuro-chirurg.2 Met alle ‘osleriana’ is een boekenkast te vullen.Zelfs op het internet leeft hij voort in de Osler MedicalJournal, het elektronische tijdschrift van het JohnsHopkins Hospital (http://omj.med.jhu.edu/).

Wat maakte deze man zo beroemd? Weliswaar leeftzijn naam voort in onder meer de noduli van Osler(rode, verheven plekjes aan vingers of tenen als tekenvan bacteriële endocarditis) en in de ziekte van Rendu-Osler-Weber (teleangiëctasieën), maar dat zijn meervoetnoten dan doorbraken in de geneeskunde. Oslerwas in de eerste plaats een bevlogen leermeester. Zijncharisma moet verklaard worden uit de combinatie vanenerzijds grote didactische gaven en anderzijds eeninnemende persoonlijkheid met een warme, ongeveins-de belangstelling voor patiënten, assistent-geneeskundi-gen en studenten. Ook voor het omgaan met kinderenhad hij een groot talent. Hoe begaafd hij als docent was,blijkt onder meer uit het ongeëvenaarde succes van zijnleerboek der geneeskunde. De eerste druk daarvan ver-scheen in 1892, de 16e en laatste in 1947 (overigens on-der verantwoordelijkheid van een auteur met wie Oslernooit gesproken had).

In dit tijdschrift is Osler merkwaardigerwijs nauwe-lijks enige aandacht ten deel gevallen. Daaruit blijkt nogeens hoe weinig de Nederlandse geneeskunde destijdsop Angelsaksische landen georiënteerd was. Pas na zijnoverlijden verschenen over hem korte berichtjes in derubriek ‘Buitenland’. Van recenter datum zijn eenreferaat over zijn leerboek,3 en een bespreking van dejongste biografie.4 Het is niet onze bedoeling dit verzuimgoed te maken met een uitvoerige levensbeschrijving;daarvoor leze men de biografieën. Wel willen wij, na eenbeknopte schets van Oslers levensloop, een merkwaar-dige episode ophalen waarbij hij ongewild het middel-punt was van een door de kranten opgestookt schan-daaltje.

van de wildernis naar oxfordOsler werd in 1849 geboren in Canada, in de afgelegennederzetting Bond Head. Omdat zijn geboortedag(12 juli) samenviel met de traditionele Oranjemars vanIerse protestanten, werd zijn voornaam William, en nietWalter, zoals eerder het plan was. Hij was het achtstekind van een uit Wales afkomstige anglicaanse predi-kant, Featherstone Osler, die kort na zijn wijding en zijn

Geschiedenis der geneeskundeWilliam Osler en het ‘chloroformeren’ van mannen boven de 60: een mediarelanno 1905

j.van gijn en d.j.nieuwkamp

Universitair Medisch Centrum, afd. Neurologie, Heidelberglaan 100,3584 CX Utrecht.Prof.dr.J.van Gijn, neuroloog.Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam.D.J.Nieuwkamp, arts-stagiair (thans: Universitair Medisch Centrum,afd. Neurologie, Utrecht).Correspondentieadres: prof.dr.J.van Gijn.

samenvattingSir William Osler (1849-1919) was een van de inspirerendsteartsen van zijn generatie in het Engelssprekende deel van dewereld. In 1905, tijdens een luchthartige afscheidsrede aan deJohns Hopkins University aan de vooravond van zijn vertreknaar Oxford, stelde hij dat mannen ouder dan 60 jaar betrek-kelijk nutteloos waren. Schertsenderwijs verwees hij daarbijnaar een roman waarin mannen boven deze leeftijdsgrens zichterugtrokken voor een jaar van meditatie, waarna zij vredigwerden ‘gechloroformeerd’. Amerikaanse kranten trokkenOslers woorden uit hun verband, waardoor hij veel te stellenkreeg met verontwaardigde reacties.