Spreadsheet to train vocabulary between Polish and Dutch (both ways)

Post on 13-Aug-2015

109 views 0 download

description

Spreadsheet allowing intensive training of 2500+ Polish words (vocabulary) by hiding 1 column, which contains the trnslation of the word. Moving the cursor in one of the "invisible" cells, will display the translation in the upper excel-field. This allows you to check your results.

Transcript of Spreadsheet to train vocabulary between Polish and Dutch (both ways)

work - aholic

's middags 's nachts vierhonderd (400) zevenhonderd"werelds", uitstekend, geweldig(af)draaien(berg)keten(bijna) zeker, hoogstwaarschijnlijk(broeks)riem(dat) zal wel !! , natuurlijk !!(dicht)bij(drink)glas(eet) bord(fris)dranken(fruit)sap(gaan) winkelen(geklopte) room(klassiek) zanger(liedjes)zanger(nog) steeds(over)hemd(paarde)kar(sinds) kort(vinger of teen) nagel(vuur) doven..gaat mń petje te boven

1-zit fauteuil3 weken geleden6 weken geledenaambeeldaan de linkerkantaan de zee aan verminderde prijsaanbidden, verafgodenaangezien, vermits aankomen, arriverenaankopenaankopen (als substantief)aanpassen, aandoenaanradenaantekeningaantrekken, aandoen (kleding)aanwezigaardappelabsoluut zekerachter, naachterlaten, afgevenachthonderd (800)ademenaf en toeafkeer hebben van, niet verdragenafkomstig zijn van, komen vanafradenafscheid nemen

afspraakafspraak, rendez-vous, dateafwezigagendaajuinakkoord zijn met alleen / zelfalles alles in orde als, wanneerals ik maar niet..als, indien altijdambitieusandere anderhalfanderzijds, daarentegenanker (van een schip)appelaprilarbeiderarm ("niet rijk")artsarts (vrouwelijk)atleetaugurkaugustusavondmaal

avontuurbaard . kinbabbelaarbabbelenbadkamerbadpakbagagebagette (brood)bakkerbalpen, bicbaseball-petjebeantwoorden (iets)bedbedankenbediendebeeldhouwerbeen been, botbeerbeginnenbeginnen, aanvangenbegrafenis"feest"begrijpenbegroetenbehalvebeidebeige-kleurigbekend

bekijkenbekwaambelangrijkbelangrijkstebeleefd vragenbellen, telefonerenbelovenbenamingbeoefenenbereiken (te voet, eenmalig)bergbergketenberoepbeschrijvenbestellenbestuurder, leiderbetalenbetalingsbevel, boetebetekenenbeterbevallen (v/e baby)bevallen, in de smaak vallenbevelen, opdragenbewaarplaats (bv voor bagage)bewakingskamer, toezichtskamerbewegenbeweging, druktebewijs

bewolktbewoner, inwonerbewoonster, inwoonsterbezet (niet vrij)bezienswaardigheid, monumentbezigheidbezoekenbietbijbij de tandarts bij mezelf bijnabijvoorbeeldbinnen 2 jaar, over 2 jaarbinnengaanbinnenkortbinnenrennen, toerennenbittere koffiebizonblad papierblauwblij zijn (over iets)blijven (achterblijven), wordenbloedbloem bloemkoolbloklettersblouse

boek boekenrekboekhouderboekhoudsterboeteboezemvriendboezemvriendinbokaal, potbonenboogschutterboos / slecht (persoon)boot, schipbord (om op te schrijven)bosboterbovenbreed, wijdbrengen, dragen, opleverenbrengen, naar toe dragenbriefbroccolibroekbroerbroers en/of zussenbroodbrood en broodjesbroodje, pistoletbrug

bruinbruine ogenbuffetpianobuikbuiten de grens, voorbij de grensbuitenlanderbuitenlandse (vrouw)bureel(kamer)bureel(meubel)bushaltebuurmanbuurvrouwchampagnechampignon (bospaddestoelen)charcuteriechocolade moussechocolademelkcollega, vriendcollega, vriendinconstant, voortdurend, steedscorrectdaardaarenboven, behalve datdaarnadag dagelijksdakdakloze

dan, op dat moment, wanneerdansendanserdanssterdat (ik denk dat, ik zie dat,,,)datzelfdede belde hele avondde laatste tijd de zondecemberdeel, stukdeken, plaiddenken deurdewelkedeze maandagdiamantjedichtbijdichtsbijzijnddiepdierdikdingdinsdagdirect , onmiddellijkdirigerendochter

dodendoendoktersbriefje, vrijstellingdonderdagdonker (kleurig)donker brooddonkerblauwdonkerblauwdoorbrengendoosdragen (v. Kleding)driehonderd (300)drinkendromen van (- over)droom slaapdruifdruipneus, snotneusdruppelduidelijkduikenduizend (1000)dun, lichtdun, smaldurendusduurebbehoutechter

echtgenootechtgenoteechtpaareen "loop", een "ren", het lopeneen "sonnerie"een beetjeeen douche nemen een GSMeen jaar geledeneen paareen blokje, een klontjeeen voorstel afwijzen, weigereneen weekéén week geleden een zekereéén złotyeenmaaleenzaateerder, beter gezegdeergistereneerlijkeerst, voorafeersteeigeneigenschapeilandeindigenelk

elkaar rakenelke maandagelke ochtendene, een of andere, eenenkeleenkele dagenenkelvoudenveloper is geen, er is nieter was geen, er was niet ergensergens naartoe brengen, voerenergens naartoe gaanergens naartoe gaan met voertuigernstigeruit halen, eruit nemeneruit zienerwtenetalage / tentoonstellingeteneven laterevenzeereverzwijnexamenfamilie familienaamfebruarifeest

fietsfile (in verkeer)fotofoutfruitfuif, feestjegaan (met voertuig, eenmalig) gaan (met voertuig, regelmatig)gaan liggengaan staan, postvattengaan zittengaan, te voet (eenmalig)gaan, te voet (herhaling)gaan, te voet (perfectief)ganggarnalengastgebeurengebeurengeboren zijngebouwgebrek, minpuntgebrokengebruikengebruikengeduldiggedurendegedurende een tijdje

geheel, vollediggeheimgeldgelegenheidgelijk (van "gelijk hebben")gelukgelukkiggelukkiggemakkelijk (bijwoord)genezengenoeg, voldoende gepensioneerdgerecht, schotelgeruitgescheidengeslacht (aard, soort)gespierdgestreeptgetalgevengeven, aangevengeverfd (haar & kleding)gevogeltegeweldig, heerlijk, schitterendgewetengewoonlijk, doorgaans, meestalgezelliggezicht

gezondgilet, "débardeur"gisterenglaasje, glas (voor alcohol)glimlachenGodgoedgezindgoedkoopgoedkopergolvend (haar)gommetjegraden (v.koorts bijvoorbeeld)grap, mopgrasgrensgriepgrijsgrijs haargroengroen wordengroente(n)groentesoepgroepgrootgrootmoedergrootstegrootvadergroter dan

halfhalflanghalshalskettinghamerhand, armhanddoekhandelsvertegenwoordigerhandpalmhangenharingharthartelijkhavenhebbenheel graagheel vriendelijkhelaashelemaal in 't beginhelemaal niet helemaal niet helemaal niet helemaal op z"n eentjehelemaal, volledig (bijwoord)helmhelpenherfstherhalen

hesphet allerbeste (als wens)het etenhet haarhet is de moeite/het is het waardhet is toegelatenhet levenhet mag niet / is niet toegelatenhet uurhet weerhet wordt aangeraden, het hoort zoheten (qua naam)hierhoe hoe gaat het ?hoe zit het met ..?hoek / horen(s)hoesthoeveelhondhongerighoofdhoofddoekhoofdstadhoofdzakelijkhoog (van gestalte)horenhou je goed

houden van, graag doenhouden van, graag zienhuid, velhuishuistaak, werkhuisvrouwhuiswerk (in 2 woorden ;-) )hulphuwelijksplechtigheidhuwen (man met vrouw)huwen (vrouw met man)idee, gedachtiedereen, allemaaliemand, een persoonietsiets terugvindenijverigik draag (qua kleding)ik heb geen zinik heb zin inimmers, tochinin de modein de winterin plaats vanin slaap vallenin 't nieuwe jaar infinitief

ingenieurinnemen, bezetteninschakelen, opzetteninstappeninstellen (van wekker bv.)interessant, nieuwsgieriginvulformulier (voor telegram)invulleninvulleninwoonster van Warschauis goedgezindja zeker, absoluutja, ja ! Natuurlijk !jaarjaarlijksjagerjaloeziejammerjanuarije zal zienjeansjong jongen, vriendjou, je journalistjuist nu, een moment geledenjuist nu, op dit moment juli

junikaalkaas witte / gelekachelkaft, map kalend, kaal wordendkalfs(vlees)kalkoenkam (voor het haar)kamerkapperkapsterkapstokkarnemelkkarperkastkasteel katkater (mannel. Kat)kater (van het drinken)keelkelderkennenkennis (een bekende, een kennis)kerkkerskerstavondkerstliedje

Kerstmiskerststalkeukenkijkenkijken, bekijkenkijker, toeschouwerkindkipklaarleggen, vormen, makenkledingkledingkleedje met spagettibandjeskleedje, jurkklein klein briefjeklein, kort (van gestalte)kleindochterkleine paraplukleinerkleiner dankleinzoonklep , (ook klein afdakje)kleur van de ogenkloppenknap (uiterlijk)knieknoflookkoekje

koelkastkokkokenkomfortabele kledingkoninginkool kool met gehakt en rijstkoopmankoortskopenkopje, taskoppigkosten (of proeven) koudkreeftkrijgen, ontvangenkrijtkruispuntkrullendkuikentjekunnenkunstkursuskussen, zoenenkwartierlaarzenlaarzenlaat

laatste lachenlampland (natie)landkaart, maplanglange jaslange jas (lichte jas)langs de straat gaanlast hebben vanlaten zien / tonenlaterlawaaileegleerlingleerlingeleeuwlelijklenen lentelepel lepeltjeleraarleraresleren kennen leren, studerenles les, college, cursus

leuk, toflezenlichaamlicht (niet zwaar)licht(gekleurd)licht, verlichtingliedjelief, aardigliefdeliggenlippenliving, woonplaatsloketlucht, hemelluciferluiluidluisterenmaagdmaaltijdmaand maandagmaandelijksmaanzaadgebakmaarmaartmaat, (van kleding bv.)mager

mandmannelijkmarkt(plein)match, wedstrijdmedicijnenmeedelen , bekendmakenmeenemen, afpakkenmeermeer (zoet water)meervoudmeest geliefde meestalmeimeisje / vriendinmelkmelodieusmen kan, men magmen moet , het is verplichtmen moet niet, men hoeft nietmensmensenmesmet met iets grotere bolletjesmet kleine bolletjesmet moeitemet pechmet rolschaatsen "rijden"

met sproetenmet vleesmeten, opnemenmeter (doopmeter)middel (in 't midden)middelmatigmiddelmatig gebouwdmis misschienmoddermoe, vermoeidmoedermoeilijk (adjectief)moeilijk (bijwoord)moetenmogen, kunnen (cfr. Is het toegelaten)momentmooimooi (weer)mooi gevormd mooistemorgenmutsmuurmysterieusna 10 minutenna de lessenna de middag

na hard werkennaaldhakschoenennaar binnen gaannaar buiten gaannaar de zeenaar het schijntnaastnaast , cirkel, wielnabij , dichtbijnakijken, controlerennationaliteitnatuurlijkneefneerleggennegenhonderd (900)nemennergensneusnichtniemandniet al te niet veelniet verniet zo goed alsnietsnieuwsuitzendingnijlpaardnodig

nodig hebben, behoevennog nog steedsnogal lang geleden nogal, redelijknominatief (1ste naamval)nooitnoordenNoordzeenovembernuochtendoefeningoeverofogenblikjeogenblikje alstublieftoktoberom (iets te doen) om (iets te doen) + GENITIEFom het jaar , elk jaarom welk uuromdatomheiningomschrijven, bepalen, definiërenonderonderstrepenondertussen

onderwegonderwijzenonderzoekenongeduldigonmiddellijkontbijt ontbrekendontmoeten (gepland)ontmoeten, tegenkomen (ongepland)ontroerdontroerenontsnappenontsnappen, ontkomenontwaarden (bv. Trambiljet)onweeronzekeronzijdigoogookoomooroorbeloorbellen (knijpers)oorlogoostenopop de rechterkantop die dag

op het einde, uiteindelijkop het plattelandop het werkopdringerigopeenvolgend, de daaropvolgende open, geopendopenbaar vervoeropenenopgewondenophangen (iets)ophouden (met)opleidingopnemen , afnemenopnieuwopruimenopsommen, opnoemenopstaan, rechtstaanopzij leggenopzoekenoranjeorganiserenoud ouder (vader / moeder)oudersoutfit, kledingover dat onderwerpoveraloverleden / overleden persoon

overmorgenovernachtenoverstekenoverstekenpaardpaars, violetpaleispapegaaiPasenpaskamer, pashokjepassen bijpassen bijpasseren, voorbij gaan (komen)pauwpauzepeerpeperkoekpersoonpeterpeterseliepiano spelen pijnpijn doen (pijn hebben "van")pijnstillendplaats hebben, (rol) spelenplaatsbewijsplannenplant

plattelandpleinplukken, oprapen, opnemenpoetsvrouwpoortpoppostcodeposter, affichepostkantoorpotloodpowertrainingcenterpraatgraag, babbelziekprachtigprecies, juist (bijwoord)preipriesterprijsprobleempje, zorgpruimputraam, vensterraden, gissenradijsramrapportrechtrechterreeds

refterregelen, in orde brengenregenregeren reisreizenrek, schap, legplankrekenen op, zich verlaten oprekeningrennen (eenmalig)rennen (herhaling)rennen (perfectief)resultaatrijkring rivierrode bietroepen roepen, brullenrokrokenrommelrond, omtrentrondomrondwandelenroodroos (bloem)ros haar

rotonderugrugzakrundsvleesrustenrustig (adjectief)ruzie maken met s avondss morgenssaaisamensamenvattendsandaalsap van opgelegd fruitschapevleesscheermesjeschenkenschijnenschilderschilderesschilderskunstschitterend schitterend weerschoenschoenen met een hakschool schoondochterschoonmoeder

schoonvaderschoonzoonschorpioenschouderschriftschrijvenschrik hebben vansecretaressesecretarisseizoenselderseptembersier-voortuinsigaretsinaasappelsjaalskiënslaslaapkamerslaapzakslaatjeslagen (in examen)slankslapenslaperigslecht (bijwoord)slecht weer met regenslechts, alleen

sluiten, dichtdoenslurfsneeuw snelsnijden, knippen (met een mes)snoepsnoepjesnoepjes-kleurensnorso wie sosoepsoep - hoofdschotel - dessertsoep van koeiemaagsoksomssoort croissantspeelgoedspelen spelen (met)spiegelspoor (in station)sportiefsportief (van kleding bvb.)sprekensprookje, fabeltjestaanstad stadhuis

standbeeldstaren, gapenstationsteeds meersteenbokstelenstellen , zettenstemstersterk, krachtigsterk, strafsterrebeeldstervenstevige, goede maaltijdstierstil(te)stil, zwijgzaamstoelstopplaatsstorenstraatstrijkenstuderenstudiebeursstuksweater (trui)taaltafel

tafeltjetailletandtandartstantetastaxichauffeurte laatte laat komente nauw, te smalte voetteddybeertegenovertegenwoordig , aanwezigtegenwoordige, huidigeteken, symbooltekeningtekeningtelefonerentelkens weer, om de paar minutentellen tenminste, minstens, althanstennissententteruggeven, afgeven, overgeventerugkerentevredentijd

tijdens een uitstapjetiteltoeristtomaattorentot aantot de volgende, tot nog eenstot morgentot weerziens, tot kijktraagtreintreurig , droevigtrouwtrouwfeestT-shirt zonder mouwenT-shirt, onderhemdtuintuinboontuinkerstussentweede tweehonderd (200)tweeling tweelingzusüberhauptuiluitdoven, uitdoen (bv. apparaten)uitdoven, uitdoen (bv. Licht)

uitdrukking , zinswendinguitdrukking, gezegdeuiteindelijkuiteindelijkuiteindelijkuiterlijk, uitwendiguitleggen uitnodigenuitrustenuitstap(je)uitstappenuitstekend uitzonderlijkurenlanguurwerk, horlogevaak, dikwijlsvader vaderlandvallenvallenvallen , zakken vals zingenvan mijn leeftijdvan wie , wiensvandaagvanwaarvarkens(vlees)varkensgebraad

varkensschnitzelveel drukte , grote drukteveel wind met sneeuwvenstervensterbankver (ver weg, ver af)verdelen, ordenenverderverdienen (geld)verdiep(ing)verdrietvergaderingvergelijkenvergetenvergezellenvergissingverhaalverjaardag, geboortedagverkiezen (boven)verkoopsterverkopenverkoperverkoudenverleden tijdverliefdverlofverpleegsterverpleger

verschil verschillendeverschrikkelijkversturenvertaalster, tolkvertalenvertaler, tolkvertellenvertellen, zeggenvertrekkenvervolgvervolledigenvervolledigenverwarmingverwijderen, trekkenvestvijfhonderd (500)vindenvinger, teenvisvissen (sterrebeeld)vleesvlekvliegvliegen (eenmalig)vliegen (herhaling)vliegen (perfectief)vlinder

vloervoet voetbal voetballenvogelvolgendevolgende, hiernavolgende volgensvolgens uw meningvolwassenvoorvóór (in de tijd)voor de middagvooralvoorbeeldvoorbeeld voordien, vroegervoorkeurvoormaligvoornaamvoornemen, plan, bedoelingvoorschrijvenvoorspoedvoorstellen, aanbiedenvoorwerp, objectvoorzetselvorig vorige week

vorige, voorgaandevorkvraagvragen naar , vragen omvragen naar , vragen omvreemdvreugdevrij vrijdagvrijheidvroegvrolijkvrouw vrouwelijkvrouwelijke bediendevulpenvuurwaaienwaar waarheenwaaromwaarom zou je ?!waarschijnlijkwaarzegster, feewachtenwachten opwachtkamerwakker worden

wandelenwang, kaakwanneer, alswarm (adjectief)warme maaltijdwasmachinewaspoederwassenwassen, kuisenwat gebeurt er ?wat voor eenwatermanwaterput(je)weegschaalweg (straat)weggaan , vertrekken , buitengaanwekkerWelk uur is het ? Hoe laat is 't ?welkomwenkbrauwwensen (werkwoord)wensen (substantief)wereldwereld / potgrondwerkwerkelijk waar ?werkenwerkneemster

werknemerwerkplekwerkwoordwestenwetenwetenschap, leerwijk met woonblokkenwijnglaswijs, verstandigwillenwindwinkelwinter witwodkawoensdagwolkwollen truiwonenwoningwoordwoord woordenboekworstwortelwreed, wreedaardigzaak, ding, onderwerpzaal

zachtzak (in kleding)zakdoekzaterdagzee zeepzegel, postzegelzeggenzeil (van zeilboot)zekerzeldenzelfszelfstandig naamwoordzeshonderd (600)zettenzich badenzich bedienenzich bevindenzich bezighouden metzich haastenzich herinnerenzich interesseren voorzich kammenzich kleden met, aankledenzich moe makenzich scherenzich uitkledenzich vergissen

zich verontschuldigenzich vervelenzich voelenzich voorbereidenzich voornemen, beslissenzich voorstellenzich wassenziek ziek zijn / ziek wordenzienzijnzin (een taal-zin)zingenzitplaatszo en zo zoals vanouds, niks veranderdzoekenzoetzolderzomerzomerschoenenzondagzonenummer (van telefoon)zonnebaden, zonnenzonneklaar, helemaal klaarzoonzorgen voor (verzorgen)zuchten

zuidenzuigenzuivelzuszwaarzwart schaapzwemmen (eenmalig)zwemmen (herhaling)zwemmen (perfectief)zwijgenzwijgzaam, stilspeciaal, bijzonderwerkatelier, labo, praktijklogement, verblijfmogelijkheidvoeding, eetwarencamping " onder zeilen "zeilbootproper, zuiverluchtrust, "het uitrusten"gids, begeleideruitlenenskilessenbezoek (aan een bezienswaardigheid)bezoek (aan een persoon)vervoer

benedenzaklampzonnecremezwembroekmen weet nooitcompartiment, treincoupégewoon, normaalslaap-couchetspoorwegen-geheelvertrekkenrechtstreeks, directtussenlandingwegen" iets aan te geven "bus-vertrekplaatsdouchebetalendhet klopt , zo is dat2-persoonspersoonsbewijsbeslissen" u spreekt met", "hier met"volpensioninclusiefgezelligzendenstrandrijkelijk ontbijt

pas, eerstboekenwinkelbinnengaankledingwinkelschoenenwinkelvan plan zijnin plaats van hopenik vermoed, het lijkt me waarschijnlijkhet verledenverhuisemotie, gevoelreceptweigeringafwijzen, weigeren, aflassenspelgoederenvliegveldbesturen, leiden uitgeleide doen, begeleidenmode – afdelingtijdschriftzich verheugen, blij zijnpassiezangeresjournalistjournalistekostuum

publiek, toehoordersinterviewgebeuren, plaatsvinden, rollenbloem, meelpasteitaart, gebakpak, zak (verpakking)blik, conserveblikreeks, verzamelinghandtasnodig hebbendroog koekjeversbloeien (van bloemen bv.)toekomstbezorgd zijn, ongerust zijnvolgens mij, in mijn opiniegemiddeldemeer (dan) broodwarenminder (dan)per persooncorn flakes, klaargemaakt hapjeafremmen, stoppendaling , erfenisgebruik, verbruikverpakt

plaatsen, aanbrengenvoordeelbijkomend, additioneelop dieetsamenvoegen, aansluitensamenwerkentot nu toe lukken, kunnen akkoord zijn, akkoord bereikenvertrek (met voertuig)plechtigceremonie, plechtigheidsessie, zittingwachteralsook, en ookgenodigdegebeurtenis, evenementreizigeronmogelijk makeninname, bezettingwinnen, innemen, bezettentrompetvierenmoederdagvalentijnsdagKaars-potje voor op een grafsteengeschilderde eieren met Pasensoort smoutebollen

vasten (voor Pasen)vette donderdagkerstbollenoplossen, losmaken (v. veters bv.)kerstboom delenkerststalmaretak, “mistletoe”houten, uit houtzeer groothet is niet erg, het geeft nietheerlijktaart, gebak, gateauRONDE taartobserveren, aandachtig bekijkenwensen geven, wensen uitenwensengedicht, vers / regelkleedkringverstoppen, wegstekenvullen, opvullen (typisch voor eten)gevulde paprikaproberenhoewel, alhoewel, ondankshoewel, alhoewel, ondanksbegin, aanvangnemen, proberen (bvb. eten)

zoeten, suiker indoensnoep-papiertjehet spijt medierbare, geachtejuist, uitgerekend, preciesvernemen, te weten komengeheim (substantief)geheim (adjectief)immers, tocht is duidelijk datbetekenenverrassingkadertjeerfenis van oombakkenvoornaamwoordenrechtbankadvocaat vrouwelijke advocaatrechterverdachtebeschuldigdecrimineelgetuigemisdaad begaangevangenisspeciaal, vreemd, eigenaardigspin (spinnekop)

rondtrekken door de wijde wereldafleggenverdedigen (in taal, en in gevecht)lerenopleidingsoort opendoen, openbaren, ontdekkenverzamelenidee, gedachte “Reizen is leren”terechtkomen, treffenstadswachtervindenomgeving

centraal stationvoetpadrillen, bevenblad (v/e boom) zich verbazendronken (niet nuchter)toentijdelijkprijs, reward, awardde pauszou moeten zijnverliezen, kwijt zijn (familie, gewicht)verliezen (objecten)

verliezen (wedstrijd)herstellenverder weg, verderchauffeurstuurwielmanager, leidermanager, leidster vrouwelijkschouwvegerladdergebroken (vooral glas, plastiek)bijgeloofbijgelovigklavertje vierhoefijzerontbrekenknoopstuk gaan, kapot gaanwerkte niet, functioneerde nietplots opgewekt, aardig, warmgevoeligbereikenprecies, nauwkeurig“soms zijn”luikunstverlegendapper, moedig

vol vandoellandschapgelijkend op...lief, beleefd, hoffelijkrondgaan, bezoekenmistmaaltijduitgebreide opdrachtdoofvet (heel dik, ofwel van eten)gaan skiën skiënvoorstellenfunctie, betrekkingspecialist, vakmanoogartschirurgpediaterveranderenaannemen, ontvangen, aanvaardenhogere opleidingmiddelbare (gemidd.) opleidingbasisopleidingals artservaring, experimentvlinder hert

koeschaapbij geit mierkikkerkonijnmuisvleermuisvarkenkweekdieren (voor melk, vlees,..)bos-diereninsecttermietschildpad inktvisgrote spin (? vogelspin ?)zeilvissommigekoningintussen, onder (figuurlijk)doormeter, diameterreusachtigbek (van een vogel)horen bijin achtervolgingprooi(dier)snelheid

jachtin duikvlucht “vliegen” (“vallen”)tijdens jagenvleugelspanwijdte, vleugelwijdtevoedselomcirkelen, omvliegen, vliegen rondwereldbolte danken hebben aanvasteland (land <--> water )reptielkrokodilmol (diertje)egelpoemaslangrond nieuwsgierig voederen, eten gevenliegenaanrakenkijkenraadselgevaarlijk , vervaarlijktijgeraapezel

hoffelijk, beleefdsimpelwegpuur, rein, propertwijfelin de mode, populairgolfvaardigheidgebruikensteeds + vergrotende trapkeuzeofferte, aanbiedingoverslaan, weglatenhet gebruiken van aanwijzennet, netwerkje best doen om..onderneming, firmahet bezitten vaneigende “bon ton”, het hoort erbijsteeds vakereveneensongeachtadvertentie, zoekertjezekerheidtoepassentoegankelijkbovendien

betreffen, slaan opaanwijzingen gevenopmaken, opstellenzoekmachineleverenresultaatmaniertoewijden, zich engagerenbestaanplaatsendata base, data bankinzicht hebben (toegang hebben)tegelijkertijdblijken (te zijn)toepasselijkhieronder (berg) topspeciaal, bijzonderdoorbrengenkrachtminstensdoen schrikkendorp, gemeenterenoveren, opknappenrond Wrocławvan de spoorwegenkapot gesmetenbeschreven

rondomstruikvuilnisoplossen (quiz, raadsel)gebruiken, benuttenbeoordelen, adviserennatuurindrukbeslist, absoluut, noodzakelijkjuist, foutloosstoppen, tegenhouden , vasthoudenvolledig, geheelprovincie-parlement-voorzitterverbinding, link, combinatieaankomen, pendelen, over-weer reizenbureau, kantoorvervoerovernemen, zich eigen makengrondig, radicaalplaats, dorpbenutten, gelegenheid benuttentoestand, staat voorwaarde, conditie, vereistestreepcirkelvierkantgraponrechtvaardig, niet fair

verdragen, doorstaan, annulerenWaarom . . . schenkencollectie, verzamelingoverleggen, zich beradensalaris, loonredelijktriesttrendy, in – de – mode, in promotiebesturenfietsenrekrouteals monumentbewegwijzerdaansluiten, samenkomenbouwen ontwikkelingmiddelen (om iets te doen)verschillen van van elkaarinstellingopenluchtmuseum (bv. Bokrijk)oude bevolking in Z – O - Polenvandaarbinnentegen de vakantie . . .

onderneming, firmaknooppuntonder blote hemelveiligheidverzekeren delenschikken, klaarzettenvissen, hengelenhengel, visstokadjectiefbijwoordbeginnendeenzaamonafhankelijk, zelfstandigongevoeligarrogantopstaan (lett. En fig.)blouse soldaatgeheel, volledig, totaaldronkaardkipluipaardhaviktoecanrondtrekkendjuist, "je hebt gelijk"comfortabel

aan de slag gaan, handelenspringenwaarschijnlijkte (te groot, te klein, te zwaar, enz)glad, glibberigsprongde aarde aarde, grondleeskamer boomzwakbedelen(zit)bankopletten, uitkijken, beschouwenfantasietypischsteen, keitoestemmen, toelateninsteken, wegstekendoosverschieten, zich verbazengelovenmandbevestigenonderzoekaantonengeheugenvergemakkelijken

bewijzenhet bleekstraffenstraf, boete boerderijattest, certificaateen "tien"een "negen"een "acht"een "zeven"een "zes"een "vijf"viertal, een "vier"drietal, een "drie"de "twee"de "een"tekenenverzorgenbeoordeling(leer) vak schaatsenmilieutentoppassen, toezicht houdenhurenkomen, aankomenpostkaartje wonderbaarlijk

zich amuseren, spelen (zonder regels)spelen (spel MET regels)(ont)lenenzeil voorwaardelijke wijsvaat, afwaswegdoen , weggooienafnemen , uitvoeren , doeninterviewomheiningblaffenaflopen (van vloeistof, bv. Water)kerkelijkdichtdicht struikgewasbrandinbrekerkraan (sanitair)onderlopen (met water bv.)strijkijzertoedraaienzich zorgen makenlaten lopen (bv. Water)overstromingvernietigeniemand aan iets herinnerenapparaat, toestelvak, (in kast bv.)

vaatwasmachineelektrische waterkokerkeukenrobotstofzuigerwasmachinehaardrogerwerkplaats, atelierlenen AAN haar / hemlenen VAN haar / hemfilmen, opnemenverhuizen VAN uitverhuizen NAARgezelschapkeuzeadviserenernstig, zwaarmorsen over iemand (begieten)aandoen (kleding)bevlektgemeenschappelijkkoopjes, soldenwinkeltje, boutique, standje, kraampjeuitkiezenhuwelijksverjaardagkwaliteithemdskraagde leegteangst

luchtdomzijn plan kunnen trekkennood, behoeftezoals het lijkt poetsenblijken, lijkenhoewelzaak, ding, bekommernislichaamslengteouderdombescheidentwistziek, ruzieachtigboosaardiginzettenstrooien hoedversierentuin, achtertuingeen enkelezwemvest, reddingvestschijnwerper, lampfluitop het dek (v/e schip bvb. )verbiedenuitgehongerdverrassend, onverwachtresulteren in dik

donkerharigewelgevormd, met een mooi figuurzelfzeker (?)schipbreukelingreddenreddingsboeiwonder gedehydrateerdvervoeren (perfectief)bootjezinken (van een boot bvb.)drijvenkuststrook, kustwaterenvissergrootte denkenboekhandelaar, boekverkopereisenkennisverworvenvoldoenkranthelemaal nietsamensteeds (kunst)werk, oeuvreroman (boek-soort)poezie-bundel

liefdesverhaal (boek)detective-verhaal (boek)historisch boekhow - to - gids, handleidingtoeristische gidsnovelleschrijverdichter, poeetpersonage, protagonistbeetje lezenredelijk veelschatwerkelijkkruisje (merkteken & religieus symb.)teruggevengoudik kan niet verdragen ..honingdoopverdelingWaaromaandachtigbelangrijkbedienenrijbewijsdenken, terechtstellenwerkgeververgoeding, loon

werkomstandighedencontrolerentabeluurroosteropstijgen (vliegtuig)landen (vliegtuig)douanieronverantwoordzijn plan kunnen trekkenmaag (orgaan)benijden, jaloers zijntrotszandbakiemand/iets missen, heimwee hebbenbedrogliefdesverklaringuit elkaar gaan, scheidenbiljet aan verminderd tariefplaatsreserveringhouten, van hout gemaakt ijzeren, van ijzer gemaaktmet stenen gemaaktgroeien"den buiten", plattelandaan de achterkant, achteraanaan de voorkant, vooraanmen ziet, er is te zienvisvijver

trekken, zich trekkenlangsbaksteenvan bakstenen gemaaktwindstrekenbabbelenopzoekenzweren, plechtig belovenvriendschapantwoord , oplossingexpeditie, avontuurbelovenniet bevreesdavontuurmetingmaat, afmetingbewijzenjagenvergelijkenmonding (van een rivier)in de omgevinggerakenzijrivier, aftakkingt is genoeg, het volstaatdeelnemervoedingswaarkunnen, in staat zijn, vermogenbestaan uit

bijkomend, daarbovenopuitmonden inhet lukt memonumentaalofwelvoldoende zijnvergelijkingontslaankleinigheidxxxxx zou moetenhet maghet is de moeitehet hoeft, het moethet hoort zo (iets officiëler)het is toegelatenstudio (1-kamer flat)uitrustingwinnen van (klanten bv.)aannemenzich gedragenverse broodjeshuurgeldgelijkvloersjobterras, buitenpleintjeverwelkomendroogteverdwijnen

dorpje, kleine gemeentegroeien uitheel vroeg ' s morgenste binnen schietenbijles, extra lesbelasting(en)afschrijvendonoreenheidreden, drijfveerhelftverbeteren, beter wordenscherpzelfszich aansuitenreklame, roem, bekendheidsupporteren, toejuichenvolksvertegenwoordigergroep, club, groeperingfax - toestelprintermuis (computer)scannerpaperclipring - farde , ringkaftdisketteconnecteren met internettoetsenbord

verlies (financieel verlies)winst (financiele winst)maatschappelijke zetel, firma adresonkosteneerst en vooraltroefmeer (dan ...)oprichterafkomstig (van plaats)teenager, tienerongelukkigweduwenotaboekjeschoonzusterschoonbroer, zwagerzoon van broerdochter van broerzoon van zusterdochter van zusterbroer van vaderlangswaarpinguinkangoeroeeekhoornspinnewebin vrijheidolifantkooi

in een kooi , achter tralies nuttigstaarthamsterhaaiblijken uit onderzoek (blijkt. . . )onafhankelijk rek , schabvan de hoogste klassehemelsblauwtinten (van kleuren)aantrekkingskrachtvrouwelijk geslachtaandrijvingbevelvallenpoot (poten van een dier)trouwveinzen, doen alsoffluitenborsteldroom / slaaplachentoenemend gevaarlijk (niet - zonder - gevaar)roofdierbiggetje

kalfjeree (vrouwtjes hert)doodbijtenlangzaamonvoorspelbaar, onberekenbaarveel volk, menigtevangenaanmoedigenjagerjagerdistricts- . . . geest, spooksmokkelaargevoelbleek (bleke kleur)slapen, inslapenlang slapenoverslapenribbetjeszot zijnruzie makendrankbestellenhalen (de trein halen bv.)(uit)gietenetmaalgebruiken voorwijden aan

halfbijnalijdt aantekortelke tweede, 1 op de 2, 50 %plaat, cduitbrengen (boek, cd), verschijnenbisnummer brengenregelengelijk hebbenhandtekening handtekening bekende figuurpubliek, toeschouwers-menigteinterview afnemenafwassen, vaat doencontanthet vervolgnaam v/d ontvangernaam v/d betalertarief, kostprocentbezigheidvan pas komendageraad, aanbreken v/d dagschrik hebben van, vrezenafsprekenverschijnen, opduikenin de richting van

tegenaan lopen, stoten(zich) kwetsen, verwondenvallenhou u vastnaar beneden gaan, afdalenbinnengaan / naar boven gaantak v/e boom of struikzakmesafbreken, afsnijden, stoppenper ongelukligbadlifttrapdienen om, gebruikt worden omnaaiendraad (om te naaien)schop, spadegravenkostbaar, waardevol(toe)wijden aan, opofferenwel opgevoednestspaargeldverdriet, bekommernisterugvindenverbergeneik (boom)bescheiden

benijden, misgunnenhandboekbuitenlandereigenschap, kenmerkbenauwdzwakjes, slapinnemen (v. Medicijnen)hoestenniezendorpje, kleine gemeentekorrelverblijfterugkeerknippenberispingniet toegelatenbetreurenvoorbij gaangescheurd (kleding bijv.)gek worden(medische) spoed, hulpdienstoveral(zich) verdrinkenbuil (op je hoofd bijv.)zorgen voor getroffen doorkrekelovertuigen (zich)

show, tentoonstellingovertuigd (als adjectief)sprinkhaanspierhiel hiel zwak puntnekleiden , besturenvrachtwagen chauffeurontstekingWat mankeer je ?mazelenrillingenvroeg op zijn, al op zijnbetekenenziekteverlofregenachtigmistigwinderig"sneeuwachtig"onweerachtig"hagelachtig""vries - achtig"vorst (temperatuur, klimaat)het heeft geen zinweersvoorspellingmaar

sterke wind, krachtige windsterke bergwindneerslagglobale opwarminggat, deficitonhandig zijnhandig zijn opvoedenvermagerengeachteovergewichtverwachtentegenwoordig, nu, momenteelgebruiken, aanwendenachtinghoogachtendwelopgevoedzich gedragenkunnen, in staat zijn, vermogenbreken hulp biedenziekte voorschrift , receptmisselijk, onwelna het eten licht verteerbaarslecht verteerbaaropdracht

Joodjoodstrommelbeleid, managementoud wordendagenlangwekenlangmaandenlangjarenlanginganguitgangnaar buitennaar binnendagbladweekblad maandbladkwartaalblad "jaarblad"ontvangenpersoonlijkheidin een oplage van kultuurwetenschappendebuterenalumni, afgestudeerd vankop (volkstaal voor "hoofd")kater (van drank)feestonkruid uittrekken

gebeurenbijkomen, stijgenafvallen, dalenbasketbalbasketbal spelerski-sport / het skiëneen ski(lat)volleybalvolleybal spelerwielrennen wielrennerschaakgewichtheffenlopen, rennenloperworstelenopnemen (muziek, film)voetballerzwemmerzwemsportzwemstertennisstertennis tennisserskierski-stersnowboardsnowbarder

alpinismealpinistloperloopsterschakerschaakstersterke wilzwakke wildoorzettingsvermogencompetitie, concurrentiegroepswerk, teamworkzelfdisciplinetoevalploeggelijkspelensportbeoefenaarsupporter supporteren, toejuichenhandbalwaterpoloverbodenkrom, scheefvooral, in het bijzonderschieten (op doel in sport)plein, speelveldtennisveldveld, speelveldsporthal

werpen, gooiennaar beneden sleeëngesubstantiveerd werkwoordnoodzakelijkbevattenSMS sturensteedsverhalendbezigheid, werkzaamheidik heb dorstik heb hongeraandenken, herinneringpenseel, schilderborstelnaakt persoonnaakt naar de film gaanverliefd zijn op wereldkampioenschansspringenschansspringerwereldkampioenschapgetiteld, "met de naam"te paardbehalenbereiken, behalenverbeteren, verslaantijd besteden aanbriefkaartje, postkaart

deze woensdagelke woensdagvooruit, naar voorzoemen, suizenklagensteunen, kreunenniet uitgeslapengewicht ambulance wagenbehandeling, ingreepblikseminjectienamelijknauwelijks, amperkenmerk, eigenschapvervullen , uitoefenenbegeleidenverschijnsel, fenomeenenkeletussen 10 en 20tientallenhonderdensportdisciplinehengelsporthengelaar, visserskierzeilsportzeiler

orkaanrioolkrachtcenter, krachttrainingsplaatsschaatsbaan, ijsbaankorting, verminderingafprijzingeendelig (sport)pakuitlenen, verhurenhuren, verhurenverlofvernieuwingvernieuwensneeuwballen gooienbobsleeadvertentiejockeyoverdektsportkledijuitrusting, (sport)materiaaljaar - abonnementmaand - abonnementweek - abonnementverzekeringstudentenkortingonnozelheden, onzinblootvoetskom !vind !

wedstrijd - reeks, raceopschuiven naar de n - de plaatszich moe makende meet, eindmeetrecordhouderrecordhoudsterkampioenkampioenezwemmerzwemsterfysieke mogelijkhedenrivalerivaalgeen kracht(en) meer hebbensportbeoefenaarster, sportvrouwdeelnemenin de wedstrijdopgeven, stoppenbeweren"in goed engels"persconferentieonthoudeneen regel (bv. Gramatica - regel) vraag, verzoekterugkomen op, zich wenden totterugkomen op . . . met ietsaanvraagstudiebeurs

toekomstverledengelinkt, verbondenbijlageaanbevelingsbriefbewijskennisMet Hoogachting (heel officieel)test van . . . / proef van . . .cursus gevenkorte termijn"vaste", "lange" termijnvreemdbuitenlanderbuitenlander(bij)scholingrustatelier, werkplaats, praktische kursuszelfverdedigingzuid - amerikaansnoord - amerikaansovergrootvaderoertijd"stokoud"zich inschrijven in/voorHelp mij !Help !Wat doet u ? (beroepshalve)

toespraak, speechkerstboommandjeleger parade (defilé)vasten (voor Pasen)paaslam3 - koningen zangersKerstavond - verdeel - hostieSint Niklaaskrans(en)grafsoldaatwitte donderdagwensen uitenter gelegenheid vangelukvan ganser harte alle maten, alle gewichten"echte" kerstboomin dit gevalin elk gevalverdelen, met elkaar delenophangenwijden, zegenenversierenaanstekenkaarsbereiden, klaarmaken

(uit)gietenbezoeken (stad)bezoeken (persoon)vooral, in het bijzondereen feestfamilie feestenraden, gissensneeuwmanmaretakengelrendiersleekindje Jezuszakgrondiggrote kuis (grondige kuis)zeer goed gedragomruilenvogelpikliefde verklarenschlager begrafenisdoopplechtigheidrijshout (aanmaakhout voor vuur?)gefrituurde deeg-reepjes met suikermaatschappelijke groepsledeop een ander moment

op een andere plaatsvertrouwenin privé levenklein, sober, bescheidenonthaal, ontvangstdoorschijnend plastiek mapjebankrekeningbankrekeningmotivatie briefwork - aholiccash geld, baar geldbankautomaatkantoorgebouwaangetekende briefgeld uit de muur halenbusiness planaandelen (van een firma)obligaties

w południew nocy , nocączterystasiedemset świetnyskręcać / skręcićpasmopewniepasekjasne przyszklankatalerznapoje (chłodzące)sok / nektarrobic zakupy(bita) śmietana śpiewakpiosenkarzwciążkoszulawózkrótkopaznokiećugasić (ogień)jestem zielony z ..

fotel3 tygodnie temu6 tygodni temukowadłopo lewej stronienad morzemulgowyuwielbiaćskoro przychodzić / przyjśćzaopatrzeniowieczakupyprzymierzać / przymierzyćpolecać / polecićnotatkawkładaćobecny ziemniakna pewnozazostawiać / zostawićosiemsetoddychaćniekiedynie znosićpochodzić odradzać / odradzić żegnać się/pożegnać się

spotkanierandkanieobecnyporządek dzienny / plan dniacebulazgadzać się / zgodzić sięsamwszystko wszystko w porządkugdy żeby tylko nie..jeżeli , jeślizawszeambitnyinnepółtoranatomiastkotwicajabłkokwiecieńrobotnikbiednylekarz lekarkaatletaogórek kiszonysierpieńkolacja

przygodabrodagadatliwy[po]rozmawiać łazienkastrój kąpielowybagażbagietkapiekarzdługopisczapka z daszkiemodpowiadać / odpowiedzieć (na) łóżko[po]dziękowaćurzędnikrzeżbiarznogakośćniedźwiedźzaczynać / zacząćrozpoczynać / rozpocząćstypa[z]rozumieć[przy]witać się (+ z + instr.)pozaobaj - obie - obojebeżowyznany

oglądać / obejrzećzdolnyważnenajważniejszy[po]prosić[za]dzwonićobiecywać / obiecaćnazwauprawiaćdochodzić / dojśćgórapasmozawódopisaćzamawiać / zamówićkierownik[za]płacić (płac-)mandatznaczyćlepszy (-a -e)rodzić[s]podobać sięrozkazywać / rozkazaćprzechowalnia (bagażu)portierniaruszaćruchdowód

pochmurnymieszkaniecmieszkankazajętyzabytekzajęcieodwiedzać / odwiedzićburakprzy u dentystysobieprawiena przykładza dwa latawejśćw krótcewbiegaćgorzka kaważubrkartkaniebieskicieszyć się (z czegoś)zostawać / zostaćkrewkwiatkalafiordużymi literamibluzka

książkaregałksięgowyksięgowakaraprzyjacielprzyjaciółkasłoikfasolastrzeleczłystatektablicalasmasłonadszerokoprzynosić / przynieść zanosić / zanieśćlistbrokułyspodniebratrodzeństwochlebpieczywobułkamost

brązowy (-a -e)piwne oczypianinobrzuchza granicęcudzoziemieccudzoziemkabiurobiurkoprzystaneksąsiadsąsiadkaszampangrzybwędlinamus czekoladowykakaokolegakoleżankaciąglewłaściwy (-a, -e )tampoza tympotemdzieńcodziennie, co dzieńdachbezdomny

wtedytańczyćtancerztancerka żeten sam / ta sama / to samodzwonekcały wieczórostatniosłońcegrudzieńczęśćkoc[po]myślećdrzwiktóry (-a -e)w poniedziałekdiamencikbliskonajbliższygłębokozwierzęgruby (-a -e)rzecz (-y) VROUWEL.!wtorekzarazdyrygowaćcórka

zabijać / zabić[z]robićzwolnienieczwartekciemnyciemny chlebciemno niebieskiegranatowyspędzać / spędzićpudłonosić / nieśćtrzystapić / wypićmarzyć (o) senwinogronokatarkroplawyraźnienurkowaćtysiąccienkiwąski (-a -ie)trwaćwięcdrogihebanjednak

mąż żonamałżeństwobieg (gen. = biegu)hejnałtrochęwziąć prysznictelefon komórkowy, komórkarok temuparękostkaodmawiać / odmówićtydzień tydzień temupewien / pewnazłotówkarazsamotnikraczejprzedwczorajuczciwynajpierwpierwszy (- a - e )własnycechawyspakończyć / skończyćkażdy (-a -e )

stykać sięponiedziałkikażdego rankajakiś, jakaś, jakieśkilkaparę dniliczba pojedynczakopertanie manie byłogdzieśzawozić / zawieźćwybierać się / wybrać sięwyjeżdżać / wyjechaćpoważnywyjmować / wyjąćwyglądaćgroszekwystawa jeść / zjeśćpo chwilitak samodzikegzaminrodzinanazwiskolutyprzyjęcie

rowerkorekzdjęciebłądowocimpreza[po]jechać [po]jeździćkłaść się / położyć sięstanąćsiadać / siąśćiśćchodzićpójśćkorytarzkrevetkigośćdziać sięstawać się / stać sięurodzić siębudynekwadazłamanaużywaćwykorzystywać / wykorzystaćcierpliwyprzezprzez chwilę

całytajemnicapieniądzeokazjaracjaszczęściena szczęścieszczęśliwy (-a -e) łatwoleczyćstarczyemeryt(ka)potrawaw kratkęrozwiedzionyrodzajumięśnionyw paskiliczba dawać / daćpodawać / podaćfarbowany (- a , - e )dróbwspaniałysumieniena co dzieńtowarzyskitwarz

zdrowy (- a - e)kamizelkawczorajkieliszekuśmiechać się / uśmiechnąć sięBógpogodnytani ( - ia , - ie)tańszyfalującygumkastopieńdowciptrawagranicagrypaszarysiwe włosyzielony ( - a , - e )zzieleniećwarzywozupa jarzynowagrupaduży (-a -e)babcianajwiększydziadekwyższy niż

półpółdługiszyjanaszyjnikmłotrękaręcznikprzedstawiciel handlowydłońwisiećśledźserceserdecznieportmiećz przyjemnościąprzyjacielskiniestetyna samym początkuskądże w ogóle niewcale niesam na samzupełniekaskpomagać / pomócjesieńpowtórzyć

szynkawszystkiego dobregojedzeniewłosy(to) wartowolno życienie wolnogodzinapogoda należynazywać siętu / tutajjakco słychać ? co z .. ?róg kaszelilepiesgłodnygłowachustkastolicagłowniewysoki (-a -ie )słyszeć / usłyszećtrzymaj się

lubić / polubićkochaćskóradomzadaniegospodyni domowapraca domowapomocwynajmować / wynająć ślubożenić sięwychodzić za mążpojęciewszyscyktoścośznajdować / znaleźćpilnymam na sobienie chce mi sięmam ochotę na + BIERNIKprzecieżw modnyzimą / w zimieniżzasypiać / zasnąćnoworoczne

bezokolicznikinżynierzajmować / zająćwłączać, włączyćwsiadaćnastawiać / nastawićciekawy (- a , - e )blankiet na telegramwpisaćwypełniać / wypełnićwarszawiankama dobry humorno właśnieno takrok rocznymyśliwyzazdrośćszkodastyczeńzobaczyszdżinsymłody ( - a , - e)chłopakciebiedziennikarzprzed chwiląwłaśnie

lipiecczerwiecłysy (- a - e)ser biały / żółtypiecteczka łysiejący ( - a , - e )cielęcinaindykgrzebieńpokójfryzjerfryzjerkawieszakkefirkarpszafazamekkotkocurkacgardłopiwnicaznać / poznaćznajomy (- a , - e )kościółwiśniawigilia

kolędaBoże narodzenieszopkakuchniapatrzećzobaczyćwidzdzieckokurczakukładać, ułożyćodzieżubraniesukienka na ramiączkachsukienkamały (-a -e)liścikniski (-a -ie)wnuczkaparasolkamniejszyniższy niżwnuczekdaszekkolor oczupukać / zapukaćprzystojnykolanoczosnek

ciastkolodówkakucharzgotowaćwygodne ubraniekrólowakapustagołąbkikupiecgorączkakupować / kupićfiliżankaupartykosztowaćzimnyrakdostawać / dostaćkredaskrzyżowaniekręconykurczęumiećsztukakurscałować / pocałowaćkwadransbotkikozaki

póżnoostatny śmiać sięlampakrajmapadługi (- a - ie)płaszczpaltojechać ulicądolegaćpokazywać / pokazaćpóźniejhałaspusty (- a - e)uczeńuczennicalewbrzydkipożyczać / pożyczyćwiosna łyżka łyżeczkanauczycielnauczycielkapoznawać / poznać[na]uczyć sięlekcja

wykładfajnyczytać / przeczytaćciałolekki (-a -ie)jasny światłopiosenkamiły (- a - e)miłośćleżeć / poleżećustaduży pokójokienkoniebozapałkaleniwy ( - a , - e )głośnosłuchać / posłuchaćpannaposiłekmiesiącponiedziałekmiesięcznymakowiecalemarzecrozmiar

chudykoszmęskirynekmeczlekarstwooznajmiać / oznajmićzabierać / zabraćjeziorostawliczba mnogaulubionyzwyklemajdziewczynamlekomelodyjnymożnatrzebanie trzebaczłowiekludzienóżz(e)w groszkiw kropkiz trudempechowo

jeżdzić na rolkachpiegowatymięsnymierzyćchrzestna środek średniej średniej budowymszamoże błotozmęczony (- a - e)matkatrudny (- a - e)trudnomusieć (musz- mus-)mócchwilaładnypogodnyzgrabny (- a , - e)najładniejszy (-a -e)jutroczapka ścianatajemniczypo dziesięciu minutachpo lekcjach

po południupo ciężkiej pracyszpilkiwchodzić / wejśćwyjśćnad morze podobnoobokkołobliskosprawdzać / sprawdzićnarodowośćoczywiściekuzynkłaśćdziewięćsetbrać (bior- bierz- ) / wziąćnigdzienoskuzynkaniktniezbytniedużoniedalekonie tak dobrze jaknicwiadomośćhipopotam

potrzebnypotrzebowaćjeszczewciążdosyć dawnodosyćmianowniknigdypółnocmorze Północnelistopadterazranekćwiczeniebrzeglubchwileczkachwileczkępaździernikpoaby / by / żebyco roko której godzinieponieważ / bopłotokreślać / określićpod podkreślić

w tym czasiepo drodze[na]uczyćbadaćniecierpliwynatychmiast śniadanie brakującyspotykać się [z + instrum.]spotykać / spotkaćwzruszony ( - a, - e)wzruszaćumykać / umknąćuciekać / uciecskasowaćburzaniepewnienijakiokoteż / orazwujekuchokolczykklipsywojnawschódna po prawej stronie

tego dniana koniecna wsiw pracynatarczywykolejnyczynnykomunikacja miejskaotwierać / otworzyćprzejęty (-a -e)powiesićprzestawać / przestaćwykształcenieodbierać / odebraćznowusprzątać / posprzątaćwymieniać / wymienićwstawać / wstaćodłożyćodszukaćpomarańczowyorganizowaćstaryrodzic rodzicestrój na ten tematwszędzie

nie żyje / zmarła osobapojutrzenocowaćprzechodzićprzejść przezkońfioletowypałacpapugaWielkanocprzymierzalniadopasowaćpasowaćmijaćpawprzerwagruszkapiernikosobachrzestnypietruszkagrać na pianiniebólbolećprzeciwbólowyodgrywać / odegrać (się)miejscówkaplanować

kwiatekwieśplaczbierać / zebraćsprzątaczka bramalalkakod pocztowyplakatpocztaołóweksiłowniagaduły (- a , - e )pięknydokładniepor ksiądz (gen. = księdza)cenakłopot śliwkadółoknoodgadywać / odgadnąćrzodkiewkabaransprawozdanieprosty (-a -e )sędzia

jużstołówkazałatwiać / załatwićdeszczrządzićpodróż podróżowaćpółka polegać narachunekbiecbiegać / biegnąćpobiecskutekbogatypierścionekrzekaburakwołaćKrzyczeć / krzyknąćspódnicapalićbałaganokoło + LOCATIEF !!! wokółspacerować po..czerwonyróża

rude włosyrondoplecyplecakwołowinaodpoczywać / odpocząćspokojny (- a - e)kłócić się z + instrum.wieczoremranonudnyrazempodsumowującysandałkompotbaranina żyletka nalewać / nalać świecićmalarzmalarkamalarstwowspaniałypiękna pogodabutbuty na obcasieszkołasynowa

teściowateść zięćskorpionramięzeszytpisać / napisaćbać sięsekretarkasekretarzpora rokuselerwrzesieńklombpapierospomarańczaszalikjeżdzić na nartachsałatasypialnia śpiwórsałatkazdawać / zdaćszczupłyspaćsenni źleplucha

tylkozamykać / zamknąćtrąba śniegszybko[po]kroićsłodyczecukierekkolory cukierkowewąsyi takzupazupa - drugie danie - deserflakiskarpetkaczasemrogalikzabawkagraćbawic sięlustrotorwysportowanysportowymówić / powiedziećbajkastać miasto

ratuszpomnikgapić siędworzeccoraz bardziejkoziorożeckraść / ukraśćpostawićgłosgwiazdasilny (-a -e)mocny (- a , - e)znak zodiakuumieraćporządny obiadbykspokójcichykrzesłopostójprzeszkadzaćulicaprasować / wyprasowaćstudiowaćstypendiumkawałeksweterjęzyk

stółstoliktaliaząbdentystaciociatorbataksówkarzza późnospóźniać się / spóźnić sięza ciasnypieszomiśnaprzeciwkoobecnieteraźniejszy (- a - e)znakobrazrysunekzatelefonowaćco chwilaliczyćprzynajmniejgrać w tenisanamiotoddawać / oddaćwracać / wrócićzadowolony

czas na wycieczkętytułturystapomidorwieżaaż dona raziedo jutrado zobaczeniawolno / powoli pociągsmutny (bijwoord = smutno)wiernyweselepodkoszulek bez rękawówpodkoszulek (- ulka)ogródbóbrzeżuchamiędzydrugi (-a -ie)dwieściebliźniętasiostra bliźniaczkaw ogóle sowawyłączać / wyłączyć

(z)gasićzwrotwyrażenienareszciew końcuwreszciezewnętrznywytłumaczyćzapraszać / zaprosićodpoczywać / odpocząćwycieczkawysiadaćdoskonały (-a -e)/doskonalewyjątkowogodzinamizegarekczęstoojciecojczyznapadaćprzewrócić sięopadaćfałszowaćw moim wiekuczyj (czyja , czyje )dzisiaj dziśskądmięso wieprzowe / wieprzowina

schabschabowewielki ruchzawieruchaoknoparapetdalekopodzielićdalejzarabiać / zarobićpiętrosmutekzebranieporównywać / porównaćzapominać/zapomniećtowarzyszyćpomyłkaopowiadanieurodzinywolećsprzedawczynisprzedawać / sprzedaćsprzedawcaprzeziębionyczas przeszłyzakochanyurloppielęgniarka

pielęgniarzróżnicaróżneokropnewysyłać / wysłaćtłumaczkatłumaczyć / przytłumaczyćtłumaczopowiadać powiedzieć (perfectief)odjeżdżać / odjechaćdalszy ciągdokończyćuzupełnićogrzewanieusuwaćkurtkapięćsetznależćpalecryba (-y)rybymięsoplamamuchaleciećlataćpolecieć

motylpodłogastopapiłka nożnagrać w piłkę nożnąptakprzyszłyponiższywedługwaszym zdaniemdorosłyprzedzanimprzed południemzwłaszczaprzykładwzór wcześniejupodobaniedawny (- a , - e )imiępostanowienieprzepisywaćpomyślnośćproponowaćprzedmiotprzyimekubiegły

w zeszłym tygodniupoprzednywidelecpytanieprosić opytaćobcy (-a -e)radośćwolnypiątekwolnośćwcześnie wesołykobietażeńskiurzędniczkapióroogieńwiaćgdziedokąddlaczegobo po co ?!chybawróżkaczekać / poczekaćczekać na (+ accus.)poczekalnia

budzić sięspacerować policzekkiedy ciepłyobiad pralka proszek do prania[wy]praćmyć / umyć co się dzieje ?co to zawodnikstudzienkawagadrogawychodzić / wyjśćbudzikKtóra jest godzina ?witambrew życzyć życzeniaświatziemia pracanaprawdę ?pracować / przepracować

pracownicapracownikpracowniaczasownikzachódwiedziećnaukaosiedlelampkamądry (-a -e)[ze]chciećwiatrsklepzimabiały (- a - e )wódka środachmurawełniany sweter[po]mieszkaćmieszkaniewyrazsłowo słownikkiełbasamarchewkaokrutnysprawa

salamiękkiekieszeńchusteczkasobotamorzemydłoznaczekpowiedziećżagielna pewnorzadkonawetrzeczowniksześćsetstawiaćkąpać się / wykąpać się częstować sięznajdować sięzajmować się[po]spieszyć się[za]pamiętać[za]interesować się[u]czesać sięubierać się / ubrać sięmęczyć sięgolić się / ogolić sięrozebrać się (rozbier-)

mylić się / pomylić sięprzepraszaćnudzić sięczuć sięprzygotowywać siępostanawiać/postanowićprzedstawiać się / przedstawić sięmyć sięchory (- a - e)chorowaćwidziećbyćzdanieśpiewaćmiejscetak sobiepo staremu[po]szukaćsłodki (-a -ie)strychlatoletnie butyniedzielanumer kierunkowyopalać sięjasne jak słońcesynopiekować się

wzdychać / westchnąćpołudniessaćnabiałsiostraciężki (- a , - ie)czarna owcapłynąćpływaćpopłynąćmilczećmilczącyniepowtarzalnywarsztatzakwaterowaniemożliwość żywnośćpole namiotowepod żaglami żaglówkaczystypowietrzewypoczynekprzewodnikwypożyczać / wypożyczyćkursy narciarskiezwiedzanieodwiedzanie

przejazdna dolelatarkabalsam do opalaniakąpielówkinigdy nie wiadomoprzedziałzwykłykuszetkakolejodlatywaćbezpośrednimiedzylądowanyważyćcoś do ocleniastanowiskonatryskpłatnyzgadza siędwuosobowydowód osobistyzdecydowaćz tej stronypełne wyżywieniewliczonyprzytulnyprzesyłaćplaża

obfite śniadaniedopieroksięgarniawstępować / wstąpićsklep odzieżowysklep obuwniczymieć zamiarzamiastmieć nadziejęwydaje mi sięprzeszłośćprzeprowadzkauczucieprzepisodmowaodmawiać / odmówićgratowarylotniskoprowadzićodprowadzićdział modypismocieszyć siępasjapiosenkarkadziennikarzdziennikarka

kostiumpublicznośćwywiadtoczyć sięmąkapasztetciastopaczkapuszkakomplettorebkapotrzebowaćherbatnikświeżykwitnąćprzyszłośćmartwić sięmoim zdaniemprzeciętnywięcejpieczywomniejna osobępłatki zbożowegotowa przekąskazahamowaćspadekspożycie

opakowanyumieszczaćzaletadodatkowyna diecieprzyłączać (się) / przyłączyć (się)współpracowaćdo tej poryudawać się / udać sięporozumiećwyjazduroczystyuroczystośćsesjastrażnikrównieżzapraszamywydarzeniepodróżnikuniemożliwać / uniemożliwićzdobyciezdobywać / zdobyćtrąbkaobchodzićdzień matkiValentynki , dzień świetego valentegozniczpisanki

pączkipost tłusty postembombkichoinkadzielićszopkajemioładrewnianyogromnynie szkodzipysznyplacektortprzyglądać sięskładać życzeniażyczyćwierszsukniagronoukrywać / ukryćfaszerowaćfaszerowana paprykapróbowaćchociażmimo że / pomimo że / mimo iżpoczątekczęstować / poczęstować

słodzić / posłodzićpapierekbardzo mi przykro / przykro miszanowny (- a , - e)właśniedowiadywać się / dowiedzieć siętajemnicaTajemniczy (- a , - e )przecieżto jasneznaczyćniespodziankaramkaspadek po wujkupiec , upieczaimkisądadwokatpani adwokat(pani) sędziapodejrzanyoskarżonyprzestępcaświadekpopełnić przestępstwowięzieniedziwnypająk

włóczyć siępo całym świeciezdawać / zdaćbronić / obronićkształcić / wykształcićwykształceniegatunekodkrywać / odkryćzbieraćpomysłPodróże kształcątrafiać / trafićstraż miejskaznaleść / znajśćokolica

dworzec głównychodniktrząść sięliść(z)dziwić sięnietrzeźwy / pijanygdy (ook kiedy, ook wtedy)tymczasowynagrodapapieżpowinien być(s)tracić(z)gubić

przegrywać , przegraćnaprawiaćdalszykierowcakierownicakierownikkierowniczkakominiarzdrabinapotłuczonyprzesąd , zabobonprzesądnyczterolistna koniczynapodkowabrakowaćguzikzepsuć sięnie działanaglepogodnywrażliwyosiągaćdokładnybywaćleniwy (- a , - e )sztukanieśmiałyodważny

pełnycelpejzażpodobny do ...grzecznyzwiedzaćmgłaposiłekklasówkagłuchytłusty pojechać na nartyjeździć na nartachzaproponowaćstanowiskofachowieclekarz okulistachirurglekarz pediatrazmieniaćprzyjmowaćwykształcenie wyższewykształcenie średniewykształcenie podstawowejako lekarzdoświadczeniemotyljeleń

krowaowcapszczołakozamrówkażabakrólikmysznietoperzświniazwierzęta hodowlanezwierzęta leśneowadtermitżółwkałamarnicaptasznikżaglicaniektórykrólowawśródśrednicaolbrzymidzióbnależećw pogonizwierzynaprędkość

polowaniepikowaćpodczas (+ GENITIEF)polowaćskrzydłorozpiętośćpożywienieokrążyćkula ziemskazawdzięczać (temu , że )lądgadkrokodylkretjeżpumawążokrągłyciekawskykarmićkłamaćdotykaćwidzieć / zobaczyćzagadkagroźnytygrysmałpaosioł

uprzejmypo prostuczystywątpliwośćna falifalaumiejętnośćużywaćcoraz + vergrotende trapwybórofertapominąć, pomijaćposługiwać siępokazywać / pokazaćsiećubiegać się o ..przedsiębiorstwoposiadaniewłasnydo dobrego temucoraz częściejtakżebez względuogłoszeniepewnośćstosować / zastosowaćdostępnyponadto

dotyczyćwskazywaćsporządzićprzeszukiwarkadostarczyćwyniksposóbpoświęcaćistniećzamieszczać / zamieszczićbasa danychmieć wglądjednocześnieokazać sięprzydatneponiżejszczytszczególnyspędzać / spędzićsiłaprzynajmniejstraszyćgminawyremontowaćpodwrocławskiekolejowypowybijanypopisane

dookołakrzakśmiecirozwiązywać / rozwiązaćskorzystać (dokonany)oceniać / ocenićprzyrodawrażeniekoniecniepoprawniezatrzymywać , zatrzymaćzupełnymarszałekpołączeniedojeżdżaćurządprzewózprzejmować / przejąćgruntownymiejscowośćkorzystaćstan warunekkreskakółkokwadratżartniesprawiedliwy

znosićPo co . . .podarowaćzbiórzastanawiać się / zastanowić siępensjadośćsmutnomodnyawansprowadzićstojaki na roweryszlakgdyzabytekoznakowanydołączać siębudowaćrozwójśrodkiróżnić sięod sobieplacówkaskansenłemkowiestamtądwewnątrzdo wakacji . . .

przedsięwzięciewęzełpod gołym niebembezpieczeństwozapewniać / zapewnićdzielićnakrywać łowićwędkaprzymiotnikprzysłówekpoczątkującysamotnyniezależnyniewrażliwyaroganckiwstawać / wstaćbluzka żołnierzcałkowiciepijakkuragepardsokółtukanwędrownysłuszniewygrodny

działaćskakać / skoczyćprawdopodobniezbyt śliskoskokZiemiaziemiaczytelniadrzewosłabo żebrać ławkauważaćwyobrażniatypowykamienpozwalać / pozwolićwkładać / włożyćpudełkozdziwić sięwierzyć + datief !koszpotwierdzićbadaniewykazaćpamięćułatwiać

udowadniaćokazało siękaraćkara gospodarstwoświadectwodziesiątkadziewiątka ósemkasiódemkaszóstkapiątkaczwórkatrójkadwójkajedynkarysowaćopiekować sięocena ( z + GENITIEF)przedmiotjeźdźić na łyżwach środowiskonamiotpilnowaćwynajmować, wynająćprzyjechaćkarta pocztowacudownie

bawić sięgrać(wy)pożyczyć żagieltryb przypuszczającynaczyniawyrzucaćprzeprowadzaćwywiadpłotszczekać ściekaćkościelnyszczelnygąszczpożarzłodziejkurekzalać żelazkozakręcićmartwić sięlać (wodę)powódźniszczyć / zniszczyćprzypomnieć komuś o czymśsprzętpojemnik

zmywarka do naczyńczajnik elektrycznyrobot kuchennyodkurzaczpralkasuszarka do włosówwarsztatpożyczyć jej / jemupożyczyć od niej / niegonakręcać / nakręcić kamerąwyprowadzać sięwprowadzać siętowarzystwowybórporadzićciężkooblewać / oblać (się)założyćpoplamionywspólnywyprzedażstoiskowybierać, wybraćrocznica ślubujakośćkołmierzykpustkalęk

powietrzegłupyradzić sobiepotrzebajak się wydajeczyścićwydawać sięchociażsprawa